direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lint Krommenie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De straten van het oude dorpslint van Krommenie (Vlietsend, Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en de Vlusch) hebben in het bestemmingsplan "Krommenie" uit 2013 een globale en weinig gedetailleerde bestemming gekregen. De bouwvlakken, bouwhoogtes en bebouwingspercentages zijn ruimer dan de bestaande bebouwing.

In de afgelopen tijd zijn er omgevingsvergunningen voor bouwprojecten aangevraagd, die, gebruik makend van de ruime bouwmogelijkheden, niet geweigerd kunnen worden maar die wel de karakteristieke lintbebouwing aantasten.

Het doel van dit bestemmingsplan is om het beeld van de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. Op die manier wordt invulling gegeven aan het voorbereidingsbesluit van mei 2021, waarin de gemeenteraad de ambitie heeft uitgesproken dat de ruime bouwmogelijkheden worden beperkt en in overeenstemming worden gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden".

Daarnaast wordt beoogd een goed woon- en leefklimaat te borgen. Het dorpslint is een gemengd gebied met winkels, bedrijven en woningen. Nieuwe bouwvolumes en nieuwe functies kunnen grote invloed hebben op het woon- en leefklimaat van bewoners en omwonenden van het dorpslint, bijvoorbeeld met betrekking tot bezonning en schaduw, privacy, uitzicht, klimaatadaptatie of verkeersveiligheid. Het is wenselijk dat nieuwe bouwprojecten per geval kunnen worden beoordeeld, dat er bestuurlijke afwegingsruimte is en dat er maatwerk kan worden geboden bij specifieke vergunningaanvragen.

Bovendien wordt met voorliggend bestemmingsplan voor het dorpslint van Krommenie een zelfde soort systematiek gebruikt als in de bestemmingsplannen voor de andere dorpslinten in de gemeente Zaanstad. Met deze systematiek is een gedetailleerd bestemmingsplan gemaakt dat beter past bij een bestaand, dichtbebouwd en dichtbevolkt dorpscentrum.

1.2 Ligging van het plangebied

Het bestemmingsplan "Lint Krommenie" heeft betrekking op het oude dorpslint van Krommenie. Dit bestaat uit het Vlietsend, de Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en een deel van de Vlusch. De Durgsloot ten westen van deze straten heeft eveneens cultuurhistorische waarde en is onderdeel van dit bestemmingsplan.

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • de Provinciale weg in het zuiden;
  • het midden van de Durgsloot in het westen;
  • de perceelsgrens tussen het adres Vlusch 18A/B en Vlusch 20 in het noorden;
  • de oostelijke perceelsgrenzen van de percelen aan het Vlietsend, de Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en Vlusch in het oosten;

Er is voor gekozen om het bestemmingsplan te actualiseren voor de gronden die in het bestemmingsplan "Krommenie" uit 2013 de bestemming "Centrum" of "Gemengd" hebben gekregen. Voor die bestemmingen gelden globale bouwregels die aangepast worden.

Gronden die in het bestemmingsplan "Krommenie" de bestemming "Wonen" hebben gekregen, hebben al een gedetailleerde regeling met bouwvlakken en bouwhoogtes, gebaseerd op de bestaande bebouwing. Die regeling borgt de cultuurhistorische waarden al voldoende. De bestemming "Wonen" wordt daarom niet aangepast. Daardoor ligt de noordgrens van het plangebied tussen het adres Vlusch 18A/B en Vlusch 20.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0001.png"

Afbeelding: Ligging plangebied

Het plangebied valt samen met de historische dorpskern. De oude structuur van het dorp met het lange noord-zuid georiënteerde lint met dwarspaden en bebouwde uitvalswegen naar de nabijgelegen dorpskernen is goed herkenbaar gebleven. In het lint tussen de Snuiverstraat en de Badhuislaan heeft zich in de loop der jaren een winkelgebied ontwikkeld, met horeca en andere voorzieningen. Boven de voorzieningen in de plint bevinden zich vaak woningen. In het Vlietsend, de Noorderhoofdstraat en de Vlusch is de dichtheid van de voorzieningen minder hoog en wordt ook de begane grond vaak bewoond.

Aan de westkant ligt de Durgsloot, die in het noordwesten het dorpslint scheidt van het Agathepark. Aan de oostkant van het plangebied liggen vroegtwintigste-eeuwse fabrieken en arbeiderswijken, tussen het dorpslint en de Nauernasche Vaart. De fabrieken en arbeiderswijken worden vanaf het lint en de Noordervaartdijk ontsloten, via de tussenliggende paden.

1.3 Voorgaande bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van het bestemmingsplan "Krommenie", vastgesteld op 4 juli 2013. Alleen het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan "Krommenie" gelden.

Bestemmingsplan Krommenie

In het bestemmingsplan "Krommenie" hadden de gronden de bestemming Centrum, Gemengd, Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied.

In de bestemming Centrum waren de volgende functies toegestaan:

  • a. bedrijven;
  • b. cultuur en ontspanning;
  • c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
  • d. detailhandel;
  • e. wonen op de tweede en hogere bouwlagen;
  • f. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  • g. daar waar de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' is een supermarkt uitgesloten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'markt'is tevens een markt toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is tevens een onderdoorgang toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garage toegestaan;
  • l. horeca, maximaal categorie 2, zoals opgenomen in bijlage "3 staat van horeca activiteiten",ondergeschikt, gerelateerd aan en ten dienste van de bestemming
  • m. met de daarbij behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;
  • n. Waarbij geldt dat de functies zoals bedoeld onder a tot en met h uitsluitend toegestaan zijn indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden;
    • 1. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling: panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding
    • 2. voor de panden met de functies categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteit geldt naast de genoemde voorwaarde in 6.1, onder n lid 1 dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg.

In de bestemming Gemengd waren de volgende functies toegestaan:

  • a. bedrijven ;
  • b. cultuur en ontspanning;
  • c. dienstverlening (zakelijke en consumentverzorgende);
  • d. detailhandel;
  • e. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  • f. woningen;
  • g. horeca, maximaal categorie 1a, zoals opgenomen in bijlage "3 staat van horeca activiteiten"
  • h. daar waar de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is opgenomen is horeca toegestaan tot maximaal categorie 2, zoals opgenomen in bijlage 2 "staat van horeca activiteiten"
  • i. daar waar de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is opgenomen is horeca toegestaan tot maximaal categorie 3, zoals opgenomen in bijlage 2 "staat van horeca activiteiten"
  • j. met de daarbij behorende overige voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen;
  • k. Waarbij geldt dat de functies zoals bedoeld onder a,b,c,d,e,f,j, indien zij voorkomen in categorie A, B1 of B2 of C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging onder de volgende voorwaarden zijn toegestaan:
    • 1. voor de panden met de functies categorie B2 geldt de volgende bepaling:panden dienen vrij te staan van woningen en andere milieugevoelige functies danwel aan de panden dienen andere bouwkundige voorzieningen getroffen te zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op een vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding;
    • 2. voor de panden met de functies categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten geldt naast de genoemde voorwaarden in 9.1, onder j lid 1 dat de ontsluiting van het bedrijf dient te liggen aan een hoofdweg.

De bouwregels waren in zowel de bestemming Centrum als in de bestemming Gemengd globaal. De bouwvlakken vielen samen met de bestemmingsvlakken. Per bouwperceel gold een maximaal bebouwingspercentage van 70%. De maximaal toegestane bouwhoogte varieerde van 6 tot 16 meter.

De gronden in de bestemming Verkeer waren bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor het verkeer met een primair doorgaand karakter (stroomfunctie);

met de daarbij behorende

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

De gronden in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied waren bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor zowel het langzaamverkeer als buurtonsluitingswegen;

met de daarbij behorende

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Over het zuidelijke deel van het Vlietsend ligt de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

Paraplubestemmingsplannen

Naast het bestemmingsplan "Krommenie" waren de bestemmingsplannen "Parapluplan Parkeren Zaanstad", vastgesteld 7 juli 2018 en "Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur", vastgesteld 8 juli 2021, van toepassing. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijven bovengenoemde paraplubestemmingsplannen gelden.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Lint Krommenie. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat wordt mogelijk gemaakt met dit plan?

2.1 Bestaande situatie

Het dorpslint vormt de historische ruggengraat van Krommenie en is onderdeel van het lint dat loopt van Assendelft tot Krommeniedijk. Met de dichte bebouwing langs het Vlietsend, de Zuiderhoofdstraat, de Noorderhoofdstraat en de Vlusch heeft het lint een dorps karakter. Dwars op het lint liggen aan beide zijden paden, zoals de Weiver, de Heiligeweg en de Padlaan.

Waar vroeger het zwaartepunt lag bij de kerk, is tegenwoordig het winkelgebied tussen de Snuiverstraat en de Badhuislaan het centrum van het dorp. Hier bevinden zich winkels, restaurants en andere voorzieningen.

De bebouwing bestaat voornamelijk uit individuele gebouwen van één tot twee lagen, in tegenstelling tot de omliggende buurten, waar het gemiddelde op twee tot drie bouwlagen ligt. Het lint dankt zijn intieme karakter aan deze kleine schaal. Incidenteel komen er gebouwen met drie bouwlagen voor. Vaak gaat het dan om moderne gebouwen met twee lagen onder een kap en een grote aanbouw van één laag. Maar ook historische bebouwing van drie lagen komt voor. Deze historische gebouwen van twee lagen onder een kap bevinden zich voornamelijk langs de Zuiderhoofdstraat. In de oude kern van Krommenie langs de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn relatief veel oude houten huizen bewaard gebleven. De 18e-eeuwse pronkgevels behoren tot de mooiste en rijkst gedecoreerde exemplaren van de gehele Zaanstreek.

Naar het noorden toe wordt de bebouwing steeds kleinschaliger, dorpser en ook soberder. Vaak staan op het achterste deel van de percelen schuren, loodsen en andere bedrijfsruimtes en wordt er op eigen erf geparkeerd.

De moderne bebouwing van drie lagen bevindt zich voornamelijk tussen de Snuiverstraat en de Badhuislaan. Opvallend aan deze bebouwing is dat de derde laag vaak terug ligt (een setback), zodat het kleinschalige karakter van het lint enigszins intact blijft.

Beleving straatwanden lint

Een uniek kenmerk van Krommenie is de positie van de Durgsloot, ten westen van het lint. Deze sloot heeft altijd achter de bebouwing gelegen, in tegenstelling tot de wegsloten in veel andere Zaanse linten. Dit leidt tot een bijzonder smal profiel, wat het historische lint een uniek intiem karakter geeft. Aangezien de smalheid de regel is, zijn de uitzonderingen op deze smalheid de verbijzonderingen in het lint.

Tot deze verbijzonderingen behoren ten eerste de huizen die inverdan zijn gebouwd. Door de terugliggende huizen ontstaan bijzondere plekjes. Aangezien het nauwe lint bijna geen ruimte laat voor groen, worden deze plekjes vaak groen ingericht. Deze kleine oases zijn aangename uitzonderingen in de stenige straten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0002.png"

Afbeelding: verspringende voorgevelrooilijn (inverdan) met voortuin

De tweede uitzonderingen op de smalheid van het lint worden gevormd door de kruisingen met de paden en incidenteel met een dwarssloot.

De bebouwing in het dorpslint van Krommenie heeft twee straatwanden. Vanaf het Vlusch voegt de Durgsloot zich net ten noorden van het Agathepark bij de dijk, waardoor één straatwand veel verder naar achteren komt te liggen. De bebouwing aan het lint vormt vanaf dit punt een rug aan de oostkant.

Beleving Durgsloot

Op diverse plekken is het lint nog als dijk herkenbaar vanwege het hoogteverschil tussen de dijk en het naastliggende land. Dit is met name het geval bij de bruggen over de Durgsloot, ten westen van het lint. De bruggen bieden een pittoresk zicht op de lager liggende achtertuinen en boothuisjes aan het water. De toeschouwer krijgt hier een intiem kijkje in het dagelijks leven van de inwoners van Krommenie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0006.png"

Afbeelding: achtererven langs de Durgsloot

De openheid die ervaren wordt vanaf de bruggen, is een aangename tegenstelling tot het smalle profiel van het lint. Dit contrast wordt versterkt door het groene karakter van de kades aan de achterzijde van het lint, tegenover de kleine hoeveelheid groen in het lint zelf.

Functies

Het dorpslint is een gemengd gebied met winkels, bedrijven en woningen. In het kernwinkelgebied bevinden zich winkels, restaurants en andere voorzieningen op de begane grond. Op de verdiepingen daarboven wordt vaak gewoond. Verspreid in het kernwinkelgebied liggen ook panden die volledig bewoond worden, dus ook op de begane grond. Bij winkels is het achtererf vaak volgebouwd met één bouwlaag. Bij woningen wordt het achtererf doorgaans gebruikt als tuin.

Buiten het kernwinkelgebied komen incidenteel ook winkels, horecavestigingen en andere voorzieningen voor, maar de meeste panden hebben een woonfunctie op alle bouwlagen. Buiten het kernwinkelgebied worden de diepe percelen gekenmerkt door lange, smalle tuinen met bijgebouwen.

2.2 Aanloop bestemmingsplan

Om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen heeft de gemeenteraad op 27 mei 2021 een voorbereidingsbesluit genomen. In dat besluit heeft raad de ambitie uitgesproken dat de ruime bouwmogelijkheden worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming worden gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden".

Omdat het inperken van bouwrechten vergaande impact kan hebben op de eigendomsbelangen, heeft de raad, met in achtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (evenredigheidsbeginsel) uit de Algemene wet bestuursrecht, besloten om eigenaren een voldoende lange periode te bieden om bestaande bouwrechten te benutten. Daarom heeft de raad met het besluit van 21 april 2022 het voorbereidingsbesluit ingetrokken. Dat besluit is op 4 mei 2022 gepubliceerd, waarna een benuttingsperiode is aangevangen van ruim 7 maanden.

Op 22 december 2022 heeft de raad een nieuw voorbereidingsbesluit genomen dat op 28 december 2022 is gepubliceerd. Met dit besluit is opnieuw een voorbereidingsbescherming beoogd.

2.3 Ontwikkelingen

Uitgangspunten bestemmingsplan

In het raadsbesluit van 21 april 2022 zijn tevens de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan vastgesteld. De basis wordt gevormd door de visie "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden", de daarbij bijbehorende cultuurhistorische verkenning en het onderzoek naar de cultuurhistorische kernkwaliteiten van het dorpslint van Krommenie (zie paragraaf 4.1 en Bijlage 1 Cultuurhistorische kernkwaliteiten).

Dat heeft geleid tot de volgende uitgangspunten:

  • a. De bestaande hoofdbebouwing wordt leidend;
  • b. Per perceel worden bouwvlakken ingetekend op basis van de bestaande hoofdbebouwing;
  • c. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de bouwvlakken;
  • d. Hoofdgebouwen die al op het achtererfgebied bestaan, worden met een bouwvlak ingetekend;
  • e. Nieuwe hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan aan het lint/de straat, bijgebouwen staan aan de achterzijde van het perceel;
  • f. In de bouwvlakken worden voorgevellijnen en verspringingen in de gevelwand ten opzichte van de straat (inverdan) vastgelegd;
  • g. Bij hoofdgebouwen die inverdan gebouwd zijn, wordt de strook tussen straat en hoofdgebouw als Tuin bestemd, in die strook is parkeren van auto’s niet toegestaan;
  • h. Bestaande bouwhoogtes worden vastgelegd;
  • i. Bestaande goot- en nokhoogtes van kappen worden vastgelegd;
  • j. In het achtererfgebied wordt in een strook langs de Durgsloot geen nieuwe bebouwing toestaan, geen hoofd- en geen bijgebouwen, uitsluitend vergunningvrije bouwwerken worden toegestaan.

Amendementen

Bij het besluit zijn tevens twee amendementen aangenomen

  • 1. Na het vaststellen van de uitgangspunten wordt met projectontwikkelaars, bewoners, eigenaren, ondernemers en andere belanghebbenden besproken welke ruimte er in het nieuwe bestemmingsplan zou moeten blijven voor nieuwe ontwikkelingen in het lint.
  • 2. Aan het uitgangspunt onder g. is toegevoegd: met uitzondering van de situaties die, voor het intrekken van het voorbereidingsbesluit Lint Krommenie en het vaststellen van de nieuwe uitgangspunten van het bestemmingsplan, bij de gemeente bekend zijn als parkeerplekken.

Aan het eerste amendement is invulling gegeven door een participatietraject op te starten met alle belanghebbenden. Een verslag van dit traject staat in paragraaf 5.2 Participatie met belanghebbenden en in Bijlage 2 Verslag participatiebijeenkomst 2 juni 2022.

Aan het tweede amendement is invulling gegeven door bestaande parkeerplekken in voortuinen positief te bestemmen met een aanduiding 'parkeren'.

Uitwerking van de uitgangspunten in de verbeelding en de regels

De uitgangspunten zijn uitgewerkt in de planverbeelding en in de planregels. De bestaande hoofdbebouwing is geïnventariseerd en met een bouwvlak op de verbeelding weergegeven. Daardoor zijn voorgevellijnen en verspringingen in de gevelwand ten opzichte van de straat (inverdan) geborgd. Ook de bestaande bouw- en goothoogtes zijn vastgelegd op de verbeelding. Aan voortuinen is de bestemming Tuin gegeven en bestaande parkeerplekken in voortuinen hebben op de verbeelding een aanduiding 'parkeren'.

Conform de landelijke regels voor het vergunningvrije bouwen zijn er geen bijbehorende bouwwerken toegestaan in de zone van 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied. Dit geldt ook voor de achtererven langs Durgsloot, die om stedebouwkundige en cultuurhistorische redenen belangrijk wordt geacht. Zie ook de toelichting over uitbreiding van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en herbouw bestaande bebouwing in 6.5 Gemengd.

Welke ruimte is er voor uitbreidingen?

Met dit bestemmingsplan is beoogd de bestaande identiteit van het dorpslint vast te leggen, maar ook om ruimte te bieden aan ontwikkelingen die passen binnen de identiteit van de plek. Er blijft ruimte om hoofdgebouwen enigszins uit te breiden. Een uitbreiding van een hoofdgebouw in achterwaartse richting is in stedenbouwkundig opzicht het minst ingrijpend omdat dat het bebouwingsbeeld vanaf het openbaar gebied weinig verandert. Wel kan dat de bezonningssituatie op aangrenzende percelen beïnvloeden. Door de diepe percelen is deze invloed relatief beperkt. Daarom hebben de bouwvlakken van individuele hoofdgebouwen direct grenzend aan het lint een diepte van minimaal 12 meter ten opzichte van de voorgevel gekregen. Hoofdgebouwen die minder diep zijn dan 12 meter kunnen hierdoor, zonder onevenredige hinder voor de ruimtelijke kwaliteit van aanliggende erven en aantasting van de identiteit, worden uitgebreid. Voor hoofdgebouwen die dieper zijn dan 12 meter, is het bouwvlak ingetekend conform de bestaande bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0008.png"

Verder blijft het, onder voorwaarden, mogelijk om hoofdgebouwen uit te breiden buiten het bouwvlak. De criteria hiervoor staan in de planregels in de artikelen 3.2.2, 3.2.3, 4.2.2 en 4.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken in het achtererf gelden maximale oppervlaktes die afhankelijk zijn van de grootte van het bebouwingsgebied. De maximale oppervlaktes zijn vastgelegd in artikel 3.2.4 en 4.2.4 voor de bestemmingen Centrum en Gemengd. De regeling komt overeen met de maximale oppervlaktes van de nota woonbebouwing Zaanstad 2020 en met de maximale oppervlaktes voor het vergunningvrije bouwen, geregeld in artikel 2, sub f van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

Maatwerk voor grotere uitbreidingen

Grotere uitbreidingen zijn niet rechtstreeks in dit bestemmingsplan toegestaan. Hierbij valt te denken aan het afwijken van de maximale bouwhoogte, een uitbreiding van het hoofdgebouw met meerdere bouwlagen dieper dan 12 meter, of het oprichten van nieuwe hoofdgebouwen buiten het bouwvlak. Het is wenselijk dat dit soort bouwplannen per geval kunnen worden beoordeeld op ruimtelijke inpasbaarheid en dat er bestuurlijke afwegingsruimte is.

Het is niet mogelijk gebleken om in dit bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid met criteria op te nemen waarmee de ruimtelijke inpasbaarheid van ieder bouwplan kan worden beoordeeld. Daarvoor zijn de percelen in het plangebied te gevarieerd. Er is een grote verscheidenheid aan breedtes, dieptes en oppervlaktes van de percelen. De ligging ten opzichte van bebouwing en tuinen op belendende percelen varieert en de relatie tot het openbaar gebied (de straten maar ook de Durgsloot) verschilt per perceel. Bovendien spelen ook de bouwhoogtes, oppervlaktes en situering van de bestaande bebouwing een rol in de beoordeling of een nieuw bouwwerk ruimtelijk inpasbaar is.

Het gebied heeft als historisch lint hoge cultuurhistorische waarden. Deze waarden zijn kwetsbaar. Grotere uitbreidingen kunnen de identiteit onherroepelijk beschadigen. Goede inpassing is daardoor vereist.

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen borgen en de bestaande identiteit te behouden is het wenselijk dat concrete bouwplannen op hun eigen merites kunnen worden getoetst en beoordeeld. Ieder bouwplan is uniek en heeft zijn eigen kenmerken, kwaliteiten en omstandigheden. Indien ruimtelijk inpasbaar kan aan een bouwplan maatwerk worden geboden door een buitenplanse afwijkingsprocedure te doorlopen. Bij het gebruik van deze bestuurlijke afwegingsruimte zal moeten worden voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Het bevoegd gezag heeft beleidsvrijheid om af te wegen of zij de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan verleent. Als de aanvraag past binnen het geldende beleid en ook verder voldoet aan een goede ruimtelijke ordening wordt de omgevingsvergunning redelijkerwijs verleend. Daarbij gaat het niet alleen om de kenmerken van het bouwplan zelf maar ook om de omgeving waarin het bouwplan landt en de effecten die het bouwplan heeft op die omgeving.

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Wat houdt het plan in?

Goede ruimtelijke ordening

Bij het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel in dit bestemmingsplan is de afweging tussen het behoud van cultuurhistorische waarden enerzijds en het blijven bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen anderzijds.

Uit de onderbouwing en nadere afweging in relatie tot de gebiedskwaliteit, blijkt dat in het plangebied sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de toegestane bouwmogelijkheden als aanvaardbaar worden beschouwd.

Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan worden geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes toegestaan. Ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie wordt slechts een beperkte uitbreiding van de aanwezige bebouwing toegestaan.

Milieuaspecten

De milieuaspecten staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Een deel van het plangebied, het zuidelijkste deel van het Vlietsend, ligt in de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Assendelft. De planologische bescherming gerelateerd aan de geluidszone blijft in werking. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

In het plangbied zelf en in de (directe) omgeving bevinden zich geen inrichtingen/bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, gebruikt of overgeslagen, en bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Het onderhavige plan maakt geen risicovolle inrichtingen mogelijk. Er wordt voldaan aan de richtafstand voor gevaar van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

Omdat er geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan, leidt het aanpassen van het bestemmingsplan niet tot extra verkeer. Er is ten aanzien van verkeer sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het inperken van de ruime bouwmogelijkheden en het inachtnemen van de cultuurhistorische waarden een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voorziet in een duidelijke bouwregeling in een reeds bebouwd gebied. Er sprake van een goed woon- en leefmilieu. Hierin wegen onder meer mee: de kwaliteiten van het gebied, de situering in gemengd gebied (met reeds bestaande woningen, winkels en bedrijven), goede bereikbaarheid van dagelijkse voorzieningen en voor auto, fiets en OV. Bovendien vormen de functies binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel.
Gelet op het voorgaande beschermt het bestemmingsplan de cultuurhistorische waarden, terwijl nieuwe kleinschalige ontwikkelingen nog steeds mogelijk zijn, die in het kader van de algehele belangenafweging wenselijk zijn en waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Planonderbouwing

4.1 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden van dit betreffende gebied zijn op grote lijnen beschreven en gewaardeerd in het document 'Kernkwaliteiten en bestemmingsplan Lint Krommenie' d.d. 18 maart 2022 door MOOI Noord-Holland in opdracht van de gemeente Zaanstad.Zie Bijlage 1 Cultuurhistorische kernkwaliteiten. Ook wordt de visie 'De identiteit van Zaanstad - Linten, dijken en paden' (vastgesteld door de raad op 3 september 2020), uitgewerkt in een verkenning van Krommenie, waaronder het lintgedeelte. Deze uitwerking wordt naar verwachting in 2023 vastgesteld door de raad. Beide verkenningen vormen de basis voor de analyse van de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Aan deze beschreven waarden moeten conclusies worden verbonden en deze dienen verankerd te worden in dit bestemmingsplan.

De nationale, provinciale en gemeentelijke beleidskaders voor cultuurhistorie en archeologie zijn samengevat in de bijlage met de beleidskaders, zie Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden

 

4.1.1 Archeologie

De lintbebouwing van Krommenie is van archeologische waarde. Het lint,van Vlietsend tot en met de Vlusch tot aan de Haansloot, behoort tot de oudsten van de Zaanstreek en dateert mogelijk uit de 11e eeuw. Langs dit lint stonden de huizen en boerderijen op terpen die nu zijn weggezakt in de bodem. De Heiligeweg als weg is vermoedelijk ook middeleeuws.

De bebouwing langs de Heiligeweg, de Padlaan en de zijpaden tussen het Visserspad en de Weiver zijn waarschijnlijk 17e en 18e eeuws. Resten van laatmiddeleeuwse en 17e en 18e eeeuwse bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. Vanwege de aanwezigheid van vroege industriële activiteiten (zeildoekweverij) is het gebied van (inter)nationaal belang.

De archeologische waarden zijn weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan en gekoppeld aan de planregels in Artikel 10 Waarde - Archeologie. Voor de bouw van bouwwerken en andere bodemverstorende activiteiten geldt dat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) moet worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Indien uit het genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden an de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Het grootste deel van het dorpslint heeft de waarde Archeologie - 1. Bij bouwwerken en andere bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm geldt bovenstaande verplichting niet.

Ter plaatse van de Nederlands Hervormde kerk (Kerkplein 1) en het voormalige Raadhuis en Rechthuis (Zuiderhoofdstraat 151) geldt de archeologische waarde - 5. Daar geldt alleen een uitzondering van de bovenstaande onderzoeksplicht voor bouwwerken die niet dieper gaan dan 50 cm.

4.1.2 Ontwikkelingsgeschiedenis

Vroege middeleeuwen

Bij de vroegste bewoning en inrichting van het gebied is het natuurlijke landschap van doorslaggevende betekenis geweest. Het microreliëf, de bodem en de waterstaatkundige situatie bepaalden waar bewoning plaatsvond en akkers, weilanden en moerassen lagen. Toen de eerste mensen zich in de regio vestigden bestond het landschap uit uitgestrekte moerassen. In deze moerasachtige omstandigheden groeiden planten sneller dan ze werden afgebroken en stapelden dode planten zich op tot een dik pakket veen. De veengroei ging eeuwenlang door, waardoor het veen dat aanvankelijk door grond- (kwel) en oppervlaktewater werd gevoed zo hoog was opgegroeid dat het van enkel regenwater afhankelijk werd. Er waren zogeheten veenkussens ontstaan die meters boven het huidige maaiveld uitstaken. Natuurlijke veenstroompjes zoals de Zaan en Crommenije voerden het water af richting het zoete binnenmeer Almere, de voorloper van de Zuiderzee.

