direct naar inhoud van Regels
Plan: Molenweide en Groene Oase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3927BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Molenweide en Groene Oase met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3927BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.7 achtergevelrooilijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 Antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Een in de (bestemmings)planregels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Verhuur van een deel van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de aanwezigheid van (de vertegenwoordiger van) de hoofdbewoner van de betreffende woonruimte, al dan niet met ontbijt.

1.13 bedrijfswoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, kennelijk slechts bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep personen, die behoort bij en waarvan de bewoning noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.14 beperkt kwetsbaar object

Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  • a. (1) verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en (2) dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  • c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  • d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  • e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen;
  • g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  • h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.16 bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.

Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.17 bestaande bebouwing

Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:

  • a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd; of
  • b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bevi-inrichting

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 bijzondere bouwlaag

Kelder, souterrain, kap of zolder en onderbouw.

1.23 bijzonder(e) bouwvolume en architectuur

Panden met een bijzonder bouwvolume (rond, trapezium e.d.). Onder bijzondere architectuur wordt in ieder geval verstaan de in de welstandsnota genoemde typologieën voor zover deze zijn of worden omgezet naar wonen:

  • Rijke Zaanse huizen.
  • Eenvoudige Zaanse huizen.
  • Moderne Zaanse huizen.
  • Stolpen
  • Kapbergen.
  • Molens.
  • Historische pakhuizen.
  • Historische fabrieken.
  • Loodsen.
  • Kerken.
1.24 bouwblok

Een geheel van geschakelde gebouwen dat op enige manier een herkenbaar blok of rij vormt.

1.25 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.

1.27 (bouw)perceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 (bouw)perceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1A.1.1 van het Vuurwerkbesluit, te weten:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1, F2 of F3 van het Vuurwerkbesluit en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.32 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.33 dak

Bovenbeëindiging van een gebouw.

1.34 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.35 daknok

Hoogste punt van een schuin dak.

1.36 dakvlak

Een hellend vlak in een dak.

1.37 dakvoet

Laagste punt van een schuin dak.

1.38 dienstwoning

Zie bedrijfswoning.

1.39 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.

1.41 dove gevel

Een gevel die voldoet aan de vereisten uit artikel 1b lid 4 van de Wet geluidhinder en daardoor geen gevel is in de zin van de Wet geluidhinder.

1.42 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.

1.43 erker

Ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas.

1.44 gastouderopvang

Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten:

een vorm van kinderopvang:

  • a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  • b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner;
  • c. waarbij de opvang plaatsvindt:
    • 1. op het woonadres van de gastouder,
    • 2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, of
    • 3. op twee of meer van deze woonadressen; en
  • d. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.
1.45 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 gebruiksmogelijkheden van perceel en aangrenzende percelen

In het bestemmingsplan als zodanig toegestane gebruik.

1.47 geluidgevoelig object

Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:

  • a. woning;
  • b. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een:
    • 1. onderwijsgebouw;
    • 2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    • 3. verzorgingstehuis;
    • 4. psychiatrische inrichting; of
    • 5. kinderdagverblijf; en
  • c. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een:
    • 1. woonwagenstandplaats; of
    • 2. ligplaats voor woonschepen.
1.48 geluidsluwe gevel

Een gevel waarop het geluidsniveau niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen (wegverkeerslawaai, industrielawaai, railverkeer en vliegverkeer). De geluidsbronnen mogen hierbij afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar beoordeeld worden. Als het niet mogelijk is te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, mag voldaan worden aan de hogere waarde minus 10 dB.

1.49 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.50 hoofdbewoner

Degene die officieel als bewoner van een woning of ander gebouw geregistreerd is en daarmee onder andere verantwoordelijk is voor het betalen van bepaalde lasten.

1.51 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het uitstallen voor verkoop, het verkopen en het leveren van goederen, met uitzondering groothandel.

1.52 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.53 horeca

Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

1.54 huishouden

Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamergewijze verhuur wordt hieronder niet begrepen.

1.55 huisvesting ten behoeve van mantelzorg

Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.56 kamergewijze verhuur

Het duurzaam verblijven in een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.

1.57 kampeermiddelen
  • a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan; of
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    • 1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    • 2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.
1.58 kap

Een uitwendige scheidingsconstructie onder een bepaalde minimale en/of maximale hoek (uitgedrukt in graden) met het horizontale vlak. Een kap kan uitlopen in een nok of voorzien zijn van een platte afdelling.

