direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Hof en Singel fase 4
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0482.abhofensingel096-0001

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het plan Hof en Singel te Alblasserdam voorziet in een gevarieerd woningbouwprogramma. Rond een aantrekkelijke waterpartij zijn in een hoefijzervorm diverse woningtypen voorzien, waarvan de eengezinsrijenwoningen en rug- aan rugwoningen al zijn gerealiseerd. Aan de zuidzijde, grenzend aan de Anjerstraat, waren 21 beneden-bovenwoningen voorzien. Het aantal en type woningen is echter gewijzigd. Het alternatieve plan voorziet in maximaal 26 appartementen op dezelfde locatie. Dit woningtype sluit beter aan bij de marktvraag. Ook zijn de bouw- en goothoogte van het plan deels aangepast. Vanwege genoemde aanpassingen past de ontwikkeling niet langer in het vigerende bestemmingsplan 'Herstelplan Alblasserdam'.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een omgevingsvergunning benodigd op basis van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo). Daarvoor dient een ruimtelijke onderbouwing opgesteld te worden waarin het project wordt toegelicht en wordt aangetoond dat het voornemen om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit rapport vormt samen met het oorspronkelijk voor het gebied opgestelde bestemmingsplan 'Hof en Singel', dat als bijlage 1 is opgenomen, de noodzakelijke ruimtelijke onderbouwing. In de volgende hoofdstukken wordt telkens aangeven in hoeverre het geldende plan nog steeds de basis vormt voor de onderbouwing of welke aanvulling of wijziging aan de orde is.

1.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied ligt ten noord-oosten van de Anjerstraat, centraal binnen het stedelijk gebied van Alblasserdam. In figuur 1.1 is de ligging van het projectgebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0482.abhofensingel096-0001_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging projectgebied

1.3 Huidige juridische regeling

Ter plaatse van het projectgebied vigeert bestemmingsplan 'Herstelplan Alblasserdam', vastgesteld op 21 maart 2015. In het bestemmingsplan is het bestemmings- en bouwvlak en het aantal beneden-bovenwoningen (21) exact vastgelegd. De maximum goothoogte bedraagt gedeeltelijk 9 m en de maximum bouwhoogte gedeeltelijk 4 m en gedeeltelijk 13 m. Deze bestemmingslegging is overgenomen uit het vorige bestemmingsplan 'Hof en Singel' dat de gemeenteraad specifiek voor het woongebied op 29 maart 2011 heeft vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0482.abhofensingel096-0001_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Hof en Singel'

Het bouwplan past binnen het bouwvlak. De afwijking heeft betrekking op de vijf extra appartementen en deels op de goot- en bouwhoogte.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plan nader beschreven en worden de verschillen met het geldende plan en de geldende regeling nader verklaard. Hoofdstuk 3 behandelt het beleidskader. Hoofdstuk 4 gaat in op de onderzoeken aan de hand van het geldende bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 behandelt de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Zoals in de inleiding aangegeven is, is het woningbouwprogramma voor de vierde fase van het woongebied Hof en Singel aangepast aan actuele marktwensen. Het aantal woningen bedraagt nu maximaal 26 appartementen in plaats van de oorspronkelijke 21 beneden-bovenwoningen. De keuze voor appartementen en de toevoeging van maximaal vijf wooneenheden past binnen de gemeentelijke (regionaal afgestemde) woningbouwprogrammering (zie hierna onder paragraaf 3.2).

Het voorlopig stedenbouwkundig ontwerp (mei 2016) met het aangepaste aantal woningen is aan omwonenden gepresenteerd tijdens een inloopbijeenkomst op 12 mei 2016 en voorgelegd aan de verantwoordelijk stedenbouwkundige van de gemeente en welstandscommissie. De ontvangen reacties hebben geleid tot de volgende aanpassingen welke zijn verwerkt in voorliggende ruimtelijke onderbouwing:

  • het dak is (gedeeltelijk) voorzien van schuine kappen;
  • materialen en kleuren vanuit de voorgaande fasen zijn zoveel mogelijk toegepast (licht gevelmateriaal in de vorm van verticale houten planken aan de parkzijde);
  • de galerij is op afgestemde plaatsen voorzien van gaaswerk met klimplanten;
  • het parkje en uitbreidingen van de singel worden met de realisatie van fase 4 aangelegd;
  • langs het water aan de parkzijde zal een wandelpad met steiger worden gerealiseerd;
  • er worden parkeervoorzieningen aangelegd langs de Anjerstraat en Esdoornlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0482.abhofensingel096-0001_0003.jpg"

Figuur 2.1 Situatieschets Hof en Singel fase 4

Het appartementengebouw, bestaande uit vier bouwlagen, past in zijn geheel binnen het - enigszins gebogen - bouwvlak. De entree is centraal in het gebouw gelegen. Via het trappenhuis en galerijen aan de parkzijde van het complex zijn de appartementen te bereiken. De woningen zijn als volgt over vier bouwlagen verdeeld:

  • Begane grond: drie 2-kamer appartementen, drie 3-kamer appartementen en 26 bergingen (één berging voor ieder appartement);
  • Eerste en tweede verdieping: drie 2-kamer appartementen en vijf 3-kamer appartementen;
  • Derde verdieping: vier ruime 2-kamer appartementen.