1100-1580 Agrarisch lintdorp
Vanaf de 10e eeuw werd de veenwildernis op grote schaal in cultuur gebracht. Loodrecht op het OerIJ (Wijkermeer en Crommenije) en de Zaan werden sloten gegraven om het overtollige water af te voeren. Hierdoor droogde de bovenlaag van het veen op en werd de bodem geschikt voor bewoning, akkerbouw en veeteelt. Krommenie werd ontgonnen vanaf het Cromme IJe (nu de Kil, de Noorder- en Zuiderham) richting de huidige Nauernasche Vaart (destijds het Twisk). Net als elders gebeurde dit gefaseerd waarbij de boeren, achtervolgd door bodemdaling, steeds verder het veen in trokken. Bewoning vond kris kras door het gebied plaatst. Resten van de eerste middeleeuwse boerderijen zijn nog te vinden in de bodem van de weilanden bij Krommenie. De verkavelingsrichting van de ontginningen is nog zichtbaar in het landschap.
De ontwatering van het veen leidde tot inklinking en vertering van het veen, waardoor de bodem sterk daalde. Tussen 1100-1250 werd het noodzakelijk om dijken aan te leggen. De overgebleven geul van het Oer-IJ werd bij Busch en Dam afgedamd en later ten oosten van Beverwijk (Nieuwe Dijk). Door de aanleg van dijken werd een gunstige nieuwe bewoningslocatie gecreëerd, het drassige achterland werd verlaten en vanaf de 13e eeuw concentreerde de bewoning zich langs de ontginningsdijk, de huidige Noorder- en Zuiderhoofdstraat, Vlietsend en Uitweg. Sommige huizen of boerderijen werden op terpen gebouwd. Zo ontstond de noord-zuid gerichte, lintvormige bebouwing van Krommenie. In de loop van de 15e en 16e eeuw was het veen door inklinking sterk vernat en minder geschikt geworden voor landbouw. Met als gevolgd dat de akkerbouw uit Krommenie verdween en veeteelt het hoofdmiddel van bestaan werd.
Er waren verbindingspaden naar Busch en Dam en naar Wormerveer. Op het knooppunt van de verbindingspaden en het ontginningslint ontstond een klein dorpscentrum met de kerk en later het raadhuis.

1580-1870 Nijverheid en handel

Vanaf het laatste kwart van de 16e eeuw groeide de Zaanstreek uit tot het grootste industriegebied van Europa in die tijd, met voornamelijk scheepsbouw. Gerelateerd aan de scheepsbouw ontwikkelde zich in Krommenie de zeildoekweverij en de molenindustrie. Aan het einde van de 17e eeuw en in de 18e eeuw kwam de overgrote meerderheid van het zeildoek op de Nederlandse schepen uit het noorden van de Zaanstreek, vooral uit Krommenie. Krommenie verzorgde in de 18de eeuw 75% van de productie van zeildoek in de Republiek.

Via het uitgebreide slotenstelsel konden producten makkelijk worden aan- en afgevoerd. Met de komst van de Nauernasche Vaart in 1633 werd de waterverbinding tussen het IJ en Assendelft en Krommenie vergroot. Er was nu groot vaarverkeer mogelijk in dit westelijke deel van de Zaanstreek en dit bracht het gebied welvaart.

Het hele proces van zeildoekweverij van hennep tot zeildoek vond plaats in Krommenie. Het spinnen en weven vond voornamelijk thuis plaats, de achtererven waren daarom veelal bedrijfsmatig ingericht. Het kloppen van hennep gebeurde in hennepklopmolens. In 1651 stonden er vijf van dit soort molens in het veld, met name bij de Nauernasche vaart. De molens konden bereikt worden via paden langs de middeleeuwse kavelsloten. Buiten hennepkloppers was de molenindustrie niet van grote betekenis in Krommenie.

Door de economische voorspoed nam de bevolking en bebouwing toe. Het lint raakte sterk verdicht en de brede percelen werden opgedeeld, waardoor een smalle parcellering ontstond. Langs het lint kwamen naast de eenvoudige houten bebouwing, ook rijke koopmanshuizen te staan. Ook langs de weg naar Wormerveer (Padlaan) en Bus en Dam (Heiligeweg) verrezen woningen. Voorts werden haaks op het lint een aantal paden aangelegd met woningen erlangs, met name tussen het lint en de Nauenasche Vaart. Hierdoor ontstond een voor Krommenie typische 'ladderstructuur'. De bebouwing langs de paden was eenvoudig van opzet. Ook kwamen hier weverijen (zie afb. Padlaan).

De paden van Krommenie waren/zijn:

  • Padlaan (verbindingsweg naar Wormerveer) – oorspronkelijk een kerkenpad)
  • Heiligeweg (verbindingsweg naar Bus en Dam) – oorspronkelijk een kerkenpad)
  • Weiver (bebouwd pad bij de sluis van de Nauernasche Vaart)
  • Visserspad (bebouwd pad bij de sluis van de Nauernasche Vaart)
  • Kattenpad (nu Evenwichtsstraat)
  • Spinderspad

In de eerste helft van de 18e eeuw was de productie van zeildoek nog steeds hoog. Uit deze tijd dateren de houten en stenen pronkgevels in de Lodewijkstijlen. Toen het na 1739 slechter ging met de scheepsbouw in Zaandam ging het logischerwijs ook slechter met de industrie van de zeildoekweverij. De bevolking nam af en de bouw van woningen stagneerde. Toch hield de industrie stand in de 18e eeuw, omdat het een nationale industrie was geworden. Dankzij de rijkdom van de rolreders (welgestelde zeildoekhandelaren) werden rond 1800 fraaie Zaanse panden neergezet langs de Noorder- en Zuiderhoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0009.png" Afbeelding: Padlaan met de achtersloot. Op de voorgrond de oude weverij ca. 1880 (Bron: Noord-Hollands Archief NL-HlmNHA_559_003458)

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0010.png"

Afbeelding: “Krommenie in 1850, te zien is de kamstructuur van Krommnie, rechts de Nauernasche Vaart”

1870-1945 Industrialisering

Met de aanleg van het Noordzeekanaal in 1874, de vernieuwing van de zeehaven in de Voorzaan in 1884 en de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Den Helder (1865-1878) verbeterde de positie van de Zaanstreek.

De komst van de industrialisatie in de 19e eeuw leidde er toe dat de molens uit het landschap verdwenen. Er kwamen (grootschalige) fabrieken, met name langs de Nauernasche vaart. De aanwezigheid van lijnolie en jute was in 1899 aanleiding voor de vestiging van een grote linoleumfabriek in Krommenie. De aanleg van de spoorlijn en later de provinciale weg deelde het lange lint van Assendelft en Krommenie op in twee afzonderlijke linten. Het oorspronkelijke lange lint is er door de grootschalige infrastructuur ook niet meer ervaarbaar.

Villa's, kantoren en winkels verschenen langs het lint. De panden werden groter qua volume dan de 17e en 18e-eeuwse bebouwing en bestonden vaker uit twee bouwlagen met kap. Aan het einde van de 19e eeuw en begin 20e eeuw zijn veel houten woningen vervangen door stenen arbeiderswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0011.png"

Afbeelding: Krommenie in 1895. Aan de structuur van het dorp is nog weinig veranderd. Wel is wat fabrieksbebouwing te zien langs de Nauernasche vaart

In de 20e eeuw veranderde voor het eerst sinds eeuwen de opzet van Krommenie wezenlijk. De industrialisatie en de bevolkingsgroei die aan het eind van de 19e eeuw waren begonnen, zetten zich aan het begin van de 20e eeuw voort. De woningnood werd groter. In eerste instantie werden evenwijdig aan de paden straten aangelegd om hier woningen te bouwen. De Prins Hendrikstraat en de Emmastraat zijn hier voorbeelden van. De lege weilanden tussen de paden raakten bebouwd en daarmee ontstonden nieuwe wijkjes met een heel ander stratenpatroon. De buurten Blok en Oranjebuurt zijn hier voorbeelden van en zijn als deelontwerpen direct aan de bestaande paden uitgevoerd. De uitbreidingswijken waren planmatig en sober van opzet. Nog voor de Tweede Wereldoorlog werd aan de westzijde van de hoofdstraat een tweede noord-zuid as gerealiseerd door de uitbreidingswijken Bomenbuurt en Vogelenbuurt. Met de aanleg van de Badhuislaan ontstond een Kruising met de Padlaan, oneigenlijk voor het lint van Krommenie.

Aan het begin van de 20e eeuw werden uit hygiënisch oogpunt, maar ook vanwege het toenemende wegverkeer, de sloten langs de paden gedempt en is er bebouwing toegevoegd en vervangen langs de paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0012.png"

Afbeelding: Noorderhoofdstraat rond 1910 (Bron: Noord-Hollands archief NL-HlmNHA_162_2541_041)

1945-2000 Schaalvergroting

Vlak na de Tweede Wereldoorlog was er een grote vraag naar woningen met als gevolg dat grote uitbreidingswijken werden ontwikkeld zoals de Rosariumbuurt en de Snuiverbuurt. In de jaren '70 werd met de Noorder- en Zuiderham de westelijke grens van toen nog de gemeente Krommenie bereikt. Deze wijken liggen buiten het hier betreffende plangebied en laten we hier verder buiten beschouwing.

Ten zuiden van de historische kern zien we een concentratie van grootschalige winkels van drie bouwlagen qua vormgeving refererend aan de Zaanse karakteristieken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0013.png"

Afbeelding: Krommenie in 1950. De vroeg 20ste eeuwse uitbreidingen, de arbeiderswijken, aan weerszijden van het oude lint zijn zichtbaar, net als de grootschalige fabrieken langs de Nauernsche vaart. Het oude lint en de paden met de kleinschalige bebouwing is nog duidelijk herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0014.png"

Afbeelding: Krommenie rond 1975. De na-oorlogse uitbreidingen zijn duidelijk te zien, voornamelijk aan de westkant van Krommenie. Het oude lint met de paden en de kleinschalige bebouwing is nog steeds goed herkenbaar.

4.1.3 Historisch geografische waarden

De structuur van linten en paden vertellen het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de gemeente Zaanstad. Ze vormen de middeleeuwse binnenstad. De aanwezige sloten hebben hoge waarden vanwege de zeldzaamheid ervan. Ook de historische visgraatstructuur is bijzonder. Ondanks de grootschalige ontwikkelingen is de oude structuur van het dorp met de lange noord-zuid georiënteerde lint met dwarspaden en bebouwde uitvalswegen naar de nabijgelegen dorpskernen goed herkenbaar gebleven. Met het toevoegen van grootschalige woonwijken is steeds een nieuwe noord-zuid lijn toegevoegd met een eigen ontsluiting. Daarbij is de loop van het oorspronkelijke lint, de middeleeuwse ontginningsdijk nog aanwezig.

De Noorder- en Zuiderhoofdstraat hebben een geringe breedte omdat hier geen wegsloot aanwezig was. Dit bijzondere smalle profiel geeft het historische lint een uniek intiem karakter. Achter de bebouwing van het bewoningslint is aan de westkant de Durgsloot aanwezig. Panden werden via de Durgsloot vanaf de Nauernasche Vaart bevoorraad. Deze historische functie is nog steeds afleesbaar bij enkele panden die nog steeds een loswal hebben

In het noorden van Krommenie is het landschap open, waardoor afleesbaar is dat het een open landschap was tussen twee dorpskernen. De ontginningsdijk is ook in het noorden van het dorp, waar het water aan de westkant dat aanwezig is nog goed herkenbaar is.

In de kern van het dorp bevindt zich relatief dichte bebouwing, aan de Noorder- en Zuiderhoofdstraat tussen Weiver en Oranjeplein, met aaneengeschakelde bebouwing of bebouwing dicht op elkaar (geringe ruimte tussen panden). Naar het noorden toe wordt de bebouwing minder dicht, zo is alleen de oostzijde van de dijk bebouwd.

De paden vertellen het verhaal van het 17e eeuwse industrielandschap. De aanwezigheid van paden zorgt voor de afleesbaarheid waar in de 17e eeuw belangrijke plekken waren, zoals verbindingsroutes naar naburige dorpen, sluizen, dammen en bijvoorbeeld een veer.

De Durgsloot is een oorspronkelijke afwateringssloot. In het noorden voegt de Durgsloot zich als wegsloot bij de dijk. Dit is een belangrijk ruimtelijke moment in de beleving van het lint.

Op diverse plekken is het lint nog als dijk herkenbaar vanwege het hoogteverschil tussen de dijk en het naastliggende land. Dit is met name het geval bij de bruggen over de Durgsloot, ten westen van het lint.

4.1.4 Cultuurhistorische waarden

De Zaanse houtbouw is zeer kenmerkend en een waardevol element in het landschap van het lint Krommenie. Dit geldt ook voor de kerken met hun kerktorens, deze zijn van belang voor het landschap als herkenningspunt van de dorpskernen.

Een ander cultuurhistorische waarde is de variatie van de ligging van de panden ten opzichte van de rooilijn (het zogeheten inverdan bouwen). Door de terugliggende huizen ontstaan bijzondere plekjes aan het lint. Aangezien het nauwe lint bijna geen ruimte laat voor groen, worden deze plekjes vaak groen ingericht. De tweede uitzondering op de smalheid van het lint wordt gevormd door de kruisingen met de paden en incidenteel met een dwarsloot.

Aan de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn relatief veel oude houten huizen bewaard gebleven. Hier zijn, in vergelijking met de andere ontginningslinten, zeer rijke 18e eeuwse pronkgevels aanwezig in het dorp (wellicht de rijkste van de hele Zaanstreek). Deze houten pronkgevels herinneren aan de tijd dat Krommenie bewoond werd door rijke zeildoekhandelaren, de zogenaamde rolreders.

Naar het noorden toe wordt de bebouwing soberder en simpeler, hier heeft het gebied een meer agrarisch karakter. De historische bebouwing is kleinschalig. Zo is er vaak één bouwlaag onder een kap, maar in Krommenie komt ook historische bebouwing voor van twee bouwlagen en een kap. De bebouwing aan het lint bestaat voornamelijk uit één tot twee bouwlagen met kap. Het lint dankt zijn intieme karakter aan deze kleine schaal.

De twee verbindingspaden: Heiligeweg en de Padlaan zijn van regionaal belang. Aan het Vlietsend staan enkele waardevolle historische panden, maar over het algemeen heeft dit deel van het lint een rommelig karakter.

4.1.5 Aanbevelingen

  Algemeen 

  • Niet alleen de bebouwde percelen (zoals nu voor het voorbereidingsbesluit als begrenzing is opgenomen), maar ook de openbare ruimte meenemen in het bestemmingsplan. In het dorpslint van Krommenie is de gehele structuur van belang.
  • Niet alleen het dorpslint opnemen, maar ook de Durgsloot en gebied tot aan de Nauernasche Vaart opnemen in de gebiedscontour. De structuur van ontginningsdijk, water en paden vertelt gezamenlijk het unieke verhaal van Krommenie.
  • Voorsorteren op het omgevingsplan en het lint de 'dubbelbestemming cultuurhistorie' geven en hieraan een beleidsregel koppelen met nadere criteria voor Krommenie. Hieraan kunnen regels worden gekoppeld specifiek voor het behoud van de historische karakteristieken van het lint. De dubbelbestemming kan in het omgevingsplan een functietoedeling worden waaraan regels worden gekoppeld.
  • Onderzoek de mogelijkheid historische bebouwing de aanduiding 'Beeldbepalend Pand' te geven en koppel hier een sloopvergunning aan. Er is nog veel waardevolle historische bebouwing.
  • De verdraaiingen in het lint en verbijzonderingen met steeds een ander zicht op de bebouwing en op de zijgevels behouden. De fijnmazigheid en kleinschaligheid zijn uitgangspunt.

Aanbevelingen voor regels

Regels voor de water- en groenstructuren

  • Durgsloot bestemming 'water' geven, en daarbij ook (daar waar aanwezig) de groene oevers meenemen. Op deze wijze inzetten op behoud van de Durgsloot als belangrijkste historische waterweg in Krommenie, mogelijk met behoud van loswallen achter de panden om de relatie van de panden met het water herkenbaar te houden.
  • Regels opnemen t.a.v. behoud van groene oevers en beschoeiing.
  • Aan de Durgslootzijde een zone van een aantal meter langs het water op het achtererf van percelen vrijhouden van bebouwing (tenzij tweedelijns bebouwing mogelijk is).
  • Bestaande doorzichten waar mogelijk behouden door geen bebouwing toe te staan.
  • Waardevolle en monumentale bomen incl. een gebied rondom de bomen opnemen in het bestemmingsplan, eventueel te koppelen aan een verplichting voor een Bomen Effect Analyse (BEA).

Regels om de fijnmazigheid van het lint te behouden:

  • Concrete bouwvlakken per perceel vastleggen.
  • Voorgevellijn per perceel aangeven. Zo verspringingen in de rooilijn behouden.
  • Smalle parcellering vastleggen, met incidenteel bredere historische bebouwing. Hierdoor behoud van de verbijzonderingen en het onderscheid in bebouwingsdichtheid tussen de kern van het dorp en het noorden van het dorp.
  • Hoofdgebouw aan het lint en bijgebouw aan de achterzijde vastleggen.
  • Smalle steegjes tussen de bebouwing vastleggen. Zo doorzichten naar Durgsloot behouden en/of versterken en de verwijzing naar de 17e-eeuwse bedrijfsmatige erven behouden.
  • Parkeren zoveel mogelijk op de achtererven bestemmen.

Kleinschalige en individuele bebouwing

  • Naast bouwvlak bestaande goot- en nokhoogtes vastleggen om de kleinschalige bebouwing en afwisseling te behouden. Overwegend 1 of 2 lagen met kap, met af en toe een uitzondering.

Structuren

  • Ontginningsdijk herkenbaar houden. Ook versterken d.m.v. weginrichting en bebouwing. Let op bij kruisingen. Daar waar aanwezig hoogteverschil tussen dijken en paden handhaven.
  • Bij de paden recht doen aan de afwisseling tussen fabrieksterreinen en arbeiderswijken.
  • Oorspronkelijke paden behouden.
  • De sloten en groene oevers die nog langs sommige paden liggen behouden en open houden.

Specifiek

  • Handhaaf het verschil tussen de architectonische karakteristiek van de rijkere bebouwing in de kern van het dorp en soberdere bebouwing naar het noorden en zuiden toe.
  • Handhaaf het agrarische en kleinschalige karakter van het noorden van het dorp.

Karakteristieken die niet in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen

  • Regels gericht op de architectonische karakteristieken met betrekking tot de verticaliteit in de vensters, de open zijgevels, het kleur- en materiaalgebruik (Zaanse kleurenwaaier) kunnen worden opgenomen in de Welstandsnota.
  • Dit geldt ook voor de ambities ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte en de bestrating.

Hieronder staat per (cultuurhistorische) aanbeveling of deze wel/niet is overgenomen in het bestemmingsplan, waarom en op welke manier.

Cultuurhistorische waarde   Aanbeveling   Vertaling bestemmingsplan  
Hoge cultuurhistorische waarden van het hele lint
 
Dubbelbestemming “cultuurhistorie” op het hele lint en regels t.b.v. behoud van de historische karakteristieken. Dus ook de typische openbare ruimte/gehele structuur/fijnmazigheid.
   
De fijnmazigheid en structuur wordt geborgd door de bestemming Groen en Verkeer te geven aan de openbare ruimte en door de voorgevelrooilijnen en bouwvlakken van de bestaande bebouwing vast te leggen.  
Aanwezigheid veel oude (houten) panden   Onderzoek aanduiding Beeldbepalend pand met daaraan regels m.b.t. een sloopvergunning, eventueel kunnen hier ook regels aan verbonden worden mbt de voorgevel en kap.   Er is nog geen beleid t.a.v. beeldbepalende panden vastgesteld door de gemeenteraad. Er is ook nog geen sprake van een beschermd dorpsgezicht.

Bestaande kappen worden geborgd door het opnemen van een maximale bouw- en goothoogte.  
Aanwezigheid van kerken en houtbouw     De drie aanwezige kerken zijn monumenten en beschermd via de Erfgoedwet en Erfgoedverordening.  
Water- en groenstructuren   Durgsloot bestemming 'water' geven, en daarbij ook (daar waar aanwezig) de groene oevers meenemen. Op deze wijze inzetten op behoud van de Durgsloot als belangrijkste historische waterweg in Krommenie, mogelijk met behoud van loswallen achter de panden om de relatie van de panden met het water herkenbaar te houden.   De Durgsloot heeft de bestemming 'Water' waardoor bebouwen of dempen niet mogelijk is.
 
  Regels opnemen t.a.v. behoud van groene oevers en beschoeiing.
Aan de Durgslootzijde een zone van een aantal meter langs het water op het achtererf van percelen vrijhouden van bebouwing (tenzij tweedelijns bebouwing mogelijk is).
 
De oevers op de private achtererven hebben de bestemming 'Centrum' of 'Gemengd' gekregen, conform de hoofdbebouwing, zodat het achtererf als tuin gebruikt kan worden.
In een zone van een meter vanaf openbaar toegankelijk gebied (de walkant van de Durgsloot) zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.  
  Bestaande doorzichten waar mogelijk behouden door geen bebouwing toe te staan.
 
Helaas worden deze al toegestaan door de vergunningvrije regels van het Rijk. In de planregels is de nota woonbebouwing verwerkt die extra bouwmogelijkheden biedt, maar die bouwmogelijkheden gaan alleen over extra bouwhoogte in de vorm van een kap. Het zichtbelemmerend volume (bijvoorbeeld de garage of uitbouw waar de kap op wordt toegestaan) is al vergunningvrij mogelijk.  
  Waardevolle en monumentale bomen incl. een gebied rondom de bomen opnemen in het bestemmingsplan, eventueel te koppelen aan een verplichting voor een Bomen Effect Analyse (BEA).   De bescherming van waardevolle en monumentale bomen is geregeld in de Verordening fysieke leefomgeving van de gemeente Zaanstad.  
Fijnmazigheid lint   Concrete bouwvlakken per perceel vastleggen.   Overgenomen in het bestemmingsplan.  
  Voorgevellijn per perceel aangeven. Zo verspringingen in de rooilijn behouden.   Overgenomen in het bestemmingsplan door de bouwvlakken te baseren op de bestaande bebouwing.  
  Smalle parcellering vastleggen, met incidenteel bredere historische bebouwing. Hierdoor behoud van de verbijzonderingen en het onderscheid in bebouwingsdichtheid tussen de kern van het dorp en het noorden van het dorp.   Overgenomen in het bestemmingsplan door de bouwvlakken te baseren op de bestaande bebouwing.  
  Hoofdgebouw aan het lint en bijgebouw aan de achterzijde vastleggen.   Overgenomen in het bestemmingsplan door bijgebouwen geen bouwvlak te geven op de verbeelding. Bijgebouwen vallen onder de andere regels. Hoofdgebouwen zijn alleen in de bouwvlakken toegestaan.  
  Smalle steegjes tussen de bebouwing vastleggen. Zo doorzichten naar Durgsloot behouden en/of versterken en de verwijzing naar de 17e-eeuwse bedrijfsmatige erven behouden.   Deze aanbeveling is deels overgenomen in het bestemmingsplan. De steegjes zijn alleen vastgelegd waar het geen private grond is. Op particuliere grond is het vergunningvrije bouwen een belemmering, dat is hier niet ingeperkt.  
  Parkeren zoveel mogelijk op de achtererven bestemmen.   Overgenomen in het bestemmingsplan door alleen bestaande parkeerplaatsen in het voorerfgebied toe te staan, alle nieuwe parkeerplaatsen mogen niet meer in het voorerfgebied.  
Kleinschalige en individuele bebouwing   Naast bouwvlak bestaande goot- en nokhoogtes vastleggen om de kleinschalige bebouwing en afwisseling te behouden. Overwegend 1 of 2 lagen met kap, met af en toe een uitzondering.   Overgenomen in het bestemmingsplan, de bestaande goot- en bouwhoogtes zijn vastgelegd.  
Structuren   Ontginningsdijk herkenbaar houden. Ook versterken d.m.v. weginrichting en bebouwing. Let op bij kruisingen. Daar waar aanwezig hoogteverschil tussen dijken en paden handhaven.
Bij de paden recht doen aan de afwisseling tussen fabrieksterreinen en arbeiderswijken.
Oorspronkelijke paden behouden.  
Niet overgenomen in het bestemmingsplan. Dit is een aandachtspunt voor de inrichting van de openbare ruimte, niet iets wat we in het bestemmingsplan regelen.
 
  De sloten en groene oevers die nog langs sommige paden liggen behouden en open houden.   Overgenomen in het bestemmingsplan door de sloten te bestemmen als water waardoor bebouwen of dempen niet mogelijk is.
Groene oevers zijn niet bestemd als groen in het bestemmingsplan, omdat het particuliere grond betreft.  
  Openheid van het landschap in het noorden en alleen oostzijde van de dijk bebouwd.   Dit betreft de Vlusch. De bebouwing aan de oostzijde van de dijk is vastgelegd met bouwvlakken. Aan de westzijde van de dijk ligt de Durgsloot die bestemd is als water.  
Specifiek   Handhaaf het verschil tussen de architectonische karakteristiek van de rijkere bebouwing in de kern van het dorp en soberdere bebouwing naar het noorden en zuiden toe.   Dit betreft een aanbeveling om de Welstandsnota aan te scherpen. De architectonische karakteristieken worden niet vastgelegd in een bestemmingsplan.  
  Handhaaf het agrarische en kleinschalige karakter van het noorden van het dorp.   Overgenomen in het bestemmingsplan door bouwvlakken te baseren op de bestaande bebouwing.Het agrarische deel valt buiten het plangebied.  

4.1.6 Monumenten

Het dorpslint van Krommenie is niet aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Wel bevat het plangebied een aantal gemeentelijke en rijksmonumenten. De Rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten worden op de verbeelding aangegeven. Zij worden beschermd volgens de Monumentenwet 1988 en volgens de Erfgoedverordening Zaanstad 2010.

4.2 Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten

Identiteit

Het lint van Krommenie met de Durgsloot is onderdeel van de historische structuur van linten, dijken en paden binnen de gemeente Zaanstad. Een belangrijke landschappelijke en cultuur historische identiteitsdrager binnen de gemeente. Het lint van Krommenie is met het smalle straatprofiel, de lichte slinger en de brede Durgsloot duidelijk onderscheidend in de structuur. Het smalle straatprofiel geeft het lint een intiem karakter. Diverse huizen staan inverdan, wat ruimte biedt aan tuinen als groene oases aan het lint. De bebouwing staat aan het lint met een eigen rooilijn, is veelal kleinschalig, individueel onderscheidend en heeft een menselijke maat. De originele dijk is herkenbaar door het hoogte verschil tussen het lint en het achterland. Er komen diverse bedrijfserven voor aan het lint, met grotere bedrijfsbebouwing achterop het erf.

De Durgsloot is een oorspronkelijke afwateringsloot ten westen van het lint en bepaalt de diepte van de kavels aan deze zijde. Bruggen over de Durgsloot geven een intieme blik op de lager gelegen achtererven. De achtererven zijn veelal van hoge esthetische waarde met grote hoeveelheid groen.

Het lint van Krommenie bestaat uit de Vlietsend, Zuiderhoofdstraat, Noorderhoofdstraat en de Vlusch. Elk deel van het lint is onderscheidend.