1.59 kleinschalige culturele voorzieningen

Kleinschalige culturele voorzieningen zijn klein van opzet, vinden plaats op kleine schaal en geven geen grote milieuhygienische druk op directe omgeving. Voorbeelden hiervan zijn onevenredige verkeersaantrekkende werking of parkeeroverlast.

1.60 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.61 kwetsbaar object

Een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, en
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, en
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.62 maaiveld

De bovenkant van het terrein.

1.63 maatschappelijke voorzieningen

Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.

1.64 mantelzorg

Mantelzorg als bedoeld in artikel 1 lid 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) te weten:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.65 medische indicatie

Een verklaring van een bevoegde organisatie zoals de GGZ of ingeval een verzoek Wet maatschappelijke ontwikkeling (Wmo).

1.66 molenbiotoop

De omgeving waarmee de molen in relatie staat. Het betreft een cirkel van 400 meter rond de molen waarbinnen de windtoevoer en het zicht op de molen moeten worden beschouwd.

1.67 monument

Monument als bedoeld in de Monumentenwet, provinciale dan wel gemeentelijke monumenten-/erfgoedverordening.

1.68 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.69 omzetten

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n).

1.70 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, die geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.71 oorspronkelijk hoofdgebouw

Het oorspronkelijk hoofdgebouw als bedoeld in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.72 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.73 overige dienstverlening

Elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, niet zijnde:

1.74 particuliere vakantieverhuur

Verhuur van woonruimte bij afwezigheid van degene die de woning rechtsgeldig aanbiedt.

1.75 plaatsgebonden risico inrichtingen

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:

  • risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
1.76 plaatsgebonden risico transportroutes

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid transportroutesl, te weten:

  • risico op een plaats langs, op of boven een transportroute, uitgedrukt in een waarde voor de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
1.77 plaatsgebonden risico buisleidingen

Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, te weten:

  • risico op een plaats nabij een buisleiding, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding.
1.78 productiebedrijf

Activiteiten gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.79 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.80 recreatieve voorzieningen

Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.

1.81 scootsafe

Een gebouw voor de stalling van elektrische voertuigen (scootmobielen) voor invaliden en mindervaliden.

1.82 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.83 speeltoestel

Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

1.84 speelvoorzieningen

Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.

1.85 spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.

1.86 sportvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die gebruikt worden voor het beoefenen van een sport, zoals sporthal(len), sportvelden en gymzalen.

1.87 tijdelijk verblijf

De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.

1.88 toeristische verhuur

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk) verblijft. Daaronder ook begrepen bed & breakfast en particuliere vakantieverhuur.

1.89 trendsetter

Een plan dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden.

1.90 verblijfsgebieden

Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.

1.91 verkeersvoorzieningen

Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.92 vlakke voorgevel

Strakke voorgevel zonder uit- of inspringingen. Uit- of inspringingen tot 0,30m niet inbegrepen.

1.93 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.94 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.95 waterhuishoudkundige voorzieningen

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.96 wezenlijke voorzieningen

Als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.

1.97 wonen

Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.

1.98 woning

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, niet zijnde kamerverhuur.

1.99 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer zelfstandige woningen en/of het toevoegen van een extra woning in een bijbehorend bouwwerk.

1.100 zerlfstandige huurwoning

Zelfstandige woonruimte, die verhuurd wordt.

1.101 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die door een huishouden wordt bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte, waarbij sprake moet zijn van een eigen toegang tot de woonruimte.

1.102 zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.103 zorgwonen

Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 bebouwingsgebied

Het bebouwingsgebied wordt berekend als bedoeld in artikel 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, te weten:

bebouwingsgebied = achtererfgebied + grond onder het hoofdgebouw - grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

2.3 bezonningssituatie

Binnen Nederland zijn geen formele (wettelijke) eisen gesteld aan de bezonning van woningen en/of andere bouwwerken. Wel bestaan er de zogenaamde 'lichte' en 'strenge' TNO-norm voor bezonning van woonkamers. Deze vinden hun oorsprong in het woonwaarderingsstelsel uit 1962. Zaanstad baseert de bezonningseisen op de lichte TNO-norm (2 i.p.v. 3 bezonningsuren/dag). De gemeente hanteert de eis van ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 19 februari tot 21 oktober ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam, uitgaande van een zonshoogte van meer dan 10º. Daarbij wordt ook gekeken naar de bezonning van buitenruimten met een recreatief karakter.
Om bij de beoordeling van een bouwplan inzicht te krijgen in de toekomstige bezonningssituatie, wordt de schaduwwerking op maatgevende dagen gehanteerd. Te weten:

  • 21 juni: de dag dat de zon het hoogst staat;
  • 21 maart of 23 september: de dag dat de zon op 'half' staat (tussen de hoogste en laagste stand in.)

De laagste stand van de zon, op 22 december, valt buiten de reikwijdte van de TNO-norm en wordt derhalve bij bezonningsdiagrammen buiten beschouwing gelaten.

Als opname tijdstippen wordt achtereenvolgens gehanteerd: 8.00, 10.00, 12.00, 14.00, 16.00, 18.00 en 20.00 uur.

2.4 bouwhoogte

De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte van een bijbehorend bouwwerk

De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

2.6 breedte, lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. De steigerbreedte wordt gemeten ter plaatse van de oever.

2.7 breedte van het straatprofiel

De breedte van het straatprofiel is de kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en of voorgevel van hoofdgebouwen onderling. Ingeval slechts aan één zijde een hoofdgebouw aanwezig is geldt de kortste afstand tussen (denkbeeldig doorgetrokken) zij- en of voorgevel van hoofdgebouwen tot aan de buitenkant van de rijloper(weg)/voetpad aan de overzijde, loodrecht gemeten.

2.8 dakhelling

Helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 goothoogte

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 oppervlakte
2.10.1 oppervlakte van een bouwwerk

De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10.2 oppervlakte van een activiteit

De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.  

2.11 peil

Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:

  • a. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  • c. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  • d. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  • e. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil; en
  • f. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.12 straatprofiel

De verticale doorsnede van een straat, gemeten van gevel tot gevel.

2.13 voorgevelrooilijn

Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:

een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

2.14 zichtbaarheidslijn

De lijn die wordt getrokken vanuit het midden van het straatprofiel op 1,50m hoogte langs het snijpunt van het verticale gevelvlak en het horizontale dakvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Cultuur en ontspanning

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen/park;
  • b. wijkboerderij;
  • c. molen;
  • d. speelplaats;

met daar aan ondergeschikt:

  • e. horeca;
  • f. water;
  • g. ontsluitingswegen, parkeerplaatsen en fiets- en voetpaden.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 3.3, aanngevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 5.4;
    • 2. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
3.2.2 Gebouwen

Het is toegestaan gebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. een gebouw mag alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a mogen de wieken van de molen en de omloop (stelling) van de molen buiten het bouwvlak reiken;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de totale oppervlakte van alle gebouwen niet groter zijn dan het aangegeven percentage;
  • d. het bepaalde onder c. geldt niet voor de molen als zodanig;
  • e. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte en/of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte; en
  • f. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte.
3.2.3 Kunstobjecten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 4 meter.
3.2.4 Erfafscheidingen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erfafscheidingen alleen de volgende regels:

  • a. een erfafscheiding is niet hoger dan 2 meter.
3.2.5 Speeltoestellen

In aanvulling op overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een sport- of speeltoestel, licht- of vlaggenmasten de volgende regels:

  • a. een sport- of speeltoestel, licht- of vlaggenmasten is niet hoger dan 4 meter.
3.2.6 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.
3.3.2 Horeca

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca ook de volgende regels:

  • a. de horeca is ondergeschikt aan een ander, binnen deze bestemming toegestaan, hoofdgebruik;
  • b. er is maximaal 1 horeca-inrichting toegestaan;

Artikel 4 Wonen

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar bij behorend:

  • b. erven; en
  • c. tuinen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 4.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 4.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 4.3; en
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Het is toegestaan hoofdgebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer zijn dan het aangegeven aantal;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en /of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte; en
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mag het hoofdgebouw alleen worden gebouwd:
    • 1. met een kap die uitloopt in een nok;
    • 2. zonder knik in de kap; en
    • 3. zonder plat deel in of op de kap, met uitzondering van dakkapellen bedoeld in lid 4.2.8.
4.2.3 Uitbreiding van het hoofdgebouw
  • a. Indien een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak dan gelden voor de uitbreiding de regels uit lid 4.2.2 in plaats van de regels voor bijbehorende bouwwerken.
  • b. De verplichting om een kap te bouwen, bedoeld in lid 4.2.2 sub d, geldt niet voor de uitbreiding van een hoofdgebouw als die uitbrieding niet hoger is dan de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 m.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied niet meer dan 4 meter van hoofdgebouw

Het is toegestaan tot en met 4 meter van het hoofdgebouw een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding daarvan hoger dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw in het achtererfgebied te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. het bijbehorende bouwwerk of de uitbreiding staat op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevel of het verlengde ervan;
  • b. het bijbehorende bouwwerk of de uitbreiding daarvan staat op ten minste 3 meter afstand van een naburig hoofdgebouw met woonfunctie;
  • c. de dakvoet van het bijbehorende bouwwerk of de uitbreiding is maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,3 meter met een maximale hoogte van 4 meter;
  • d. als het hoofdgebouw geen mansardekap heeft is het bijbehorende bouwwerk of de uitbreiding voorzien van een kap die is afgeleid van de kap van het hoofdgebouw;
  • e. als het hoofdgebouw een mansardekap heeft geldt dat het bijbehorende bouwwerk of de uitbreiding daarvan een zadeldak heeft waarbij de hellingshoek van het dakvlak hiervan niet groter is dan de hellingshoek van de denkbeeldige lijn tussen goot en nok van het hoofdvolume;
  • f. de daknok van het bouwwerk is ten minste 1,5 meter lager is dan de daknok van het hoofdgebouw; en
  • g. als het hoofdgebouw in de vorm van een stolptypologie is gebouwd, is het bouwwerk slechts toegestaan achter de achtergevelrooilijn.
4.2.5 Bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied buiten 4 meter van hoofdgebouw

Het is toegestaan meer dan 4 meter van het hoofdgebouw en minder dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding daarvan in het achtererfgebied te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. het bouwwerk voldoet aan artikel 2 lid 3 sub b bijlage II Bor; en
  • b. de formule, bedoeld in artikel 2 lid 3 sub b onder 1 bijlage II Bor, is niet van toepassing voor zover deze betrekking heeft op de perceelgrens grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied.
4.2.6 Maximum oppervlakte bouwwerken in bebouwingsgebied

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van bouwwerken in het bebouwingsgebied de volgende regels:

  • a. als het bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m is, dan mag de oppervlakte van bouwwerken in het bebouwingsgebied niet meer bedragen dan 50% van het bebouwingsgebied;
  • b. als het bebouwingsgebied groter dan 100 m2, dan mag de oppervlakte van bouwwerken in het bebouwingsgebied niet meer bedragen dan 50 m2 plus 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2 ; en
  • c. als het bebouwingsgebied groter is dan 300 m2, dan mag de oppervlakte van bouwwerken in het bebouwingsgebied niet meer bedragen dan 90 m2 plus 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2 en tot een maximum van in totaal 150 m2.
4.2.7 aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' is het niet toegestaan bouwwerken te bouwen, met uitzonderingen van erfafscheidingen als bedoeld in lid 4.2.9 en erkers en serres als bedoeld in lid 4.2.10.

4.2.8 Dakkapellen
  • a. In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van dakkapellen de volgende regels:
    • 1. per dakvlak van een hoofdgebouw zijn maximaal 2 dakkapellen toegestaan;
    • 2. dakkapellen op hetzelfde dakvlak liggen op één horizontale lijn met elkaar;
    • 3. gemeten vanaf de voet van de dakkapel is de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;
    • 4. de bovenzijde van een dakkapel ligt niet meer dan 0,5 meter onder de daknok;
    • 5. een dakkapel ligt op een afstand van ten minste 0,5 meter van de zijkant van het dak ;
    • 6. de afstand tussen dakkapellen moet ten minste 0,5 meter zijn;
    • 7. de voet van een dakkapel ligt tussen 0,5 meter en 1 meter boven de goothoogte van het hoofdgebouw of het bijbehorend bouwwerk;
    • 8. een dakkapel in het voordakvlak mag niet breder zijn dan 50% van de voorgevel, met een maximum van 4,5 meter;
    • 9. een dakkapel in het zijdakvlak mag niet breder zijn dan 50% van het onderliggende geveldeel;
    • 10. een dakkapel wordt niet gebouwd op:
      • een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het alleen voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden; of
      • een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf door één huishouden;
  • b. Van lid a onder 1 tot en met 10 kan worden afgeweken als op het moment van het indienen van de aanvraag een vergunde trendsetter in hetzelfde bouwblok of bij gelijke architectuur in de nabije omgeving aanwezig is en wordt aangesloten.
4.2.9 Erfafscheidingen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erfafscheidingen alleen de volgende regels:

  • a. een erfafscheiding tussen een vergunde berging in het voorerfgebied en het hoofdgebouw is niet hoger dan 2 meter; en
  • b. voor andere erfafscheidingen in het voorerfgebied of grenzend aan openbaar gebied, geldt dat deze niet hoger zijn dan 1 meter.
4.2.10 Erkers aan de voorgevel

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erkers aan de voorgevel de volgende regels:

  • a. een erker is niet breder dan 66% van de breedte van de voorgevel;
  • b. een erker is niet dieper dan 50% van de diepte van het voorerf met een maximum van 1,5 meter;
  • c. de goothoogte van de erker is niet meer dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw +0,3 meter;
  • d. een erker wordt alleen aan de voorgevel toegevoegd als de voorgevel van het hoofdgebouw vlak is; en
  • e. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de erker.
4.2.11 Herbouw bestaande bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.3 t/m lid 4.2.6 en lid 4.2.18, gelden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regels:

  • a. indien het maximum te bebouwen oppervlak van het bebouwingsgebied in lid 4.2.6 is overschreden door bestaande bebouwing, dan mag 50% van de overschrijding bij het maximum te bebouwen oppervlak worden opgeteld; en
  • b. indien de maximum goot- en/of bouwhoogte van een bestaand bijbehorend bouwwerk hoger is dan toegestaan in lid 4.2.5, dan geldt bij herbouw van dat bijbehorend bouwwerk de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
4.2.12 Whirlpool of Jacuzzi

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.3 t/m lid 4.2.6 , gelden voor voor het bouwen van een whirlpool of jacuzzi de volgende regels:

  • c. een whirlpool of jacuzzi is alleen toegestaan in het achtererfgebied;
  • d. een whirlpool of jacuzzi mag niet groter zijn dan 20% van het bouwperceel met een maximum van 10 m²; en
  • e. de whirlpool of jacuzzi steekt niet meer dan 1,00 meter boven het maaiveld uit.
4.2.13 Luifel

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van een luifel de volgende regels:

  • a. de luifel wordt aangebracht boven de voordeur en voor een deel aan weerszijden daarvan;
  • b. de luifel is niet breder dan 2 meter;
  • c. de luifel is niet dieper dan 1 meter;
  • d. de luifel is niet hoger dan 0,5 meter boven de gevelopening van de voordeur; en
  • e. de luifel wordt bij aanwezigheid van een erker aangesloten op de bouwhoogte van de erker en kan in afwijking van onderdeel c over de volledige diepte aan de erker worden gekoppeld.
4.2.14 Speeltoestellen

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.3 t/m lid 4.2.6 , gelden voor het bouwen van een sport- of speeltoestel hoger dan 2,5 meter de volgende regels:

  • a. deze is niet hoger dan 3 meter;
  • b. deze ligt 3 meter of meer van de perceelsgrens; en
  • c. functioneert alleen door de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens.
4.2.15 Scootsafe

Het is toegestaan een scootsafe te plaatsen in het voorerfgebied als wordt voldaan aan de volgende regels:

een scootsafe wordt alleen geplaatst voor de duur van de noodzaak vanuit een medische indicatie plaatsen van de scootsafe kan niet in het achtererfgebied of inpandig; en

  • d. door het plaatsen is geen sprake van onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en opstallen.
4.2.16 Vijver

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.3 t/m lid 4.2.6, gelden voor het bouwen van een vijver de volgende regels:

  • a. de oppervlakte is niet meer dan 35m²;
  • b. de vijver steekt niet meer dan 0,20 meter boven het maaiveld uit; en
  • c. randapparatuur voor de vijver wordt in het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk geïnstalleerd.
4.2.17 Openlucht zwembad

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.3 t/m lid 4.2.6 , gelden voor het bouwen van een openlucht zwembad de volgende regels:

  • a. de oppervlakte is niet meer dan 35 m²;
  • b. het zwembad is alleen toegestaan op een afstand van 3 meter of meer van de voorgevel of het verlengde daarvan;
  • c. de afstand van het zwembad tot een perceelgrens is 3 meter of meer;
  • d. het zwembad steekt niet meer dan 0,20 meter boven het maaiveld uit; en
  • e. randapparatuur voor het zwembad wordt in het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk geïnstalleerd.
4.2.18 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen bijbehorend bouwwerk zijn; en
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 4.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel bijbehorend bouwwerk, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
4.3.2 Bed & breakfast

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, is het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende aangebouwde bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast toegestaan, indien en voor zover:

  • a. per woning maximaal 1 bed & breakfast verleend wordt;
  • b. niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de bed & breakfast;
  • c. er niet meer dan 2 kamers ter beschikking worden gesteld als slaapvertrekken in een bed & breakfast;
  • d. een bed & breakfast op de begane grond is niet toegestaan aan de straatzijde.
  • e. de bed & breakfast door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;
  • f. de hoofdbewoner tijdens het nachtverblijf in de bed & breakfast aanwezig is; en
  • g. het vloeroppervlak voor een bed & breakfast niet meer bedraagt dan 35% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 65 m².

Tevens is het niet toegestaan om een bed & breakfast te realiseren in vrijstaand bijbehorend bouwwerken, zoals tuinhuisjes etc. Het is wel toegestaan om een bed & breakfast te realiseren aan huis met een doorgang naar het hoofdgebouw toe. Bestaand gebruik mag wel blijven voortbestaan.

4.3.3 Toeristische verhuur

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, is het gebruik van (gedeelten van) woningen en/of bijbehorende aangebouwde bouwwerken ten behoeve van particuliere vakantieverhuur toegestaan, indien en voor zover niet meer dan 4 personen tegelijkertijd gebruik maken van de toeristische verhuur; bestaand gebruik mag blijven voortbestaan.

4.3.4 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis ook de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  • b. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit heeft geen verkeersaantrekkende werking;
  • d. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen, buiten de woning waarneembare, trilling, geur of geluid veroorzaken;
  • e. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2; en
  • f. de volgende beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan:
    • 1. detailhandel, anders dan detailhandel ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; en
    • 2. horeca.
4.3.5 Gastouderopvang aan huis

In afwijking op het bepaalde in lid 4.3.4, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de vorm van gastouderopvang alleen de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  • b. de gastouderopvang wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. er mogen maximaal 6 kinderen tegelijkertijd worden opgevangen, waaronder mede begrepen de kinderen van de gastouder onder de 13 jaar; en
  • d. het vloeroppervlak in gebruik voor gastouderopvang is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2.
4.3.6 Zorgwonen

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een woning ten behoeve van zorgwonen ook de volgende regels:

  • a. de bewoning vindt nagenoeg zelfstandig plaats;
  • b. de zorg is voornamelijk gericht op de dagelijkse bezigheden van de bewoner(s); en
  • c. er is geen sprake van 24-uurs zorg of therapie aan huis.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Bed & breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.3.2 lid b en c om een bed & breakfast met meer gasten of kamers toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016”; en
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
4.4.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis met een verkeersaantrekkende werking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.3.4 sub c om een beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan met een verkeersaantrekkende werking, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016”; en
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • b. erven; en
  • c. tuinen.

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 5.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 5.3; en
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Het is toegestaan hoofdgebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en /of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte; en
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mag het hoofdgebouw alleen worden gebouwd:
    • 1. met een kap die uitloopt in een nok;
    • 2. zonder knik in de kap; en
    • 3. zonder plat deel in of op de kap, met uitzondering van dakkapellen voor zover die vergunningvrij zijn toegestaan of reeds legaal gebouwd zijn.
5.2.3 Erfafscheidingen

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erfafscheidingen alleen de volgende regels:

  • a. een erfafscheiding tussen een vergunde berging in het voorerfgebied en het hoofdgebouw is niet hoger dan 2 meter; en
  • b. voor andere erfafscheidingen in het voorerfgebied of grenzend aan openbaar gebied, geldt dat deze niet hoger zijn dan 1 meter.
5.2.4 Vlaggenmasten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van vlaggenmasten alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet hoger zijn dan 9 meter.
5.2.5 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn; en
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 5.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10, aangevuld met de volgende specifieke gebruiksregels.
5.3.2 Horeca

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van panden en gronden ten behoeve van horeca ook de volgende regels:

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daar aan ondergeschikt:

  • d. kaden;
  • e. oeverstroken;
  • f. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 6.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    • 1. de functie(s) zoals omschreven in lid 6.1;
    • 2. het specifiek toegestane gebruik zoals omschreven in lid 6.3; en
    • 3. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 10.
  • b. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
6.2.2 Gebouwen

Het is niet toegestaan gebouwen te bouwen.

6.2.3 Kunstobjecten

In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 4 meter.
6.2.4 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn; en
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 4 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemeen
  • a. Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 6.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.
6.3.2 Woonschepen

Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. manoeuvreerruimtes;
  • c. laad- en losvoorzieningen;

Voor het bovenstaande gebruik gelden de specifieke gebruiksregels in lid 7.3, aangevuld met de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag niet gebouwd worden.
7.2.2 Overige bouwwerken

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw zijn; en
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen
  • a. Gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 7.1.
  • b. Voor het gebruik gelden de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 10.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd en in stand worden gehouden op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de parkeernormen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016”; en
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, herzien of vervangen rekening wordt gehouden met de wijziging, herziening of vervangende beleidsregels.
9.2 Duikers in en bruggen boven water

Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 4 meter;
  • b. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter; en
  • c. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.
9.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen

Het is toegestaan te bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 4 meter; en
  • b. de oppervlakteoppervlakte van een gebouw mag niet meer zijn dan 15 m2

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik
  • a. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    • 1. seksinrichtingen;
    • 2. Bevi-inrichtingen;
    • 3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    • 4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    • 6. het storten van puin en afvalstoffen;
    • 7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    • 8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    • 9. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt; en
    • 10. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet zijnde mantelzorg.
  • b. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
  • c. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur. Het verbod op kamergewijze verhuur geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur'.
10.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik

Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone molenbiotoop
11.1.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

11.1.2 Bouwregels

Tenzij in de bouwregels binnen dit bestemmingsplan anders is bepaald (of is toegestaan) is het slechts toegestaan nieuwe gebouwen en bouwwerken te realiseren in de in lid 11.1.1 bedoelde zone indien er rekening wordt gehouden met de molenbiotoop. Daarbij dient te worden aangetoond dat het benodigde minimaal aantal draaiuren van 30 per maand ook na realisatie van de nieuwe gebouwen en bouwwerken kan worden gerealiseerd.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijking algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 4 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  • c. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen; en
  • d. bouwwerken ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;

mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • e. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk, technisch of duurzaam beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of om te voldoen aan het Bouwbesluit; en
  • f. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.
12.2 Afwijking verbod op woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.1 om het veranderen en/of splitsen van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen toe te staan, mits:

  • a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140 m2;
  • b. de oppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat, groter is dan 50 m2;
  • c. wordt voldaan aan artikel 3.3.1b van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan; en
  • d. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.
12.3 Afwijking verbod op kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.1 om het veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten ten behoeve van kamergewijze verhuur, mits:

  • a. de oppervlakte van de bestaande woning groter of gelijk is aan 140m2;
  • b. wordt voldaan aan artikel 3.3.1a, lid 2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 of rechtsopvolgers hiervan; en
  • c. wordt voldaan aan de parkeernormen die voortvloeien uit de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016' of rechtsopvolgers hiervan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Molenweide en Groene Oase van de gemeente Zaanstad.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Horeca

Horeca categorie 1A

Met een bedrijfsoppervlakte van 250 m2 of kleiner:

  • a. automatiek;
  • b. broodjeszaak;
  • c. cafetaria;
  • d. croissanterie;
  • e. koffiebar;
  • f. lunchroom;
  • g. ijssalon;
  • h. snackbar;
  • i. tearoom; en
  • j. traiteur.

Horeca categorie 1B

Met een bedrijfsoppervlakte van 250 m2 of kleiner:

  • a. bistro;
  • b. grand café; en
  • c. restaurant zonder bezorg- of afhaalservice.

Horeca categorie 1C

Met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. horeca genoemd in categorie 1A en 1B; en
  • b. restaurant met bezorg- of afhaalervice (o.a. pizza, chinees, McDrives).

Horeca categorie 2

  • a. bar;
  • b. bierhuis;
  • c. biljartcentrum;
  • d. café;
  • e. proeflokaal;
  • f. shoarma/grillroom; en
  • g. zalenverhuur zonder feesten en mziek- en dansevenementen.

Horeca categorie 3

  • a. dancing;
  • b. discotheek;
  • c. nachtclub; en
  • d. partycentrum met feesten en muziek- en dansevenementen.