Op de begane grond beschikken de woningen over een tuin aan de straatzijde. De appartementen op de eerste en tweede etage hebben een balkon aan deze zijde. Door de teruggelegen gevellijn beschikken de appartementen op de derde verdieping over een dakterras.

Het complex beschikt over vier afzonderlijke zadeldaken die haaks op het gebouw zijn gepositioneerd. Door de relatief platte dakhelling heeft het dak niet meer dan een decoratieve functie, die echter wel belangrijk is voor de inpassing in het totale plan. De nokhoogte van het complex bedraagt 13,5 m, de goothoogte deels 9,5 m en deels 12,3 m. Hiermee past het bouwplan deels (net) niet binnen de hoogtebepalingen van het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0482.abhofensingel096-0001_0004.png"

Figuur 2.2 Artist impression straatzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0482.abhofensingel096-0001_0005.png"

Figuur 2.3 Artist impression parkzijde

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

De ontwikkelingsmogelijkheden die het plan biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. Voor het projectgebied is het uitgangspunt van duurzame verstedelijking van belang (zie ladder voor duurzame verstedelijking).

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.

Toetsing en conclusie rijksbeleid

Bij de ontwikkeling van de vijf extra appartementen te Alblasserdam zijn geen rijksbelangen in het geding.

  • De regionale behoefte is onderbouwd in paragraaf 3.2.
  • De locatie betreft een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking.
  • De locatie is passend multimodaal ontsloten.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Visie ruimte en mobiliteit

De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

In het VRM zijn vier thema's te onderscheiden;

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Programma Ruimte

In het Programma Ruimte is door de provincie het strategische beleid uit de visie doorvertaald naar operationeel beleid en is aangegeven welke mix aan instrumenten de provincie voornemens is om in te zetten en aan wil bieden om deze doelen te realiseren. Eén van deze operationele doelen is het beter benutten bestaande stads- en dorpsgebied: De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente hier een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Het projectgebied maakt onderdeel uit van het bestaand stads- en dorpsgebied.

Verordening Ruimte

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor de gewenste ontwikkeling:

Artikel 2 Algemene regels ter zake van bestemmingsplannen

Lid 1 regionale afstemming

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma terzake of is tenminste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.

De provincie is van mening dat er alleen sprake is van een aantoonbare woningbouwbehoefte, zoals verwoord in de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, indien na realisatie van een plan de woningbehoefteraming (WBR) van de gemeente niet overschreden wordt. De WBR 2010 is hiervoor vigerend. De eis van regionale afstemming houdt in dat deze gericht moet zijn op het voorkomen van een overschrijding van het regionale WBR 2010 programma.

Lid 2 ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:

  • 1. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. Bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Woonvisie Spetterend wonen in de Drechtsteden 2010 - 2020

In de Regionale Woonvisie Drechtsteden 2010 – 2020 wordt een gezamenlijk woonbeleid gepresenteerd voor de Drechtsteden. Een gezamenlijk regionaal woonbeleid dat in een Jaarplan Wonen en Stedelijke Vernieuwing en de Prestatie Afspraken Lange Termijn (PALT-afspraken) ook per gemeente (en lokale woningbouwcorporatie) nader wordt ingevuld en uitgewerkt.

In de woonvisie staat kwaliteit als ambitie centraal. De ambitie is uitgewerkt in twee doelstellingen: één gericht op de woonkwaliteit en één gericht op de kwaliteit van de woonomgeving. Voor Alblasserdam zijn aanvullend de volgende ambities vastgesteld:

  • het aantal sociale sectorenwoningen in de woningvoorraad in bestaand stedelijk gebied blijft gelijk;
  • het Merconterrein en Waterhoven behoren tot het milieu 'Rustig groen';
  • aanwijzing van een locatie voor collectief particulier opdrachtgeverschap;
  • realisering van vrije kavels.