De Vlietsend is het meest zuidelijke deel en sloot oorspronkelijk aan op de Dorpsstraat van Assendelft. De Provincialeweg en het spoor werkt nu als scheiding tussen Assendelft en Krommenie. De Durgsloot loopt hier over in de haaks liggende Molsloot. De percelen aan de westzijde zijn diep. Aan de oostzijde zijn de percelen minder diep. De percelen worden hier begrensd door een fabriekserf. Bebouwing is gemengd eigentijds en historisch van één of twee lagen met kap. De bebouwing staat hier aan het lint met incidenteel een voortuin.

Via een brug is de Vlietsend met de Zuiderhoofdstraat gekoppeld. De Zuiderhoofdstraat kent een opdeling met een moderne kern tussen de Wilhelminastraat en de Padlaan en meer historische delen daarom heen. De moderne kern kent een concentratie aan detailhandel in de plint en is in schaal van de bebouwing onderscheidend. De kavels aan de westzijde zijn begrensd met de Durgsloot en zijn ongeveer even diep als aan de oostzijde. Aan de oostzijde ligt het lint aan een woonbuurt die bestaat uit planmatige inbreidingen en oude paden. De oude padenstructuur is hier kenbaar in de Weiver, Duinkerken, Evenwichtstraat, Padlaan en Kerkplein/Heiligeweg. De Zuiderhoofdstraat kent incidenteel een voortuin.

De Noorderhoofdstraat kent een afbouw van schaal naar een meer landelijk karakter. De verkaveling wordt ruimer richting het open landschap. Bebouwing van één laag met kap is meer dominant met veel houtbouw. Ook hier bepaalt de Durgsloot de grens van de diepe kavels aan de westzijde. Aan de oostzijde liggen diverse grootschalige fabrieksterreinen en een woonbuurt.

Vanaf de Vlusch ligt de Durgsloot aan het lint. Het lint wordt aan deze zijde begeleid met een bomenrij. De sloot en de bomenrij geven dit deel van het lint een duidelijk onderscheidend karakter. Het lint opent zich zo steeds meer richting het landschap. De bebouwing staat alleen aan de oostzijde met wisselend een voortuin. Het Visserspad is een toegang tot een bedrijventerrein en onderdeel van de padenstructuur.

De identiteit zoals omschreven is van hoge cultuurhistorische waarde en geeft het lint betekenis als oorsprong van Krommenie en als onderdeel van de grotere structuur van linten dijken en paden binnen de gemeente. De structuur is ook kwetsbaar. De maatvoering voor hoofdgebouwen is conserverend bestemd om deze identiteit te beschermen.

Conserveren en ruimte bieden

Het doel is de bestaande identiteit vast te leggen en ook ruimte te bieden aan ontwikkeling die past binnen de identiteit van de plek. Een woning kan in meerdere richtingen worden uitgebreid. Overschrijding in achterwaartse richting is in stedenbouwkundig opzicht het minst ingrijpend omdat het bebouwingsbeeld vanaf het openbaar gebied weinig verandert. Wel kan het de bezonningssituatie op aangrenzende percelen beïnvloeden. Door de diepe percelen is deze invloed relatief beperkt. Het bouwvlak van individuele woningen direct grenzend aan het lint is minimaal 12 meter. Een dergelijk bouwvlak biedt ruimte voor een ruime woning zonder onevenredige hinder in schaduw voor aanliggende erven en aantasting van de identiteit. Hiermee wordt individuele bewoners ruimte geboden.

4.3 Wonen

Zaanstad staat voor een enorme woningbouwopgave. Tot 2040 wil de gemeente Zaanstad 15.000 tot 20.000 woningen erbij. Om het groene buitengebied te sparen komen de nieuwe woningen in de bestaande stad. De gemeente zet daarbij in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

In dit bestemmingsplan is het behoud van de cultuurhistorische waarden het uitgangspunt. In principe zijn nieuwe woningen niet bij recht toegestaan. Woningbouwplannen zullen per geval getoetst moeten worden en als maatwerk beoordeeld moeten worden op hun stedenbouwkundige inpasbaarheid.

4.4 Maatschappelijke functies

Het dorpslint is van oudsher het maatschappelijke centrum van Krommenie. Tegenwoordig zijn er nog steeds veel maatschappelijke voorzieningen te vinden.

Er zijn drie kerken:

  • De Doopsgezinde Vermaning, Noorderhoofdstraat 46
  • De Oud-Katholieke parochie van de Heilige Nicolaas en Maria Magdalena, Noorderhoofdstraat 131
  • De protestantse Nicolaaskerk, Kerkplein 1

 afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0017.jpg"

Afbeelding: de drie kerken in het dorpslint

Er is een aantal voorzieningen voor zorg en welzijn.

  • dagactiviteitencentrum Het Watermerk, Jean Henri Dunantstraat 81
  • dagactiviteitencentrum KrommeNoord, Noorderhoofdstraat 127
  • begeleid wonen, Noorderhoofdstraat 116
  • behandelcentrum hersenletsel en afasiecentrum, Zuiderhoofdstraat 14
  • Noorder Apotheek, Noorderhoofdstraat 23

Het voormalige weeshuis Huize Barkeloo aan de Vlusch 8 wordt onder andere gebruikt door het Historisch Genootschap Krommenie en de Vereniging de Krommenieër Schilderskring '80 (KSK’80).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0018.png"

Afbeelding: Huize Barkeloo aan de Vlusch

Net als in het voorgaande bestemmingsplan zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan binnen de bestemming Gemengd en Centrum.

4.5 Groen en openbare ruimte

Door het ontbreken van een wegsloot heeft het lint een zeer smal profiel, een unieke eigenschap in vergelijking met veel andere Zaanse linten. Omdat de twee bebouwingswanden zo dicht op elkaar staan, krijgt het lint een besloten en intiem karakter. Door het smalle profiel is er bijna geen plaats voor groen in de openbare ruimte. Het weinige aanwezige groen staat vaak in voortuinen van inverdan gebouwde woningen.

De openheid die ervaren wordt vanaf de bruggen over de Durgsloot naar de dwarsstraten is een aangename tegenstelling tot het smalle profiel van het lint. Dit contrast wordt versterkt door het groene karakter van de kades en achtererven, tegenover de kleine hoeveelheid groen in het lint zelf.

De inrichting van de openbare ruimte varieert. Bij het Vlietsend loopt de verharding van gevel tot gevel en staat er incidenteel een boom. Er zijn in- en uitritten naar parkeergelegenheid op de achtererven. De Zuiderhoofdstraat kent een smal straatprofiel met verharding van gevel tot gevel. Er zijn weinig voortuinen. Bij de kruisende dwarsstraten zijn de oude dijk en de lager liggende tuinen herkenbaar vanaf de bruggen.

Ook de Noorderhoofdstraat heeft een smal straatprofiel met verharding van gevel tot gevel. Er zijn in- en uitritten naar parkeergelegenheid op de achtererven of in dwarsstraatjes. De openbare ruimte bij de Vlusch heeft een directe relatie met de Durgsloot. In de zachte oever naast de weg staat een bomenrij. De dijk is goed herkenbaar door het talud langs de Durgsloot. De verharding loopt tot de voorgevel, behalve bij een aantal incidentele voortuinen.

In 2022 en 2023 wordt er gewerkt aan de herinrichting van (een deel van) het historische lint van Krommenie. Het historische karakter is terug te vinden in de monumentale bebouwing, maar niet in de aankleding van de openbare ruimte. Uitgangspunten voor het ontwerp:

• Historisch karakter van het lint versterken

• Aangename winkelstraat met ruimte voor voetgangers en fietsers

• Verblijfskwaliteit realiseren aan het lint

• Connectie met Durgsloot versterken

• Bomen en groen toevoegen

• Nieuw straatmateriaal, meubilair en verlichting

4.6 Economische functies

De Zuiderhoofdstraat en de aansluitende delen van het Vlietsend en de Noordhoofdstraat vormen, samen met de Heiligeweg, het kernwinkelgebied van Krommenie. Het gebied biedt qua branchering een compleet pakket en bedient inwoners van Krommenie en Assendelft. De nieuwbouw aan de Heiligeweg met verplaatsing van een supermarkt heeft tot leegstand aan Vlietsend geleid. Het gebied mist door versnippering en het karakter van de bebouwing een duidelijke ingang aan de zuidzijde. Enkele verwaarloosde panden ontsieren het straatbeeld. Er zijn weinig terrassen.

De ondernemers hebben een sterke binding met het dorp en doen moeite om de sfeer in het gebied te versterken bijvoorbeeld via braderieënen/of de inhuldiging van een sportheld.

Het kernwinkelgebied van Krommenie bestaat uit de volgende afbakeningen (van zuid naar noord geredeneerd):

  • Aanloopgebied: Vlietsend 21 tot en met Vlietsend 70
  • Kernwinkelgebied: Zuiderhoofdstraat
  • Kernwinkelgebied: Heiligeweg, kruising Weverstraat/Eikenlaan tot en met kruising Kerkplein/Zuiderhoofdstraat
  • Aanloopgebied: Noorderhoofdstraat 2 tot en met kruising Noorderhoofdstraat/ Vermaningsstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0019.png"

Afbeelding: kernwinkelgebied en aanloopgebieden

Buiten het kernwinkelgebied zijn functies gevestigd zoals een mondzorgcentrum en enkele speciaalzaken.

Perspectief

Het centrum Krommenie heeft perspectief als boodschappencentrum en meer recreatief winkelgebied voor het noordelijk deel van Zaanstad (Krommenie, Saendelft). De combinatie van het dorpse karakter, historische bebouwing, gratis parkeren, diversiteit in aanbod en lokaal ondernemerschap geven dit gebied kansen voor behoud van de koopkrachtbinding.

Strategie

Inzet voor Krommenie-centrum is door concentratie de kwaliteit van het gebied te versterken en leegstand tegen te gaan. Mogelijk kan verkaveling van grote panden hierbij een rol spelen. Op een aantal plekken is pandverbetering gewenst. De verblijfsfunctie kan worden vergroot door het creëren van een ontmoetingsplek in de omgeving rond het Kerkplein en de Durgsloot. Aan de zuidkant van het gebied is een duidelijke markering van de ingang van het winkelgebied wenselijk.

Supermarkten

Vanuit de Detailhandelsvisie is de inzet gericht op clustering van detailhandel in de hoofdwinkelstructuur. Het bestemmingsplan blijft daarom de mogelijkheid bieden voor (kleinere) supermarkten om zich te kunnen vestigen in het kernwinkelgebied. Daarbuiten zijn supermarkten niet toegestaan.

Horeca

De toekomstkansen van horecaondernemingen in Zaanstad zijn sterk gerelateerd aan de ontwikkeling van winkelstraten en centrumfuncties. Winkelgebieden veranderen van 'places to buy' naar 'places to be'. Kortom: beleving en ontmoeten worden belangrijker dan winkelen. In deze transformatie die meer gericht is op beleving kan horeca een belangrijke rol spelen. Krommenie-centrum is één van de focusgebieden in de Horeca visie Zaanstad. De horeca in Krommenie sluit aan bij het verzorgingsgebied, al is het aanbod aan fastfood-bedrijven aan de hoge kant.

4.7 Verkeer, vervoer en parkeren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.

Bestaande situatie

Het plangebied sluit in het zuiden, bij het Vlietsend, aan op de Provincialeweg (N8). Het lint in Krommenie is smal met grotendeels eenrichtingsverkeer en leent zich niet voor veel verkeer. Voor het overgrote deel is sprake van éénrichtingsverkeer waar parkeren alleen in de vakken is toegestaan. Er geldt bovendien overdag een maximale parkeerduur van 2 uur (blauwe zone). De wegen in het plangebied bestaan uit 30 km/uur wegen. Fietsers maken in het plangebied gebruik van dezelfde infrastructuur als het gemotoriseerd verkeer.

Verwachte ontwikkelingen

Zaanstad Noord groeit en de komende jaren wordt het in dit gebied drukker. In het Zaans Mobiliteitsplan Plan (ZMP) is gekeken wat dit betekent voor de mobiliteit en de bestaande infrastructuur. In het ZMP worden 12 hoofdlijnen voorgesteld die voor heel Zaanstad invulling geven aan hoe we met mobiliteit omgaan in de komende twintig jaar. Deze hoofdlijnen zijn verder uitgewerkt in lokale maatregelen die zijn beschreven in Mobiliteitsplan Noord (vastgesteld 31 mei 2022).

Zonering

Belangrijk vertrekpunt voor de verkeerkundige opgave in de toekomst is de zonering van het gebied. Voor Zaanstad Noord zien we de centra en winkelgebieden als A-zone, waar verblijfskwaliteit voor fietsers en voetgangers belangrijk is. De grote woongebieden in Noord behoren tot de B categorie, waar wordt ingezet op een mix van verplaatsingsmogelijkheden. De bedrijventerreinen en kleinere woongebieden behoren tot de C categorie, waar de auto nog het voornaamste vervoermiddel is, maar we wel in zetten op alternatieven. De globale zonering van Zaanstad Noord is hieronder te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0020.png"

Afbeelding: zones uit het Zaans Mobiliteitsplan

Met de uit te werken maatregelen uit het mobiliteitsplan noord, is het de bedoeling dat het winkel- en verblijfsklimaat in het centrumgebied verbetert door een betere oversteekbaarheid en meer ruimte voor voetganger en fiets.

Autonetwerk

In het toekomstige autonetwerk wordt ingezet op 30 km/u als standaard snelheidslimiet in de kernen, in de geest van de Tweede Kamermotie 'nieuwe 30' in oktober 2020 en het vastgestelde ZMP. Binnen de 30-km/u-gebieden kunnen zich ook wegen bevinden met fietsstroken, kruispuntplateaus en eventueel een voorrangsregeling. Het invoeren en inrichten van 30 km/u vergroot de veiligheid in de kernen. Ook ontstaat minder geluidhinder en een betere oversteekbaarheid. De routes worden minder aantrekkelijk voor doorgaand autoverkeer. De Rosariumlaan blijft wel 50 km/u, om het centrum van Krommenie zo goed mogelijk te ontlasten. In de dorpskernen wordt het doorgaande autoverkeer zoveel mogelijk verminderd door aanpassingen aan de rijrichtingen. Voor bestemmingsverkeer blijven de centra altijd bereikbaar.

Stadsbreed wordt vanuit het ZMP verder ingezet op zero emissie stadlogistiek en nagedacht over het uitbreiden van venstertijden voor logistiek verkeer. Met verschillende partners, zoals GBCZ, maar ook de Vervoerregio en de MRA werken we samen om slimme en schone logistiek te bevorderen.

Parkeren auto en fiets

In het mobiliteitsplan Noord wordt ingezet op parkeren aan de randen van de centra, bij voorkeur in een gebouwde voorziening. In de centra blijft parkeren wel beschikbaar (maar in mindere mate) voor de bezoekers die slecht ter been zijn of echt voor de deur willen parkeren. Dit maakt het mogelijk om in de centra meer ruimte voor de voetganger en groen te realiseren en de verblijfskwaliteit te vergroten. Voor Krommenie wordt gedacht aan het begin van het Vlietsend, het openbaar maken van de parkeergarage aan het Durghorstplein en een nieuwe parkeervoorziening bij de woningbouw langs de Noordervaartdijk. Om de realisatie van de parkeervoorzieningen te bekostigen en gebruikers te stimuleren deze te gebruiken, is een vorm van gereguleerd parkeren in de centra nodig.

De parkeernormen die in dit gebied gelden staan in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze parkeernormen resulteren in een parkeereis. Deze parkeereis heeft betrekking op het minimale aantal auto en fietsparkeerplaatsen die de initiatiefnemer dient aan te leggen op eigen terrein. Dit gebied valt binnen het gebied sterk stedelijk B.

Conclusie

Omdat er geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan, leidt het aanpassen van het bestemmingsplan niet tot extra verkeer of parkeerbehoefte. Er is ten aanzien van verkeer en parkeren sprake van een goede ruimtelijke ordening.

In het bestemmingsplan is in artikel 12.1 Parkeren een koppeling gemaakt naar de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw worden de parkeernormen in acht worden genomen.

4.8 Water

Waterbeheer en watertoets

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is het plan kenbaar gemaakt bij de waterbeheerders. Dit is via de digitale watertoets gebeurd. Op basis hiervan is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitgangspunten van het standaard wateradvies. De paragraaf is vervolgens verder aangevuld naar aanleiding van de overlegreactie van het HHNK.

Toetsingskader

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

  • Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW).
  • Nationaal: Nationaal Waterplan (NW), Waterwet, Wet milieubeheer en het Het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)
  • Provinciaal: Regionaal Waterprogramma Noord-Holland 2022-2027

Waterschapsbeleid

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterplan 2022-2027 zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterplan is hieraan invulling gegeven met een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Gemeentelijk beleid: Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (2020-2024)

Met het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 is het kader voor de invulling van de gemeentelijke afvalwater-, hemelwater- en grondwaterzorgtaken voor de periode 2020-2024 vastgesteld. De volgende regionale gidsprincipes vormen het concrete beleidskader:

  • geen schoon regenwater naar de zuivering;
  • hemelwater verwerken waar het valt, en
  • voorbereid zijn op de weersextremen van de toekomst.

4.8.1 Waterhuishouding

Algemeen

Water speelt in Zaanstad een belangrijke rol. De ontwikkeling van de Zaanstreek ging gepaard met een voortdurende strijd tegen het water. In langere tijden werd nuttig gebruik gemaakt van het water. Als kavelgrenzen in de Zaanstreek werden sloten gegraven en het belangrijkste wegennet werd gevormd door waterwegen. Dit vaarwegsysteem vormde een belangrijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling van de Zaanstreek. Tegenwoordig wordt het beeld van het Zaanse landschap nog steeds bepaald door de vele waterlopen. In het buitengebied rondom Zaanstad bestaat het waterrijke slagenlandschap uit een patroon van evenwijdig liggende sloten. Binnen het stedelijke gebied is de stedenbouwkundige structuur voor een groot deel gekoppeld aan de structuur van de waterlopen. Het dorpslint van Krommenie ligt evenwijdig aan de Durgsloot, de paden staan er loodrecht op. Ook het Agathepark ligt aan de Durgsloot.

De Durg- of Vluschsloot is een oorspronkelijke afwateringssloot. In het noorden voegt de Durgsloot zich als wegsloot bij de dijk. Dit is een belangrijk ruimtelijk 'moment' in de beleving van het lint. De private achtererven hebben een zichtbare relatie met het water. Aan de kade staan schuurtjes, boothuisjes, steigers en in de dorpskern zelfs een luchthuis. De bebouwing en verharding van de achtererven is zeer gevarieerd. Sommige achtererven zijn volledig ingericht als onverharde, groene tuin met veel beschutting en schaduw door bomen en beplanting. Andere achtererven zijn grotendeels bebouwd met bijgebouwen, schuren en loodsen of ingericht als parkeerterrein.

Met het bestemmingsplan wordt beoogd geen extra bouwwerken of bouwvolumes toe te staan en het open karakter van de achtererven zo goed mogelijk te behouden.

Waterbeheer

Het polderpeil van het Lint Krommenie is -1,25 m NAP.Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Bij aanleg of aanpassing van waterlopen is het belangrijk om rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud van zowel de nieuwe als bestaande waterlopen. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap het onderhoud van gemeenten heeft overgenomen. Hiertoe moeten de waterlopen wel aan de voorwaarden van het hoogheemraadschap voldoen. In stedelijk gebied is het uitgangspunt dat waterlopen varend onderhouden kunnen worden, en dus tenminste 6 meter breed en 1 meter diep ten opzichte van het laagst gevoerde waterpeil zijn. Indien geen varend onderhoud kan worden uitgevoerd, dient in elk geval te worden voorkomen dat waterlopen niet meer bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), doordat deze worden 'ingesloten' door bebouwing.

Waterkwantiteit

Conform de Legger van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de Durgsloot een primaire waterloop met een beschermingszone oppervlaktewateren.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied. De huidige waterkwaliteit voldoet aan de norm voor stedelijk water.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

4.8.2 Riolering

In Krommenie ligt een gemengd rioolstelsel. Dat betekent dat zowel het afvalwater als het regenwater wordt ingezameld en getransporteerd naar de zuivering. Regenpijpen van woningen direct gelegen aan een watergang mogen het water direct op de sloot lozen. Het afvalwater uit Krommenie wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Beverwijk

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • infiltratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Veel sloten langs paden zijn gedempt. Op veel van die sloten werd huishoudelijk afvalwater geloosd en regenwater afgevoerd. Bij het dempen van de sloten is toen in een aantal gevallen een leiding aangelegd om de afwatering te waarborgen, een zogenaamd 'dempriool'. Die dempriolen liggen nog in de achterpaden en zijn voor de gemeente lastig te onderhouden. Inmiddels is overal aan de voorkant van de woningen gemeentelijk riool aangelegd, maar nog niet alle huisaansluitingen zijn van achteren naar voren omgelegd. Daarbij is inspanning van de bewoners voor nodig. In het verbreed Gemeentelijk rioleringsplan is opgenomen dat de dempriolen in Zaanstad worden gesaneerd, maar uitvoering in de praktijk is ingewikkeld.

4.8.3 Grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een drinkwaterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is er sprake van een verstoord bodemtype. Hierdoor is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland.

Als gevolg van het bestemmingsplan zullen de oppervlaktes aan verharding en bebouwing niet toenemen ten opzichte van het voorgaande planologische regime.

4.9 Technische infrastructuur

In het plangebied komen geen zenders voor telecommunicatie, hoogspanningsleidingen of aardgastransportleidingen voor.

Voor onder- en bovengrondse kabel- en leidingenvoorzieningen stelt de gemeente eisen met betrekking tot ruimtereservering. Deze eisen staan in de “Standaard details“ en de “technische voorwaarden” van de gemeente. Hierin zijn o.a. standaard dwarsprofielen opgenomen voor kabels en leidingen. De bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied en de bouwvlakken zijn zo gesitueerd en gedimensioneerd dat rekening is gehouden met de noodzakelijke ruimtereservering voor kabels en leidingen.

4.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.

Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Een stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1. Bro gedefinieerd als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Omdat met het bestemmingsplan geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro en is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

4.11 Afweging naar aanleiding van het milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage). Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn thans verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer). In het kader van de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van eenbestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure verschaft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandeld de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven.

In het Besluit milieueffectrapportage 1994 (Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r. plicht geldt. Daarnaast bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is, de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Tenslotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling behoort te worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet alsnog een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in art 11.2 van bijlage D van het besluit Milieueffectrapportage. Het bestemmingsplan heeft geen nadelige effecten op het milieu. Er is geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.

4.12 Duurzaamheid

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Zoals in het Groen- en waterplan Zaanstad (2018) staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit vernieuwbare bronnen. Zaanstad streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Nieuwe bebouwing zal moeten voldoen aan alle wettelijke en gemeentelijke vereisten ten aanzien van dit thema, waaronder de sinds januari 2021 geldende Beng [Bijna Energieneutrale Gebouwen]. De Beng is een aanscherping van de EPC. Voortaan vormen naast het energieverbruik, ook de fundamentele energiebehoefte van een gebouw en het aandeel hernieuwbare energie aparte eisen waaraan een plan moet voldoen.

Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen ten aanzien van droogte en waterveiligheid. De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaat-bestendigheid het meest efficiënt kan gebeuren door relatief kleine en lokale maatregelen. Zie 4.19 Klimaatadaptatie

Met het bestemmingsplan wordt beoogd geen extra bouwwerken of bouwvolumes toe te staan en het open karakter van de achtererven zo goed mogelijk te behouden.

4.13 Externe veiligheid

Benzineservicestation Texaco

Buiten het plangebied bevindt zich het LPG tankstation Texaco aan de Provincialeweg 1a en 1 b te Krommenie. In de omgevingsvergunning van het bedrijf is de jaarlijkse LPG doorzet begrensd tot maximaal 500 m³ per jaar. Daarnaast zijn er venstertijden voor het lossen van LPG, tussen 19.00 tot 07.00 uur, ingevoerd.

Het vulpunt van het LPG -tank heeft een contour van 45 meter voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Er zijn geen kwetsbare- of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar aanwezig. Het plangebied Krommenie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. De afstand tussen het vulpunt van de LPG -tank en het plangebied is meer dan 50 meter. Voor het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde van 10-6 per jaar.

Uit de risicoanalyse (QRA) blijkt dat de omvang van het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt.

Het plangebied Lint Krommenie ligt voor een kleine deel binnen het invloedsgebied van het tankstation. Binnen het plangebied zijn er ook geen nieuwe ontwikkelingen gepland, die binnen het invloedsgebied van het tankstation vallen. De omvang van het groepsrisico van het tankstation wijzigt met de vaststelling van het bestemmingsplan niet. In de onderstaande figuur wordt de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het tankstation weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0021.jpg"

Afbeelding: invloedsgebied van het tankstation Texaco

Eurocol bv te Wormerveer

Het plangebied Krommenie ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Eurocol aan de industrieweg 1 en 2 te Wormerveer. Bij het bedrijf zijn ten behoeve van hun bedrijfsproces diverse gevaarlijke stoffen aanwezig. Tevens zijn er een aantal PGS 15 opslagen in gebruik. In één van deze opslagen mag meer dan 10 ton gevaarlijke stof opgeslagen worden, hierdoor valt deze PGS15 opslag onder de werkingssfeer van het Bevi. Door het adviesbureau SAVE is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd.

Uit de QRA van SAVE blijkt, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar, circa 70 meter bedraagt. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt op het bedrijfsterrein. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plangebied Krommenie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.

Het invloedsgebied van het bedrijf bedraagt 460 meter. Het plangebied Lint Krommenie ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van het bedrijf. Binnen het invloedsgebied is de omvang van het groepsrisico bepaald. Uit de fN-curve blijk, dat de hoogte van het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De omvang van het berekende groepsrisico is zeer klein. Het maximum aantal slachtoffers, wat kan vallen is 2 personen. In de onderstaande figuur wordt de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het bedrijf weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0022.jpg"

Afbeelding: Invloedsgebied Eurocol

Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het plangebied Lint Krommenie ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding W-571-04 van de Gasunie (Vlietsend en klein deel van de Zuiderhoofdstraat). Voor deze leiding is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Wanneer er een nieuwe ontwikkeling is, moet hiervoor een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) worden uitgevoerd en de wijziging van het groepsrisico moet worden onderbouwd en verantwoord. Hieruit kunnen aanvullende eisen ter beperking van de risico's volgen. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige functies toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Een QRA is niet noodzakelijk.

Gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten'

Het bestemmingsplan maakt in de bestemmingen Centrum en Gemengd functiewijzigingen mogelijk in de buurt van het LPG-tankstation en de buisleiding. Doordat aan het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten' is toegevoegd, is er geen toename toegestaan naar kwetsbare maatschappelike functies (zoals scholen, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, ziekenhuizen, verpleeghuizen, kinderopvang) binnen de 100% letaliteitscontour van de buisleiding (zie afbeelding hieronder). Voor wat betreft het tankstation ligt het plangebied op voldoende afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0023.png"

Afbeelding: Signaleringskaart externe veiligheid

De functiewijziging naar andere functies, zoals woningen, blijft vanwege de volgende afweging wel mogelijk. Het gaat hier om bestaande situatie die historisch zo is gegroeid. In de praktijk gaat het binnen de contouren van de genoemde risicobronnen om circa 60 gebouwen waarvan de meeste al geheel of deels in gebruik zijn als woning. Bovendien hebben de meeste gebouwen de bestemming 'Centrum'. Binnen die bestemming is wonen op de begane grond niet toegestaan. Wonen is uitsluitend mogelijk op de verdieping(en). Daardoor is een theoretische toename van kwetsbare objecten beperkt.

Het nieuwe bestemmingsplan handhaaft de bestemmingen en functies uit de vorige bestemmingsplannen. De kwetsbare functies zijn namelijk ook al in het bestemmingsplan Krommenie uit 2013 en het daarvoor geldende bestemmingsplan Krommenie Oost uit 1998  toegestaan. Het 'wegbestemmen' van deze functies is vanwege de ingrijpende aanpassing van eigendomsrechten niet gewenst. Met de begrenzing van de bouwmogelijkheden wordt indirect al de dichtheid aan personen binnen de contouren van de risicobronnen beperkt.

4.14 Geluid

Het plangebied ligt voor een klein deel in een Geluidzone Assendelft. De geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Assendelft dat buiten het plangebied ligt ligt over het zuidelijk deel van het Vlietsend. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie ' gelden de regels uit artikel 14.1.1 aanduiding 'geluidzone - industrie'. Met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie, is het niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruiken van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

Bij omgevingsvergunning kan hier van worden afgeweken, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidshinder..

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Akoestisch onderzoek en toetsing aan de Wet geluidhinder is niet noodzakelijk.

4.15 Luchtkwaliteit

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige functies toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Het bestemmingsplan leidt tevens niet tot nieuwe ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren.

4.16 Geur

Vlusch en een gedeelte van de Noorderhoofdstraat (nr. 93 en hoger) hebben geen geurcontour. Een gedeelte van de Noorderhoofdstraat (lager dan nr. 90) en een gedeelte van Zuiderhoofdstraat (hoger dan nr 40) hebben geurcontour H=-1. Een gedeelte van Zuiderhoofdstraat (lager dan nr. 32) heeft geurcontour 2xH=-1.

In het plangebied bevinden zich geen grote geuremitterend bedrijven. Buiten het plangebied bevinden zich twee geuremitterende bedrijven, namelijk Forbo Flooring Krommenie en Forbo Flooring Assendelft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0024.png"

Afbeelding: geurcontouren Forbo Flooring

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen van geurgevoelige objecten in de nabijheid van geuremmiterende bedrijven zijn voorzien, zal in het plangebied ook geen toename van het aantal geurgehinderden zijn. Binnen de geurcontouren moeten er maatregelen worden genomen voor nieuwe geurgevoelige objecten.

Forbo Flooring Coral NV te Krommenie

Net buiten het plangebied bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring Coral (voorheen Bonar Floors) aan de Vlietsend 20a te Krommenie. In het bedrijf worden entree vloersystemen geproduceerd. Op basis van het VNG-boekje "Bedrijven en milieuzonering" uitgave 2009 heeft het bedrijf een sbi- code 1393. De richtafstand voor het aspect geur is 100 meter. Omdat het bedrijf voor het aspect geluid een richtafstand van 200 meter heeft, valt het bedrijf onder categorie 4.1 bedrijven. De afstand tussen het bedrijf en de dichtstbijzijnde woningen is circa 15 meter. Het bedrijf voldoet niet aan de richtafstand voor het aspect geur. Maar voor het bedrijf is in 2006 door het bevoegd een (milieu)vergunning verleend. In de vergunning zijn maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie opgenomen. In de vergunning is tevens opgenomen, indien bij de omwonenden een onaanvaardbare geurhinder door de geuremissie van het bedrijf ontstaat, dat het bevoegd gezag vergaande geurreducerende maatregelen zal eisen.

Op basis van de geurreducerende maatregelen in de vergunning is te verwachten dat de geurbelasting als gevolg van Forbo Flooring Coral binnen het plangebied niet tot onaanvaardbare geurhinder zal leiden. Daardoor kan worden gesteld, dat de geurhinder in het plangebied, als gevolg van Forbo Flooring Coral, als acceptabel beschouwd worden.

Verder valt het bedrijf binnen het bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft Noord' en krijgt een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Forbo Flooring BV te Assendelft

Buiten het plangebied op circa 100 meter afstand bevindt zich het bedrijf Forbo Flooring BV aan de industrieweg 12 te Assendelft. Het bedrijf is een producent van vinyl en linoleum vloeren.

De bedrijfsactiviteiten van het bedrijf is niet vermeld in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' uitgave 2009. Hierin zijn voor het aspect geur richtafstanden opgenomen voor allerlei bedrijfsmatige activiteiten. Omdat de bedrijfsmatige activiteiten van Forbo Flooring te Assendelft niet in de VNG-brochure voorkomt, kan het bedrijf voor het aspect geur niet worden getoetst. Daardoor kan de milieucategorie van het bedrijf ook niet bepaald worden. Dit bedrijf valt binnen het bestemmingsplan 'Industrieterrein Assendelft Noord' en krijgt een aparte functieaanduiding (ook wel maatbestemming genoemd). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.

Het bedrijf krijgt op termijn nieuwe omgevingsvergunning (voorheen milieuvergunning). Momenteel heeft het bedrijf een vergunningsprocedure lopen bij het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland.

In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de omgevingsvergunning maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de omgevingsvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder in het plangebied ook geleidelijk afnemen.

Daarnaast heeft het bedrijf momenteel het ISO 14001 certificaat en heeft zich daardoor verplicht continu verbeteringen (inclusief maatregelen gericht op het verminderen van de geuremissie) in de bedrijfsvoering door te voeren.

4.17 Bodem

Bodemkwaliteit

In de wijk Krommenie-Oost (waar het dorpslint Krommenie deel vanuit maakt) zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken verricht. De wijk is in het verleden opgehoogd met bodemvreemd materiaal. In de stedelijk ophooglaag kan sprake zijn van sterk verhoogde gehalten met zware metalen en PAK's. De bodemonderzoeken hebben zich met name gericht op lood in de bovengrond ter plaatse van tuinen.

In de bovengrond van een 15 tal tuinen is een sterk verhoogde loodverontreiniging geconstateerd. Deze verontreiniging is medio 2002 gesaneerd. Voor de hele wijk is een nazorgplan opgesteld. Hierin wordt ingegaan over de wijze hoe om te gaan met grondverzet e.d.

Inmiddels is in Zaanstad een nieuw loodbeleid (waarbij de loodnorm strenger is dan voorheen) geformuleerd en wordt er in het kader van het Zaansloodproject in de tuinen aanvullend bodemonderzoek verricht. Op dit moment (juli 2022) is dit project nog in uitvoering en volgen de resultaten hiervan op een later moment. PM

Vanwege (het vaak voorkomen van ) sterk verontreinigde bodem in het gebied moet bij ontwikkelingen in het gebied ten alle tijden rekening gehouden worden met sanerende maatregelen.

4.18 Natuur

Binnen het plangebied is geen beschermd natuurgebied gelegen. Het plangebied ligt wel in de buurt van Natura 2000 gebieden.

Omdat met het bestemmingsplan geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, geeft het plan geen aanleiding tot specifiek onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied.

Het lint sluit aan op het Agathepark. Het Agathepark is een klassiek park in Engelse landschapsstijl. Het wordt intensief bezocht door recreanten. Belangrijk voor de biodiversiteit is de grote vijver omzoomd met bomen. Dit windluwe oppervlaktewater is bij uitstek geschikt voor verschillende insecten en als gevolg daarvan ook voor diens predatoren. Ook zijn er borders aanwezig met vaste planten en vrijwilligers onderhouden een vlindertuin met veel bloemen.


Verder heeft het lint de potentie voor een mooie ecologische groenverbinding die door de achtertuinen loopt van de bewoners. Groene(re) tuinen zijn ook goed voor de opvang van water, gezondheid/welzijn en verkoeling in de zomer.

4.19 Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Zoals in het Groen- en waterplan Zaanstad 2017 staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.

Klimaatadaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen ten aanzien van droogte en waterveiligheid.De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaatbestendigheid het meest efficiënt kan gebeuren door relatief kleine en lokale maatregelen.

In 2021 is het Zaans Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 vastgesteld, zie bijlage 2, Beleidskaders 8.6 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 Het uitvoeringsplan richt zich op vier punten: de inrichting van de openbare ruimte, de inrichting van het landschap, het betrekken van bewoners en bedrijven en het realiseren van koppelkansen.In het uitvoeringsplan zijn kaders gesteld aan gebiedsontwikkelingen met als doel om woonwijken beter in te richten om de gevolgen van het veranderende klimaat op te vangen.Klimaatadaptatie maakt integraal onderdeel uit van dit plan- en besluitvormingsproces bij gebiedsontwikkelingen. Het heeft een plek in elke grondexploitatie en anterieure overeenkomst. Klimaatadaptieve maatregelen zijn gericht op de aspecten extreme wateroverlast, hogere temperaturen, droogte en bodemdaling en stromen en hoog water. Voor het dorpslint van Krommenie zijn de risico's op wateroverlast, hittestress, droogte en overstroming in beeld gebracht.

Wateroverlast

De wijk Krommenie-Oost is te omschrijven als een aantal badkuipen tussen de hoger gelegen omringende wegen. Bij extreme regenval - wanneer de riolering het niet aankan - kan het water via de veelal smalle en lange straten niet snel afstromen naar het oppervlaktewater aan de west- en zuidzijde. De boezem aan de oostzijde ligt te hoog om regenwater te ontvangen vanuit de straten in de wijk. Wegen en tuinen zakken vanwege bodemdaling, waardoor zich op die plekken in toenemende mate regenwater verzamelt. Er is maar beperkt mogelijkheid in de openbare ruimte om piekbuien tijdelijk te bufferen.

Met name de zijstraten van het Lint Krommenie (hoofdzakelijk zijstraten van de Zuiderhoofdstraat en Noorderhoofdstraat) zijn in de huidige situatie kwetsbaar voor water op straat/tegen de gevel situaties bij een bui van 70 mm per 2 uur. Door geen extra bebouwingsoppervlaktes toe te staan, zal de kwetsbaarheid van de zijstraten niet toenemen in de toekomst. De toegankelijkheid van de winkels bij extreme buien en het risico op verschilzetting/paalrot rond de Noorder- en Zuiderhoofdstraat zijn (toekomstige) opgaven. Verder is de afstroming van extreme neerslag uit dit deelgebied naar lagere wijkdelen een opgave voor de wijk, omdat het elders tot problemen leidt. Bij een mogelijke herinrichting van de Zuiderhoofdstraat en Noorderhoofdstraat wordt geadviseerd om de inrichtingsprincipes en maatregelen die hieronder zijn beschreven (storymap) toe te passen om de zijstraten te ontlasten tijdens hevige neerslag.

Hittestress

In de huidige situatie neemt de gevoelstemperatuur van het Lint Krommenie flink toe op een hete zomerdag. In de openbare ruimte is weinig tot geen ruimte om van het lint een koele route met 30% boomkroonbedekking te maken. Hittestress een aandachtspunt voor de winkelfunctie in de vorm van koele looproutes (maar ook zonrijke looproute in de niet-zomer maanden).

Toenemende bouwvolumes zouden de gevoelstemperatuur nog verder kunnen doen laten oplopen tijdens een hete zomerdag, waardoor het niet wenselijk is om nog hogere bouwvolumes toe te voegen aan het lint.

Droogte

Een groot deel van het lint is gevoelig voor bodemdaling. Extra bouwoppervlak leidt tot snellere afstroming van regenwater en wanneer er geen infiltratievoorzieningen worden aangelegd, wordt bodemdaling mogelijk versneld, omdat het grondwater niet wordt aangevuld. Daarom dienen bouwoppervlaktes beperkt te worden. Bodemdaling maakt bepaalde locaties tevens kwetsbaarder voor wateroverlast, omdat er lokaal laagtes kunnen ontstaan.

Overstromingen

Het Lint Krommenie is gevoelig voor een overstroming die 1x in de 1000 jaar kan voorkomen. Hierbij kunnen waterdieptes tot 0,8 m optreden. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden dat vloerpeilen of drempelhoogtes boven het overstromingspeil worden afgegeven.

Inrichtingsprincipes en maatregelen

Het volgende pakket maatregelen en inrichtingsprincipes gelden voor dit gedeelte van de wijk:

Scenario nat

De wateroverlast analyse (WOLK) toont dat er in dit gedeelte van de wijk 800 kuub extra water geborgen moet worden om de wijk klimaatadaptief en waterrobuust te maken.

  • Creëren van waterbergende verharding(sfundering) die kan dienen als tijdelijke waterbuffer.
  • Hoogte trapsgewijs inrichten: winkeltoegang > straat > afstroomroute oppervlakkig naar watergang. De afstroom via zijstraten de wijk in blokkeren middels een verhoging, bijvoorbeeld drempels.
  • Regenwater van panden en percelen aan de watergang aan de westzijde direct afkoppelen op de watergang.
  • Bewoners kunnen verder bijdragen aan de opvang van buien en beperken van droogte in de tuin middels een regenton en/of groen dak op het platte dak.
  • Water laten aflopen naar de Durgsloot voorkomt wateroverlast in andere gebieden in Krommenie -Oost. Toestroom naar de wijk blokkeren middels een verhoging. De waterbergende verharding kan dienen als waterafvoer.

Scenario droog

  • Stimuleren van het vervangen van houten paalfunderingen bij particuliere panden
  • Grondwaterregulering toepassen met een DI leiding en de kansrijkheid onderzoeken van diepteinfiltratie van regenwater (te koppelen aan waterbergende verharding)
  • Pandeigenaren stimuleren om aan te sluiten op de grondwaterregulering en/of in eigen tuin regenwater te laten infiltreren.

Actief grondwaterpeilbeheer is een gerichte inspanning om een gewenst grondwaterpeil te realiseren, met een drainage-infiltratieleiding in verbinding met het oppervlaktewater. Hiermee worden zowel te hoge als te lage grondwaterstanden voorkomen. Ook kan hiermee, met de juiste aansturing en afstemming met het natuurlijke bodem- en watersysteem en de historische cultuurtechnische inrichting van een gebied, in enige mate oppervlaktewater na piekbuien in de ondiepe bodem worden opgeslagen en beschikbaar gesteld voor droge perioden die erop volgen. Hiermee kan het waterbufferend vermogen van de ondiepe bodem worden vergroot voor regenwater.

Nader onderzoek naar de mogelijkheden voor diepte-infiltratie zijn voor dit gebied zinvol, omdat het zou kunnen bijdragen aan het beperken van bodemdaling en het aanvullen van de grondwatervoorraad voor droge perioden. Met een waterbergende wegfundering / waterpasserende verharding, kan water bij vaker voorkomende buien vertraagd worden afgevoerd, terwijl de straat toch vlot droog is.

Beschikbare ruimte

In het openbaar terrein is weinig tot geen ruimte aan maaiveld en ondergronds.Bij het herinrichten van de Zuider- en Noorderhoofdstraat kan er ruimte worden gecreëerd voor waterberging in het straatprofiel en/of in de wegfundering. De oppervlakkige 'nood'overloop kan worden gestuurd via een zijstraat naar de watergang aan de westzijde in plaats van de wijk in. Woningen en percelen die aan de watergang grenzen, zouden het regenwater volledig kunnen afkoppelen van de riolering en direct laten uitstromen in de watergang. Dat ontlast de waterdruk op de Hoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0025.png"

4.20 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn; en
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

4.21 Bedrijven en milieuzonering

Binnen het plangebied worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor het onderwerp bedrijven en milieuzonering niet relevant is voor dit plan.

4.22 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Beoordeling
Omdat met het bestemmingsplan geen nieuwe functies, gebouwen, bouwwerken of bouwvolumes worden toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, is het niet noodzakelijk kostenverhaal te regelen.

Planschade
Omdat het inperken van bouwrechten vergaande impact kan hebben op de eigendomsbelangen, heeft de raad, met in achtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (evenredigheidsbeginsel) uit de Algemene wet bestuursrecht, besloten om eigenaren een voldoende lange periode te bieden om bestaande bouwrechten te benutten. Daarom heeft de raad met het besluit van 21 april 2022 het voorbereidingsbesluit ingetrokken en in dezelfde vergadering de uitgangspunten voor het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld.

Deze uitgangspunten zijn op 4 mei 2022 openbaar kenbaar gemaakt in het Gemeenteblad, het Zaans stadsblad en op de gemeentelijke website en vormen daarmee een concreet beleidsvoornemen waaruit eigenaren de concrete gevolgen voor de bouwrechten op hun perceel konden opmaken. Het inperken van de bouwrechten is daarmee voorzienbaar geworden. Bovendien is er sprake geweest van een voldoende lange benuttingsperiode waarin eigenaren ruim 7 maanden de mogelijkheid hebben gehad hun bestaande bouwrechten te benutten, tot de inwerkingtreding van het tweede voorbereidingsbesluit op 29 december 2022. Derhalve wordt het risico op planschade niet aannemelijk geacht.

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg met overheden en diensten

Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het voorontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart. Deze gesprekken met wettelijke overlegpartners zijn gestart in september 2022, mede in het kader van art 3.1.1. Bro.

De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van art. 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op 23 september 2022 verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het voorontwerpbestemmingsplan. De overlegpartners hadden tot 21 oktober 2022 de gelegenheid om te reageren.

Gasunie en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VRZW) hebben een reactie gegeven. De reacties en de beantwoording zijn samengevat in Bijlage 3 Reactienota.

Die reacties hebben er toe geleid dat het bestemmingsplan is aangepast.Net ten oosten van het plangebied, ter hoogte van het Vlietsend, ligt een aardgastransportleiding. De beschermingszone rondom deze leiding overlapt voor een klein deel het plangebied. Daarom is op de verbeelding en in de planregels de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' opgenomen.

Bovendien is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten' toegevoegd die overeenkomt met de 100% letaliteitscontour van de buisleiding. Binnen de gebiedsaanduiding is op grond van artikel 14.2 de vestiging van kwetsbare maatschappelijke functies (scholen, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, ziekenhuizen, verpleeghuizen, kinderopvang) niet langer meer mogelijk. In paragraaf 4.13 Externe veiligheid is de afweging gemaakt waarom andere functiewijzigingen mogelijk blijven.

5.2 Participatie met belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het plangebied en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Bewoners, omwonenden, eigenaren, winkeliers en gebruikers van het gebied zijn op verschillende manieren en momenten betrokken geweest bij de stappen die genomen zijn vóór het maken van het bestemmingsplan.

Eerste participatiebijeenkomst 2 juni 2022

Voor alle belanghebbenden is een participatiebijeenkomst georganiseerd op 2 juni 2022. Hierin zijn de cultuurhistorische waarden gepresenteerd en zijn de uitgangspunten voor het bestemmingsplan besproken die de raad op 20 april 2022 heeft vastgesteld. In werkgroepen hebben de aanwezigen aandachtspunten meegegeven voor het nieuwe bestemmingsplan. In het verslag is een tabel opgenomen waarin staat aangeven hoe deze aandachtspunten al dan niet zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Zie Bijlage 2 Verslag participatiebijeenkomst 2 juni 2022

Fietstocht 4 juni 2022

Tijdens een fietstocht langs cultuurhistorische waardevolle plekken kregen de deelnemers uitleg over de dijkstructuur, de kleinschalige bebouwing, waardevolle doorzichten, de relatie tussen de dijk en de Durgsloot en de diverse monumenten in het lint. Bij de start in de Vermaning aan de Noorderhoofdstraat en tijdens de tocht zijn de uitgangspunten voor het bestemmingsplan besproken en aan de hand van concrete voorbeelden ter plekke toegelicht.

Expeditie Zaanstad Noord 10 september 2022

Tijdens de Expeditie Zaanstad Noord konden deelnemers op 12 locaties in Wormerveer, Assendelft en Krommenie informatie krijgen over projecten van de gemeente, woningcorporatie of provincie. In een marktkraam in de Zuiderhoofdstraat was informatie beschikbaar over de cultuurhistorische waarden van het dorpslint en konden belangstellenden vragen stellen over de bestemmingsplanprocedure.

Voorontwerpbestemmingsplan en tweede participatiebijeenkomst 26 september 2022

Op 21 september 2022 is in het Gemeenteblad, het Zaans stadsblad en op de gemeentelijke website bekend gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan en bijbehorende stukken vanaf 23 september 2022 digitaal beschikbaar zijn op www.ruimtelijkeplannen.nl. Alle bovengenoemde stukken waren in te zien als pdf-bestanden op de gemeentelijke website www.zaanstad.nl en in papieren vorm op het stadhuis.

In de bekendmakingen en in een huis-aan-huis bezorgde brief is tevens de tweede participatiebijeenkomst op 26 september 2022 aangekondigd, waar het voorontwerp van het bestemmingsplan is gepresenteerd. Ambtenaren hebben toegelicht hoe de uitgangspunten uit paragraaf 2.3 zijn toegepast en welke ruimte er is voor uitbreidingen op het achtererf. Tevens is uitgelegd dat grotere uitbreidingen niet rechtstreeks in dit bestemmingsplan zijn toegestaan, maar dat het wenselijk is dat dit soort bouwplannen per geval kunnen worden beoordeeld op ruimtelijke inpasbaarheid en dat er bestuurlijke afwegingsruimte is. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen borgen is het daarom wenselijk dat concrete bouwplannen op hun eigen merites kunnen worden getoetst en beoordeeld. Via het aanvragen van een omgevingsvergunning voor een bouwplan, kan maatwerk worden geboden voor bouwplannen die wel ruimtelijk inpasbaar blijken.

Een deel van de bewoners is blij met minder bouwmogelijkheden. Een ander deel van de bewoners of eigenaren en ontwikkelaars met bouwplannen vinden het nieuwe bestemmingsplan te beperkend. Bovendien vrezen ze dat maatwerk niet wordt toegepast en afwijken van het bestemmingsplan niet mogelijk is.Er bestaat een breed gedeelde behoefte aan perspectief of richtlijnen waaraan maatwerk moet voldoen, zowel bij bewoners als bij eigenaren of ontwikkelaars met bouwplannen.

Op de particpatiebijeenkomst, in de bekendmakingen en in de huis-aan-huisbrief is aangegeven dat men vanaf 23 september tot en met 23 oktober via mail kon reageren op het voorontwerpbestemmingsplan.

De reacties zijn samengevat in Bijlage 3 Reactienota. In de Reactienota is de gemeentelijke reactie weergegeven en beschreven tot welke wjizingen in het bestemmingsplan de participatiereacties hebben geleid.

5.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 22 maart 2023 is de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 23 maart 2023 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op 3 april 2023 een informatieavond gehouden in het gebouw van Speeltuinvereniging "Blok", Doctor Kuijperkade 5 te Krommenie.

Tijdens de avond is het bestemmingsplan en het ontwerp van de uitwerking van de visie Linten, dijken en paden (LDP) voor het deelgebied Krommenie, dat tegelijkertijd met het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen, toegelicht en zijn vragen beantwoord. Er waren circa 70 aanwezigen.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad 15 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn beantwoord in Bijlage 3 Reactienota. Als zienswijzen hebben hebben geleid tot wijzigingen in het bestemmingplan, is dat aangegeven in de Reactienota.

5.4 Ambtshalve wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn eveneens verwoord in Bijlage 3 Reactienota.

Hoofdstuk 6 Toelichting op bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Lint Krommenie' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad NL.IMRO.0479.STED3898BP.

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de standaard van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  • 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  • 3. Algemene regels 
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  • 4. Overgangs- en slotregels 
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen en Wijze van meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

dakkapel

Een dakkapel wordt in de bouwregelgeving (Wabo, Bor) niet gedefinieerd. Daardoor ontstaat er nog wel eens onduidelijkheid over de vraag 'is dit nog een dakkapel of niet?'. Om die reden is in het plan een begripsbepaling opgenomen voor een dakkapel.

Een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt') .

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 13.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 13.2.

Voorrangsregeling  gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Centrum

Bestemming Centrum (3)

In het lint is ruimte voor een breed scala aan bedrijven, voorzieningen en woningen. Daarom is net als in het voorgaande bestemmingsplan gebruik gemaakt van de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'. Deze bestemmingen combineren de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen, cultuur & ontspanning en bedrijven. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan zijn de bestemmingen van gronden niet gewijzigd. Als een perceel in het bestemmingsplan Krommenie de bestemming 'Gemengd' of 'Centrum' had, is dat in het nieuwe bestemmingsplan ongewijzigd gebleven.

De inhoud van de bestemming Centrum komt in grote delen overeen met de bestemming Gemengd. Voor een toelichting op de planregels wordt verwezen naar de toelichting op de bestemming Gemengd. Hieronder worden alleen de verschillen ten opzichte van de bestemming Gemengd toegelicht.

Wonen niet op de begane grond
Binnen de bestemming Centrum is het niet gewenst dat er gewoond wordt op de begane grond. Voor een sterk centrumgebied is het belangrijk dat aan de straat een aaneengesloten keten ontstaat van publieksaantrekkende functies zoals winkels. Woningen op de begane grond onderbreken de keten van publiekstrekkende functies. Dit verbod is overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan.

Horeca
In het voorgaande bestemmingsplan was horeca alleen ondergeschikt en gerelateerd aan andere functies toegestaan. In de praktijk zijn er zelfstandige horecavoorzieningen, zoals café's, restaurants en lunchroom in het dorpslint gevestigd. Deze horecavoorzieningen beschikken tevens over een exploitatievergunning. Daarom is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om zelfstandige horecafuncties toe te staan, conform de feitelijke situatie. Bestaande horecavestigingen die een exploitatievergunning hebben, zijn op de planverbeelding aangeduid.

Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is de horecaaanduiding voor het pand aan de Noorderhoofdstraat 48 (horeca t/m categorie 3) vervallen. Dit betreft het pand naast de Vermaning dat in gebruik is geweest door café Babbels maar inmiddels met vergunning is getransformeerd naar woning met kantoor.

Naast de bestaande horeca is er enige flexibiliteit voor nieuwe horecavestigingen. In de bestemming Centrum is een nieuwe horecavestiging mogelijk met toepassing van een binnenplanse afwijking. Op grond van deze binnenplanse afwijking kunnen er maximaal 3 nieuwe vestigingen worden toegestaan tot een totaal maximum van 12 vestigingen. Voor iedere nieuwe vestiging geldt een maximaal bruto vloeroppervlakte van 100 m2. De oppervlakte van de buitenruimte of een eventueel horecaterras wordt niet meegerekend. De horeca is alleen toegestaan als deze voorkomt in de categorie 2 of lager van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Horeca. Zie artikel 3.4.4 van de planregels

Voor nieuwe horecavestigingen die groter zijn dan 100 m2 of voor horeca van een zwaardere categorie is een maatwerkafweging nodig. Dat geldt ook voor het geval het maximum van 12 horecavestigingen is bereikt. Per geval en per locatie dient te worden beoordeeld of de horeca ruimtelijk inpasbaar is en er sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat.

Ondergeschikte horeca is onder voorwaarden en als onderdeel van de hoofdfunctie overal binnen de bestemming Centrum toegestaan. De voorwaarden staan in artikel 3.3.6. Ondergeschikte horeca is bijvoorbeeld een zithoekje in een bakkerij om ter plekke een broodje te eten. De hoofdactiviteit is detailhandel, namelijk de bakker. De horeca is ondergeschikt want gerelateerd aan de hoofdactiviteit, alleen geopend tijdens de openingstijden van de bakker, alleen bereikbaar via de ingang van de bakker, etc.

Naar aanleiding van een zienswijze is er een hotel toegestaan ter plaatse van Zuiderhoofdstraat 84. Zie Bijlage 3 Reactienota

Verkoop en opslag van consumentenvuurwerk
Op de locatie Vlietsend 4 is een verkooppunt voor consumentenvuurwerk gevestigd. De locatie heeft een vergunning voor de periode van 2019 tot 2029. De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is in beginsel verboden in de algemene regels van bestemmingsplannen. Omdat het hier een legale bestaande situatie betreft is een uitzondering opgenomen op dat algemene verbod. Zie lid 3.3.3 van de regels.

De detailhandel in consumentenvuurwerk is gekoppeld aan aanvullende regels en slechts toegestaan wanneer ook aan de andere regelgeving is voldaan. Opslag is alleen toegestaan ten behoeve van de verkoop. De productie van vuurwerk is geheel niet toegestaan.

In het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen. De Algemene Plaatselijke Verordening kan regelen hoeveel vuurwerkverkooppunten in de gemeente zijn toegestaan en op welke locaties. De Wet milieubeheer borgt dat een vuurwerkverkooppunt ook via de milieuwetgeving gebonden is aan de voorgenoemde regels. Deze combinatie van regelgeving zorgt ervoor dat de verkoop van vuurwerk op een veilige manier kan plaatsvinden.

De productie, opslag en verkoop van alle andere vormen van vuurwerk (bijvoorbeeld professioneel vuurwerk) is nadrukkelijk niet toegestaan.

Sportscholen

Sportscholen kunnen invloed hebben op de woon- en leefomgeving vanwege geluidsoverlast. Bij een nieuwe vestiging is het wenselijk dat er een bestuurlijke afweging kan worden gemaakt. Daarom is in dit bestemmingsplan uitsluitend de bestaande sportschool toegestaan aan de Zuiderhoofdstraat 12. Deze locatie is op de planverbeelding weergegeven met de aanduiding 'sportschool'. Zie artikel 3.3.9.

Supermarkten uitgesloten
In deze bestemming is, net als in de bestemming Gemengd, detailhandel toegestaan. Supermarkten kunnen onder detailhandel vallen. Sommige panden in het gebied zijn zo groot dat zij geschikt kunnen zijn als supermarkt. Dat is niet altijd wenselijk, want een overschot aan supermarkten kan leegstand tot gevolg hebben.Bovendien hebben supermarkten ruimtelijke impact op de woon- en leefomgeving vanwege frequente bevoorrading en hoge bezoekersaantallen. Supermarkten zijn daarom alleen toegestaan binnen het kernwinkelgebied en de aanloopgebieden. Daarbuiten zijn supermarkten niet toestaan. Dit is op de planverbeelding weergegeven met de aanduiding 'supermarkt uitgesloten'.

6.5 Gemengd

Bestemming Gemengd (4)

Algemeen
Waarom heeft mijn perceel de bestemming gemengd?
De bestemmingen uit het voorgaande bestemmingsplan Krommenie (2013) zijn gebruikt als uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan. Als uw perceel in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming gemengd had, dan heeft het perceel in dit bestemmingsplan ook de bestemming gemengd gekregen.

Waarom heeft de nieuwe bestemming gemengd meer regels, mag ik dan minder?
De nieuwe bestemming is uitgebreider omschreven. Vroeger werd niet alles nadrukkelijk omschreven in de bestemmingsplanregels, maar dat betekende niet dat er geen regels gelden. De ongeschreven regels volgen uit de interpretatie en doorvertaling van de geschreven regels. In het nieuwe bestemmingsplan is geprobeerd de regels zoveel mogelijk toe te passen en op te schrijven in het bestemmingsplan, zodat voor burgers en bedrijven op voorhand duidelijk(er) is "wat waar mag".

  • Een voorbeeld hiervan zijn de regels over een bedrijfskantine. Strikt genomen is dit horeca, maar het was niet genoemd in de horecalijst. Om erachter te komen of een bedrijfskantine is toegestaan moest een burger of bedrijf jurisprudentie onderzoeken (uitspraken van een rechter) en toepassen op de planregels. In het nieuwe plan zijn regels over bedrijfskantines opgeschreven zodat dit niet meer nodig is.
  • Een ander voorbeeld is het toewijzen van milieucategorieën. In het voorgaande bestemmingsplan werd omschreven wanneer een hogere categorie dan B1 was toegestaan, maar die omschrijving laat ruimte voor interpretatieverschillen. Dat werkt niet prettig voor burgers en bedrijven, want dan blijkt tijdens een handhavingstraject pas of de interpratie van de burger of het bedrijf overeenkomt met de interpretatie die de gemeente bedoeld had. In het nieuwe plan zijn milieucategorieën vooraf toegekend en ingetekend op de verbeelding (de kaart). Er is in het bestemmingsplan ook een mogelijkheid opgenomen om in bepaalde gevallen af te wijken van de categorie, om toch flexibiliteit te behouden.

Bovenstaande voorbeelden zijn niet de enige verduidelijkingen, er is meer werk verzet om de regels op voorhand duidelijk(er) op te schrijven.

Functieomschrijving (lid 4.1 )
Hoofdgebruik
De bestemming Gemengd biedt in de hoofdregel ruimte voor een breed scala aan bedrijven, voorzieningen en woningen. Er is niet sprake van één hoofdgebruik. Deze bestemming combineert de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen, cultuur & ontspanning en bedrijven en voegt regels toe om die mix van functies in goede banen te leiden. Deze regels zijn in de specifieke gebruiksregels opgenomen en zijn onderstaand toegelicht.

Bedrijf of voorziening?
Binnen deze bestemming zijn meerdere breed omschreven functies toegestaan. Zo zijn bedrijven, maatschappelijke, culturele en recreatieve voorzieningen toegestaan. Een functie kan binnen meerdere begrippen vallen. Zo kan een voorziening een winstoogmerk hebben, zodat het tevens binnen de definitie van 'bedrijf' valt. Een dergelijk(e) voorziening/bedrijf moet in dat geval voldoen aan de regels voor voorzieningen én bedrijven.

Definitie bedrijf
Er is voor gekozen om het begrip 'bedrijf' of 'bedrijven' niet nader te definiëren in de begripsbepalingen van het plan. De gangbare definitie wordt aangehouden: een bedrijf is een onderneming. In oudere bestemmingsplannen werd ervoor gekozen om in de begripsbepaling van 'bedrijf' branches en activiteiten uit te sluiten. In dit plan is er bewust voor gekozen om een brede definitie van 'bedrijf' te hanteren (de Van Dale definitie). De uitsluitingen van branches en activiteiten zijn nu opgenomen in de bestemmingsregels. Daardoor zijn de regels omtrent toegestane en uitgesloten bedrijfsvormen vindbaar op één plek (de bestemmingsregels) en wijkt de definitie van bedrijf niet meer af van de maatschappelijk gangbare definitie. De enige uitzondering hierop zijn de algemene gebruiksregels, die gelden als aanvulling op de bestemmingsregels.

Een bedrijf kan tevens een maatschappelijke, recreatieve of culturele voorziening zijn. Deze voorzieningen zijn tevens opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten als 'bedrijfsactiviteiten'. In de bestemmingsregels kunnen deze voorzieningen zijn uitgesloten als dat op deze locatie of binnen deze panden wenselijk is. Een gebruik moet voldoen aan alle regels die voor dat gebruik gelden. Met andere woorden: als een bedrijf tevens een maatschappelijke voorziening is, dan moet het gebruik voldoen aan zowel de regels voor een bedrijf als voor een maatschappelijke voorziening.

Categorie functiemeningslijst (lid 4.3.2 )
Bedrijven, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen zijn alleen toegestaan indien:

Voor sommige panden kan een hogere categorie zijn toegekend dan B1. Dat gebeurt nadrukkelijk met een functieaanduiding op de verbeelding van het bestemmingsplan. In de Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is uitgelegd onder welke omstandigheden een hogere categorie dan B1 toegestaan kan worden.

De functielijst is gebaseerd op de VNG-richtafstanden, waarop enkele Zaanse aanpassingen zijn gemaakt. De redenen hiervoor zijn in Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging toegelicht.

Binnen de bestemming is het mogelijk dat locaties verschillende maximale categoriëen krijgen toegewezen. Een maximale categorie wordt toegewezen op basis van de invloed van de functie op de omgeving. Grenst een locatie aan meerdere woningen, dan ligt het voor de hand dat daar een lagere categorie is toegestaan dan wanneer in de directe omgeving van de locatie geen woningen zijn toegestaan. De wijze van toedelen van categorieën is verder toegelicht in Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Indien een plek niet de bovengenoemde functieaanduiding heeft gekregen, dan zijn bedrijven, culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen op die plek niet toegestaan. De reden hiervoor is dat deze bedrijven en voorzieningen dan mogelijk zouden zijn zonder maximale milieucategorie, wat op gespannen voet staat met het aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het omliggende gebied.

In de subleden van lid 4.2 wordt gesproken over 'bovengenoemde voorzieningen'. Hiermee wordt verwezen naar de opsomming van 'culturele voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen'. Omwille van de leesbaarheid van de regels is ervoor gekozen deze opsomming niet voluit te schrijven in elk sublid.

De categorieën en lijst van functiemenging betreffen een hoofdregel. In de specifieke gebruiksregels kunnen activiteiten alsnog worden uitgesloten. Als een specifieke regel een activiteit uitsluit terwijl deze wel in de algemene functiemengingslijst is opgenomen, dan gaat de specifieke regel voor en is de activiteit niet toegestaan.

Afwijken van de functiemengingslijst of categorie (lid 4.4.1 en lid 4.4.2 )
Soms is een activiteit niet nadrukkelijk benoemd in de functiemengingslijst, maar is deze wel inpasbaar op de betreffende locatie. Ook is het denkbaar dat een initiatiefnemer een activiteit op een dergelijke manier uitvoert dat de hoge categorie die is verbonden aan de activiteit niet terecht is. In beide afwijkingsmogelijkheden is het belangrijk dat de aard, omvang en invloed op de omgeving van de aangevraagde activiteit overeenkomen met de aard, omvang en invloed op de omgeving van een activiteit die wél is toegestaan op de betreffende locatie.

Die afweging zal voornamelijk plaatsvinden op basis van de specifieke bedrijfsinrichting die initiatiefnemer voor ogen heeft. Zo kan bijvoorbeeld de invloed op de omgeving van een brouwerij beperkt worden door de bedrijfsruimte luchtdicht te maken en een geurfilterinstallatie te plaatsen. De omgevingsvergunning voor het afwijken moet dan ook benoemen welke aspecten van de bedrijfsvoering maken dat in dit specifieke geval een activiteit van een hogere categorie of een bedrijf dat niet op de lijst staat toch is toegestaan op deze locatie. Om het voorbeeld van de bierbrouwerij verder te benutten; met deze afwijkingsmogelijkheid kan het mogelijk zijn om een brouwerij toe te staan mét een geurfilter en een luchtdicht gebouw, maar niet een reguliere brouwerij zonder de voorgenoemde eigenschappen. Het is dan ook noodzakelijk dat de genoemde eigenschappen in stand worden gehouden.

Detailhandel
Detailhandel was in het voorgaande plan als zelfstandige activiteit toegestaan binnen de bestemming Gemengd. In de Zaanse standaar voor nieuwe bestemmingsplannen wordt detailhandel als zelfstandige activiteit alleen toegestaan binnen de bestemming Centrum. Omdat in dit geval detailhandel al was toegestaan wordt afgeweken van de standaard en is zelfstandige detailhandel toegestaan binnen de bestemming Gemengd. Concreet betekent dit dat de regels uit de standaard die detailhandel beperken tot ondergeschikt en ondersteunend, geschrapt zijn.

Horeca (lid 4.3.4 en 4.3.6)
Horeca was in het voorgaande plan als zelfstandige activiteit toegestaan binnen de bestemming Gemengd. In dit nieuwe plan zijn regels opgesteld om horeca opnieuw als zelfstandige activiteit toe te staan.Net als in het oude plan gelden aanvullende regels, namelijk dat alleen horeca van een bepaalde categorie is toegestaan. De categorieën zijn nader toegelicht in Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Horeca.

Wat is anders?

  • In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om zelfstandige horecafuncties toe te staan conform de feitelijke situatie. Bestaande horecavestigingen die een exploitatievergunning hebben, zijn op de planverbeelding aangeduid.
  • De horecacategorieën zijn aangevuld met maximale openingstijden naar aanleiding van de Visie horeca Zaanstad. Het bestemmingsplan bepaalt niet de openingstijden van horeca, maar bepaalt wel dat bepaalde horecabedrijven niet zijn toegestaan als de openingstijden zo ruim zijn dat er teveel overlast voor de omgeving te verwachten is.
  • Ondergeschikte horeca is onder voorwaarden en als onderdeel van de hoofdfunctie overal binnen de bestemming Gemengd toegestaan. De voorwaarden staan in artikel 4.3.5.
  • Nieuwe hotels zijn niet toegestaan. Dit komt vanwege nieuwe regelgeving (de "ladder van duurzame verstedelijking"), waardoor voor elke nieuwe hotelkamer een onderbouwing in de vorm van een marktonderzoek noodzakelijk is. Voor nieuwe hotels is een bestemmingsplanwijziging of een omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken noodzakelijk. Daarin wordt de ruimtelijke aanvaardbaarheid (inclusief de ladder van duurzame verstedelijking) getoetst.

Horeca - kantines (lid 4.3.6 )
Naast de zelfstandige horeca gelden er specifieke regels over horeca in de vorm van kantines voor de eigen bedrijfsvoering. De eigen werknemers moeten dan ook de voornamelijke doelgroep zijn, waarbij het ook toegestaan is als in beperkte mate bezoekers van het bedrijf gebruik maken van de kantine.

Anders dan bij ondergeschikte horeca is het niet van belang of de kantine door het eigen bedrijf wordt verzorgd, of dat zij hiervoor een derde partij hebben ingehuurd. De huidige trend is immers dat kantines worden uitbesteed aan cateringsbedrijven. De regels van het bestemmingsplan staan dit niet in de weg.

Een horecagelegenheid met een verzorgingsgebied of aantrekkende werking groter dan het eigen bedrijf is niet toegestaan.

Recreatieve voorzieningen - uitgesloten vormen (lid 4.3.7 )
Een aantal vormen van recreatieve voorzieningen kunnen een grote invloed hebben op de leefomgeving. Denk hierbij niet alleen aan geluid maar ook aan een grote piekbelasting van verkeers- en parkeerdruk. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor dit gebruik, dan wordt veelal een specifieke bestemming toegekend (bijvoorbeeld de bestemming 'Sport' voor een sportveld of 'Agrarisch' met een aanduiding 'manege').

Wonen algemeen (lid 4.1 )
Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet persé in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt binnen het hoofdgebruik horeca.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
    Bestaande, vergunde kamerverhuur is in dit plan aangeduid met de functieaanduiding 'kamerverhuur'.

  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.

  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Gastouderopvang aan huis (lid 4.3.11 )
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Gastouderopvang is binnen deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor gastouderopvang binnen de woonfunctie, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Bed & breakfast (lid 4.3.8 )
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Tevens is het niet toegestaan om een bed & breakfast te realiseren in vrijstaande bijbehorend bouwwerken, zoals tuinhuisjes etc. Het is wel toegestaan om een bed & breakfast te realiseren aan huis met een doorgang naar het hoofdgebouw toe.

Bestaand gebruik mag blijven voortbestaan. Een voorbeeld hiervan is de bed & breakfast in het monumentale luchthuis op het achterf van Zuiderhoofdstraat 65.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

De specifieke regelingen in lid 4.3.8 en lid 4.4.3 zijn alleen van toepassing op woningen. Het is binnen deze bestemming mogelijk dat zowel wonen als zelfstandige horeca is toegestaan. In die gevallen heeft de regeling met de meeste mogelijkheden voorrang.

Wonen - Zorgwonen (lid 4.3.12 )
Of zorgwonen past binnen het hoofdgebruik maatschappelijk, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past een zorgwoning binnen het hoofdgebruik wonen zoals beschreven in lid 4.3.12. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Dit onderscheid is belangrijk omdat niet op alle locaties wonen als hoofdfunctie is toegestaan. Als op een locatie wonen is uitgesloten, dan is de woonvariant van zorgwonen niet toegestaan, tenzij er een uitzondering is gemaakt. Als op een locatie zowel wonen als maatschappelijke voorzieningen toegestaan zijn, dan zijn beide varianten van zorgwonen toegestaan.

Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak (lid 4.2.3 sub b)
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding niet qua bouwvolume te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het binnen het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van Hoofdgebouwen in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.

Bijbehorend bouwwerk op 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied (lid 4.2.3)
De regels voor het vergunningvrije bouwen staan geen bijbehorende bouwwerken toe in de zone van 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied. In de nota woonbebouwing is besloten om deze bijbehorende bouwwerken toch toe te staan omdat dit in beginsel geen bezwaren oplevert. Dit bestemmingsplan is hier een uitzondering op. Die zone van 1 meter ligt voornamelijk tegen de Durgsloot, die om stedebouwkundige en cultuurhistorische redenen belangrijk wordt geacht. Daarom is in een raadsbesluit op 21 april 2022 (2022/6513) besloten om in de strook langs de Durgsloot alleen vergunningvrije bouwwerken toe te staan. Om die reden zijn de extra bouwmogelijkheden in de zone van 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied niet overgenomen in dit bestemmingsplan.

Herbouw bestaande bebouwing (lid 4.2.8 )
De regels bevatten een regeling voor bestaande bijbehorende bouwwerken genaamd 'Herbouw bestaande bebouwing'. In uitvoering van de Nota Woonbebouwing 2012 wordt het met deze regeling aantrekkelijker gemaakt om bestaande bebouwing te vernieuwen, ook als die bebouwing niet (meer) voldoet aan de regels in dit bestemmingsplan. Deze regeling heeft alleen betrekking op bebouwing die legaal aanwezig is.

Specifieke bouwwerken (lid 4.2.5 , 4.2.12 , 4.2.6 , 4.2.7 , 4.2.9 , 4.2.14 )
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 4.3.1 t/m 4.2.4. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling.

Veel van de specifieke bouwregels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad. Om deze reden gelden een aantal specifieke bouwregels alleen van toepassing voor woningen, nu deze beleidsregel alleen ziet op woonbebouwing.

Overige bouwwerken (lid 4.2.15)
Omdat in dit gebied veel waarde wordt gehecht aan het vrij houden van het voorerfgebied is het alleen toegestaan overige bouwwerken te bouwen in het achtererfgebied.

6.6 Tuin

Parkeren in de bestemming tuin (lid 5.1)

In de bouwvlakken in de bestemming Gemengd en Centrum zijn de voorgevellijnen en verspringingen in de gevelwand ten opzichte van de straat (inverdan) vastgelegd. Bij hoofdgebouwen die inverdan gebouwd zijn, wordt de strook tussen straat en hoofdgebouw als Tuin bestemd. In die strook is het parkeren van auto’s niet toegestaan met uitzondering van de situaties die, voor het intrekken van het voorbereidingsbesluit Lint Krommenie en het vaststellen van de nieuwe uitgangspunten van het bestemmingsplan (op 21 april 2022), bij de gemeente bekend zijn als parkeerplekken.

6.7 Leiding - Gas

Dubbelbestemming Leiding - Gas ( 9 )
Hogedrukgasleidingen, die vaak onderdeel zijn van het nationale netwerk, krijgen de dubbelbestemming Leiding - Gas. Deze dubbelbestemming werkt aanvullend op de overige bestemmingen die gelden voor deze locatie. De regels van een dubbelbestemming krijgen voorrang op de regels van een reguliere bestemming. Bouwwerken en gebruik van gronden en panden moet voldoen aan zowel de regels in de dubbelbestemming(en) als de reguliere bestemming(en).

De bepalingen van de dubbelbestemming zijn afgestemd op het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dit besluit is bepaald dat gemeenten regels in bestemmingsplannen moeten opnemen over hogedrukgasleidingen. In artikel 14 lid 1 van het Bevb is bepaald dat gemeenten een zone van 5 meter rond een gasleiding vrij moeten houden als 'belemmeringenstrook'. De belemmeringenstrook is in dit plan op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Leiding - gas'. Binnen deze strook moet de toegang vrij worden gehouden voor eventueel onderhoud aan de leiding. Daarom is het niet toegestaan bouwwerken te bouwen binnen deze zone. Daarnaast is het onwenselijk dat werkzaamheden in de grond plaatsvinden die de leiding kunnen raken of beïnvloeden. Daarom is het verboden een bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Dit wordt ook wel een aanlegvergunning genoemd.
Het is mogelijk om een bouwwerken, werken of werkzaamheden alsnog toe te staan wanneer deze de veiligheid en instandhouding van de leiding niet in gevaar brengen. De regels hiervoor zijn opgenomen in lid 9.3 en lid 9.4.3.

6.8 Waarde - Archeologie

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie (artikel 10 )
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.

De gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

6.9 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (artikel 11 )
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 11 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.10 Algemene bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 12.1 )
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 12.3)

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).

6.11 Algemene gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 13.1 )
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid 13.2 )
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.12 Algemene aanduidingsregels

Gezoneerd industrieterrein Wet geluidhinder (lid 14.1 )
Sommige inrichtingen kunnen dermate veel geluid produceren, dat de wetgever heeft bepaald dat rond deze inrichtingen een geluidzone opgenomen moet worden ter bescherming van het bedrijf en het omliggende gebied. Die zone moet ervoor zorgen dat er geen woningen (of andere geluidgevoelige objecten) dichter bij de inrichting ontwikkeld worden. De aanduiding regelt de geluidruimte voor die inrichtingen, de geluidzone waarbinnen geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) ontwikkeld mogen worden. Op die laatste regel kan worden afgeweken, wanneer blijkt dat de geluidbelasting (als gevolg van de inrichting) op de gevels van het geluidgevoelig object niet te hoog zijn (de voorkeurgrenswaarde in de Wet geluidhinder), of wanneer het bevoegd gezag een hogere grenswaarde voor het object heeft vastgesteld. Het verbod geldt niet voor bestaand gebruik van bestaande bebouwing en het herbouwen van die bestaande bebouwing, net zoals in het voorgaande bestemmingsplan.

De zone behoort bij het gezoneerde industrieterrein Assendelft dat buiten het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0026.png"
Afbeelding: Rood = gezoneerd industrieterrein Assendelt. Zwart = geluidzone behorend bij het industrieterrein.

Gebiedsaanduiding veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten (lid 14.2

Net ten oosten van het plangebied, ter hoogte van het Vlietsend, ligt een aardgastransportleiding. De beschermingszone rondom deze leiding overlapt voor een klein deel het plangebied. Daarom is op de verbeelding en in de planregels de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' opgenomen.

Bovendien is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - maatschappelijke functies uitgesloten' toegevoegd die overeenkomt met de 100% letaliteitscontour van de buisleiding. Binnen de gebiedsaanduiding is op grond van artikel 14.2 de vestiging van kwetsbare maatschappelijke functies (scholen, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, ziekenhuizen, verpleeghuizen, kinderopvang) niet langer meer mogelijk. In paragraaf 4.13 Externe veiligheid is de afweging gemaakt waarom andere functiewijzigingen mogelijk blijven.

6.13 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 15.1 )
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking verbod op woningsplitsing (lid 15.3 )
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

6.14 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 16 )
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 17 )
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.

Bijlagen

Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Horeca

  • 1. Categorie 1 bestaat uit zogenaamde lichte horeca. Het betreft horeca die alleen overdag en 's avonds behoeft te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Categorie 1 is onderverdeeld in 3 subcategorieën.
    • a. 1A bestaat uit horeca die verwant is aan de detailhandelsfunctie.
    • b. 1B betreft overige lichte horeca.
    • c. 1C betreft horeca uit 1A en 1B, maar met een dergelijke omvang dat er een relatief grote verkeersaantrekkende werking wordt verwacht. Vanwege de verkeersaantrekkende werking zijn restaurants met een bezorg- en/of afhaalservice alleen toegestaan in 1C.
  • 2. Categorie 2 betreft horeca die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend is en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken.
  • 3. Categorie 3 betreft horeca die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekt, waardoor deze horeca grote hinder voor de omgeving tot gevolg kan hebben.

De categorielijst is aangescherpt met de maximale openingstijden voor horeca als omschreven in de 'Horeca visie Zaanstad'. Het bestemmingsplan bepaalt niet de openingstijden van horeca, maar bepaalt wel dat bepaalde horecabedrijven niet zijn toegestaan als de openingstijden zo ruim zijn dat er teveel overlast voor de omgeving te verwachten is.

Bijlage 5 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders
1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).

De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0027.png"

Beoordeling

De NOVI bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. het bestemmingsplan is niet in strijd met de voorschriften uit de NOVI.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen.

In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:

  • Trede 1: Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet ineen actuele regionale behoefte;
  • Trede 2: Indien uit de beschrijving onder 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • Trede 3: Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing, zie 4.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Beoordeling

Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.

1.4 Crisis- en herstelwet (Chw)

De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.

Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).

De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb. 2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.

In het kader van dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.

Beoordeling

De Crisis- en herstelwet is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

1.5 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.

Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2021 in werking.

Beoordeling

De Omgevingswet is nog niet van toepassing. Dit plan is daarom opgesteld volgens de Wet ruimtelijke ordening. Een vergunningsaanvraag om te bouwen die (eventueel) wordt ingediend na de inwerkingtreding van de Omgevingswet dient aan de eisen van de Omgevingswet te voldoen.

Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders
2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

De Omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld op 19 november 2018. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid, is het centrale uitgangpunt van de Omgevingsvisie Noord Holland 2050. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.


In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Beoordeling
De Omgevingsvisie bevat geen specifieke verplichtingen voor dit plangebied. het bestemmingsplan is niet in strijd met de voorschriften uit de Omgevingsvisie.

2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020

Het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals opgenomen de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vertaald in regels die in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 (vastgesteld 22 oktober 2020) zijn vastgelegd. Een aantal heeft een doorwerking in de regels van dit omgevingsplan. Hiertoe zijn instructieregels opgenomen (hoofdstuk 6).

Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende instructieregels van belang:

Artikel 6.12 Detailhandel: het behouden en versterken van detailhandel in de centra van kernen door het voorkomen van versnippering van het aanbod in en buiten de kernen; het voorkomen van ruimtelijk relevante leegstand in winkelgebieden om zo een detailhandelsstructuur te behouden die uitgaat van duurzaam ruimtegebruik.

Artikel 6.62 Klimaatadaptatie: De toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt.

De provincie werkt aan de opvolger van de Omgevingsverordening NH2020; de Omgevingsverordening NH2022. Deze zal tegelijk in werking treden met de Omgevingswet.

Beoordeling
Paragraaf 4.6 Economische functies bevat een omschrijving over de detailhandelsstructur in het dorpslint van Krommenie.In paragraaf 4.19 Klimaatadaptatie is invulling gegeven aan de basisrandvoorwaarde dat voor ruimtelijke ontwikkelingen een klimaatstresstest wordt uitgevoerd.

2.3 MRA-regio

De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:

  • Opdracht 0: De samenwerking verder versterken;
  • Opdracht 1: Werk maken van een veerkrachtige, inclusieve en schone MRA-economie;
  • Opdracht 2: Bouwen voor de woningbehoefte en met groei de leefkwaliteit van het geheel versterken;
  • Opdracht 3: Vaart maken met het metropolitaan mobiliteitssysteem, met daaraan gekoppeld een overzicht van opdrachten en uitvoeringslijnen

Beoordeling
De MRA Agenda bevat geen specifieke verplichtingen voor dit plangebied. het bestemmingsplan is niet in strijd met de MRA Agenda.

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders

3.1 Toekomstrichting Zaans evenwicht

In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metrapoolregio (MRA).

Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen?


We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:

  • De Zaankanters: eigenzinnig, loyale anarchisten, ondernemende en hardwerkende bewoners en ondernemers. Innovatief en vernieuwend, soms op een traditionele leest geschoeid.
  • Ruimte voor ondernemerschap
  • Zaans Mozaïek: de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt.Cultuur historisch landschap: Het cultuurhistorische veenweide landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied.
  • De Zaan: De Zaan is een icoon voor de streek. Door haar open verbindingen staan we in contact met het noorden van Noord-Holland en via het Noordzeekanaal met Amsterdam. De verschillende buurten en wijken worden via bruggen en oevers aan elkaar geknoopt. Wonen,werken en recreëren heeft plaats op en aan het water. En zowel mensen als goederen vinden hun weg over de Zaan omdat het genieten is of omdat het zakelijk gezien handig is.
  • De locatie: Zaanstad vormt samen met Amsterdam één stedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam. Dit vraagt om meer mee te doen. Een gezamenlijke ontwikkeling van een waterfront bijvoorbeeld.


Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:

- Kwaliteitverbetering van de woonvoorraad

- Reductie van het aantal milieubelaste woningen

- Verbeteren van het voorzieningenniveau inclusief een passend cultureel aanbod

- Aanpak van de openbare ruimte - Ontwikkelen van een Waterfront van Zaan tot IJ

- Versterken van de fysieke en mentale verbinding met Amsterdam

- Benoemen van specifieke ontwikkellocaties als 'stepping stones' voor de toekomst

- Terugdringen belemmering van milieucontouren.


Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:

- Lokaal onderwijsbeleid richten op optimale kansen voor jongeren

- In regionaal verband de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichten

- Versterken van het ondernemerschap en het innovatievermogen


Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractieniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

3.2 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Zaans gebied' met het nadere profiel 'Dorp'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3898BP-0301_0028.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Beoordeling

Profiel: Dorp

Gebiedskenmerken

Het profiel 'dorp' beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan: Wormerveer, Zaandijk, Koog. In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo´n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in 'tuinstedelijk'. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Er is een groot onderscheid tussen de delen van het lint die aan de Zaan grenzen, buitendijks gelegen, en de delen die aan de binnenzijde van de dijken zijn gelegen. De grotere complexen liggen bijna allemaal aan de Zaanzijde. Bij transformatie kan de dichtheid op complexniveau sterk toenemen en ruim boven dichtheid van dit profiel uitkomen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan de kruisingen tussen het groenblauwe netwerk en het netwerk van de wijk. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. De omliggende buurten zijn vergelijkbaar met het profiel van tuinstedelijk. Gestapelde bebouwing komt alleen voor op bijzondere plekken en gerelateerd aan bijzondere huisvestingsopgaven als bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oostwestverbindingen ontbreken. Meer oostwest verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart. Bij herstructurering wordt ingezet op:

• Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid;

• Zorgdragen voor het in stand houden van een basisvoorzieningenpakket.

Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoud van de industriële bebouwing is het uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie.

3.3 Omgevingsvisie Zaanstad 2040 (in voorbereiding)

Zaanstad werkt aan de Omgevingsvisie voor 2040. Een nieuw instrument onder de Omgevingswet. In de omgevingsvisie staan de hoofdkeuzes voor de fysieke leefomgeving. De grote lijnen die gaan over identiteit, waarden, kernkwaliteiten en de opgaven waar de stad voor staat.


Hoe ziet Zaanstad er in de toekomst uit? Hoe zorgen we voor economische groei die bijdraagt aan een klimaat-neutrale stad? Hoe richten we de openbare ruimte zo in dat deze uitnodigt tot bewegen en bijdraagt aan de gezondheid van mensen? En hoe realiseren we 20.000 nieuwe woningen en behouden we het unieke karakter van de Zaanstreek?


Zaanstad stelt haar inwoners en het gebied centraal en richt zich op 7 strategische opgaven:

  • Kansengelijkheid
  • Veiligheid
  • Economie
  • Duurzaamheid
  • Verstedelijking
  • Gezondheid
  • Dienstverlening


De omgevingsvisie komt in ieder geval in de plaats van de ruimtelijke structuurvisie. De verwachting is dat de omgevingsvisie in de loop van 2022 door de gemeenteraad wordt vastgesteld.


In de Ruimtelijke kernkwaliteiten Zaanstad staat beschreven hoe Zaanstad ruimtelijk is opgebouwd en hoe deze ruimtelijke elementen de stad en haar identiteit hebben gevormd door de tijd heen. Deze geschiedenis is een belangrijke bouwsteen bij het maken van plannen in de stad. Ze vormen een belangrijke bouwsteen voor de Omgevingsvise. Hieruit vindt weer een vertaling naar het Omgevingsplan plaats.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

3.4 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen.Waarbij voor de komende 10 jaar gestreefd wordt de bouwproductie te verhogen naar 1000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Openbare ruimte tegelijkertijd bijdraagt aan de versterking van het toerisme. Duidelijke en aantrekkelijke routes door de stad het toeristisch potentieel aan elkaar verbindt. Het toerisme zorgt voor werkgelegenheid en één van de dragers is voor een goed aanbod van horeca en winkels.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en antrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;
  • De stad een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig heeft, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

3.5 Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad

Zaanstad bereidt zich voor op de Omgevingswet. Daarom zijn de regels over de fysieke leefomgeving uit verschillende Zaanse verordeningen samengebracht in één nieuwe verordening: de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL). De verordening is vastgesteld door de gemeenteraad. De laatste actualisaties zijn inwerking getreden op 1 januari 2022.


De VFL is een tussenstap naar het omgevingsplan. De regels uit de VFL kunnen onder huidige wetgeving niet worden opgenomen in bestemmingsplannen. Dit kan niet omdat de regels niet over de ruimtelijke ordening gaan, maar over de fysieke leefomgeving in de zin van de Omgevingswet. Uiteindelijk zullen de regels uit de VFL onderdeel uitmaken van het omgevingsplan voor Zaanstad. Nog niet duidelijk is wanneer dit zal zijn.


De volgende verordeningen zijn inmiddels (deels) opgenomen in de VFL, met het gevolg dat een aantal verordeningen (*) zijn ingetrokken en de APV kleiner is geworden en zich duidelijker richt op de openbare orde:

  • Diverse artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), zoals artikelen uit: afdeling openbaar water en afdeling houtopstand.
  • Verordening straatnaamgeving en huisnummering.
  • Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (AVOI)*.
  • Rioolaansluitingsverordening*.
  • Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen.
  • Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad*.
  • Brandbeveiligingsverordening 2012*.
  • Verordening Bodemsanering Zaanstad 2017*.
  • Bouwverordening Zaanstad 2008*.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Cultuurhistorische waarden
4.1 Erfgoedwet

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed is geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kent elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De huidige sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen worden geïntegreerd.Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat dit wetsvoorstel op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de huidige wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.

  • Er komt een regeling voor het vervreemden van cultuurgoederen en verzamelingen die in eigendom zijn van de rijksoverheid of van gemeentelijke of provinciale overheden;
  • De zorg voor de rijkscollectie wordt op uniforme wijze wettelijk verankerd. Voor de musea waarvoor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister van OCW) verantwoordelijk is, komt deze wettelijke verankering in de plaats van de huidige privaatrechtelijke beheersovereenkomsten;
  • Voor de Minister van OCW wordt de verplichting in het leven geroepen om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden;
  • Bij de integratie van de bepalingen van de Wbc wordt een voorziening toegevoegd die andere partijen dan de Staat, zoals musea, de gelegenheid geeft om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen;
  • Het vergunningstelsel voor het verrichten van archeologische opgravingen wordt vervangen door een stelsel van wettelijk geregelde certificering;
  • Om de verstoring van waardevolle scheepswrakken tegen te kunnen gaan en in algemene zin het maritieme erfgoed beter te kunnen beschermen, wordt de verbodsbepaling tot het verrichten van opgravingen uitgebreid en worden definities verduidelijkt.
  • De in de Mw 1988 geregelde procedure tot aanwijzing van rijksmonumenten wordt vervangen door de eenvoudigere uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
  • Ten slotte worden de handhaving en het toezicht geharmoniseerd en wordt in dat kader het toezicht gelijkgetrokken voor een ieder die rijkscollectie beheert en worden de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom in het algemeen van toepassing verklaard.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie. Zie paragraaf 4.1 Cultuurhistorie

4.2 Nota Belvedère

De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De nota geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie. Zie paragraaf 4.1 Cultuurhistorie

4.3 Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend.In artikel 3.1.6 van het Bro is opgenomen dat per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

In de toelichting van de Bro staat dat dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Dit vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening.

Bij het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1, sub a onder 3o Wabo) moet gemotiveerd worden dat de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De aanvraag moet hiervoor voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing. Een ruimtelijke onderbouwing is vergelijkbaar met de toelichting van een bestemmingsplan. In artikel 3.1.6 Bro is onder andere aangegeven dat ingegaan moet worden op de gevolgen van de ontwikkeling voor o.a. de cultuurhistorie. In de ruimtelijke onderbouwing moet dus een cultuurhistorische onderbouwing zijn opgenomen.

Ook bij binnenplanse afwijkingen moet worden beoordeeld of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Er is namelijk sprake van een afwijking van het bestemmingsplan waarvoor op grond van de aanhef van artikel 2.12 Wabo de goede ruimtelijke ordening als afwegingskader geldt. Cultuurhistorie maakt een onderdeel uit van de afweging van de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Cultuurhistorie moet daarom ook hier worden meegewogen in de planvorming.

Het bovenstaande is bij de uitspraak van de Raad van State op 8 december 2021 bevestigd. Het college mag bij de beoordeling van een bouwplan cultuurhistorische belangen meewegen in het kader van goede ruimtelijke ordening. Dit mag ook wanneer er in het bestemmingsplan geen cultuurhistorische waarden zijn verankerd. (ABRvS, 08-12-2021, nr. 202007150/1/R1)

Beoordeling

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". Zie 1.1 Aanleiding en doelstelling, 2.2 Aanloop bestemmingsplan en 4.1 Cultuurhistorie

4.4 Leidraad landschap en cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Deze is inmiddels opgevolgd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2016. De leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande 'DNA' van het dorp.

In de Leidraad zijn de dijken en dorpslinten gekenmerkt als kwaliteit. Zaanstad erkent eveneens deze waarden van de historische dijken, linten en paden en heeft ze daarom aangemerkt als kernkwaliteit binnen de gemeente.

Beoordeling

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". Zie paragraaf 4.1 Cultuurhistorie

4.5 Toekomst met Historie

Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.

Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).

Beoordeling

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". Zie paragraaf 4.1 Cultuurhistorie

4.6 Erfgoedverordening

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.

Omdat de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. voor een nadere toetsing wordt verwezen naar paragraaf Cultuurhistorie

Beoordeling

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". Zie paragraaf 4.1 Cultuurhistorie

4.7 Erfgoedstrategie 2019 - 2023

Molens, fabrieksgebouwen, kerken, historische dorpskernen, monumenten. Linten, dijken, paden, veenweiden, de talloze en diverse landschappen: overal in Zaanstad zie je het verleden terug. Dit is het Zaans erfgoed. De gemeente heeft een belangrijke taak in het zorgvuldig omgaan met erfgoed voor het duurzaam behoud ervan. Tegelijkertijd staat Zaanstad voor de opgave om het erfgoed te laten aansluiten bij de veranderingen van de moderne tijd. De leefomgeving die verandert: klimaatveranderingen, de druk van ruimtelijke ontwikkelingen, de grote woonopgave en het toenemende toerisme.

De Erfgoedstrategie, erfgoed leeft gaat in op hoe Zaanstad het erfgoed wil beschermen én een blijvende plek geven te midden van een veranderend landschap. De strategie volgt de Erfgoedvisie 2011-2018 op en is door de gemeenteraad in 2019 vastgesteld. De strategie op het Zaans erfgoed is aan de hand van 7 thema's uitgewerkt:

  • 1. Zaanse opgave: ontwikkelopgave
  • 2. Kennisontwikkeling en kennisoverdracht
  • 3. Kwaliteit behouden
  • 4. Kader (omgevingswet/omgevingsvisie/omgevingsplan)
  • 5. Archeologie
  • 6. Duurzaamheid
  • 7. Partnerschap

Per thema zijn de ambities beschreven waaronder:

  • Erfgoed- en cultuurhistorie als inspiratie en kwaliteit om de identiteit van transformatie gebieden te behouden en ontwikkelen en voor de opgaven in het landelijk gebied
  • Herbestemmen, herwaarderen en aanwijzen erfgoed
  • Kernkwaliteiten uit cultuurhistorische verkenningen als basis voor het omgevingsplan
  • Verduurzamen van monumenten

In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.


Beoordeling

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". Zie paragraaf 4.1 Cultuurhistorie en Bijlage 2 Beleidskaders 5.2 Visie op linten, dijken en paden

4.8 Cultuurhistorische Waardenkaart

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.

Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).

De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.

Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).

Beoordeling

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". Zie paragraaf 4.1 Cultuurhistorie

4.9 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.

Beoordeling

In het bestemmingsplan zijn de archeologische waarden geborgd door aan de gebieden met een archeologische waarde een aanduiding met planregels toe te kennen. Zie paragraaf 4.1.1 Archeologie.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden
5.1 Welstand

Eind 2013 is de welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.

Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.

In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.

In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.

In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.

5.2 Visie op linten, dijken en paden

De identiteit van Zaanstad - linten, dijken en paden is door de gemeenteraad vastgesteld op 3 september 2020. Het geeft een algemene visie op het netwerk van linten, dijken en paden in relatie tot enkele grote ruimtelijke opgaven in de stad. Hiervoor is een methodiek opgesteld met cultuurhistorie als fundament voor ontwikkelingen. Het biedt ook concrete richtlijnen (beleidsregels) voor ruimtelijke ontwikkeling. Die staan onder de kop 'beleidsregels' in hoofdstuk 7 van de visie.

Met de visie worden inspiratie, informatie en richtlijnen voor ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden gegeven. De eerste twee gebiedsuitwerkingen van de visie zijn vastgesteld: voor Westzaan en voor de Stadse Zaan. Westzaan heeft een landelijk karakter en de Stadse Zaan een stedelijk karakter. Bij beiden komt een aantal grote, ruimtelijke opgaven van de stad voor. Voor deze twee gebieden zijn de ruimtelijke kwaliteiten van erfgoed, stedenbouw, landschap en ontwerp van de openbare ruimte & infrastructuur in samenhang geborgd. De onderliggende methodiek vormt de basis om bij nieuwe initiatieven bij andere linten, dijken en paden de 'ruimtelijke waarden' te borgen.

De gestelde richtlijnen zijn beleidsregels in de zin van art. 1:3 lid 4 Awb. Dit betekent dat de beleidsregels worden toegepast bij de uitwerking van de omgevingskwaliteit bij besluiten met betrekking tot bestemming/omgevingsplan of afwijkingen daarvan.

Beoordeling

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de kleinschalige, gevarieerde en cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing beter te beschermen. De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". Zie 4.1.4 Cultuurhistorische waarden.

Naar verwachting wordt de gebiedsuitwerking voor Krommenie in de loop van 2023 vastgesteld.

5.3 Nota woonbebouwing

Op 29 januari is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2019 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning,  bedrijfswoning, agrarische woning en daartoe bijbehorende bouwwerken

In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (o.a. erfafscheidingen, sport- en speeltoestellen en vlaggenmasten);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor  nieuwe bestemmingsplannen.

Beoordeling

De kaders van de Nota woonbebouwing zijn verwerkt in de planregels van dit bestemmingsplan.Zo mag bij een individuele woning die bestaat uit één bouwlaag met kap waarbij de nok min of meer haaks op de weg staat, achterwaarts worden uitgebreid met 10% van de woningdiepte tot een maximale diepte van 12 meter, mits minimaal 10 meter afstand tot het achterliggende erf wordt behouden. De bouwvlakken in de planverbeelding zijn hierop aangepast. Een dergelijk bouwvlak biedt mogelijkheden voor een zeer ruime woning, terwijl omwonenden geen onevenredige schaduwhinder ondervinden.

5.4 Zaans afwegingskader hoogbouw

Het Zaans afwegingskader hoogbouw is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 januari 2008. Het is een instrument waarin vastligt hoe de gemeente procesmatig en inhoudelijk omgaat met hoogbouwinitiatieven. Initiatieven van vier of gestapelde bouwlagen (met een minimale hoogte van 12 meter). De beoordelingscriteria richten zich op stads-buurt en gebouwniveau.

Beoordeling

Dit bestemmingsplan maakt geen (nieuwe) hoogbouw mogelijk.

5.5 Beleidsregel locatiekeuze voor grootschalige reclamemasten

Het college van burgemeester en wethouders heeft de beleidsregel L op 14 maart 2009 vastgesteld. De maat en schaal van grootschalige masten -dat zijn masten van 10 meter of meer- passen niet past niet bij de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het Zaanse landschap. Er is daarmee géén ruimte voor nieuwe grootschalige reclamemasten.

Beoordeling

Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige reclamemasten mogelijk.

5.6 Speelruimte Beleidsplan gemeente Zaanstad 2017

Het beleidsplan Speelruimte is in 2017 vastgesteld door de gemeenteraad. Speelplekken in de openbare ruimte zijn belangrijk. Ze bieden niet alleen de mogelijkheid van spelen en bewegen in de openbare ruimte maar vervullen ook een belangrijke sociale functie. Met het plan wil Zaanstad inzetten op:

  • 1. Het bieden van voldoende aantrekkelijke speelplaatsen in de wijken;
  • 2. Het realiseren van meer aantrekkelijke (natuur- en water-) speelplaatsen in de stad die een buurtoverstijgend karakter krijgen;
  • 3. Het stimuleren van het bewegen van de ouderen in de samenleving;
  • 4. Het vergroten van bewonersbetrokkenheid (adoptie van speelplaatsen);
  • 5. Inspelen op klimaatverandering zodat in de toekomst op warme zomerdagen ook op aangename wijze op speelplaatsen verbleven kan worden.

Het beleid richt zich op een aantal doelgroepen. Daarbij is ook aangegeven met welke maatregelen en concrete richtlijnen de doelstellingen gerealiseerd worden.

Beoordeling

Speelplaatsen zijn toegestaan in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.

5.7 Nota Water als bouwgrond

Met de nota Water als bouwgrond geeft de gemeenteraad van Zaanstad haar visie voor 'wonen' en andere functies op het water. De nota dient ook als toetsingskader voor nieuwe initiatieven. De nota is in 2010 vastgesteld.

Zaanstad heeft een flinke opgave om extra woningen te bouwen voor de toekomst maar ook het veenweidegebied om de stad heen te behouden. De enige manier om dat te kunnen doen, is creatief omgaan met onze schaarse binnenstedelijke ruimte. Bouwen op het water is zo'n creatieve oplossing. Bovendien verhoogt bouwen op het water de kwaliteit en diversiteit van ons woningaanbod. Wonen op het water in deze vorm is nieuw en bijzonder en biedt mogelijkheden aan mensen die op een andere manier willen wonen. Zaanstad wil deze vorm van wonen mogelijk maken.

De nota biedt de stappen, eisen en mogelijke zoekgebieden voor deze woonvorm.

Beoordeling

De bestemming Water is toegekend aan de Durgsloot. Vanwege het cultuurhistorisch karakter en vanwege de relatie van de Durgsloot met de achtererven van het Vlietsend, Zuider- en Noorderhoofdstraat en de Vlusch is wonen op water in dit bestemmingsplan niet toegestaan.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Wonen

6.1 Metselen aan het Zaans Mozaïek. Actualisatie woonvisie 2019

De gemeenteraad heeft op 11 juli 2019 de geactualiseerde versie van de Woonvisie Metselen aan het Zaans Mozaïek vastgesteld. Met 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' slaat Zaanstad een nieuwe koers in waarbij de focus is veranderd van uitbreiding naar transformatie en van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent gedifferentieerde woonmilieus, keuzevrijheid in woningaanbod, kwalitatief goede woningen en een goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De afgelopen jaren heeft de gemeente samen met woonpartners hard gewerkt om het wonen in Zaanstad te verbeteren. De woonvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 geven richting aan deze activiteiten. De gemeente zet in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

De gemeenteraad heeft zes belangrijke opgaven benoemd die doorslaggevend zijn voor de verdere groei en ontwikkeling van Zaanstad: verstedelijking, economische ontwikkeling, kansengelijkheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Dit wordt in de woonvisie vertaald naar de volgende opgaven:

  • 1. stevig inzetten op woonkwaliteit geeft Zaanstad een vitale positie;
  • 2. de kwantitatieve opgave: binnen heldere kaders zorgen voor versnelling van de nieuwbouwproductie;
  • 3. de kwalitatieve opgave: diversiteit, sturen op betaalbaar aanbod en een betere kwaliteit van de bestaande voorraad;
  • 4. versterken van leefbaarheid en kansengelijkheid in de wijken;
  • 5. zelfstandig gaan en blijven wonen; en
  • 6. duurzaamheid is de norm en de kans.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

6.2 Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024

In het verlengde van de geactualiseerde Woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' heeft de gemeente de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 in juli 2019 vastgesteld. Deze agenda geeft een extra impuls aan het Zaans woonbeleid. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's (actieprogramma's):

  • 1. woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw;
  • 2. verbeteren kwaliteit bestaande woningvoorraad;
  • 3. betaalbare huurvoorraad;
  • 4. wonen draagt bij aan een leefbare wijk;
  • 5. en zelfstandig gaan en blijven wonen.

Deze actieprogramma's gaan over concrete en zichtbare stappen die de gemeente zet om de ambities uit de woonvisie dichterbij te brengen. De uitvoeringsagenda richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met dit uitvoeringsprogramma zet de gemeente in op onder andere duurzaamheid en (betere) doorstroming door middel van een gedifferentieerd woningaanbod.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

6.3 Woonakkoord regio Zaanstreek-Waterland en provincie Noord-Holland 2021-2025

De colleges van de 8 gemeenten in Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam (per 6 juli), Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad) en de provincie Noord-Holland zijn op 29 juni 2021  het Woonakkoord 2021-2025 met elkaar aangegaan. Met dit akkoord geven de partijen samen invulling en uitvoering aan het regio specifieke woonbeleid voor de komende vijf jaar.

De gezamenlijke missie is: een aantrekkelijke en gevarieerde woonregio blijven, toekomstbestendig en met plek voor alle inwoners. Gezamenlijk hebben de gemeenten onderstaande ambities en opgaven geformuleerd.

  • 1. Identiteit door diversiteit versterken:

Koesteren van de verscheidenheid verschillende woonmilieus die dicht bij elkaar liggen: van hoog stedelijk tot uitermate landelijk. De toenemende woningvraag biedt kansen om de dynamiek te vergroten.

  • 2. Ruimte bieden aan de eigen én regionale woningvraag:

Elke gemeente zal tegemoetkomen bij de regionale woningbehoefte door haar eigen kwaliteiten te versterken en aan te vullen, binnen de mogelijkheden die ze heeft. Zo kunnen we ook goede vervoersverbindingen met de werkgelegenheidscentra waarborgen en een open landschap voor de recreatie.

  • 3. Verdere differentiatie van de woningvoorraad voor alle doelgroepen:

Het behouden van aanzienlijke betaalbare huur- en koop-woningvoorraad en de kansen benutten voor het toevoegen of uitbreiden van woonmilieus en woningtypen.

  • 4. Naar een toekomstbestendige woningvoorraad:

Het meer levensloopbestendig maken en verduurzamen van de woningvoorraad. Door in te zetten op doorstroming werken we aan een optimaal gebruik van de sociale voorraad.

Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). In het RAP maakten de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland jarenlang afspraken over het woonbeleid. In tegenstelling tot het RAP in de voorgaande periode zal de provincie partij zijn in de regionale woonafspraken, omdat de provincie hiermee de regionale samenwerking wil bevorderen. In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025, met doelen zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

6.4 Samenwerkingsovereenkomst 2020-2024

De zes Zaanse woningcorporaties, het Huurdersoverleg Zaanstreek (HoZ) en de gemeente werken samen aan een stad waar mensen prettig wonen in leefbare wijken, mensen met een laag inkomen een dak boven het hoofd hebben en waar iedereen zich thuis voelt. De gezamenlijke ambities en afspraken zijn voor de periode 2020 tot 2024 vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst 2020-2024 om lange termijn ambities waar te maken. De samenwerkingsafspraken richten zich op verschillende deelthema's met ieder zijn eigen ambities:

  • 1. betaalbaarheid en voorraadontwikkeling;
  • 2. kwaliteit en duurzaamheid;
  • 3. samen leven.

Deze deelthema's gaan over concrete en zichtbare stappen die de Zaanse corporaties, het HoZ en de gemeente zetten om de ambities op deze thema's dichterbij te brengen en richt het vizier vooral op de korte en middellange termijn. Met deze samenwerkingsafspraken wordt ingezet op onder andere het realiseren van meer sociale huurwoningen, een betere benutting van de bestaande sociale huurwoningen, investeringen in de bestaande wijken en samen werken aan de leefbaarheid voor en kwetsbaarheid van bewoners.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de unieke kenmerken van het cultuurhistorisch waardevolle dorpslint van Krommenie.

6.5 Woonschepenverordening Zaanstad 2010

De gemeenteraad heeft de Woonschepenverordening in 2010 vastgesteld. De verordening is in 2014 voor het laatst gewijzigd. In de verordening staan de richtlijnen voor plaatsing, ligging, (ver)bouwen en gebruik van woonschepen. Zie ook de Voorrangsregeling verlening ligplaatsvergunningen voor woonschepen, vastgesteld door het college 2013.

Beoordeling

In het bestemmingsplangebied komen geen woonschepen voor.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Natuur en landschap
7.1 Groen- en waterplan Zaanstad 2017

Het Groen- en waterplan Zaanstad is op 15 februari 2018 vastgesteld door de gemeenteraad. Het biedt een integrale visie en een afwegingskader voor het groen- en water in en om het stedelijk en het landelijk gebied van Zaanstad. Het geeft sturing aan behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit maar biedt ook ruimte voor ontwikkelingen. Het plan beschrijft kernwaarden. Die vormen de basis voor de gestelde ambities. Bij de ambitie is een handreiking (kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen) opgesteld waarin staat op welke manier ontwikkelingen rekening moeten houden met groen en water. Naast de (cultuur)landschappelijke en ecologische waarde van water en groen speelt recreatie, klimaat en gezondheid ook een belangrijke rol.

De uitvoeringsagenda is in 2021 geactualiseerd. De uitvoeringsagenda kent de volgende accenten op basis van actualiteiten, ontwikkeld beleid en thematische kansen:

  • Stikstofaanpak,
  • Integrale Visie Polder Westzaan,
  • Advisering beleidslijnen GWP in het ruimtelijke ordeningsproces,
  • Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie,
  • Natuurinclusief Bouwen
  • Aanpak Groen-Blauwe diensten

Onderstaande passages zijn voor het bestemmingsplangebied van toepassing:

Waarden stedelijk gebied (p.16)

  • De historische waterlopen, wateringen, gouwen, ontwaterings-sloten en ontginningssloten hebben samen met het bijbehorende groen hoge cultuurhistorische en archeologische waarden voor Zaanstad.
  • De historische waterlopen, wateringen, gouwen, ontwaterings-sloten en ontginningssloten vormen samen met het bijbehorende groen de belangrijkste groen en waterstructuren in de stad.
  • De begraafplaatsen en een aantal parken binnen het stedelijk gebied hebben een hoge cultuurhistorische waarde en deze herbergen vaak de oudste, deels monumentale, bomen van de stad.

Ambitie stedelijk gebied (p.26-27)

De schaarse ruimte van groen en water in de stad moet bij ontwikkelingen zo efficiënt mogelijk worden ingericht, met ruimte voor waterberging en natuur door bijvoorbeeld watergangen met een natuurlijke oever. Omdat de druk op het groen en het water steeds verder toeneemt is het belangrijk om ook de inwoners te stimuleren om groene tuinen, geveltuinen en daktuinen aan te leggen. Dit draagt bij aan de waterberging en gaat hittestress tegen. (..)

De stadsparken zijn bij uitstek de gemeenschappelijke tuinen van de stad. Ze zijn voor iedereen en worden steeds intensiever gebruikt. Bijvoorbeeld voor natuureducatie, barbecueën, wandelen, sporten, zonnen, een feestje vieren een evenement bezoeken of om te werken. Dit intensieve en veranderende gebruik van de parken vraagt om een andere inrichting en voorzieningen. Bij ontwikkelingen worden de parken afgestemd op het gebruik en indien nodig voorzien van voorzieningen als watertappunten, toiletten en horeca. De toegankelijkheid wordt verbeterd door bijvoorbeeld het herinrichten van de entrees of het aanleggen van nieuwe entrees. Het gebruik van parken voor evenementen wordt geregeld in toekomstige omgevingsplannen om schade zoveel mogelijk te beperken.

Beoordeling

De ruime bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden beperkt en in een nieuw bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het beleid "De identiteit van Zaanstad, richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit in de Zaanse linten, dijken en paden". De beperking van de bouwmogelijkheden levert tevens een bijdrage om het dorpslint gezond, aantrekkelijk en toekomstbestendig te houden, met een volwaardige plek voor groen en water.

7.2 Bomenbeleidplan 2020-2050, Bomen de longen van Zaanstad

Zaanstad wil de komende jaren gezonder, groener en duurzamer worden. De rol van bomen hierin is belangrijk. Onder andere op het gebied van de biodiversiteit, voorkomen van hittestress, bijdrage aan een CO-2 neutrale gemeente, waterberging en een aantrekkelijke stad.

De gemeenteraad heeft daarom het bomenbeleidsplan geactualiseerd (2021). Dit bomenbeleidsplan geldt voor de periode 2020-2050 en geeft uitgangspunten voor de Omgevingsvisie 2050. Het doel van het bomenbeleidsplan is om Zaanstad te laten groeien tot een gezonde, leefbare stad in 2050, door te streven naar een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand, het behouden van waardevolle bomen, uitbreiding van de bedekking door boomkronen en het versterken van structuren. In het bomenbeleidsplan geeft Zaanstad invulling aan het bomenbeheer in de stad en eisen voor bomen bij vervangingsprojecten en gebiedsontwikkelingen.

Bomen in een historisch lint met een leeftijd van meer dan tachtig jaar en een levensverwachting van meer dan tien jaar hebben een bijzondere cultuurhistorische waarde. Particuliere bomen die aan deze eis voldoen kunnen worden opgenomen op de lijst van particuliere waardevolle bomen (bijlage bij het Bomenbeleidsplan).

Het lint staat op het Bomenstructuurplan (bijlage C van het bomenbeleidsplan). Daardoor hebben veel bomen een verhoogde cultuurhistorische waarde. Er staan verschillende bomen in het plangebied op de lijst van waardevolle bomen.

Op dit moment wordt er gewerkt aan de herinrichting van (een deel van) het historische lint van Krommenie. Met betrekking tot de bomen, zijn er de volgende uitgangspunten op basis van het Bomenbeleidsplan geformuleerd:

  • Bomen behouden indien mogelijk
  • Bomen vervangen die niet behouden kunnen worden
  • Waar mogelijk bomen toevoegen
  • Een toename van de totale kroonbedekking

De ontwerpvisie heeft als een van de ambities groen toevoegen. De grote bomen die er nu staan voegen veel kwaliteit toe aan het lint. Vanuit zowel bewoners als de winkeliersvereniging DOKA komt de vraag om meer groen. Nieuw groen moet passen bij het historische karakter van het lint. Het lint is altijd smal geweest. Er hebben altijd bomen aan gestaan, maar beperkt door beperkte ruimte. Er wordt geen bomenrij of laanbeplanting voorgesteld, maar solitairen of kleine groepjes bomen waar ruimte het toelaat.

Voorstel op basis van het 'voorlopig ontwerp' (28-06-2022):

  • Huidige situatie: 56 bomen
  • Huidige totale kroonbedekking als % van de openbare ruimte: 8%
  • Te kappen op basis van kwaliteit: 8 bomen
  • Verlies kroonbedekking door kap: 0,5%
  • Toevoegen: 21 bomen (waarvan 12 onzeker)
  • Nieuwe voorgestelde situatie: 77 bomen
  • Voorgestelde totale kroonbedekking als % van de openbare ruimte: 9-11% (afhankelijk van de mogelijkheid om onzekere bomen te plaatsen)

De haalbaarheid van het aantal bomen in het ontwerp wordt beperkt door het gebrek aan ruimte in de ondergrond. De mogelijkheden om ruimte te creëren worden nog onderzocht.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een verbetering van de leefkwaliteit beoogd, met behoud van de groene waarden van het dorpslint van Krommenie.De beperking van de bouwmogelijkheden levert een bijdrage om het dorpslint gezond, aantrekkelijk en toekomstbestendig te houden, met een volwaardige plek voor groen en water.

7.3 Gebiedenkaart Kapvergunning 2021

De Gebiedenkaart Kapvergunning 2021/6507 bevat aangewezen gebieden zoals bedoeld in artikel 5.80 lid 1 sub b Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad. Voor het kappen van bomen die in de aangewezen gebieden staan is een omgevingsvergunning nodig. Uitzonderingen zoals benoemd op deze gebiedenkaart zijn:

  • 1. Bomen staande in een tuin behorende bij een particuliere woning. Deze bomen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht, tenzij ze zijn opgenomen op de Bomenlijst.
  • 2. Bomen staande binnen de zone van 11 meter vanaf het hart van het buitenste spoor. Deze zone is vrijgesteld van de vergunningsplicht.
  • 3. Bomen die staan in Natura 2000 gebieden en waarvoor in een vastgesteld beheerplan is opgenomen dat de bomen gekapt moeten worden voor de duurzame instandhouding van het natuurgebied.

Beoordeling

Het dorpslint van Krommenie staat niet op de gebiedenkaart.

7.4 Zaanstad verbindt natuurgebieden 2010

Het stedelijk gebied van Zaanstad is omgeven door bijzondere natuurgebieden. Het stedelijk gebied vormt een barrière voor een goede uitwisseling van bijzonere flora en fauna tussen de natuurgebieden Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder en Polder Westzaan. Om de gebieden beter te laten aansluiten is de beleidsnotitie Zaanstad verbindt natuurgebieden vastgesteld door de het college van burgemeester en wethouders (2010). Hierin staat het streven om twee ecologische verbindingen te realiseren

In het beleidsplan zijn inrichtingsvoorstellen opgenomen voor de twee verbindingszones. De voorstellen/varianten geven oplossingen en maatregelen voor de realisatie van functionerende ecologische verbindingen. Per verbindingszones is een leidraad gemaakt voor de inrichting.

Beoordeling

De beleidsnotitie Zaanstad verbindt natuurgebieden is niet van toepassing op het dorpslint van Krommenie.

7.5 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2009

Op 3 september 2009 heeft de gemeenteraad het Beeldkwaliteitsplan Zaanstad vastgesteld. Hierin staan de ruimtelijke kaders voor het buitengebied beschreven. Die zijn gericht op:

  • het behouden en versterken van de beleving van openheid en contrasten van het buitengebied;
  • het herkenbaar maken en houden van dijken, polders en de Stelling van Amsterdam;
  • het zorgen voor openheid in het veengebied;
  • het herkenbaar maken van droogmakerijen en de historische verkavelingsstructuur en de verwevenheid daarvan met de lintdorpen;
  • het maken van heldere stadsranden
  • het hanteren van ontwerpprincipes bij ontwikkelingen: behoud van openheid, de verschijningsvorm van de veenweiden, inpassing van waterberging in het landschap, boren erven en dorpslinten.

Deze kaders begeleiden ontwikkelingen zonder dat het afbreuk doet aan de kwaliteiten van het buitengebied en er 'verrommeling' optreedt.

Beoordeling

Niet van toepassing, het plangebied valt niet in het buiten gebied.

7.6 Beleidsnotitie Caravanstalling in Zaanstad

De gemeenteraad heeft de beleidsnotitie Caravanstalling Zaanstad in 2013 vastgesteld. Het is een uitwerking van het Beelkwaliteitsplan buitengebied Zaanstad. Het beschrijf onder welke voorwaarden caravanstallingen in Zaanstad zijn toegestaan. Inzet is caravanstallingen inpandig te realiseren met uitzondering in vrijkomende kassen. Het beleid laat geen ruimte voor nieuwe buitenstallingen.

Beoordeling

Het bestemmingsplan laat conform dit beleid geen ruimte voor nieuwe buitenstallingen.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Klimaatadaptatie
8.1 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)

Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico's op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. Dat kan onder meer door het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van onze bebouwde en landelijke gebieden. In het Deltaprogramma wordt hieraan gewerkt onder de noemer 'ruimtelijke adaptatie'. Ruimtelijke adaptatie is een van de drie thema's in het Deltaprogramma. Het algemene beleid is vastgelegd in de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. De kern daarvan is dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Concrete maatregelen voor de uitvoering van het beleid staan beschreven in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie.

8.2 Nationale AdaptatieStrategie (NAS)

De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) zet de koers uit voor een klimaatbestendig Nederland: deze strategie brengt nieuwe initiatieven voor klimaatadaptatie op gang, en versnelt en verbreedt bestaande initiatieven. De NAS geeft een overzicht van de belangrijkste klimaatrisico's. Mede op basis van deze urgente klimaatrisico's, zijn de speerpunten van de NAS bepaald. De NAS is het Nederlandse antwoord op de oproep van de Europese Commissie aan alle lidstaten om uiterlijk in 2017 een klimaatadaptatiestrategie op te stellen. De NAS is eind 2016 naar het kabinet gestuurd en eind 2017 door de nieuwe Tweede Kamer vastgesteld.

8.3 Bestuursakkoord Klimaatadaptatie

Gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk tekenden op 20 november 2018 het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie om Nederland weerbaarder te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarvoor is 300 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit het Rijk, plus een even groot bedrag vanuit de decentrale overheden. Het Bestuursakkoord bevat zeven ambities voor een waterrobuuste en klimaatbestendige inrichting van Nederland:

• Kwetsbaarheid in beeld brengen;

• Risicodialoog voeren en strategie opstellen;

• Uitvoeringsagenda opstellen;

• Meekoppelkansen benutten;

• Stimuleren en faciliteren.

• Reguleren en borgen;

• Handelen bij calamiteiten.

Op basis van stresstesten brengen gemeenten, waterschappen en provincies uiterlijk in 2020 de opgaven voor ruimtelijke adaptatie in beeld, en bepalen zij de noodzakelijke maatregelen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Dat moet resulteren in regionale uitvoeringsagenda´s.

Beoordeling

In paragraaf 4.19 Klimaatadaptatie is nader ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering.

8.4 Omgevingsvisie NH2050 en Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsvisie NH2050 is de doelstelling opgenomen van een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. Dat geldt voor stad, land en infrastructuur. Het gaat om het voorbereid zijn op wateroverlast, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Een en ander kan consequenties hebben voor locatiekeuze, inrichting van de openbare ruimte en het ontwerp van gebouwen en infrastructuur. Ook kan het de bedrijfsvoering raken.

In de Omgevingsverordening NH2020, vastgesteld door Provinciale Staten op 22 oktober 2020, is bepaald dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

Beoordeling

In paragraaf 4.19 Klimaatadaptatie is nader ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering.

8.5 Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland

Het Zaanse College van B&W heeft – binnen de door de Raad vastgestelde ambitie van het onderstaande Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie – de “Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland” onderschreven. Hiermee spreekt zij de ambitie uit om de MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw versie 3.0 toe te passen in plannen en projecten.

Wat we nu bouwen krijgt gedurende de levensduur te maken met een ander klimaat. De intentieovereenkomst bestaat uit algemene en randvoorwaardelijke afspraken over hoe aanpassingen aan het veranderende klimaat meegenomen worden bij nieuwbouw. Voor wateroverlast, droogte, hitte, het beperken van overstromingsrisico's en natuurinclusiviteit zijn er uitgangspunten en specifieke ondergrenzen gezamenlijk opgesteld. Dit is het resultaat van samenwerking tussen meer dan 40 partijen, waaronder gemeenten, waterschappen, provincies, ontwikkelaars en maatschappelijke organisaties. Deze handvatten creëren een gelijk speelveld tussen de verschillende overheden en marktpartijen.

Beoordeling

In paragraaf 4.19 Klimaatadaptatie is nader ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met klimaatbestendig bouwen.

8.6 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026

Volgens de opdracht uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft de Zaanse Raad op 8 juli 2021 het Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 vastgesteld, met als overkoepelende ambitie: Meer ruimte voor groen & blauw. De gemeente wil in 2050 klimaatbestendig zijn ingericht, wat betekent:

  • Een extreme bui met herhalingstijd van 1x in de 100 jaar kunnen we verwerken, waarbij bewoners en bedrijven de verplichting hebben om overtollig water op eigen perceel te verwerken en er geen overtollig water van de openbare ruimte naar percelen mag afstromen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van hitte en zomerse dagen van meer dan 32 graden en windstilte, waarbij bewoners en bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van hittestress en er in de openbare ruimte voldoende koele plekken en routes zijn waarmee ook kwetsbare bewoners de noodzakelijke dingen kunnen blijven doen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van droogte met een opbouwend neerslagtekort van 300 mm, waarbij natuurwaarden en het bomenbestand behouden blijven en bodemdaling wordt beperkt.
  • We bereiden ons voor op overstromingen met een herhalingstijd van 1x per 1000 jaar en zorgen voor voldoende veilig heenkomen en bereikbaarheid voor calamiteitenverkeer.
  • Bij de inrichting van de klimaatbestendige stad zoeken we naar koppelkansen, waarbij we tenminste de koppeling leggen met vergroening en verbetering van de biodiversiteit.

Eén van de vijf sporen in dat plan is klimaatbestendige nieuwbouw. In dat spoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd om de bovenstaande ambitie concreet in te vullen in projecten:

De toepassing van deze uitgangspunten wordt onder andere geborgd in bestemmingsplannen, omgevingsplannen, grondexploitaties en anterieure overeenkomsten.

Beoordeling

In paragraaf 4.19 Klimaatadaptatie is nader ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. Met het bestemmingsplan wordt beoogd geen extra bouwwerken of bouwvolumes toe te staan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan en het open karakter van de achtererven zo goed mogelijk te behouden.

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren
9.1 Zaans mobiliteitsplan 2040

Het Zaans Mobiliteitsplan 2040 is het nieuwe, strategische beleidskader voor mobiliteit. Het vervangt het Zaans Verkeer en Vervoersplan (ZVVP). Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld in 2021.

Het Zaans mobiliteitsplan 2040 schetst de visie op mobiliteit in Zaanstad tot aan 2040. Het geeft onder meer antwoordt op de vraag: Hoe houden we Zaanstad bereikbaar en leefbaar in 2040. Zeker belangrijk omdat Zaanstad groeit. Wat betekent deze groei in de toekomst voor het verkeer en vervoer in de stad. Het plan gaat uit van 12 hoofdkeuzes die invulling moeten geven aan de mobiliteitstransitie. Ook bevat het een uitvoeringsagenda met gewenste investeringen om de mobiliteit op korte en lange termijn goed te regelen

Beoordeling

In paragraaf 4.7 Verkeer, vervoer en parkeren is nader ingegaan op verkeer en vervoer.

9.2 Nota Ruimte voor Parkeren

Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De nota is in 2017 gewijzigd. De Nota Ruimte voor Parkeren bestaat uit twee delen:

Bijdragen aan stedelijke ontwikkeling
In dit deel staan een aantal maatregelen die bijdragen aan de (door)ontwikkeling van de stad. Bijvoorbeeld dat er vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven bij een kleine parkeervraag of bij het afzien van een parkeervergunning in Zaandam centrum (gereguleerd gebied);

Aanpakken van bestaande en toekomstige knelpunten
In dit deel staan de uitgangspunten van het beleid voor situaties waarin knelpunten ontstaan. Zo kan bijvoorbeeld betaald parkeren ingevoerd worden als er sprake is van hoge parkeerdruk. Of dat de gemeente liever geen blauwe zones invoert, omdat langparkeerders niet meer kunnen parkeren en er tegenover de kosten van handhaving geen inkomsten staan.

De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.

Beoordeling

In paragraaf 4.7 Verkeer, vervoer en parkeren is nader ingegaan op parkeren.

9.3 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.

Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.

Beoordeling

In paragraaf 4.7 Verkeer, vervoer en parkeren is nader ingegaan op parkeren.

9.4 Strategische agenda bereikbaarheid Zaanstreek-Waterland 2021-2040

Op 22 september 2021 heeft het regionaal portefeuillehoudersoverleg Bereikbaarheid van de metropoolregio Amsterdam (MRA) de Strategische agenda bereikbaarheid Zaanstreek-Waterland 2021-2040 vastgesteld. Op 9 november 2021 heeft het Zaans college tevens ingestemd met de strategische agenda.

Om invulling te geven aan de mobiliteits- en bereikbaarheidsopgave, zijn in de Strategische Agenda de volgende opgaven en ambities benoemd:

  • 1. Inzet op wonen, werken én recreëren in Zaanstreek-Waterland;
  • 2. Zaanstreek-Waterland omarmt de mobiliteitstransitie;
  • 3. Gezamenlijke lobby voor goede noord-zuid OV-verbindingen;
  • 4. Samenwerken aan een beter oost-west fietsnetwerk;
  • 5. Toerisme vraagt om een goede samenwerking in de regio;
  • 6. Gezamenlijk ruimte geven aan Smart Mobility;
  • 7. Hand in hand met onze werkgevers en ondernemers.

Beoordeling

Het bestemmingsplan is niet strijdig met deze beleidskaders.

Hoofdstuk 10 Beleidskaders Economie, toerisme en horeca
10.1 Detailhandelsvisie

De Detailhandelsvisie Zaanstad 2015-2025 is in 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Zaanstad wil een aantrekkelijk woon-, werk- en bezoekstad worden. De visie laat zien op welke manier de detailhandel daar een rol in heeft.

Zaanstad kiest voor een krachtige hoofdstructuur met compacte en kansrijke winkelgebieden. Er zijn drie hoofdwinkelgebieden: stadshart Zaandam, Krommenie-centrum en Wormerveer-centrum, tien ondersteunende centra, twee perifere vestigingen (Noorderveld en Zuiderhout), en een speciaal winkelgebied: de zorgboulevard van het Zaans Medisch Centrum.

Voor elk gebied is een toekomstperspectief beschreven en een strategie om daar te komen. Andere gebieden en locaties krijgen met dit beleid geen prioriteit.

Beoordeling

In paragraaf 4.6 Economische functies is nader ingegaan op de detailhandel in het dorpslint.

10.2 Regionale detailhandelsvisie

Op 8 maart 2022 heeft het college de regionale detailhandelsvisie vastgesteld. Zaanstreek-Waterland heeft de ambitie om een regio te zijn waar inwoners en bezoekers alles kunnen vinden in een fijnmazige winkelstructuur, zowel dagelijks als niet-dagelijks. Dit betekent niet alleen een goed voorzieningenniveau binnen de grotere kernen met centrumgebieden in de grotere centra Purmerend en Zaandam, maar ook binnen de kleinere (dorps)kernen. Bovendien wordt ingezet op versterking van de twee centrumgebieden Zaandam en Purmerend. Beide centrumgebieden verschillen in sfeer en dienen geen concurrenten van elkaar te zijn maar elkaar aan te vullen. Ook wordt er blijvend ingezet op versterking van de kwaliteit in de kleine kernen. Iedere inwoner moet op relatief kleine afstand een compleet voorzieningenaanbod kunnen vinden. De kleine kernen hebben daarnaast een belangrijke maatschappelijke/ ontmoetingsfunctie. Tot slot zal de koppeling met toerisme worden versterkt. De regio heeft enkele toeristische iconen zoals de Zaanse Schans, de Dijk van Volendam, moderne architectuur in Zaandam en rustieke oudhollandse dorpen met veel groen en water. De koppeling tussen een bezoek aan de winkelgebieden met deze toeristische plekken zorgt ervoor dat de totaalervaring voor toeristen in de regio versterkt kan worden.

Beoordeling
De Regionale Detailhandelsvisie is in overeenstemming met de vastgestelde Detailhandelsvisie Zaanstad 2015 – 2025. Dit betekent dat, hoewel de Regionale Detailhandelsvisie géén formeel juridisch toetsingskader is, de Zaanse Detailhandelsvisie en de daarin opgenomen toetsingskaders borgt dat initiatieven ook passen binnen de kaders van de vastgestelde Regionale Detailhandelsvisie.

10.3 Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid Zaanstad

De beleidsnotitie Creatieve bedrijvigheid is in 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. Het schetst de kaders en randvoorwaarden voor uitbouw van creatieve bedrijvigheid in Zaanstad. Het zet in op:

  • 1. clustervorming en verbindingen tussen creatieve bedrijven en de gevestigde maak- en foodindustrie; I
  • 2. kruisbestuiving met bedrijven in de food en toerisme sector
  • 3. beschikbare bedrijfsruimte/broedplaatsen inzetten voor het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid.

Beoordeling

In het bestemmingsplan wordt bedrijvigheid, onder voorwaarden,toegestaan in de bestemmingen Centrum en Gemengd, zie 6.4 Centrum en 6.5 Gemengd

10.4 Structuurvisie Kantorenmarkt Zaanstad

In 2004 is door B&W de Structuurvisie Kantorenmarkt Zaanstad vastgesteld. Hierin is de belangrijkste conclusie dat Zaanstad moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Er wordt gesteld dat de marktvraag te mager is om andere grootschalige kantoorlocaties te kunnen ontwikkelen. Voor kantoorontwikkeling buiten Inverdan wordt weinig ruimte gezien. Voor kantoorontwikkeling in Zaanstad-noord wordt geadviseerd jaarlijks maximaal 1.500m2 te reserveren. Waarbij de nadruk ligt op kleinschalige kantoorontwikkeling.

Beoordeling

In het bestemmingsplan zijn kantoren, onder voorwaarden,toegestaan in de bestemmingen Centrum en Gemengd, zie 6.4 Centrum en 6.5 Gemengd

10.5 Verblijfaccommodatievisie Zaanstad

Op 24 augustus 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders de Verblijfaccomodatievisie Zaanstad vastgesteld. Met deze visie wordt gestuurd op de locatie van (hotel)ontwikkelingen en het aantal kamers. Het toepassen van het (MRA) ontwikkelkader voor nieuwe hotelinitiatieven, inclusief een toets op de Ladder Duurzame Verstedelijking, biedt extra grip. Het ontwikkelkader vergt namelijk dat de behoefte aan een nieuw hotel aannemelijk wordt gemaakt, zowel kwantitatief als kwalitatief. De Verblijfaccomodatievisie Zaanstad levert een bijdrage aan de zes strategische opgaven: verstedelijking, economie, verduurzaming, gezondheid, kansengelijkheid en veiligheid.

Beoordeling

In het plangebied wordt één hotel mogelijk gemaakt, ter plaatse van Zuiderhoofdstraat 84.. Bed & breakfasts en voorzieningen voor toeristische verhuur zijn onder voorwaarden toegestaan, zie Wonen - bed & breakfast en Wonen - Toeristische verhuur.

10.6 Horeca visie Zaanstad

De Horeca visie Zaanstad is in september 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie maakt deel uit van een drieluik, samen met een nieuwe Visie Verblijfsaccommodaties (waaronder hotels) en de nieuwe Toeristische Visie. De Horeca visie Zaanstad is gericht op alle horeca behalve de hotels (zie daarvoor de Visie Verblijfsaccommodaties).

Het doel van de Horeca visie Zaanstad is om samen met de ondernemers uit de stad te werken aan een divers en duurzaam horeca aanbod van goede kwaliteit. Een aanbod dat aansluit op de behoeften van de bewoners van Zaanstad, dat aantrekkingskracht heeft op bezoekers en past bij de ontwikkeling van stad en maatschappij.

Er is onderscheid gemaakt tussen de onderstaande sectoren.

  • De drankensector: cafés, bars, discotheken, party- en zalencentra, kiosken maar ook verkooppunten bij sportclubs en buurtcentra.
  • De restaurantsector.
  • De fastservice sector. Deze sector is sterk aanwezig. Hieronder vallen bijvoorbeeld lunchrooms, ijssalons en afhaalbedrijven.

Per focusgebied en per horecasegment is in kaart gebracht hoe groot de ruimte is voor verdere ontwikkeling. Deze focusgebieden zijn in kaart gebracht binnen de Maak.gebieden: Noord, Midden, Centrum en Zuid.

Om te laten zien waar de kansen liggen voor ondernemers die een nieuwe markt willen openleggen en daarmee een belangrijke rol willen spelen in de ontwikkeling van de stad, bijvoorbeeld in de gebieden die de komende jaren gaan transformeren. Er is onderscheid gemaakt in de volgende focusgebieden:

  • 1. Stadshart Zaandam: hoofdwinkelgebied + toeristen focusgebied.
  • 2. Zaanse Schans e.o. (van station naar Zaanse Schans + deel Lagedijk.
  • 3. Wormerveer: hoofdwinkelgebied + toeristen focusgebied.
  • 4. Krommenie: hoofdwinkelgebied.
  • 5. Hembrugterrein: toeristen focusgebied.
  • 6. Verkade gebied e.o.

Beoordeling

In paragraaf 4.6 Economische functies is nader ingegaan op horeca in het dorpslint en het hoofdwinkelgebied van Krommenie.

10.7 Beleidsregels ondersteunende horeca

In 2011 zijn de beleidsregels Ondersteunende horeca vastgesteld door de burgemeester. Dit is een uitvloeisel van de nota 'Gezellig en veilig uitgaan in Zaanstad, Integraal horecabeleid 2008-2011'.

Zaanstad wil ruimte bieden aan ondersteunende horeca-activiteiten. De beleidsregel beschrijft hiervoor de kaders en voorwaarden.

Beoordeling

In paragraaf 4.6 Economische functies is nader ingegaan op horeca in het dorpslint en het hoofdwinkelgebied van Krommenie.

10.8 Toeristische visie Zaanstad 2021 - 2025

Op 10 maart 2022 heeft de gemeenteraad de Toeristische visie Zaanstad 2021 - 2025 vastgesteld. Hoofddoel van het toerismebeleid is dat Zaanstad zich op gepaste wijze toeristisch-recreatief door wil ontwikkelen, met aandacht voor de inwoners als bezoeker en vanuit de eigen identiteit. Het hoofddoel is uitgewerkt in de volgende subdoelen:

  • a. De waarden en beleving van de Zaan, het erfgoed en de Zaanse landschappen verzilveren.
  • b. Positiever imago van de stad en streek onder eigen inwoners en bezoekers.
  • c. Zorgen dat toeristen langer verblijven in de stad, met een betere spreiding in plaats en tijd.
  • d. Toerisme heeft een toegevoegde waarde voor inwoners (zoals meer werkgelegenheid, betere voorzieningen).
  • e. Kwaliteit huidige aanbod waarborgen en nieuw (cultureel) aanbod toevoegen.
  • f. Aantrekken (inter-)nationale cultuurtoerist.
  • g. Versterken gebruik water en watersport.
  • h. Aanhaken op regionale samenwerkingsverbanden.
  • i. Werken aan een duurzame sector.

Dat wil Zaanstad langs de volgende vier strategielijnen bereiken:

  • 1. Door uit te gaan van de eigen kracht en DNA en een eigen bijdrage te leveren aan de toeristische mogelijkheden die de MRA te bieden heeft.
  • 2. Door focus aan te brengen op bepaalde doelgroepen en aanbod.
  • 3. Door te streven naar een goede balans tussen economie, leefbaarheid en duurzaamheid.
  • 4. Door de wisselwerking met andere sectoren en beleidsvelden te versterken.

De visie benoemt vijf toeristische focusgebieden: Stadshart Zaandam, Zaanse Schans, Zaanbocht, Hembrugterrein en Buitengebied. In de visie zijn per focusgebied concrete acties uitgewerkt (zie pagina 31 tot en met 37 van de visie). De acties kunnen, afhankelijk van het project en de uitvoering, gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Beoordeling

Met het bestemmingsplan wordt beoogd het erfgoed en de cultuurhistorische waarden van het gebied te borgen.

10.9 Shishaloungebeleid 2019

Het roken van waterpijpen (ook bekend als shisha) wordt steeds populairder in Nederland.

In Zaanstad zijn horecabedrijven actief die shisha aanbieden, zogeheten shishalounges. Voor sommige horecabedrijven is dit zelfs een zelfstandige en/of de hoofdactiviteit geworden.

Shishalounges zijn gericht op het bieden van vermaak en ontspanning. Echter, aan het gebruik van waterpijpen kleven verschillende risico's en overlastaspecten. Omdat er landelijk geen specifieke regels gelden voor shishalounges heeft Zaanstad lokaal beleid met specifieke voorschriften. Het beleid is in 2019 vastgesteld door de burgemeester.

Zaanstad wil in het centrum van Zaandam shishalounges toe staan. In heb beleid is opgenomen om welke gebiedsdelen het precies gaat.

Vanwege brandgevaar, overlast en risico's voor de openbare orde is het toestaan van shishalounges in woonwijken en andere delen van Zaanstad niet wenselijk. Op bedrijventerreinen is dit ook niet wenselijk, omdat er doorgaans minder zicht is op de activiteiten die daar plaatsvinden.

 Het toegestane gebied voor shishalounges is in beginsel - maar zeker niet uitsluitend - gericht op ontspanning en vermaak van de bezoekers van het gebied. Functies die hierbij passen richten zich op tijdelijk verblijf van personen en het bieden van vermaak (theater, restaurants, cafés, casino's, fastfood). Tijdelijke activiteiten als kermissen, en evenementen ondersteunen en versterken deze vrijetijdsfunctie.

Beoordeling

Het dorpslint van Krommenie behoort niet tot de gebieden waar shishalounges zijn toegestaan.

10.10 Coffeeshopbeleid gemeente Zaanstad 2022

In 2022 is het Coffeeshopbeleid voor Zaanstad vastgesteld door de burgemeester. Hierin staan de kaders en regels voor coffeeshops. Die zijn opgesteld met het oog op:

  • 1. bescherming van het woon- en leefklimaat;
  • 2. tegengaan van overconcentratie van verkooppunten van softdrugs;
  • 3. voorkomen van verstoring van de openbare orde.

Beoordeling

In het plangebied bevindt zich geen coffeshop.

10.11 Nota prostitutiebeleid Zaanstad en nadere regels prostitutiebedrijven

Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Een uitwerking daarvan in nadere regels ten behoeve van prostitutiebedrijven zijn vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in 2000.

Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie. De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche. Per categorie zijn richtlijnen/voorwaarden meegegeven.

Zie ook nadere regels ex art. 3.3.1 APV ten behoeve van prostitutiebedrijven, vastgesteld door de raad in 2000.

Beoordeling

In het plangebied bevinden zich geen prostitutiebedrijven.

10.12 Beleidsregels Evenementen Zaanstad en regeling incidentele festiviteiten Hembrugterrein

Zaanstad heeft regelgeving en beleid met betrekking tot evenementen en incidentele festiviteiten. Deze regels zijn terug te vinden in de verordening en de Beleidsregels Evenementenvergunningen Zaanstad uit 2019. Veel van de voorwaarden die in het bestaande beleid/regelgeving worden gesteld zijn ook van toepassing voor evenementen en incidentele festiviteiten op het Hembrugterrein. Dat zijn regels voor onder andere gezondheid en hygiëne, verkeer en vervoer, openbare orde en veiligheid.

Beoordeling

In het plangebied bevinden zich geen evenementenlocaties.

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Water
11.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterplan 2022-2027. En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.

Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan. Daar is vooralsnog geen sprake van. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toetsing in paragraaf 4.8 Water.

11.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelgeving voor waterhuishouding en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

11.3 Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Zaanstad is op 2 juli 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de periode 2020-2024. Het bestaat uit een regionaal deel en een gemeente specifiek deel. Het regionale deel is door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgesteld. Het gemeente specifieke deel is opgesteld door Zaanstad met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met veranderingen, zoals verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Het GRP geeft invulling aan de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad. Zaanstad heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten in Bijlage A van het GRP.

Hoofdstuk 12 Beleidskaders Technische infrastructuur

12.1 Zenders voor telecommunicatie

Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 meter een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.

Beoordeling

Er bevindt zich geen zender voor telecommunicatie in het plangebied.

12.2 Hoogspanningslijnen-zakelijk recht

Op de strook grond of water onder de hoogspanninglijnen rust een zakelijk recht (12 maart 1974) tussen de netbeheerder en de eigenaren. De strook, ook wel zakelijkrecht strook, veiligheid strook of belemmerde strook genoemd is 72 m breed ( 2x 36m). Binnen deze strook zijn beperkingen opgelegd waar de eigenaren zich aan moeten houden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de “Vestiging zakelijk recht Rep. No. 6438, 12 maart 1974 “ en de “Veiligheid- voorschriften voor werken in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen” van Tennet.

Beoordeling

Er bevindt zich geen hoogspanningslijn in het plangebied. De afstand tussen de dichtsbijzijde hoogspanningslijn en het plangebied bedraagt een voldoende afstand waardoor ter plaatse van het plangebied geen veiligheidstrook geldt.

12.3 Hoogspanningslijnen en gezondheid

De stroom die door hoogspanningsleidingen loopt veroorzaakt een elektromagnetisch veld. De sterkte van dit veld is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid stroom die wordt getransporteerd en de afstand tot de draden. Voor de maximale sterkte van een magnetisch veld zijn geen wettelijke normen. Het elektromagnetische veld dat rondom de hoogspanningsverbinding bestaat is wellicht schadelijk voor de gezondheid.

Om schade door blootstelling aan bovengrondse hoogspanningsleidingen te voorkomen voert het Rijk voorzorgsbeleid uit. Zij adviseert om zo min mogelijk nieuwe situaties te creëren waarbij kinderen zich langdurig binnen de magneetveldzone van 0,4 microtesla (µT) zijn (afhankelijk van het soort hoogspanningsverbinding een afstand van minimaal 30 tot 200 meter).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen in de buurt van bestaande woningen en om de bouw van woningen in de buurt van bestaande hoogspanningsverbindingen. Voor bestaande woningen in de buurt van hoogspanningsleidingen geldt geen advies. Dit schrijft het Rijk in het Advies over hoogspanningslijnen (2005) en in de Brief aan gemeenten met verduidelijking advies hoogspanningslijnen (2008).

Verder hanteert het Rijk een advieswaarde van maximaal 100 µT op maaiveld niveau ter voorkoming van korte termijn effecten. Dit is het door de Europese Unie aanbevolen niveau voor magnetische veldsterkte.

Beoordeling

Er bevindt zich geen hoogspanningslijn in het plangebied.De afstand tussen de dichtsbijzijde hoogspanningslijn en het plangebied bedraagt een voldoende afstand waardoor ter plaatse van het plangebied geen veiligheidstrook geldt.

12.4 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

Beoordeling

Er bevinden zich geen windturbines in het plangebied. De eventuele plaatsing van windturbines is afhankelijk van maatwerk. Windturbines zijn daardoor niet mogelijk gemaakt in het voorliggende bestemmingsplan. Eventuele medewerking aan de plaatsing van een windturbine zal via een separate planologische procedure plaatsvinden.

12.5 Ontwikkelingen op het gebied van nutsvoorzieningen en aanbevelingen voor de bestemmingsregeling
12.5.1 Ruimte voor ondergrondse infrastructuur en bovengrondse installaties

Bij ontwikkelingen binnen een plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan bouwers en ontwikkelaars met betrekking tot de ruimtereservering voor ondergrondse en bovengrondse kabel en leiding voorzieningen. De standaard kabel & leiding dwarsprofielen en regels bij aanleg staan in de “Standaard details “en de “technische voorwaarden” van de gemeente.

Het is gewenst dat bij de ruimtereserveringen voor de verkeersbestemmingen en bouwplannen rekening wordt gehouden met het standaard kabel & leiding dwarsprofielen

12.5.2 Leidingen op de verbeelding

Het is gewenst om op de verbeelding alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk hoger dan 8 bar aan te geven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen onderzoek moet worden verricht in het kader van externe veiligheid.

Het is gewenst om op de verbeelding deze leidingen met de inventarisatie afstand aan te geven. Komt een bouwinitiatief binnen deze zone dan moet onderzoek naar plaatsgebonden en externe veiligheid worden verricht.

Beoordeling

Er bevinden zich geen aardgastransportleidingen in het plangebied.

Hoofdstuk 13 Beleidskaders milieu
13.1 Ruimtelijke Milieuvisie

Op 10 juni 2009 heeft de gemeenteraad de Ruimtelijke Milieuvisie vastgesteld. In 2020 wil de gemeente klimaat-neutraal zijn en het aantal milieubelastende woningen halveren. In de visie is de weg hiernaar toe beschreven. Zaanstad zet in op:

- schone lucht;

- een zo schoon mogelijke bodem;

- zo min mogelijk geluidsoverlast;

- zo min mogelijk last van hinderlijke geuren;

- veilig Zaanstad;

- milieueffecten vanuit Amsterdam beperken;

- duurzaam omgaan met afval;

- klimaatneutrale gemeente in 2020;

- duurzaam bouwen;

- duurzaam vervoer;

- duurzaam ondernemen;

- zo weinig mogelijk 'lichthinder';

- behoud en verbetering van natuur;

- schoon en veilig water.


De visie biedt dan ook een kader dat de richting aangeeft op milieugebied voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Per gebied staat beschreven wat de normen zijn ten aanzien van lucht, bodem, externe veiligheid, water, geluid en bedrijvigheid.

13.2 Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad (externe veiligheid)

Bij de beoordeling van de externe veiligheid moet veelal ook een verantwoording van het zogenaamde groepsrisico plaatsvinden. Het college van Zaanstad heeft op 04 juni 2008 het beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad vastgesteld. In het beleidskader is de bestuurlijke visie, hoe binnen de gemeente Zaanstad de verantwoording van het GR wordt uitgevoerd, opgenomen. Het beleidskader bevat naast een drietal trajecten voor de verantwoording van het groepsrisico bij het planvormingsproces tevens een viertal richtsnoeren bij ruimtelijke besluiten over (her)inrichting van een gebied.

Beoordeling

In paragraaf 4.13 is nader ingegaan op externe veiligheid.

13.3 Beleidsplan routing vervoer gevaarlijke stoffen over de weg


In 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het beleidsplan routing vervoer gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. Het doel van beleid is het bepreken van de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen in Zaanstad. Hiervoor is een verplichtte route voor het vervoer van route plichtige gevaarlijke stoffen vastgesteld. De vastgestelde route geeft vanuit veiligheidsoogpunt zo weinig mogelijk risico voor inwoners. De route loopt voornamelijk door gebieden, waar weinig mensen het risico lopen om aan de gevaarlijke stoffen te worden blootgesteld, als er een ongeval tijdens het vervoer plaatsvindt. Het afwijken van deze route is alleen toegestaan met een ontheffing

Beoordeling

De wegen in of rondom het plangebied maken geen onderdeel uit van de route voor gevaarlijke stoffen. In paragraaf 4.13 is nader ingegaan op externe veiligheid.

13.4 Beleidsnota Consumentenvuurwerk Zaanstad 2009 e.a.


In 2008 heeft het college de beleidsnota consumentenvuurwerk Zaanstad vastgesteld. Hierin staat aan welke voorwaarden nieuwe en/of uitbreidingen van vuurwerkopslag/ verkoop (opslag van consumentenvuurwerk tot ten hoogste 10.000 kg), aan moeten voldoen.

Beoordeling

In het plangebied bevindt zich een verkooppunt voor vuurwerk (Vlietsend 4) . Dit is aangeduid op de planverbeelding en gekoppeld aan de regels in artikel 3.3.3 Detailhandel - Consumentenvuurwerk.

13.5 Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 en beleidsregel hogere waarde

Zaanstad wil haar inwoners een gezonde en leefbare woonomgeving bieden. Het verminderen van de geluidbelasting is daar onderdeel van. In het Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 (vastgesteld college 2020) zijn maatregelen benoemd om de geluidhinder terug te dringen. Het plan heeft vooral betrekking op gemeentelijke wegen en (in mindere mate) op industrieterreinen.


De maatregelen waar op wordt ingezet zijn het toepassen van stil wegdek bij toekomstige (her)inrichting en onderhoud. Ook het stimuleren en faciliteren van elektrisch vervoer. Om stil wegdek structureel onderdeel te maken van de toepassingskaders bij (groot)onderhoud is in het Actieplan een toepassingskader voor stil wegdek opgenomen. Op omgevingslawaai afkomstig van provinciale en rijkswegen, railverkeer en luchtvaart heeft de gemeente geen directe invloed. Hierbij wordt ingezet op lobby en overleg.


Het Actieplan omgevingslawaai is samengevoegd met de beleidsregel hogere waarde tot één document. De beleidsregel hogere waarde biedt een praktisch kader voor de verlening van hogere waarden bij hoge geluidsbelastingen. Aandacht voor de leefbaarheid staat hierbij centraal. Daarom gelden er voorwaarden aan het verlenen van hogere waarden. De voorwaarde legt de initiatiefnemer van plannen een inspanning op voor een leefbare woonomgeving als compensatie voor het bouwen in een lawaaiige situatie. Het gaat om:

  • aanwezigheid van een geluidsluwe zijde;
  • cumulatie leidt niet tot onaanvaardbare geluidsbelasting.


Ook zijn er aandachtspunten opgenomen die bij ontwikkelingen in acht genomen moeten worden.

Beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies of locaties mogelijk. In paragraaf 4.14 is nader ingegaan op geluid.

13.6 Zaans Geurbeleid 2016

Het Zaans geurbeleid is vastgesteld in juli 2016. Zaanstad wil de geurhinder beperken zodat de kwaliteit van de leefomgeving verbetert. Tegelijkertijd nieuwe geurhinder voorkomen. Zo is het voor huidige en toekomstige bewoners prettiger wonen. Het streven naar een beperking van geurhinder is in lijn met de Ruimtelijke Milieuvisie (2009), waarin Zaanstad de ambitie uitspreekt om de milieuhinder terug te brengen.


Door het terugdringen van geurcontouren passen bedrijven beter in de woonomgeving. Hierdoor blijft de Zaanse identiteit met een sterke menging van wonen en werken behouden. Ook ontstaan meer mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op plekken waar er sprake is van een aanvaardbaar geurniveau. Hiervoor biedt het beleid duidelijke kaders voor de toetsing van woningbouwplannen.


Het Zaans geurbeleid is gericht op het behalen van een aanvaardbare geurbelasting. Deze is uitgerukt in streef- en ambitiekwaliteit.

Beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige functies of locaties mogelijk. In paragraaf 4.16 is nader ingegaan op geur.

13.7 Nota bodembeheer Zaanstad 2020-2030

De gemeenteraad heeft in 2020 de nota Bodembeheer Zaanstad vastgesteld en in 2021 bekrachtigd. De nota beschrijft welke regels en voorwaarden gelden voor het toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem in Zaanstad. Met het vaststellen van deze Nota bodembeheer is de eerder vastgestelde, Nota bodembeheer Zaanstad 2013-2017, februari 2013, vervallen.


De Nota is gericht op het faciliteren van verantwoord grondverzet, om zoveel mogelijk grond binnen de regio te hergebruiken met als uitgangspunt dat de lokale bodemkwaliteit niet verslechtert en het 'standstill-principe' wordt gehandhaafd. In de keten van bodembeheer zijn drie onderdelen te onderscheiden: preventie, beheren en saneren. Per onderdeel worden de verschillend thema's behandeld.

Beoordeling

In paragraaf 4.17 is nader ingegaan op bodem.

13.8 Bodemkwaliteitskaart Zaanstad 2020

De gemeente Zaanstad heeft als onderdeel van een duurzaam bodembeleid een bodemkwaliteitskaart opgesteld, tezamen met de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart is door het college vastgesteld in 2020.


De bodemkwaliteitskaart maakt inzichtelijk wat de actuele diffuse bodemkwaliteit is. Het brengt ook de bodemfunctieklassen van verschillende deelgebieden in Zaanstad in beeld. De kaart kan, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, binnen de gemeente gebruikt worden als bewijsmiddel, conform paragraaf 4.3.5 van de Regeling bodemkwaliteit, voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een partij vrijkomende grond en/of de ontvangende bodem. Dit voorkomt onderzoekskosten indien grond binnen het beheergebied door ontgraving vrijkomt en hierbinnen ook weer wordt toegepast.


Ten aanzien van het onderwerp nieuwe stoffen, waaronder PFAS is de verwachting dat het beleid zich de komende jaren zowel landelijk als regionaal verder gaat ontwikkelen. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat deze bodemkwaliteitskaart moet worden aangepast of worden aangevuld aan de hand van de landelijke en regionale ontwikkelingen

Beoordeling

Het dorpslint van Krommenie valt in de functieklasse wonen wat betekent dat de grond die wordt aangebracht in principe aan deze kwaliteitseis moet voldoen.

In het dorpslint is de gemiddelde kwaliteit van de boven en ondergrond matig verontreinigd en wordt ingedeeld in zone 1 van de bodemkwaliteitskaart. Het betreft een gemiddeld gehalte van de bodemkwaliteit wat betekent dus dat waarden hoger en lager kunnen worden aangetroffen, in deze zone dus ook waarden die sterk verontreinigd zijn.

Hoofdstuk 14 Beleidskaders Maatschappelijk en gezondheid
14.1 Strategische agenda rondom ouder worden in Zaanstad

De gemeenteraad heeft in 2017 de strategische agenda rondom ouder worden vastgesteld. De agenda geeft onder mee inzicht in de vraag 'Hoe willen mensen eigenlijk oud worden?' En wat is ervoor nodig om in die behoefte te kunnen voorzien, en vooral ook ruimte te bieden aan mensen zelf om hun toekomst in die richting vorm te geven?

Zaanstad wil met partners in de stad samenwerken aan het realiseren van de volgende ambities:

  • dat mensen zoveel mogelijk in de eigen wijk kunnen blijven als zij ouder worden;
  • dat er passende woningen en woonvormen zijn voor de ouderen van nu en van de toekomst;
  • dat ouderen blijven meedoen en onderdeel zijn van vitale netwerken;
  • dat mensen ouder kunnen worden in een veilige en toegankelijke omgeving met goede
  • voorzieningen in de buurt;
  • dat er een gevarieerd zorg- en dienstenaanbod voor ouderen in de wijk is en een goede
  • spreiding van gecombineerde woonzorgvormen in Zaanstad.

14.2 Sociale structuurvisie 2009-2020

In 2012 heeft de raad van Zaanstad de Sociale structuurvisie vastgesteld. De visie geeft vorm aan de wens om een sociale stad te zijn. Een leefbare en veilige stad waar mensen zich kunnen ontwikkelen op school, in het werk, in de vrije tijd, in sport of cultuur. Het beschrijft een drietal opgaven voor de toekomst. Die richten zich op talentontwikkeling van jongeren en volwassenen. Het bouwen van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat met kwalitatief goede vrije tijd- en maatschappelijke voorzieningen. Tot slot gaat het over stimuleren van ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken.

14.3 Zaanse visie op gezondheid

In 2019 heeft de gemeenteraad de Visie op gezondheid vastgesteld. Zaanstad wil dat inwoners zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Beschreven staat de richting in de keuzes om te komen tot een gezond Zaanstad. Een cruciaal uitgangspunt is een gezonde inrichting van de stad. Met de visie worden een aantal effecten beoogd, namelijk dat:

  • 4. inwoners zich positief gezonder voelen;
  • 5. gezondheidsverschillen kleiner worden;
  • 6. kinderen opgroeien in een gezonde omgeving;
  • 7. de fysieke omgeving gezond gedrag stimuleert;
  • 8. sterkere samenwerking tussen partners rond het thema gezondheid.

14.4 Zaanstad bruist: cultuurvisie 2019-2030

De cultuurvisie Zaanstad bruist is in 2019 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie beschrijft de voorwaarde scheppende uitgangspunten waarbinnen cultuur zich de komende 10 jaar kan ontwikkelen. De visie is uitgewerkt in een uitvoeringsagenda die concrete acties koppelt aan de uitgangspunten voor de visie.

De uitgangspunten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zijn:

  • Een divers en kwalitatief goed basisaanbod door onder andere passende en toekomst bestendige gebouwen.
  • Bij stedelijke ontwikkelingen: ruimte voor culturele initiatieven zoals broedplaatsen.

14.5 Visie op de sport 2020-2040

De Visie op sport 2020-2040 is door de raad vastgesteld in 2021. De visie gaat uit van de bijdrage die sport kan leveren aan de ontwikkeling van Zaanstad. Een stad die groeit en verschillende grote opgaven kent. De toekomst van de Zaanse sport wordt beïnvloed door de ontwikkelingen in de Zaanse sociale en fysieke omgeving, maar ook door trends en ontwikkelingen vanuit de sport zelf.

Elke inwoner kan leren een leven lang plezier te beleven aan sport en bewegen. De sportieve en beweegvriendelijke omgeving leidt tot gezonde inwoners die actief zijn en samen het beste uit zichzelf en elkaar halen.

Om hier gericht mee aan de slag te gaan, staan vier pijlers in de visie centraal:

Ruimte om te sporten: een beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte, met duurzame en toegankelijke sportinfrastructuur die multifunctioneel kunnen worden gebruikt.

Sportstimulering: alle Zaanse sporters beleven plezier en sport en elke sporter zich kan zich ontwikkelen. De Zaanse sportomgeving is een veilige omgeving waar iedereen zichzelf kan zijn, en waarin ontoelaatbaar gedrag zoals uitsluiting en discriminatie samen wordt aangepakt. Het sportaanbod wordt afgestemd op de opgaven die op wijk- en buurtniveau spelen en daarin trekken we op met scholen, maatschappelijke partners, verenigingen en aanbieders. Het sportaanbod wordt afgestemd op de opgaven die op wijk- en buurtniveau spelen en daarin trekken we op met scholen, maatschappelijke partners, verenigingen en aanbieders

Sportbranche: verenigingen zijn essentieel onderdeel van de Zaanse sportomgeving. Samenwerking op wijken buurtniveau en nieuwe verbindingen met ongeorganiseerde partners is van groot belang voor een positief sportklimaat, multifunctioneel gebruik van accommodaties en ruimte én voor de ontwikkeling van de stad.

Topsport: Zaanstad waardeert haar topsporters. De functionele ondersteuning van topsporttalent en het faciliteren van aantrekkelijke topsportevenementen creëert een positief topsportklimaat in Zaanstad.

Uitvoeringsagenda Sport en Bewegen 2022-2024
De Visie op de sport 2020-2040 is door het college verder uitgewerkt in de uitvoeringsagenda Sport en Bewegen 2022-2024 (vastgesteld op 15 februari 2022). In de uitvoeringsagenda zijn de vier pijlers uit de visie uitgewerkt met doelen. Voor bestemmingsplannen zijn met name de doelen in de eerste pijler, "ruimte voor sporten" relevant:

    • a. een beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte die aanzet tot sporten en bewegen;
    • b. een duurzame en toegankelijke sportinfrastructuur die geschikt is voor multifunctioneel gebruik en optimaal wordt benut;
    • c. sportaccommodaties hebben naast sport en bewegen een functie waar mensen elkaar ontmoeten, en zijn een veilige plek waar mensen samenkomen.
14.6 Actieplan Luchtkwaliteit 2021-2030

In oktober 2021 heeft het college het Actieplan Luchtkwaliteit 2021-2030 vastgesteld. Hierin geeft Zaanstad invulling aan de maatregelen volgend uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) dat het college in 2020 heeft ondertekend. Ook is in het actieplan invulling gegeven aan lokale maatregelen.

Schone lucht is van groot belang voor de gezondheid. Daarom wil Zaanstad met het Actieplan Luchtkwaliteit de luchtkwaliteit versneld verder verbeteren. Daartoe zijn in het Actieplan 30 maatregelen opgenomen, gegroepeerd naar bron. Deze maatregelen staan niet op zichzelf, maar hebben een relatie met het mobiliteitsbeleid, het klimaatbeleid en het stikstofbeleid. Een groot deel van de maatregelen dient daarom meerdere doelen. Elektrificatie van vervoermiddelen en mobiele werktuigen draagt ook bij aan het verminderen van geluidoverlast.

Hoofdstuk 15 Beleidskaders Duurzaamheid
15.1 Greendeal

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.

De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.

Woningen verwarmen zonder aardgas

‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’

Klimaatakkoord Parijs

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.

Nieuwe initiatieven worden mogelijk

Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

15.2 Zaans Klimaatakkoord 2.0

Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2021 vastgesteld. Het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Het akkoord is een groeidocument, waarin elk jaar wordt beschreven wat is gedaan en wat er nog meer nodig is op weg naar een klimaatneutraal, circulair en groen Zaanstad. Verder is beschreven hoe Zaanstad werkt aan o.a.: een duurzame stad, het slim omgaan met grondstoffen, steeds minder afval en opwekken van lokaal duurzame energie. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.

Bijlage 6 Communicatie

Hoofdstuk 1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen van 23 maart 2023 tot en met 3 mei 2023. Gedurende bovengenoemde periode van inzage heeft iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar kunnen maken. De zienswijzen zijn in Bijlage 3 Reactienota beantwoord.

Hoofdstuk 2 Vooroverleg (3.1.1 Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.

Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.

Het voorontwerpbestemmingsplan is om advies toegezonden aan:

Provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), GGD, Veiligheidsregio Zaanstraak-Waterland, Kontakt Milieubeheer Zaanstreek,
Mooi Noord-Holland, Landschap Noord-Holland, PWN, KPN, Tennet, Gasunie en Liander.

De adviezen en de gemeentelijke reactie op de adviezen zijn weergegeven in de reactienota in Bijlage 3 bij de toelichting.

Hoofdstuk 3 Ambtshalve wijzigingen

PM