Plan: | Vijfde partiële herziening Bedrijven Zuid - Uitbreiding Havenkade HoogTij |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3901BP-0301 |
De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende kaders en wordt, in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.
In Hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De aanleiding, het plangebied, de planvorm en voorgaande plannen worden behandeld.
In Hoofdstuk 2 Beschrijving bestemmingsregeling worden de aanpassingen beschreven en toegelicht.
In Hoofdstuk 3 Beleid worden de relevante beleidsdocumenten aangehaald en gemotiveerd.
In Hoofdstuk 4 Milieutechnische aspecten worden relevante milieutechnische thema's toegelicht en gemotiveerd.
In Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving bevat een toelichting op de regels van deze partiële herziening.
Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De aanleiding voor deze herziening wordt gevormd door de nieuwe ontwikkeling om de reeds bestaande inkassing, welke nu ten westen van de projectlocatie gerealiseerd is, te verlengen om een ligplaats voor zeegaande schepen te realiseren. Het verlengen van de inkassing heeft geen (negatieve) gevolgen voor de omliggende bedrijvigheid. De noodzaak van de partiële herziening rust in een marktvraag wil de gemeente Zaanstad flexibel kunnen inspelen op de ruimtevragen die vanuit de markt worden gesteld. Vanwege de beperkte diepgang bij de bestaande inkassing kunnen zeeschepen niet aan de kade aanmeren. Om te kunnen blijven voorzien in een goed vestigingsklimaat op bedrijventerrein HoogTij zijn meer natte kavels nodig, waarbij de behoefte bestaat grotere schepen te kunnen laten aanmeren.
Deze ontwikkeling past echter niet binnen de huidige planologische mogelijkheden, waardoor herziening van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid" is vereist. Aangezien slechts een deel van het van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid" hoeft te worden aangepast, wordt dit nieuwe bestemmingsplan een partiële herziening genoemd. Met onderhavige (vijfde) partiële herziening wil de gemeente Zaanstad flexibel kunnen inspelen op de ruimtevragen die vanuit de markt worden gesteld ten aanzien van de ligplaats voor zeegaande schepen.
Het plangebied wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden. Zowel in het noorden, westen als oosten is het bedrijventerrein HoogTij gelegen met daarop bedrijfsbebouwing en braakliggend terrein. Het braakliggend terrein kan door toekomstige bedrijvigheid worden ingevuld. Het plangebied zelf betreft in de huidige situatie een groenstrook met talud. In de groenstrook is een fietspad gesitueerd die aansluit op de fietsbrug over de Westzanerweg. Ook is een walradarstation gesitueerd in het plangebied. Verder heeft het plangebied in de huidige situatie een functie als waterkering. Figuur 1.1 betreft een luchtfoto waarop het plangebied is weergegeven, bestaande uit de uit te breiden havenkade (inkassing) en een ondergeschikte uitbreiding van een bedrijfsbestemming op het zogeheten haventerrein van HoogTij.
Figuur 1.1 Luchtfoto plangebied
Het doel is om de inkassing te verlengen ter plaatse van de kade op HoogTij. De kade biedt hierdoor mogelijkheden om grotere schepen te ontvangen, dan momenteel mogelijk is aan de reeds bestaande kade. De constructie van de bestaande inkassing laat verdieping niet toe waardoor grote zeeschepen niet kunnen aanleggen. Dit is de reden waarom de inkassing in oostelijke richting wordt uitgebreid. De afmetingen van de uitbreiding zijn zodanig dat maximaal 1 zeeschip hier kan aanmeren. Twee schepen naast elkaar behoort niet tot de mogelijkheden. De zeeschepen hebben (doorgaans) een lengte tot 205 meter en een breedte van circa 32 meter.
De gebruiksmogelijkheden van de kade voor de bedrijven op de achterliggende gronden worden verbreed. De Langshaven voor zeeschepen zal o.a. gebruikt gaan worden door het bedrijf BLC. Tevens wordt de bedrijfsbestemming deels uitgebreid binnen de groen- en verkeersstrook ten noorden van de inkassing, zodat flexibeler kan worden ingespeeld op de ruimtevragen die vanuit de markt worden gesteld.
Figuur 1.2 Beoogde inkassing Hoogtij (fietspad ter plaatse van blauwe lijn)
Het verlengen van de inkassing heeft geen (negatieve) gevolgen voor de omliggende bedrijven. De waterkering die is gelegen in het plangebied wordt verlegd. Ook wordt het fietspad iets landinwaarts verlegd, maar het fietspad blijft wel aansluiten op het huidige netwerk (zie ook blauwe lijn in figuur 1.2). Door de verlegging van het fietspad wordt de fietsbereikbaarheid van het plangebied geborgd. Het groene karakter langs de randzones van de kade wordt behouden.
De afmeting van de nieuwe langskade bedraagt 322 meter en 47 meter inkassing, diepte voor de kade 13.20 á 13.50 -NAP. Daarnaast zal een deel van de noordelijk gelegen groen- en verkeersstrook met een breedte van circa 8 meter worden aangepast naar een bestemming voor bedrijven.
Deze partiële herziening bestaat uit planregels, die strekken tot enkele aanpassingen in de planregels van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid", en een verbeelding. De aanpassingen in de verbeelding hebben alleen betrekking op de kade oostwaarts. De partiële herziening is tevens voorzien van een toelichting.
De wijzigingen worden in hoofdstuk 2 nader beschreven. De vigerende planologische regelingen blijven voor het overige volledig van toepassing.