In de woonvisie is een indicatief uitvoeringsprogramma opgenomen dat tegemoetkomt aan de woonvraag in de regio. De woonvraag is met name gericht op realisatie van kwalitatief hoogwaardige woningen in alle sectoren en keuzevrijheid voor bevolkingsgroepen en individuele bewoners. Om in de woningbehoefte te voorzien worden er in de Drechtsteden in de periode 2010 - 2020 tussen de 10.000 en 12.000 woningen gebouwd. Daarnaast worden 3.000 tot 4.000 woningen gesloopt. De opgave voor Alblasserdam komt in deze periode neer op de bouw van 900 woningen. Hof en Singel wordt genoemd als één van de belangrijke woningbouwlocaties.

Conclusie provinciaal en regionaal beleid

Woningbouw ontwikkelingen op inbreidings/intensiveringslocaties binnen bestaand stads- en dorpsgebied passen in het provinciaal en regionaal beleid. De locatie betreft een intensiveringslocatie binnen bestaand stedelijk gebied en de locatie is multimodaal ontsloten. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking.

De ontwikkeling past binnen het regionaal afgestemde woningbouwprogramma. Binnen de regio is voldoende vraag naar woningen zoals blijkt uit de regionale woningmarktafspraken 2010-2020. De vijf extra woningen passen binnen de regionale woningmarktafspraken voor de Drechtsteden. Met de bouw van de extra woningen is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. De 2- en 3-kamerappartementen sluiten beter aan bij de regionale behoefte naar een beter en meer gespreid woonaanbod voor lagere inkomens.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Alblasserdam 2040 'bedrijvig Hollands dijkdorp'

Het college gaat er van uit dat er de komende jaren geen grootschalige ruimtelijke ingrepen nodig zijn. Daarom ligt het accent in de visie op de beschrijving van de kwaliteiten van Alblasserdam (het profiel), de ambitie en de ontwikkelstrategie van Alblasserdam. Het wil nadrukkelijk geen blauwdruk voor de toekomst zijn, maar een visie die uitnodigt om samen aan de toekomst van Alblasserdam te werken.

Voor de kortere termijn heeft het college 4 speerpunten benoemd waarop de gemeente haar energie wil inzetten:

  • 1. de aantrekkelijkheid van het centrum verbeteren;
  • 2. de bereikbaarheid vanaf de snelwegen op peil houden;
  • 3. de mogelijkheden om als recreatief knooppunt te fungeren uitbouwen (de recreatieve transferiumfunctie);
  • 4. de waterveiligheid (lange termijn) als gevolg van de klimaatveranderingen.

In de structuurvisie zijn voor de realisatie van zeven extra woningen in Hof en Singel geen relevante passages opgenomen.

Woonvisie Alblasserdam

Naast de regionale woonvisie is de Woonvisie Alblasserdam (1999) het belangrijkste beleidsstuk voor wat betreft het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid voor de komende periode. Actualisering en invulling daarvan vindt plaats op basis van de resultaten van woningmarktonderzoek (regionale woonwensenonderzoek 2006). Daaruit is, onder andere, gebleken dat in Alblasserdam met name behoefte is aan betaalbare woningen die de woonkansen van startende huishoudens vergroten. Concrete speerpunten zijn daarnaast:

  • een kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de woningvoorraad (o.a. levensloopbestendige woningvoorraad ten behoeve van senioren);
  • aanhoudende inzet op verbetering van de doorstroming op de woningmarkt en op de mogelijkheden voor een wooncarrière in Alblasserdam;
  • aanpassing van het woningtoewijzingssysteem.

Toetsing gemeentelijk beleid

Door de veranderende woningmarkt sluit het oorspronkelijke woningaanbod niet meer aan bij de marktvraag. De realisatie van 26 (betaalbare) appartementen resulteert in grotere woonkansen voor startende huishoudens en een betere doorstroming op de woningmarkt in de gemeente Alblasserdam. Het bouwplan past daarmee binnen de Woonvisie.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf. Voor enkele aspecten wordt verwezen naar de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het oorspronkelijk voor het gebied opgestelde bestemmingsplan 'Hof en Singel' die als bijlage 1 is opgenomen.

4.2 Verkeer en parkeren

De nieuwe woningen worden direct ontsloten via de Anjerstaat. Uitgaande van 5 extra woningen zal de extra verkeersproductie maximaal 35 motorvoertuigen per etmaal bedragen. Ten opzichte van de intensiteit op de Anjerstraat (1.963 mvt/etmaal) is dit geen relevante toename. Geconcludeerd wordt dat de verkeersafwikkeling geen probleem vormt.