Het geldende bestemmingsplan ter plaatse is het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid", vastgesteld op 4 juli 2013 door de raad van de gemeente Zaanstand en deels onherroepelijk in werking. Figuur 1.3 betreft een uitsnede van de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. In de toelichting wordt dit bestemmingsplan verder aangehaald als moederplan. Op 25 september 2014 is door de raad van de gemeente Zaanstad de eerste partiële herziening van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid" en "Achtersluispolder" vastgesteld. Ook is een tweede partiële herziening van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid" vastgesteld op 21 december 2017.
Tevens gelden de volgende (ontwerp)bestemmingsplannen en besluiten ter plaatse van het plangebied:
Het "Geluidverdeelplan HoogTij", het voorbereidingbesluit "kamerverhuur en woningsplitsen", het wijzigingsplan "Actualisatie Geluidverdeelplan HoogTij 2021" en het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur" hebben geen betrekking op de planregels of plandelen die met deze aanpassingen zijn gewijzigd.
Figuur 1.3 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijven Zuid"
Ter plaatse van de beoogde inkassing kent de projectlocatie de bestemming 'Bedrijventerrein-2' en 'Groen' met de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering'. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein-2' geldt de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2'. Daarnaast geldt binnen de bestemming 'Bedrijventerrein-2' gedeeltelijk de maatvoering 'maximum bebouwingspercentage: 70% en 'maximum bouwhoogte: 18 m' en gedeeltelijk de maatvoering 'maximum bebouwingspercentage: 70% en 'maximum bouwhoogte: 35 meter'. Het plangebied is deels binnen de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie 2' en 'wetgevingszone - wet geluidhinder' gelegen en geheel binnen de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie 3' en 'luchtvaartverkeerzone' gelegen.
Ter plaatse van de beoogde uitbreiding van de bedrijfsbestemming zijn de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en 'Waterstaat - Waterkering' van kracht. Eveneens zijn op deze locatie de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie 3', 'luchtvaartverkeerzone' en 'wetgevingzone - wet geluidhinder' van toepassing.
Toets aan bestemmingsplan
De beoogde ligplaats voor zeegaande schepen is in strijd met het geldende bestemmingsplan, op grond van artikel 4.1 bestemmingsomschrijving 'Bedrijventerrein - 2'. Er is in de bestemmingsomschrijving voor 'Bedrijventerrein - 2' geen mogelijkheid opgenomen om een ligplaats te realiseren. Tevens is de uitbreiding van de bedrijfsbestemming niet toegestaan binnen de huidige groen- en verkeersstrook. Tot slot is een ontsluitingsweg ter plaatse van de groenbestemming niet toegestaan.
Deze partiële herziening heeft betrekking op de volgende aanpassingen:
Gelet op voorgaande aanpasssingen is sprake van een bestemmingsplanwijziging van in planologisch opzicht ondergeschikt belang.
Met deze partiële herziening wil de gemeente Zaanstad flexibel kunnen inspelen op de ruimtevragen die vanuit de markt worden gesteld. Om te kunnen blijven voorzien in een goed vestigingsklimaat zijn meer natte kavels nodig, waarbij de behoefte bestaat grotere schepen te kunnen laten aanmeren.
Landschappelijke inpassing
HoogTij is een belangrijke schakel in het realiseren van het Masterplan Noordzeekanaalgebied, dat voorziet in het beschikbaar maken van voldoende 'natte' en 'droge' bedrijfsterreinen van hoge kwaliteit in de regio. Deze kwaliteit moet ook in de toekomst behouden blijven. Vandaar dat de gebiedsvisie voor het bedrijventerrein onder meer een uitwerking heeft gekregen in een bebouwingsleidraad.
De insteek van de bebouwingsleidraad is het in grote lijnen aansluiten op ruimtelijke kwaliteitseisen. Het motto is daarbij “sturen op de ruimtelijke kwaliteit waar het moet” en “loslaten waar het kan”. Waar aan de randen van de deelgebieden onverkort wordt ingezet op het realiseren van een kwalitatief ruimtelijk beeld, wordt er aan de “binnenkant” van de deelgebieden meer losgelaten.
Het plangebied is gelegen in de zone die wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het park in het westen, de Westzanerweg in het noorden en globaal het Zijkanaal E in het oosten. Het betreft een gebied waar voor een deel reeds bedrijven zijn gerealiseerd en reeds in grote lijnen een verkaveling met stratenpatroon is opgezet. Hierdoor is in de uitgifte in dit gebied relatief minder flexibiliteit aanwezig. Voor wat betreft mogelijkheden qua volume en milieucategorie is in deze zone veel differentiatie aanwezig.
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit grasland, enkele jonge bomen, een fietspad, een wandelpad, een oever van keien, het Noordzeekanaal en struweel. Er is geen bebouwing aanwezig binnen het plangebied. De omgeving van het plangebied bestaat uit grasland, braakliggend terrein, wegen, een industrieterrein, een havenbedrijf en bebouwing.
De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de bestaande structuren in het gebied, waarmee sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
Figuur 1.4: foto's bestaande situatie
Figuur 1.5: foto's bestaande situatie
Aanpassingen
Er is sprake van een partiële bestemmingsplanherziening van planologisch ondergeschikt belang. De huidige bestemming 'Groen' en 'Bedrijventerrein - 2' ter plaatse van de beoogde inkassing wordt ten gevolge van deze herziening gewijzigd in de bestemming 'Water - 1' met de functieaanduiding 'haven' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. Daarnaast worden ter plaatse van de beoogde uitbreiding van de bestemming 'Bedrijventerrein - 4', de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' gewijzigd in 'Bedrijventerrein - 4' en 'Verkeer'. Ook wordt de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' verlegd naar het noorden.
De aspecten waar mogelijk randvoorwaarden of belemmeringen uit kunnen volgen worden hieronder nader besproken. Voor de overige aspecten geldt dat de wijziging hier geen invloed heeft en deze worden derhalve niet nader behandeld.
De partële herziening heeft betrekking op de volgende milieutechnische aspecten:
In hoofdstuk 4 zijn de milieutechnische aspecten gemotiveerd.
Op 22 oktober 2020 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020. Deze nieuwe omgevingsverordening vervangt alle voorgaande verordeningen die betrekking hadden op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.
De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving, maar is door het samenvoegen en integreren van verschillende verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving (zoals natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water) al wel voorbereid en opgezet in de geest van de toekomstige Omgevingswet.
De verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van de provincie en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:
De Omgevingsverordening stelt regels waaraan ruimtelijke plannen dienen te voldoen. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie NH2050 is de Omgevingsverordening NH2020 bindend.
De Omgevingsverordening beschouwt het plangebied als een industrieterrein van provinciaal belang conform artikel 6.19 en 6.20 van de Omgevingsverordening. Op grond van artikel 6.19 van de Omgevingsverordening mag de hoogst mogelijke milieucategroie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet worden verlaagd. Ook mag een ruimtelijk plan alleen voorzien in een nieuwe of wijziging van een bestaande functie (indien bedrijven met milieucategorie 4.1 of hoger zijn toegestaan) ten behoeve van de energietransitie of circulaire activiteiten en bedrijven of ten behoeve van havengebonden of havengerelateerde activiteiten. Van het naar beneden bijjstellen van de milieucategorie is geen sprake. Wel wordt het bestemmingsplan gewijzigd ten behoeve van havengebonden activiteiten. De bedrijfsbestemmingen blijven echter intact.
De omgevingsverordening stelt verder op grond van artikel 6.20 dat een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied milieucontour industrieterrein van provinciaal belang, enkel voorziet in een nieuwe of wijziging van een bestaande functie:
De beoogde ontwikkeling is in lijn met de doelstellingen van de NH2020.
De Visie Noordzeekanaalgebied 2040 is gericht op een door alle betrokken overheden breed gedragen lange termijn visie op de integrale ruimtelijke ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied. Het doel is antwoord te geven op de vraag wat het beste vestigingsklimaat is voor het versterken van de internationale concurrentiekracht en welke bijdrage het Noordzeekanaalgebied daaraan kan geven.
Bij het proces zijn het bedrijfsleven, bewoners, maatschappelijke organisaties, statenleden, raadsleden en belangstellenden betrokken via een extern participatietraject. Tijdens het project heeft intensief overleg plaatsgevonden tussen overheden en bedrijven en inwoners van de regio.
De ambitie is om met het Noordzeekanaalgebied (NZKG) een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale concurrentiepositievan de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee ook aan de regionale en nationale economie. Uit de ambitie komt een aantal opgaven tevoorschijn. Deze opgaven zijn soms strijdig met elkaar in de ruimte die ze vragen. De volgende opgaven worden gedefinieerd:
De overkoepelende opgave voor het gebied is om de functies die om ruimte vragen nietmet de rug naar elkaar toe te laten staan, maar met elkaar te verbinden en te verweven.
In de voorgenomen ontwikkeling wordt het bedrijventerrein nader geintensiveerd en ontstaan mogelijkheden om grotere schepen te laten aanmeren. Deze ontwikkeling draagt bij aan de internationale concurrentiepositie van het Noordzeekanaalgebied en is derhalve in lijn met de ambities van de Visie Noordzeekanaalgebied 2040.
De verstedelijking van Zaanstad, de transformatie van bestaande bedrijventerreinen naar woon- werklocaties, het schaarser worden van ruimte en een aanhoudende vraag naar vestigingslocaties voor bedrijven leiden ertoe dat er scherpere keuzes gemaakt moeten worden. Scherpere keuzes voor de beschikbare ruimte voor bedrijven gecombineerd op woon/werklocaties en voor bedrijven op bedrijventerreinen. Dit zijn keuzes binnen Zaanstad zelf en keuzes samen met de Metropoolregio Amsterdam als het gaat om de regionale planning voor werklocaties.
Het doel van deze bedrijvenstrategie is bij te dragen aan een duurzaam aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven door voldoende passende ruimte te behouden en realiseren, de kwaliteit van de terreinen te waarborgen, en daarmee Zaanse en MRA-ambities te ondersteunen.
Hieraan gerelateerd zijn de 4 hoofdopgaven:
In de voorgenomen ontwikkeling wordt het bedrijventerrein nader geintensiveerd en ontstaan mogelijkheden om grotere schepen te laten aanmeren. Deze ontwikkeling draagt bij aan de aanhoudende vraag naar vestigingslocaties op bedrijventerreinen die vanuit de markt worden gesteld. Om te kunnen blijven voorzien in een goed vestigingsklimaat zijn meer natte kavels nodig, waarbij de behoefte bestaat grotere schepen te kunnen laten aanmeren. De beoogde ontwikkeling levert een bijdrage aan de verbreding van de vestigingsmogelijkheden van het bedrijventerrein.
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.
De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
Relatie tot plangebied
De kade ten westen van het plangebied is reeds verlegd, waarvoor toendertijd (water)bodemonderzoek heeft plaatsgevonden (zie Bijlage 1). Op basis van het onderzoek worden geen negatieve effecten verwacht. Het plangebied heeft naar verwachting dezelfde (water)bodemkwaliteit, waardoor geen belemmeringen worden verwacht. Wanneer een bouwvergunning wordt aangevraagd, wordt een (water)bodemonderzoek uitgevoerd.
In de Aanmeldingsnotitie m.e.r. die is uitgevoerd door Arcadis op 22 december 2021 wordt verwezen naar het aanvullende bodemonderzoek van Heijmans Infra Techniek. Uit het aanvullende bodemonderzoek blijkt dat plaatselijk in de bovengrond licht verhoogte gehalten kobalt, in de midden grond plaatselijk licht verhoogde gehalten kobalt en minerale olie en in de ondergrond plaatselijk licht verhoogte gehalten PAK en/of kobalt aanwezig zijn. Echter op basis van de gegevens uit het vooronderzoek en aanvullend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied geen sprake is van een matige of sterke bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming aanwezig is. Voor het complete onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 2 van het bestemmingsplan. De voorgenomen activiteiten hebben daarmee geen nadelige bodemeffecten.
Tot slot kan worden verwezen naar de uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken voor de locatie 'Fokkemast' uit 2017 en 2020. Deze onderzoeken zien toe op grond die Port of Amsterdam van gemeente Zaanstad heeft afgenomen in het licht van het uitbreiden van de voorgenomen kade. Uit het onderzoek dat is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting volgt dat hergebruik van de vrijkomende grond (zonder bijmengingen) op het onderzoeksterrein mogelijk is zonder nader bodemonderzoek uit te voeren. Uit het onderzoek dat is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting volgt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de uitgifte van het terrein. Voor eventuele graafwerkzaamheden zijn voorts geen maatregeln noodzakelijk in het kader van de Wet bodembescherming.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten optreden in Natura 2000-gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Voorheen gold hier de regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voor, maar naar aanleiding een tweetal belangrijke uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (mei 2019) is deze regeling komen te vervallen. Sinds 1 juli 2021 bevatte de Wet natuurbescherming de bouwvrijstelling. De bedoeling daarvan was dat bij de vergunningverlening voor een project geen rekening hoefde te worden gehouden met de stikstofuitstoot van bepaalde bouwactiviteiten. De bouwvrijstelling stikstof voldoet echter niet aan het Europese natuurbeschermingsrecht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan daardoor niet anders dan constateren dat de bouwvrijstelling niet gebruikt mag worden bij bouwprojecten. Hoewel de bouwvrijstelling daarmee van tafel is, betekent dat niet dat er nu een algehele bouwstop geldt. Aangezien de voorbereidende werkzaamheden reeds gestart waren ruim voor de situatie dat de bouwvrijstelling van tafel was, is een stikstofdepositieberekening niet opportuun.
Soortenbescherming
De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Relatie tot het plangebied
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is in het kader van gebieds- en soortenbescherming door Habitus een ecologische quickscan uitgevoerd. De ecologische quickscan is als Bijlage 5 toegevoegd aan de bijlagen van het bestemmingsplan.
Gebiedsbescherming
Binnen het plangebied bevinden zich geen gebieden behorend tot Natura 2000. Alle Natura 2000-gebieden binnen vijf kilometer worden beoordeeld of tot zo ver de verwachtte effecten reiken. Het plangebied is gelegen op circa 960 meter van het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan', op circa 380 meter van de Ecologische structuur Amsterdam en op circa 3.190 meter van de Hoofdgroenstructuur Amsterdam (zie figuur 4.1). Dit bestemmingsplan maakt slechts de realisatie van een haven mogelijk alsmede een beperkte uitbreiding van de bestemming 'Bedrijventerrein - 4'. In het kader van het Provinciaal Inpassingsplan "Zeetoegang IJmond" is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de toename van grote zeeschepen als gevolg van de nieuwe zeetoegang. De voorgenomen realisatie van een haven op HoogTij zorgt daarmee niet voor extra vaartuigbewegingen en derhalve is een stikstofdepositieberekening ten behoeve van de gebruiksfase niet benodigd. Voor de eventueel te vestigen bedrijvigheid geldt dat met elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bijvoorbeeld het laden en lossen van schepen te zijner tijd een Aerius-berekening aangeleverd moet worden, waarin de stikstofdepositie verder zal worden uitgewerkt.
Figuur 4.1 Weergave plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en gemeentelijke beschermde gebieden
Soortenbescherming
Het bureau-onderzoek is uitgevoerd op 24 november 2021 voorafgaand aan het veldbezoek. Het veldbezoek is uitgevoerd op 25 november 2021. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kunnen nesten van vogels zonder jaarrond beschermd nest op de planlocatie aanwezig zijn, evenals een groeiplaats van wilde ridderspoor. Ook kan rugstreeppad zich vestigen indien er een geschikte combinatie van biotopen ontstaat.
Vogels zonder jaarrond beschermd nest
Diverse beschermde vogels kunnen aanwezig zijn en een nest hebben. In de oever wordt bergeend of wilde eend verwacht. Het struweel is momenteel nog te jong voor broedvogels. Echter, wanneer het struweel zich verder ontwikkelt zijn hier soorten mogelijk zoals merel, roodborst en winterkoning. Fazant kan in de aanwezige ruigtes broeden. Op het braakliggende terrein kunnen scholekster en kievit broeden en in de olijfwilg kunnen soorten als merel of roodborst tot broeden komen. Indien de maatregelen zoals opgenomen in paragraaf 5.1.1 van Bijlage 5 in acht worden gehouden, is nader onderzoek niet noodzakelijk. In de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met de voorgestelde maatregelen, zodat nader onderzoek niet noodzakelijk is.
Wilde ridderspoor
Er zijn in de afgelopen vijf jaar twee waarnemingen van wilde ridderspoor in de directe omgeving van het plangebied bekend (op ca. 500 en 800 meter afstand). De soort groeit op zandige kleiondergronden, waarbij de inmenging van klei een cruciaal element is. Langs deze kleigradiënt in de dijk van het plangebied zijn groeiplaatsen mogelijk voor wilde ridderspoor. De combinatie van de aanwezigheid van geschikt biotoop en recente waarnemingen in de nabije omgeving leiden ertoe dat deze soort niet uit te sluiten is in het projectgebied. Bij het vergraven van de grond wordt de potentiële groeiplaats vernietigd. Om deze reden was een nader onderzoek benodigd. Dit nader onderzoek dient verricht te worden door een gericht veldbezoek tussen juni en augustus. Het nader onderzoek is uitgevoerd op dinsdag 21 juni 2022. Een plantenexpert van Habitus heeft gezocht naar bloeiende en vegetatieve exemplaren van wilde ridderspoor, met name langs het fietspad aan de oostzijde van het perceel waar een overgang tussen zand en klei aanwezig is. Er zijn geen exemplaren van ridderspoor aangetroffen. Hiermee is de aanwezigheid van wilde ridderspoor uitgesloten op dit terrein.
Rugstreeppad
De aanwezigheid van de rugstreeppad wordt uitgesloten. Er is namelijk geen voortplantingsbiotoop aanwezig in (de directe omgeving van) het plangebied. Echter dient de mogelijkheid dat de rugstreeppad zich in de toekomst in het plangebied kan vestigen, te worden voorkomen. Indien voldaan kan worden aan de maatregel in paragraaf 5.1.2 van Bijlage 5, is nader onderzoek niet benodigd. In de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met de voorgestelde maatregel, zodat vestigingsmogelijkheden voor de rugstreeppad worden voorkomen.
Verder is tijdens de werkzaamheden de algemene zorgplicht voor beschermde soorten van toepassing. Daarnaast geldt voor dit deel van HoogTij ook een ontheffing Tijdelijke natuur waaronder gewerkt kan worden.
Het aspect ecologie vormt vooralsnog geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Relatie tot plangebied
Ter voorbereiding op de aanleg van de kade heeft vooroverleg plaatsgevonden met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (d.d. 6 november 2020). Hieruit is gebleken dat een watervergunning dient te worden aangevraagd omdat de nieuwe kade is gelegen ter hoogte van een kering. Daarnaast heeft het HHNK geadviseerd ten aanzien van waterveiligheid en het watersysteem. In het voortraject van het bestemmingsplan heefgt eveneens afstemming plaatsgevonden met Rijkswaterstaat als waterbeheerder en vaarwegbeheerder over de voorgenomen uitbreiding van de kade. De adviezen zijn in onderhavige waterparagraaf verwerkt.
Waterveiligheid
Ter voorbereiden op de aanleg van de kade heeft vooroverleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Hollandse Noorderkwartier. Ter plaatse van de nieuwe kade, bevindt zich een waterkering en deze bestaat in de huidige situatie uit een grondlichaam. Ten behoeve van de kadeverlenging moet de huidige waterkering worden verplaatst. Deze verlegging van de waterkering heeft invloed op de bestemmingsplangrens van de huidige waterkering. De nieuwe bestemmingsplangrens omvat het benodigde ruimtebeslag van het waterstaatswerk inclusief de beschermingszone A. Voor een nadere toelichting op het benodigde ruimtebeslag, mede in relatie tot waterveiligheid, wordt verwezen naar het onderzoek van Witteveen+Bos dat is opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.
Voor het uitvoeren van de werkzaamheden bij de waterkering zal bij het Hoogheemraadschap een watervergunning worden aangevraagd, inclusief een onderbouwing. Hiermee wordt het aspect waterveiligheid voldoende geborgd. Bij het aanvragen van de watervergunning worden de nieuwe keurgrenzen bepaald. Deze keurgrenzen zullen worden opgenomen in de Legger.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in haar eigen beleidsdocumenten vastgelegd dat zij aanstuurt op het bestemmen van waterkeringen in bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan zal de waterkering worden beschermd door middel van een aanduiding op de verbeelding en een beschermingsregeling in de regels. De belangen van het waterschap zijn hiermee voldoende geborgd.
Watersysteem
Het haventerrein zal direct afwateren op Noordzeekanaal. Demping van waterlopen in de polder zullen moeten worden gecompenseerd door graven van nieuw oppervlaktewater. Wateroverlast moet worden voorkomen voor lager gelegen percelen in de polder (zoals nabij de Fokkemast), bijvoorbeeld door het hemelwater dat stroomt vanaf het talud van de aanvullingen. Tevens is er sprake van kwel in de polder. Daarom wordt geadviseerd een greppel/ waterloop te graven onder aan het talud van de aanvullingen (afvangen van hemelwater/ kwelwater).
Waterkwaliteit
Heijmans Infra Techniek heeft in 2008 aanvullend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd voor het dijklichaam van het Noordzeekanaal gelegen langs de Westzanerpolder. Het onderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd aan de bijlagen van het bestemmingsplan. Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat in het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten zware metalen, vluchtige aromaten en/of minerale olie aanwezig zijn. Wegens de storende invloed door het hoge chloridengehalte (i.v.m. direct contact met brak oppervlaktewater/zeewater) worden de aangetoonde gehalten zware metalen niet representatief geacht voor de kwaliteit van het grondwater. Op basis van de analyseresultaten is ter plaatse van de onderzochte delen van het dijklichaam geen sprake van een matige of sterke bodemverontreiniging. De middengrond en ondergrond voldoet bij toepassing in of op de waterbodem aan de maximale kwaliteitswaarde A.
Het aspect water vormt hiermee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wet geluidhinder
Bij het ontwikkelen van een ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid vindt zijn grondslag vooral in de Wet geluidhinder maar daarnaast ook in de Wet ruimtelijke ordening wanneer het gaat om de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinaties met een aantal typen geluidbronnen een wettelijk kader dat van belang is bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai.
Actualisatie Geluidverdeelplan HoogTij 2021
Het wijzigingsplan Actualisatie Geluidverdeelplan HoogTij 2021 is vastgesteld op 26 oktober 2021 en vormt een actualisatie van het in 2018 vastgestelde bestemmingsplan Geluidverdeelplan HoogTij. Drie jaar na de vaststelling is de verkaveling van het bedrijventerrein aangepast, enerzijds ter voorbereiding op gronduitgifte en anderzijds omdat op de kavels bedrijven zijn gevestigd. Daarnaast geeft de zonebeheerder aan dat het wenselijk is de rekenmethode voor het splitsen van kavels te vereenvoudigen.
De actualisatie vond plaats binnen de kaders die de raad in 2018 heeft vastgesteld. Dat wil onder meer zeggen dat de maximaal toegestane geluidproductie van het bedrijventerrein (op de zonegrens en op de omliggende woningen) niet wordt aangepast. Tevens is rekening gehouden met de vergunde rechten van de bestaande bedrijven.
Relatie tot plangebied
In het kader van de uitbreiding van de havenkade heeft Tecmap in december 2022 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is terug te vinden als bijlage 7, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Tecmap heeft onderzocht of de gewenste uitbreiding van het industrieterrein gevolgen heeft voor de vastgestelde geluidzone en hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarnaast wordt aangetoond wat het akoestische effect is van het voornemen op de restruimte zoals aangegeven in het verkavelingsplan. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende rekenresultaten.
Aan het rekenmodel behorende bij het Geluidverdeelplan Hoogtij is de geluidbron behorende bij een zeeschip toegevoegd. Uit de rekenresultaten en toetsing blijkt dat de grenswaarden volgens de Wet geluidhinder zowel wat betreft op de geluidzone als ter hoogte van geluidgevoelige bestemmingen niet worden overschreden. Uit het onderzoek blijkt dat in het algemeen de geluidreserve in de dag- en avondperiode afneemt ten opzichte van geluidreserve uit het oorspronkelijke geluidverdeelplan met als gevolg dat in de nachtperiode op bewakingspunt HW19 geen sprake meer is van een geluidreserve. Wanneer er geen geluidreserve meer over is, wordt de werking van het geluidverdeelplan ondermijnd. Het is dan niet meer mogelijk om aan een inrichting meer geluid te vergunnen dan het vastgestelde immissiebudget. Dit kan er toe leiden dat aanvragen moeten worden geweigerd.
Uit de aan de aangereikte gegevens met betrekking tot het bedrijf BLC blijkt dat de aangevraagde geluidemissie per vierkante meter bedrijfsterrein lager is dan nu voor de betreffende percelen binnen het Geluidverdeelplan Hoogtij is rekening gehouden. Er kan overwogen worden om het geluidverdeelplan aan te passen om op deze wijze de geluidreserve te vergroten. Dit betreft hier de kavels K5.1-01, K5.1-02, K5.1-03 en K5.1-04 uit het Geluidverdeelplan. Wanneer de geluidemissie van deze kavels met 5 dB worden gereduceerd in combinatie met de nieuwe geluidbron voor het zeeschip blijkt dat in het algemeen de geluidreserve in de dag- en avondperiode toeneemt ten opzichte van geluidreserve uit het oorspronkelijke geluidverdeelplan. Alleen in de nachtperiode neemt de geluidreserve af tot 0.3 dB(A) met als gevolg dat in de nachtperiode op bewakingspunt HW20 sprake is van een beperkte geluidreserve. Wanneer er een geringe geluidreserve over is, wordt de werking van het geluidverdeelplan beperkt. Het is dan slechts beperkt mogelijk om aan een inrichting meer geluid te vergunnen dan het vastgestelde immissiebudget. Dit kan er toe leiden dat aanvragen moeten worden geweigerd.
Echter een nadere bijdrageanalyse toont aan dat op het bewakingspunt HW20 een deelbijdrage ontstaat van 5.5 dB(A) vanwege een zelflossende zeeschip hetgeen 7 dB lager is dan de grenswaarde van 42 dB(A) vanwege het gehele industrieterrein. Op dit kritische bewakingspunt is in de nachtperiode sprake van een relevante geluidbijdrage vanwege het zeeschip ten opzichte van de vastgestelde hogere waarden.
Conclusie
Uit de berekeningen blijkt dat het lossen van een zeeschip in de nieuwe Langshaven resulteert in een relevante geluidbijdrage ter hoogte van de bewakingspunten op de geluidzone en ter hoogte van geluidgevoelige bestemmingen. Het gebruik van de Langshaven voor één enkel zeeschip resulteert niet in een overschrijding van de grenswaarden die volgens de Wet geluidhinder van toepassing zijn. Dit betekent dat het voornemen inpasbaar is binnen de geluidruimte die voor het gehele industrieterrein is gereserveerd. Het gevolg van de realisatie is wel dat de geluidreserve in de dag-, avond- en nachtperiode afneemt. Bij enkele bewakingspunten is in de nachtperiode dan geen geluidreserve meer voorhanden. Inmiddels is duidelijk dat de geluidemissie behorende bij het bedrijf BLC lager zal zijn dan waarmee voor een deel van de gronden binnen het geluidverdeelplan rekening is gehouden. Een aanpassing van het geluidverdeelplan is derhalve niet noodzakelijk, maar kan overwogen worden met als doel de geluidreserve te vergroten. Hiermee wordt dan voor inrichtingen die niet kunnen voldoen aan het beschikbare emissiebudget en waarbij alle redelijke maatregelen reeds zijn getroffen de mogelijkheid geboden om middels een binnenplanse afwijking extra geluidemissie te verkrijgen.
Saricon heeft in opdracht van Port of Amsterdam een briefrapportage ontplofbare oorlogsresten opgesteld ten behoeve van de ontwikkelingen op Hoogtij bij Westzaan aan het Noordzeekanaal, zie Bijlage 8 en Bijlage 9. De briefrapportage is gebaseerd op de resultaten van recente vooronderzoeken die Saricon heeft uitgevoerd in de omgeving van het onderzoeksgebied. De conclusies van deze rapportages zijn in de briefrapportage samengevat. Daarnaast heeft Saricon een aanvullende luchtfoto-interpretatie uitgevoerd voor het deel van het onderzoeksgebied dat nog niet is onderzocht in een eerder vooronderzoek.
Relatie tot plangebied
In de eerdere vooronderzoeken zijn meerdere geallieerde luchtaanvallen beoordeeld die in de (wijde) omgeving van het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Uit deze analyses is gebleken dat er geen aanleiding was om hiervoor verdachte gebieden aan te merken. Na het bestuderen van deze onderzoeken blijkt dat deze conclusie kan worden doorgetrokken naar het deel van het onderzoeksgebied dat eerder nog niet was onderzocht.
Na het raadplegen van de hierboven genoemde onderzoeken blijkt verder dat er in de het huidige onderzoeksgebied:
Saricon heeft verder een aanvullende luchtfoto-interpretatie uitgevoerd voor het huidige onderzoeksgebied. Op deze luchtfoto's zijn geen sporen van luchtaanvallen (zoals kraters), stellingen of andere oorlogshandelingen zichtbaar.
Na bestudering van de vooronderzoeken en de aanvullende luchtfoto-interpretatie, blijkt dat het plangebied in zijn geheel onverdacht is. Dit betekent dat de voorgenomen werkzaamheden binnen het plangebied op reguliere wijze uitgevoerd kunnen worden. Mochten bij werkzaamheden in het plangebied toch onvoorzien ontplofbare oorogsresten worden aangetroffen, dan is het zaak dat ene procedure in werking wordt gesteld om het risico tot een minimum te beperken. De politie moet worden gewaarschuwd, die de EOD van een eventuele vondst in kennis zal stellen.
Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.
De Technische Radar Analyse beschrijft de mogelijke invloed van de verlenging van de langshaven tot aan de radarpost Amerikahaven op de radardekking, VHF en AIS dekking van het Noordzeekanaal systeem, zoals opgenomen in Bijlage 10.
Relatie tot plangebied
Op basis van de Technische Radar Analyse kan worden geoordeeld dat de voorgenomen verlenging van de langshaven geen invloed zal hebben op de kwaliteit van de doelvolging op de hoofdvaarweg.
Het aspect walradar vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.
Erfgoedwet
De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is primair een gemeentelijke opgave. De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Dit volgt uit een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg. De Erfgoedwet is een voorloper op de Omgevingswet, welke naar verwachting op 1 januari 2023 in werking treedt.
Nota Belvedère (1999)
Doelstelling van de Nota Belvedère is om de alom aanwezige cultuurhistorische waarden sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Dit met als doel het aanzien van Nederland aan kwaliteit te laten winnen en tegelijkertijd de onderlinge samenhang van cultuurhistorische waarden op het terrein van de archeologie, gebouwde monumenten en historische cultuurlandschap te versterken.
Erfgoedstrategie 2019-2023
In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.
In het door de raad vastgestelde beleid “Identiteit van Zaanstad” staat dat karakteristieke bebouwing langs de dijken linten en paden wordt gekoesterd en behoud en herstel van de historische bebouwing wordt gestimuleerd.
Vanuit Inverdan is het blootleggen en vervolgens versterken van de verborgen kwaliteiten uitgangspunt; deze kunnen als vertrekpunt dienen voor nieuwe ontwikkelingen. MAAK Zaanstad wil het goede versterken, en het minder goede verbeteren. Daarvoor moet eerst bepaald worden wat de identiteit en kwaliteit van het te ontwikkelen gebied is.
De Identiteit van Zaanstad (Beleid “historische linten, dijken en paden”): Het blootleggen en vervolgens versterken van de verborgen kwaliteiten is uitgangspunt. Cultuurhistorische waarden worden ingezet om deze verborgen kwaliteiten inzichtelijk te maken en om als vertrekpunt te dienen voor nieuwe ontwikkelingen. De cultuurhistorische verkenning historische linten, dijken en paden is vastgesteld door het college. De aanbevelingen hierin zijn uitgangspunt bij het ontwikkelen van plannen.
Erfgoedverordening
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.
Aangezien de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening. In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
Nota archeologie Zaanstad
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen (projectbesluiten en ontheffingen) van het bestemmingsplan.
Relatie tot plangebied
Het plangebied is niet aangewezen met een dubbelbestemming ter bescherming van archeologische waarden. Zekerheidshalve heeft overleg met de gemeente Zaanstad plaatsgevonden. Uit dit overleg volgt dat voor de kade HoogTij geen archeologisch onderzoek benodigd is. Het plangebied is braakliggend en kent derhalve geen cultuurhistorische waarden.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de vaststelling van deze herziening.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen in beginsel de verkeersaspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan.
Relatie tot plangebied
De verlenging van de kade brengt geen extra verkeersaantrekkende werking met zich mee. De verlenging is immers bedoeld voor het aanmeren van grotere (zee)schepen, maar zal ten dienste staan van de bedrijvigheid die zich reeds kan vestigen op HoogTij. Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt het bestaande fietspad iets landinwaarts verlegd. Het fietspad blijft echter aansluiten op het huidige netwerk. Door de verlegging van het fietspad wordt de fietsbereikbaarheid van het plangebied geborgd. Het groene karakter langs de randzones van de kade wordt behouden.
Figuur 4.2 Weergave verlegging fietspad
Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de vaststelling van deze herziening.
Op grond hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), in samenhang met het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.), moet bij initiatieven voor bepaalde activiteiten worden beoordeeld of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
In gevallen dat een activiteit betrekking heeft op activiteiten die voorkomen in onderdeel C en of D van het Besluit m.e.r., dient bepaald te worden welke procedure doorlopen moet worden om mogelijke milieueffecten te beoordelen: de m.e.r. -procedure of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsprocedure.
Doelstelling van milieueffectrapportage (m.e.r.) is om het milieubelang volwaardig mee te laten wegen in de besluitvorming. Indien:
Daarnaast dient ook bij activiteiten onder de drempelwaarden getoetst te worden opdat er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Dit betreft de vormvrije m.e.r.- beoordeling.
Relatie tot plangebied
In onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is één categorie opgenomen die van toepassing is op devoorgenomen kadeverlenging.:
De m.e.r.-(beoordelings)plicht voor de verlenging van de kade ontstaat omdat er sprake is van een activiteit als genoemd in kolom 1 en een besluit als genoemd in kolom 4:
De ontgronding heeft een oppervlakte van minder dan 12,5 hectare, waardoor er een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld moet worden. De aanmeldingsnotitie m.e.r. is opgenomen in Bijlage 11 van deze herziening.
Op basis van de effectbeoordeling zoals beschreven in de aanmeldingsnotitie treden er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op.
De bestemmingswijzigingen hebben geen negatieve invloed op de milieu- en omgevingsaspecten. De regels behorende bij de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' blijven van kracht, waardoor de wijziging evenmin invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Vijfde partiële herziening Bedrijven Zuid - Uitbreiding Havenkade HoogTij' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3901BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
Relatie tot vigerende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan is een partiële herziening: een gedeeltelijke wijziging van de vigerende bestemmingsplannen. De vigerende bestemmingsplannen betreffen zowel het moederplan (bestemmingsplan Bedrijven Zuid) als alle wijzigingen van dat plan. In paragraaf 1.6 van deze toelichting is een overzicht opgenomen.
De vigerende plannen blijven ongewijzigd van kracht, tenzij in de regels of verbeelding van deze partiële herziening anders vermeld staat.
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Dit bestemmingsplan bevat enkel de begrippen die gebruikt worden in de nieuw toe te voegen regels. De begrippen die zijn opgenomen in het moederplan blijven ongewijzigd van toepassing. Voorgaande geldt eveneens voor de wijze van meten.
In onderhavige partiële herziening zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Inhoudelijk voorziet deze partiële herziening niet in wijzigingen in de regels ten opzichte van het moederplan. Voor een toelichting op de bestemmingen wordt derhalve verwezen naar het moederplan.
Anti-dubbeltelregel
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 7 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Algemene aanduidingsregels
Gezoneerd industrieterrein
Doel van deze regel is te voorkomen dat gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ten gevolge van een industrieterrein op gevels van gebouwen de aanvaardbare normen overschrijdt.
Luchtvaartverkeerzone
Middels deze regel wordt een koppeling gelegd met artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en wordt gewezen op de hoogtebeperking van 150 m.
Vrijwaringszone - vaarweg
Hierin wordt aangegeven wanneer er advies gevraagd moet worden aan het Centraal Nautisch Beheer.
Overgangsregels
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moeten worden.
Bij de voorbereiding van een nieuw ruimtelijk project dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Onderdeel daarvan is een onderzoek naar de financiële haalbaar van het plan. Een tweede bepaling omtrent het financiële aspect is het eventueel verhalen van plankosten. In principe dient bij vaststelling van het ruimtelijke besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van afdeling '6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan besloten worden geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Omdat de partiële herziening uitsluitend voorziet in een aantal ondergeschikte aanpassingen van het bestaande bestemmingsplan is afgezien van het opstellen van een planschaderisicoanalyse. Het is niet aannemelijk dat eventuele planschade zodanig hoog zal zijn dat dit een belemmering zal vormen voor de uitvoerbaarheid van deze partiële herziening of van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid". Het project wordt door Port of Amsterdam uitgevoerd. De kosten in verband met de realisatie zijn voor rekening van Port of Amsterdam. Er is geen aanleiding om aan de economische haalbaarheid van het plan te twijfelen.
Er is sprake van een bestemmingsplanwijziging van in planologisch opzicht ondergeschikt belang, waarbij geen herschikking van betrokken belangen als bedoeld in art.3.1.1 Bro aan de orde is. Om die reden is afgezien van vooroverleg. De provincie Noord-Holland wordt hiervan in kennis gesteld. Daarnaast heeft wel vooroverleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier (HHNK, d.d. 6 november 2020). Hieruit is gebleken dat een watervergunning dient te worden aangevraagd omdat de nieuwe kade is gelegen ter hoogte van een kering. Medio oktober 2022 is met het HHNK het ruimtebeslag ten aanzien van de verlegging van de waterkering overeengekomen, zie hiervoor ook Bijlage 6 van deze toelichting.
De omwonenden zijn zeer betrokken bij de ontwikkelingen op HoogTij. Tijdens de terinzage periode zal voor de omwonenden een informatieavond worden gehouden.
Zienswijzen
Er zijn een aantal andere vaste overlegpartners aan wie het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt in kader van terinzagelegging toegezonden aan de volgende instanties en vaste overlegpartners.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken ter inzage gelegen (vanaf 27 april t/m 7 juni 2023). In deze periode zijn zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen zijn in de Nota van beantwoording zienswijzen samengevat en beantwoord. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De Nota van beantwoording zienswijzen is opgenomen in Bijlage
12 van deze toelichting.