In het oorspronkelijke plan waren voor de 21 beneden-bovenwoningen alle parkeerplaatsen op straat voorzien. Uitgaande van de parkeernorm voor woningen in de categorie 'koop, etage, goedkoop' (1,55 parkeerplaats per woning) waren 32,55 parkeerplaatsen benodigd. Dit aantal was ook opgenomen in het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan. Het aangepaste plan voorziet in vijf extra woningen die op basis van het gemeentelijk parkeerbeleid eveneens in de categorie 'koop, etage, goedkoop' vallen. Dit resulteert in een benodigde toename van 7,75 parkeerplaatsen (totaal 40,3 parkeerplaatsen voor 26 woningen).

Alle benodigde parkeerplaatsen (afgerond 41) zullen in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Een overzicht met de locaties van de parkeerplaatsen die ten behoeve van fase 4 worden gerealiseerd, is opgenomen in bijlage 2. In deze bijlage is eveneens de toedeling van parkeerplaatsen voor de eerdere fasen van het project Hof en Singel opgenomen.

Langs de Anjerstraat aan de voorzijde van het appartementengebouw is ruimte voor 6 langsparkeervakken en 8 dwarsparkeervakken. De overige parkeerplaatsen ten behoeve van fase 4 worden aan de Esdoornlaan gerealiseerd. Er is ruimte voor 31 dwarsparkeervakken aan de westzijde van de Esdoornlaan en 1 dwarsparkeervak aan de oostzijde van de straat. In totaal zullen ten behoeve van de vierde fase 46 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het overschot aan parkeerplaatsen is in bijlage 2 aangeduid als 'resterende vereiste parkeerplaatsen'. Geconcludeerd kan worden dat het aspect parkeren de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.3 Water

Waterbeheer en watertoets

Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In het kader van het vorige bestemmingsplan 'Hof en Singel' (zie bijlage 1) is voor deze ontwikkeling reeds de watertoets doorlopen en akkoord bevonden.

Toekomstige situatie

Bij een toename in verharding dient deze toename te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. Volgens de eis van het waterschap dient bij een toename van meer dan 500 m2 in het stedelijk gebied water gecompenseerd te worden.

Het nieuwe bouwplan past binnen het bestaande bouwvlak en leidt niet tot extra verharding. Extra watercompensatie is voor de aangepaste ontwikkeling dan ook niet noodzakelijk. Overigens is door de realisering van de waterpartij sprake van een aanzienlijke verbetering van de watersituatie in het gebied en wordt ook meer water gerealiseerd dan strikt genomen noodzakelijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.4 Wegverkeerslawaai

In het projectgebied worden vijf extra woningen mogelijk gemaakt. In de Wet geluidhinder (Wgh) is aangegeven dat voor nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) akoestisch onderzoek nodig is.

In het kader van het vorige bestemmingsplan 'Hof en Singel' is akoestisch onderzoek uitgevoerd omdat een deel van de totale ontwikkeling is gelegen binnen de wettelijke geluidszone langs de Plantageweg (zie bijlage 1). In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn in het geluidsonderzoek tevens de 30 km/h wegen langs het projectgebied meegenomen.

Het projectgebied voor de vierde fase is niet gelegen binnen de wettelijke geluidszone langs de Plantageweg. Alle wegen rond het appartementengebouw kennen een maximum snelheid van 30 km/h en zijn op basis van de Wgh niet gezoneerd.

Vanwege de hoge verkeersintensiteiten op de Anjerstraat en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ontwikkeling toch getoetst aan actueel geluidbeleid. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting maximaal 51 dB bedraagt op de gevels van de woningen (inclusief 5dB aftrek volgens de Wgh). Dit betekent een beperkte overschrijding (3dB) van de voorkeursgrenswaarde van 48dB.

De geringe overschrijding wordt aanvaardbaar geacht omdat:

  • alle woningen binnen het plan beschikken over een geluidluwe gevel;
  • door middel van de aanleg van een steiger wordt voorzien in een geluidluwe gemeenschappelijke buitenruimte aan de parkzijde;
  • sprake is van een kleinschalige inpassing in de bestaande stedenbouwkundige structuur;
  • aanvullende maatregelen om de geluidbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde naar verwachting niet doelmatig zijn.

Om aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat is daarnaast bekeken of voldaan kan worden aan de akoestische binnenwaarden uit het Bouwbesluit. Het akoestisch-bouwtechnisch onderzoek is opgenomen in bijlage 4. In tabel 1 van het onderzoek is een gedetailleerd overzicht van de vereiste gevelmaatregelen weergegeven om te zorgen voor een goed woon- en leefklimaat.

Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling derhalve niet in de weg.

4.5 Bedrijven en milieuhinder

In het kader van het vorige bestemmingsplan 'Hof en Singel' (zie bijlage 1) is de woningbouw onderzocht op eventuele milieuhinder door bedrijven en milieubelastende functies. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de woningen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast is het beoogde gebouw niet gelegen binnen een zone industrielawaai. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.6 Bodem

Voor vaststelling van het vorige bestemmingsplan 'Hof en Singel' (zie bijlage 1) is onderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Er hebben sinds het uitgevoerde bodemonderzoek geen grondwerkzaamheden op de locatie van de vierde fase van het woongebied Hof en Singel plaatsgevonden. Het terrein heeft tijdens de realisatie van de derde fase wel dienst gedaan als gronddepot van uitkomende grond uit fase 3. Dit betreft uitsluitend grond die ontgraven is uit de bouwkuipen van de woonblokken tot een diepte van circa 600mm minus maaiveld. Daarom kan worden gesteld dat geen vervuilde grond in depot is aangebracht en de feitelijke conclusie onveranderd is.

4.7 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³    

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkeling in het projectgebied is met de realisatie van vijf extra woningen dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2012 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Plantageweg (als maatgevende doorgaande weg langs het projectgebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele projectgebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.8 Externe veiligheid

In het kader van het vorige bestemmingsplan 'Hof en Singel' (zie bijlage 1) zijn de effecten ten aanzien van de externe veiligheid onderzocht. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen vormt voor de realisatie van woningen ter plaatse.

4.9 Ecologie

Voor de ontwikkeling van het plan 'Hof en Singel' is in het kader van het vorige bestemmingsplan (zie bijlage 1) onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de flora- en fauna. Met de ontwikkeling van de vijf extra woningen binnen het oorspronkelijke bouwvlak worden geen extra sloop- en graafwerkzaamheden uitgevoerd en worden geen bomen en beplanting weggehaald. Hierdoor staat de flora en fauna de realisatie van de vijf extra woningen niet in de weg.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Voor vaststelling van bestemmingsplan 'Hof en Singel' (zie bijlage 1) is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de archeologische waarden de realisatie van het plan niet in de weg staan.

Daarnaast voorziet de realisatie van vijf extra woningen niet in een aantasting van eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.11 Duurzaamheid

In de ruimtelijke onderbouwing moet worden beschreven op welke wijze het plan bijdraagt aan duurzaamheid. Dit kan op verschillende manieren waaronder:

  • energiezuinig of energieneutraal bouwen en wonen;
  • aanpasbaar en herbruikbaar wonen;
  • gebruik duurzame materialen;
  • gebruik van daken en gevels voor energieopwekking, wateropvang, bevorderen biodiversiteit, voorkomen hittestress;
  • waterverbruik.


Met betrekking tot het project zal op de volgende manieren aandacht worden besteed aan duurzaamheid:

  • er wordt voldaan aan de EPC zoals nu geldend;
  • toepassing van duurzame en onderhoudsarme materialen;
  • gebruik wordt gemaakt van FSC gekeurd hout;
  • GPR score van ten minste 7,5 per onderdeel.

Naast energiebesparing en het gebruik van duurzame materialen zijn ook toekomstbestendigheid en sociale duurzaamheid onderdelen waar het plan zich op richt. De toekomstbestendigheid uit zich in de diversiteit aan woningtypen en indelingsmogelijkheden waarin de woningen voorzien. Doordat de woningen bereikbaar zijn voor verschillende doelgroepen wordt tevens de sociale duurzaamheid gestimuleerd.

4.12 Eindconclusie

Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de realisatie van de vijf extra woningen ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

De uitvoering en kosten van het voornemen berusten volledig bij de initiatiefnemer. Met de gemeente Alblasserdam is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin de gemeente gevrijwaard wordt van enige aanspraak op planschade. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid voldoende verzekerd.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Participatietraject

Op 12 mei 2016 is het voorlopig stedenbouwkundig ontwerp door Herkon en de gemeente Alblasserdam tijdens een inloopavond aan omwonenden gepresenteerd. Tijdens de avond zijn via persoonlijke gesprekken en formulieren reacties in ontvangst genomen. Op basis van deze reacties en het advies van welstand en de verantwoordelijk stedenbouwkundige van de gemeente is het ontwerp aangepast. De aanpassingen zijn toegelicht in een brief die aan alle omwonenden is toezonden.

Planologische procedure

Op basis van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zal de ruimtelijke onderbouwing worden toegezonden aan verschillende overlegpartners, waaronder de provincie Zuid-Holland, waterschap Rivierenland en de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Tevens gaat het plan 6 weken ter inzage zodat iedereen in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen.