Plan: | Houthavenkade |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3862BP-0302 |
Centraal in Zaandam, op korte afstand van station en het centrum, ligt de locatie Houthavenkade. Het gebied is aan twee zijden omgeven door water en grenst aan de westzijde aan de Provincialeweg N203. Op dit moment zijn er binnen de Houthavenkade vooral bedrijven gevestigd. Al langere tijd bestaan er plannen om het terrein te herontwikkelen. Daartoe is in het geldende bestemmingsplan ‘Oude Haven’ een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Door Van Aken Architectuur is in opdracht van Porten Development een aansprekend stedenbouwkundig plan ontworpen waarop ook de gemeente Zaanstad positief heeft gereageerd. Het plan bestaat uit een aantal woongebouwen met in totaal maximaal 710 woningen en enkele commerciële ruimtes.
De herontwikkeling past niet binnen de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan ‘Oude Haven’. Om de realisatie van de nieuwe woningen, de openbare ruimte en de bijbehorende (parkeer)voorzieningen mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het driehoekvormige plangebied ligt tussen de Oude Haven (havenarm aan de Voorzaan), de Provincialeweg N203 en de Russische buurt aan de noordzijde. De situering van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: luchtfoto Kadaster Nederland)
Het plangebied is juridisch-planologisch geregeld in bestemmingsplan 'Oude Haven' (onherroepelijk 27 juli 2012). Het gebied is hierin bestemd als 'Bedrijventerrein'. Eén perceel heeft een gemengde bestemming. Aan de noordzijde is een strook water in het plangebied meegenomen waar ook het afmeren van woonboten is toegestaan. Aan de oost- en westzijde is een strook van de vigerende verkeersbestemming opgenomen. Goot- en bouwhoogtes zijn op de verbeelding vastgelegd en variëren tussen de 6 - 13 meter. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding weergegeven.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Oude Haven' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bestemd voor bedrijven uit categorie 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bedrijventerreinen) welke bij het bestemmingsplan 'Oude Haven' is gevoegd. Voor ieder bedrijfstype wordt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten aangegeven wat de afstand van de verschillende bedrijfstypen tot milieugevoelige functies (zoals wonen) moet zijn. Voor bedrijven uit categorie 1 geldt een richtafstand van 0-10 meter. Voor bedrijven uit categorie 2 bedraagt deze afstand 30 meter. Naast de algemene toelaatbaarheid zijn op verschillende delen binnen het plangebied ook enkele specifieke bedrijfsactiviteiten toegestaan, deels uit hogere categorieën:
De hele locatie is voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Bedrijventerrein' te kunnen wijzigen in de bestemming 'Gemengd' ten behoeve van woningen, horeca (categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten), detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven (milieucategorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging). Van de wijzigingsbevoegdheid kan geen gebruik worden gemaakt voor de beoogde ontwikkeling omdat niet aan alle wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan: de begrenzing van de bouwvlakken, de totale bruto vloeroppervlakte, het maximale aantal woningen en de maximale bouwhoogte worden overschreden.
Daarnaast is het terrein voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' en gelden de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrieterrein' en 'luchtvaartverkeerzone'.
In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante ruimtelijke beleidskader voor het plan. Hoofdstuk 4 gaat in op de thematische beleidskaders. Daarbij wordt ingegaan op rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de nieuwe ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 7 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
De locatie Houthavenkade ligt circa 450 meter ten zuidoosten van het station Zaandam. Zowel het station als het omliggende rijkswegennet zijn eenvoudig te bereiken via de Provincialeweg (N203) die langs de westzijde van het plangebied loopt. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door het water 'Kattegat' dat de locatie Houthavenkade van de Russische buurt scheidt. In het Kattegat liggen enkele woonboten langs de zuidelijke oever. De Houthavenkade vormt de oostgrens van het plangebied. Langs de Houthavenkade ligt een tiental woonboten in de Oude Haven.
Figuur 2.1 Vogelvlucht plangebied locatie Houthavenkade (bron: Google Maps)
Op het moment zijn er op de locatie Houthavenkade vooral bedrijven gevestigd, een enkel kantoor (kantoorgebouw Dudock op het perceel Houthavenkade 30-34), een winkel en zes woningen. De bedrijvigheid bestaat uit:
Omdat het autoschadebedrijf, de houthandel en het metaalbewerkend bedrijf in een hogere milieucategorie vallen dan bedrijven die algemeen toelaatbaar zijn (milieucategorieën 1 en 2), is voor deze bedrijven in het geldende bestemmingsplan 'Oude Haven' een maatbestemming opgenomen.
Het gebied heeft zich altijd autonoom ontwikkeld, los van de noordelijk gelegen Russische (woon)buurt. Met de aanleg van de Provincialeweg is een nieuwe structuur toegevoegd, waardoor het achterliggende grondgebied is ontsloten. Hierbij is de oriëntatie van het gebied, die eerst op de Zaan was gericht, veel meer op de Provincialeweg komen te liggen.
Stedenbouwkundig plan
Door Van Aken Architectuur is een stedenbouwkundig plan uitgewerkt. Het stedenbouwkundig plan vervangt voor deze locatie het Masterplan Inverdan van architect Sjoerd Soeters. Het plan is opgedeeld in vier blokken (zie figuur 2.2). De blokken A en B liggen aan het water en worden aan de noordzijde deels in het bestaande Kattegat gebouwd. Daartoe worden de woonboten die in de huidige situatie aan de zuidoever van het Kattegat liggen iets in noordelijke richting opgeschoven.
Blok A en blok B worden van elkaar gescheiden door een nieuw te graven binnenhaven. In de haven kan ruimte worden geboden voor aanlegplekken voor kleine bootjes van passanten. Het nieuwe woongebied wordt door middel van een nieuwe voetgangersbrug verbonden met de Russische buurt.
Figuur 2.2 Schematische ontwikkeling van vier blokken (bron: Van Aken Architectuur)
De noordelijke blokken A en B en de zuidelijke blokken C en D worden van elkaar gescheiden door drie verblijfsgebieden met een heel eigen karakter: de hofpoort, de kade en het plein. Samen vormen ze een route die loopt van de Provincialeweg tot aan de Houthavenkade. Aan de westzijde is gekozen voor een ruime poort vanwege de geluidbelasting op de Provincialeweg.
De bebouwing langs de Provincialeweg vormt een geluidbuffer tussen de Provincialeweg en de rest van het plangebied. Het beoogde bebouwingslint heeft een maximale bouwhoogte van 27 meter met twee hoogteaccenten op de noordelijke hoek met een maximale bouwhoogte van 42 meter, op de zuidelijke hoek 36 meter. Achter het bebouwingslint langs de Provincialeweg is sprake van een kleinschaliger woonmilieu met hoogtes die variëren tussen de 19 en 25 meter, waarbij vaak steile (Zaanse) kappen worden toegepast. Uitzondering hierop vormt een hoog woongebouw centraal in het plangebied met een maximale goothoogte van 39 meter en een maximale nokhoogte van 49 meter. De bebouwing langs het water van blok B kent de laagste hoogtematen (maximale goothoogte 14 meter en maximale nokhoogte 18 meter) om aan te sluiten op het meer kleinschalige karakter van de drie bestaande woningen aan de Houthavenkade. Deze woningen vormen samen met blok B een alzijdig bouwblok. Daarbij is tussen de percelen van de drie bestaande woningen en de beoogde bebouwing een bebouwingsvrije strook van 2 meter aangehouden.
Figuur 2.3 Impressie stedenbouwkundig plan in vogelvlucht (bron: Van Aken Architectuur)
De invulling van de twee zuidelijke blokken C en D is nog minder concreet. De juridische regeling in dit bestemmingsplan is daarom voor dat deel ook minder concreet, waarbij de opzet zoals weergegeven in figuur 2.2 het uitgangspunt vormt. In deze opzet wordt blok C van blok D gescheiden door een steeg. De steeg loopt als een soort dijkweg over de onderliggende parkeergarage heen.
Het gehele binnengebied van het plan is autovrij en wordt ingericht als levendig verblijfsgebied, omgeven door woningen met 'voordeuren aan de straat'. De woningen liggen rond een gemeenschappelijk hof. Het hof wordt gevormd door een daktuin, met daaronder een parkeergarage. Het parkeren binnenin de blokken (443 parkeerplaatsen) is bereikbaar vanaf de buitenranden van het gebied. Al het gemotoriseerde verkeer wordt via de Houthavenkade en de Havenstraat richting de Provincialeweg geleid. In verband met een toename van voetgangers en fietsers als gevolg van het plan, wordt de maximum snelheid op de Houthavenkade verlaagd naar 30 km/u. Deze snelheidsverlaging draagt bij aan een verbetering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid.
Functioneel
De ontwikkeling bestaat uit het realiseren van maximaal 710 woningen in twee fasen. De in het stedenbouwkundig plan vastgestelde hoeveelheid gebruiksoppervlakte (GBO) van 44.700 m2 is daarbij maatgevend. De maximale oppervlakte is uitgewerkt naar woningtypen waar momenteel behoefte aan is. De oppervlakte is daarom in de regels opgenomen.
Fase 1 (blokken A en B) bestaat uit in totaal circa 284 woningen en fase 2 (blokken C en D) uit circa 426 woningen. In bijlage 1 is een uitwerking van het nieuw te realiseren woningbouwprogramma opgenomen. Dit woningaanbod is verdeeld over 6% sociale woningbouw (circa 36 m2), 24% sociale woningbouw (overig), 20% middel dure woningen en 50% vrije huurwoningen. Het maximale aantal van 710 woningen is in de regels opgenomen. Ten behoeve van enige flexibiliteit kan binnen de aangegeven blokken worden geschoven met het aantal woningen zolang het totaal van 710 woningen niet wordt overschreden. Voor blok A is een maximum aantal van 220 woningen opgenomen. In blok B mogen maximaal 70 woningen worden gerealiseerd. Omdat de invulling van de blokken C en D nog niet is uitgewerkt is voor deze blokken een gezamenlijk aantal van maximaal 430 woningen opgenomen. Voor de vrije sector huurwoningen in de blokken A en B geldt dat voor de eerste toewijzing na oplevering de inwoners van de gemeente Zaanstad voorrang krijgen op het sluiten van een huurcontract.
Verder worden maximaal 350 m² en maximaal 300 m² aan commerciële ruimten gerealiseerd in respectievelijk blok B en fase 2. Aan de oostzijde van de binnenhaven wordt in blok B de mogelijkheid geboden lichte horeca met terrassen te realiseren, zoals een bistro, grand-café of restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice). In blok D kan op zeer beperkte schaal dienstverlening, kantoor(ruimte) en praktijkruimte worden gerealiseerd.
In dit hoofdstuk staat een samenvatting van de ruimtelijke beleidskaders die van toepassing zijn voor het plangebied. Iedere paragraaf besluit met een conclusie waarin de betekenis van het beleid voor het plangebied is opgenomen.
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de meest bepalende beleidsdocumenten. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Gemeente Zaanstad ligt binnen de regio Noordwest-Nederland. Voor deze regio gelden onder meer de volgende opgaven van nationaal belang:
Toetsing
Het plangebied ligt in de invloedsfeer van de mainport Schiphol. Hiervoor geldt het Luchthavenindelingbesluit (LIB). De planontwikkeling moet hieraan worden getoetst.
Het rijksbeleid voor Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ('Wijzigingswet', 2003). De ruimtelijke consequenties van de Wijzigingswet staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting. Het plangebied ligt binnen de zone van het LIB Schiphol. Dit betekent dat nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen getoetst moet worden aan het Luchthavenindelingbesluit (LIB).
Indien uit toetsing blijkt dat nieuwbouw niet mogelijk is binnen de wetgeving van het Luchthavenindelingbesluit kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (namens de bewindslieden) voor een beperkt aantal categorieën ontheffing verlenen; de afgifte van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar op basis van artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Toetsing
In paragraaf 5.9 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en het LIB voor dit bestemmingsplan.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Ladderbouwstenen
De gemeente hanteert bij de onderbouwing van nieuwe stedelijke ontwikkelingen (NSU) de nota 'Ladderbouwstenen' (Stecgroep, januari 2019). Bij de toetsing is rekening gehouden met de hierin genoemde uitgangspunten en brongegevens over de woningbehoefte en plancapaciteit.
Figuur 3.1 Basisladderonderbouwing wonen (bron: Ladderbouwstenen 2019)
Beschrijving woningbehoefte
3.1 Programma
Het programma bestaat uit maximaal 710 appartementen in een stedelijk woonmilieu, binnen de invloedssfeer van station Zaanstad. In bijlage 1 is een uitwerking van het nieuw te realiseren woningbouwprogramma opgenomen. Het betreft sociale huur, middenhuur en vrije huur.
3.2 Is het plan een NSO
In dit geval is gelet op het totale programma en met name het aantal woningen (meer dan 12) sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. De stedelijke ontwikkeling is nieuw omdat in het gebied op basis van het geldende bestemmingsplan geen woningen mogelijk zijn. Het plan is dus ladderplichtig.
3.3 Ruimtelijk verzorgingsgebied
Het ruimtelijk verzorgingsgebied is de subregio Zaanstreek-Waterland en Amsterdam.
3.4 Voorziet het plan in een behoefte
3.4.1 Kwantitatieve behoefte
Het plan voorziet in maximaal 710 woningen. In het ruimtelijk verzorgingsgebied is sprake van een kwantitatieve additionele behoefte van ruim 5.500 woningen voor de periode 2019-2029. Dit blijkt uit een confrontatie van de provinciale woningbehoefteprognose met het harde planaanbod.
Figuur 3.2 Woningvraagontwikkeling regio Zaanstad-Waterland en Amsterdam (Bron: Ladderbouwstenen, 2018)
Figuur 3.3 Woningbouwplannen regio Zaanstad-Waterland en Amsterdam (Bron: Ladderbouwstenen, 2018)
De additionele woningvraag in het verzorgingsgebied bedraagt 55.770 woningen. Het harde planaanbod in het verzorgingsgebied bedraagt 50.230 woningen. De resterende behoefte die hieruit voortvloeit, is ruim 5.500 woningen. In het plangebied worden minder woningen mogelijk gemaakt dan de resterende behoefte. Kortom, het plan voorziet in een kwantitatieve behoefte.
3.4.2 Kwalitatieve behoefte
Het plan met maximaal 710 woningen maakt een stedelijk woonmilieu met appartementen mogelijk in alle huurcategorieën. In sociale huur en sectorhuur is in indicatieve behoefte van 1.600 woningen en een indicatieve behoefte aan 2.200 appartementen. In het plangebied worden minder huurappartementen mogelijk gemaakt dan de resterende behoefte. Kortom, het plan voorziet in een kwalitatieve behoefte. Hierbij geldt dat voor de vrije sector huurwoningen in blok A/B voor de eerste toewijzing na oplevering de inwoners van de gemeente Zaanstad voorrang krijgen op het sluiten van een huurcontract.
Figuur 3.4 Kwalitatieve bruto plancapaciteit Zaanstreek-Waterland en Amsterdam (Bron: Ladderbouwstenen 2018)
3.5 Ligt het plan binnen bestaand stedelijk gebied?
Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied van Zaanstad en maakt al stedelijke functies mogelijk. Ook op dit aspect voldoet de ontwikkeling dus aan de ladder.
Beschrijving behoefte commerciële ruimte
In het plangebied worden twee kleine commerciële ruimtes mogelijk gemaakt ter bevordering van de levendigheid en ontmoeting in de nieuwe buurt. Het gaat om 350 m2 horeca in blok B en 300 m2 dienstverlening/ kantoorruimte/ praktijkruimte in blok C/D.
De behoefte aan twee commerciële ruimtes in het plangebied vloeit voort uit de toevoeging van de woningen. Bij een gemiddelde woningbezetting van 2,3 in Zaanstad gaat het immers om een buurt waarin ongeveer 1.600 mensen gaan wonen.
Conclusie
Er is behoefte aan enige functiemenging in woonbuurten, ondersteunend aan de woonfunctie. Gelet op de beperkte toevoeging aan commerciële ruimten (functies behorend bij de woonfunctie en in totaal minder dan 650 m2, verdeeld over twee blokken), wordt geconcludeerd dat deze functies geen negatieve effecten zullen hebben op het woon- leef en ondernemersklimaat in Zaanstad.
Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen. Ook voldoet het bestemmingsplan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er is voldoende regionale vraag naar de beoogde functies.
De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (november 2018) zet nadrukkelijk in op het stimuleren van knooppuntontwikkeling in de stationsgebieden. De woningbouwbehoefte wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. Daarbij wordt in het ontwerp rekening gehouden met voldoende afvoermogelijkheden van (regen)water, voldoende groen in en om de stad, en optimale verkeersontsluiting met multimodale knooppunten.
Wonen en werken worden zoveel mogelijk binnenstedelijk gerealiseerd en geconcentreerd. De metropool ontwikkelt zich snel. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wil de provincie de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang is gedacht. En zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moet worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap.
Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houdt de provincie oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden. De provincie houdt ook een vinger aan de pols voor wat betreft de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de vraag. Regionale afspraken over stedelijke ontwikkelingen moeten bij de vraag blijven aansluiten.
Uitgangspunt is – en daarop zal het verkeers- en vervoersnetwerk worden geoptimaliseerd – dat men zich effectief, veilig en efficiënt kan verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. Daarbij heeft men zo veel mogelijk keuzevrijheid in het bepalen van zijn of haar vervoerswijze.
Programma (OV)-knooppunten
De provincie streeft naar compacte en goed bereikbare steden en dorpen met daartussen groene ruimte. Met als doel een beter leefklimaat. Dit sluit aan bij de hoofdambitie van de Omgevingsvisie: balans tussen economische groei en leefbaarheid. Met het programma OV-knooppunten stimuleert de provincie betere benutting van de bebouwde omgeving en het vervoersnetwerk. Samenwerking tussen gemeenten, vervoerders, bedrijven, instellingen en de provincie is daarbij cruciaal. In Noord-Holland zijn alle zestig treinstations en vier grote busstations aangewezen als OV-knooppunten. Zij zijn de entrees van binnensteden en omliggende wijken of toegangspoorten naar recreatieve gebieden. Stationsomgevingen zijn belangrijke schakels in de reis van mensen op weg naar werk, voorzieningen of recreatieve bestemmingen.
De provincie wil knooppuntontwikkeling stimuleren. Met als doel korte reistijden, groen en voorzieningen dichtbij, snellere routes naar stations, minder uitstoot en behoud van waardevolle cultuurlandschappen. Het programma sluit aan op het generieke ontwikkelprincipe waarbij nieuwe ruimtelijk economische ontwikkelingen zoveel mogelijk worden gesitueerd nabij knooppunten. Verder geeft het programma invulling aan de principes die gelden voor de bewegingen Metropool in ontwikkeling en Sterke kernen, sterke regio's.
Figuur 3.5 Metropool in ontwikkeling
Conclusie
Zaanstad is onderdeel van de Deltametropool. Ook in het nieuwe provinciale beleid heeft knooppuntontwikkeling rond alle stations in Noord-Holland prioriteit. De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. De locatie geeft daarmee invulling aan het provinciale beleid om zoveel mogelijk woningen binnen de invloedssfeer van hoogwaardig OV te realiseren.
Bij de Structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de PRV zijn de regels vastgelegd waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) stelt algemene regels aan bestemmingsplannen met als doel het veiligstellen van de provinciale belangen.
Toetsing
De ontwikkelingen zoals met voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt, worden volgens de PRV aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Deze ontwikkeling moet - gelet op artikel 5a van de PRV en de uitvoeringsregeling regionale afspraken nieuwe stedelijke ontwikkelingen 2017 (28 februari 2017) - in overeenstemming zijn met binnen de regio gemaakte afspraken. Dit is beschreven in paragraaf 3.2. Van belang is dat geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, dat de woningbouw regionaal is afgestemd en wordt gemonitord.
Eén van de uitvoeringsprogramma's van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 heeft betrekking op OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft met de Vereniging Deltametropool uitgangspunten geformuleerd waarin de kansen voor knooppuntontwikkeling in Noord-Holland centraal staan. Dit is de nota 'Maak Plaats!'.
Een doelstelling is om rondom OV-knooppunten de gebieden beter te benutten voor wonen en andere stedelijke functies. Dit betekent het intensiveren van het ruimtegebruik, het veraangenamen van het verblijf rond het knooppunt, en het verbeteren van de overstapmogelijkheden. In de Structuurvisie staat, dat op basis van onderzoek van alle knooppunten in Noord-Holland, en de mogelijkheden tot betere benutting van de stedelijke gebieden, de provincie zich zal inzetten op de ontwikkeling van de meest kansrijke locaties. De provincie wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar wil ook ruimte bieden voor de bouw van woningen, kantoren en voorzieningen. De provincie wil gemeenten helpen om de benutting van bestaand bebouwd gebied te optimaliseren en dit geldt vooral voor de binnenstedelijke ruimte rondom knooppunten van openbaar vervoer. De 60 treinstations en de 4 belangrijke busstations van Noord-Holland zijn op de structuurvisiekaart aangewezen als potentiële locaties voor stedelijke verdichting.
In 'Maak Plaats!' zijn 10 uitgangspunten geformuleerd die cruciaal zijn voor de te ontwikkelen knooppuntenstrategie. Deze zijn:
Toetsing
De uitgangspunten van dit bestemmingsplan voldoen aan de bovengenoemde punten en dus aan het beleid met betrekking tot de Knooppuntontwikkeling volgens de beleidsnota 'Maak Plaats!'. Het aanwezig zijn van een OV-knooppunt nabij het plangebied is één van de positieve aspecten bij de ontwikkeling van het plangebied.
Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die er voor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.
MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische- en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd. De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld.
Voor het plangebied relevante maatregelen zijn:
Toetsing
Zaanstad wil het groene buitengebied sparen en de groei (zo’n 15.000 - 20.000 woningen) zal in de komende decennia binnenstedelijk worden gerealiseerd, door verdichting en transformatie van locaties die leegstaan of onderbenut worden. In de stadsvisie MAAK.Zaanstad kiest Zaanstad nadrukkelijk voor verdichting rondom knooppunten in combinatie met grootschalige infrastructurele ingrepen. Het voorliggende bestemmingsplan maakt woningbouw mogelijk binnen de bestaande stedelijke contouren. Het plan beoogt een kwalitatieve herontwikkeling het gebied. Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK.Zaanstad.
Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water. De Amsterdamse IJ en Zaanse Zaanoevers vormen het regionale verstedelijkingsproject Zaan/IJ. Totaal gaat het om de bouw van circa 40.000 woningen en het creëren van meer dan 20.000 arbeidsplaatsen. Binnen Zaanstad gaat het om ruimte voor ongeveer 7.000 woningen en 450.000 m2 vloeroppervlak voor bedrijven en voorzieningen.
Het Ontwikkelingsplan is een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers.
Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ bestaat uit:
Het Ruimteplan onderscheidt zeven Zanen met verschillende karakteristieken. Die karakteristieken moeten bewaard blijven bij stedelijke ontwikkeling. De bestaande mix van wonen en werken is onderdeel van de identiteit en kwaliteit van Zaanstad. Toch denkt Zaanstad na over de mogelijkheden als zich kansen voordoen voor transformatie naar woon-werklocaties en intensivering, om houvast te geven aan mogelijke herontwikkeling als bedrijven uit zichzelf besluiten te vertrekken. Het ruimteplan moet in die context bezien worden.
Toetsing
Voor het plangebied is relevant dat de locatie valt binnen het deelgebied 'De Baai van Zaandam'. Hierin is de Houthaven specifiek als herontwikkelingslocatie benoemd. Ontwikkeling als voorpost van het centrum Inverdan met werken, voorzieningen en wonen, zowel in de vorm van appartementen als grondgebonden, rond een gemeenschappelijke openbare ruimte. Een menging van kleine huizen en grote ‘woon- en werkfabrieken’ kan zorgen voor een echte Zaanse karakteristiek. Openbare oevers langs de Zaan met bomenrijen en behoud van het open water. Ontwikkelingen in dit gebied vallen onder het toetsingskader van het Masterplan Inverdan.
Met het programma Inverdan zet de gemeente in op een brede versterking van Zaanstad, in economisch, sociaal en fysiek opzicht. Dit wil zeggen dat er onder andere nieuwe woningen gebouwd worden voor verschillende doelgroepen, er aantrekkelijke werkgebieden komen en bestaande voorzieningen verbeterd worden. Het stadshart moet aantrekkelijk zijn en blijven.
Het beoogde plan voldoet aan deze uitgangspunten door een gevarieerd woningbouwprogramma met zowel sociale woningbouw als middel dure en vrije huurwoningen, een aantrekkelijk woonklimaat dat aansluit bij de morfologie van de Russische buurt en de realisatie van (beperkte) commerciële voorzieningen.
De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Daarvoor zijn vier ruimtelijke opgaven tot 2020 gedefinieerd. Tot 2020 werkt Zaanstad haar ruimtelijke ambities uit aan de hand van vier ruimtelijke ontwikkelopgaven:
Voor het plangebied zijn met name opgave 2 en 3 relevant. Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden meer in het landelijk gebied (vanwege Natura 2000, beschermd natuurgebied en Ecologische Hoofdstructuur). Ook in het regionaal ruimtelijk beleid is uitbreiding
in de vorm van uitleg niet aan de orde. De laatste uitleggebieden voor wonen (Kreekrijk en De Overhoeken) en werken (HoogTij) worden voltooid. Voortaan kan alleen nog maar binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. In een aantal gebieden streeft de gemeente daarom naar intensiveren door slim en meervoudig ruimtegebruik op basis van de bestaande functies en structuren. In andere gebieden wil de gemeente juist ingrijpende veranderingen tot stand brengen via
transformatie. In sommige gebieden - zoals langs de Zaanoevers - is sprake van zowel intensivering als transformatie. Belangrijk onderdeel van de opgave tot 2020 is het scheppen van de juiste randvoorwaarden ten aanzien van milieu, bereikbaarheid en imago.
Toetsing
De ontwikkeling is in overeenstemming met de doelstellingen uit de structuurvisie. Het plan voorziet in een transformatie van het bestaande gebruik naar functies waar behoefte aan is. Daarnaast is sprake van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein. Oude bedrijfsgebouwen worden vervangen door een kwalitatief hoogstaand stedelijk woonmilieu.
In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de beleidskaders op het gebied van specifieke beleidsthema's die van belang zijn voor het opstellen van dit bestemmingsplan.
Daar waar nodig wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Iedere paragraaf besluit met een conclusie waarin de betekenis voor het beleid voor het plangebied is opgenomen. Waar de invulling van het plan afwijkt van het beleid is dit specifiek aangegeven. De onderwerpen cultuurhistorie, verkeer en parkeren, milieu en water worden in hoofdstuk 5 van het bestemmingsplan beschreven.
Het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013 is een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
In de welstandsnota is een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Toetsing
Voor het plangebied geldt het welstandsniveau 'eenvoudig'. Zaanstad maakt voor het aansturen van (her)ontwikkelingen in een aantal gebieden gebruik van ontwikkelingskaders, beeldkwaliteitplannen en welstandsparagrafen. Deze zijn een aanvulling op de welstandsnota. In het gebied geldt het Beeldkwaliteitsplan Inverdan (2003).
Voor het plangebied Houthavenkade is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deels vervangt dit het Beeldkwaliteitsplan Inverdan. Het Beeldkwaliteitsplan Houthavenkade vormt de basis voor de welstandstoetsing. Het Beeldkwaliteitsplan Houthavenkade is bijgevoegd als bijlage 2.
Met het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 en de Oplegger (juli 2017) hebben de gemeenteraden afspraken gemaakt over de kwalitatief en kwantitatief benodigde woningbouwcapaciteit, op basis van de woningbehoefteberekeningen van de provincie, per gemeente. De concrete woningbouwlocaties geven de gemeenten weer in de 'Plancapaciteit monitor van de provincie Noord-Holland'.
In de gemeente Zaanstad zijn tot 2030 plannen opgenomen voor ruim 16.000 woningen (www.plancapaciteit.nl). Hiervan is het overgrote deel nog zachte plancapaciteit. De woningbouwlocatie is opgenomen in de plancapaciteit monitor van Noord-Holland. Zowel op MRA niveau als op deelregio-niveau wordt gewerkt aan het verhogen van de woningbouwcapaciteit en het versnellen van de woningbouwproductie.
In het Regionaal Actieprogramma Wonen is geconstateerd dat er onvoldoende harde plancapaciteit is in de marktregio Zaanstreek-Waterland (inclusief Amsterdam) (bijna 11.000 woningen).
Jaarlijks stemmen de gemeenten regionaal de voortgang met elkaar af. Deze inzage in en regionale afstemming van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwcapaciteit volstaat als regionale afspraak in de zin van de Provinciale Verordening Ruimte.
Bouwen rond OV-knooppunten
In de Oplegger Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (juli 2017) wordt specifiek ingezet op woningbouw rond OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft knooppuntenbeleid onder meer vastgelegd in het rapport 'Maak Plaats!'. De provincie wil dat minimaal 50% van de nieuwe woningen wordt gebouwd binnen bestaand bebouwd gebied en binnen 1.200 meter rondom een treinstation. De gemeenten in de stadsregio onderschrijven dit beleid en geven daar zowel lokaal als in MRA-verband invulling aan. In Zaanstad ligt een belangrijk OV-knooppunt. Rondom deze locaties wordt gekeken naar mogelijkheden voor verdichting.
Het bouwen van voldoende woningen blijft een belangrijke opgave in het woonbeleid. Niet alleen om kwaliteit aan het bestaande woningaanbod toe te voegen, maar ook om nog beter in de huidige en toekomstige woonbehoefte te kunnen voorzien, zodat meer mensen een geschikte woning kunnen vinden, doorstroming op gang komt en starters in Zaanstad kunnen blijven wonen. Zaanstad zet in de geactualiseerde woonvisie Samen verder met Zaans Mozaïek in op verhoging van de bouwproductie. Daarvoor is het nodig dat de gemeente en marktpartijen samen zoeken naar mogelijkheden voor versnelling van de productie. Voor de komende jaren zijn er voldoende plekken in de stad om deze ambitie te realiseren. Wil Zaanstad ook op langere termijn in de woningvraag voorzien, dan zijn er ruimtelijke keuzes nodig.
Versnelling van de productie gaat hand in hand met kwaliteit. Vraaggericht bouwen vergroot de afzetkansen. De gemeente waakt ervoor dat er niet alleen voor de korte termijn-vraag wordt gebouwd en dat er voldoende diversiteit in het bouwprogramma tot stand komt om Zaanstad ook in de toekomst aantrekkelijk te houden. Bij het ontwikkelen van plannen weegt de gemeente telkens af: wat voor kansen biedt een locatie, wat is de woningbehoefte en wat weten we over de buurt en directe omgeving? Omdat de woningvraag voortdurend verandert, zoekt de gemeente gericht naar woonconcepten die flexibel inzetbaar zijn en aantrekkelijk zijn voor mensen in meerdere levensfasen.
De verwachte huishoudensgroei op korte en lange termijn vereist de bouw van minstens 600 woningen per jaar. De gemeente houdt rekening met doelgroepen die ze binnen onze gemeente wil (blijven) huisvesten en met bevorderen van de doorstroming op de Zaanse woningmarkt. Door te sturen op kwaliteit en diversiteit blijft Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad en kan de gemeente haar positie in de regio versterken.
Toetsing
Het plan voorziet in de behoefte om meer woningen te realiseren en doet dit binnen de stedelijke contouren. Het plan draagt bij aan de doelstellingen van de woonvisie. Hierbij geldt dat voor de vrije sector huurwoningen in blok A/B voor de eerste toewijzing na oplevering de inwoners van de gemeente Zaanstad voorrang krijgen op het sluiten van een huurcontract.
‘Samen verder met Zaans Mozaïek’ beschrijft de woonambitie voor de komende jaren. Wonen vormt één van de belangrijkste pijlers in het gemeentelijk beleid. Daarom wil de gemeente in de komende jaren een extra impuls geven door middel van de uitvoeringsagenda. Deze is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema’s:
De verwachte huishoudensgroei op korte en lange termijn vereist de bouw van minstens 600 woningen per jaar. De gemeente houdt rekening met doelgroepen die ze binnen de gemeente wil (blijven) huisvesten en met bevorderen van de doorstroming op de Zaanse woningmarkt. Door te sturen op kwaliteit en diversiteit blijft Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad en kan de positie in de regio worden versterkt.
Toetsing
Het plan voorziet in de behoefte om meer betaalbare woningen te realiseren en meer woningen te realiseren die geschikt zijn voor senioren (het plan voorziet in gelijkvloerse appartementen met lift). Het plan geeft daarmee mede invulling aan de uitvoeringsagenda.
Het project is door de gemeente benoemd als een van de prioritaire projecten. Dit is vastgelegd in een Raadsinformatiebrief (maart 2018).
In de periode 2010-2016 zijn in Zaanstad 3.846 woningen aan de voorraad toegevoegd. Dit is een jaarlijkse toevoeging van gemiddeld 550 woningen per jaar waarbij dit in 2010-2012 hoger lag en in 2013-2016 lager dan het gemiddelde. In 2017 zijn 676 nieuwe woningen (bruto) opgeleverd (CBS; zowel nieuwbouw als overige toevoegingen). Dit is nog altijd niet op het niveau van de ambitie die is uitgesproken in Maak.Zaanstad om de productie naar een niveau van minimaal 1.000 woningen per jaar te brengen. De woningbehoefte blijft onverminderd hoog, dit blijkt ook uit het teruglopen van het beschikbare aanbod en stijgende m2-prijzen. Meer bouwen kan de woningmarkt ontlasten, de betaalbaarheid van wonen verbeteren en daarmee de toegang tot de woningmarkt voor meer mensen bereikbaar maken. Het prioriteren van 15 grote woningbouwprojecten heeft tot doel het tempo van de woningproductie (start bouw) de komende drie jaar te verhogen naar een niveau van (gemiddeld) meer dan 1.000 woningen per jaar.
De realisatie van deze 15 projecten zal uiteindelijk leiden tot de bouw van zo'n 5.400 woningen. Met deze woningbouwprojecten speelt de gemeente in op de lokale woonbehoefte. Zo wordt een gevarieerd programma aan sociale huur, vrije sector huur, zorg, zelfbouw en koop gerealiseerd. De gemeente blijft onverminderd doorwerken aan alle woningbouwinitiatieven groot en klein zowel, op korte en lange termijn. Het prioriteren van 15 grote projecten, heeft geen gevolgen voor de begeleiding van andere woningbouwinitiatieven.
Wat houdt de voorrang in? Als er keuzes gemaakt moeten worden in financiële middelen en/of gemeentelijke capaciteit of het oplossen van inhoudelijke knelpunten hebben deze prioritaire projecten bij de gemeentelijke begeleiding voorrang. Het gaat om 15 grote woningbouwprojecten, waaronder Houthavenkade. Daar waar de bestemmingsplannen nog niet vastgesteld zijn kunnen de woningbouwaantallen nog wijzigen.
De selectie van deze 15 woningbouwprojecten heeft tot doel in te zetten op een effectievere werkwijze tot nu toe doordat voor de organisatie de prioriteit komt te liggen op het sturen op de voortgang van deze 15 grote woningbouwprojecten. Het commitment zal van twee kanten moeten komen. Met de ontwikkelaars van deze projecten worden daarom afspraken gemaakt om tot snelle uitvoering te komen. Het maken van afspraken met ontwikkelaars over 'start bouw' betekent niet de gemeente gaat inleveren op haar gemeentelijke beleids- en kwaliteitsdoelstellingen. Het toevoegen van kwaliteit aan de stad blijft het leidend principe.
Toetsing
Om de druk op de woningmarkt te verminderen, zijn 15 prioritaire projecten aangewezen. De Houthavenkade is daar onderdeel van. Bij de prioritering werd nog uitgegaan van 558 woningen. Inmiddels is duidelijk dat in het project Houthavenkade plaats is voor ruim 700 woningen, waarmee het gebied beter wordt benut om in de grote woningbehoefte te voorzien.
Zaanstad wil een aantrekkelijke gemengde woonwerkstad blijven en zet in op een kwalitatieve versterking van het bestaande en een ontwikkeling van bestaand naar nieuw. Daarmee wil Zaanstad van een eenzijdige naar een meer gedifferentieerde economie. Een stad met historie middenin de Metropoolregio Amsterdam waar de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde stijgt. Zaanstad heeft de ambitie tot 2020 te groeien naar het niveau van de Metropoolregio Amsterdam als het gaat om de kwaliteit van de leefomgeving en de werkgelegenheid. Het huidige college heeft de ambitie dat de werkgelegenheidsratio (banen gedeeld door beroepsbevolking) tenminste op 80% blijft en indien mogelijk met enige procentpunten te laten groeit. Er zijn, ten opzichte van de beroepsbevolking, meer banen dan voorheen.
De economische structuur van Zaanstad moet versterkt en uitgebouwd worden. De voedingsmiddelenindustrie en de maakindustrie zijn van oudsher de motor van de Zaanse economie. Deze sectoren bieden ook richting de toekomst kansen, maar Zaanstad moet zich meer en meer ontwikkelen van een traditionele industriestad naar een stad waar “handjes en kennis en creativiteit” (denkers, durvers en doeners) bij elkaar komen, zodat ook de kansen binnen de zakelijke dienstverlening beter kunnen worden benut. Daarom wil Zaanstad kennisontwikkeling, innovatie en clustervorming binnen de volgende sectoren extra stimuleren:
Uitgangspunt is dat Zaanstad een stad is om te wonen, te werken en te recreëren met versterking van voorzieningen de leefkwaliteit in de metropoolregio Amsterdam. Dit betekent een duidelijke positie van de werkfunctie in de stad, waarbij werkgelegenheid in de stad met weinig 'milieuhinder' zoveel mogelijk ruimte moet worden geboden op de binnenstedelijke terreinen en in de wijken.
Toetsing
Gelet op de grote woningbehoefte wordt op deze locatie hoofdzakelijk voorzien in een nieuwe woonfunctie. Daarnaast worden op beperkte schaal commerciële en recreatieve voorzieningen toegestaan ter ondersteuning van de woonfunctie (lichte horeca, dienstverlening, kantoor(ruimte) en praktijkruimte en een passantenhaven).
Voor de ontwikkeling is het van belang dat tijdens de bouwfase en in de nieuwe situatie
sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de
relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere
sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie). Ook de stedenbouwkundige inpassing van het plan wordt getoetst.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van maximaal 710 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie (bijlage 3) onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie besluit het bevoegd gezag dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.
Toetsingskader
In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, dient de grond zodanig te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie.
Onderzoek
Door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv is een vooronderzoek (28 mei 2018) als een oriënterend bodemonderzoek (6 februari 2019) uitgevoerd.
Vooronderzoek bodemkwaliteit
Het vooronderzoek is opgenomen als bijlage 4. Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek wordt de gehele ontwikkelingslocatie als verdacht aangemerkt op de aanwezigheid van diffuse verontreinigingen van grond en grondwater met zware metalen, PAK, PCB, minerale olie en asbest.
In het begin van de 20e eeuw zijn ter plaatse van de onderzoekslocatie insteekhavens gegraven. Deze insteekhavens zijn in de 2e helft van de 20e eeuw gedempt met vermoedelijk verontreinigd dempingsmateriaal (afval en grond vermengd met puin(lagen), afval, sintels, slakken, glas, kolengruis). Gezien de intensieve bebouwing en verharding op het terrein is hiernaar nog geen volledig onderzoek uitgevoerd. In 2011 is een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van het dempingsmateriaal van de meest oostelijke haven. In het (vermoede) dempingsmateriaal zijn sterke verontreinigingen aangetoond met diverse zware metalen en asbest (zeer hoge asbestgehaltes in fractie < 20 mm).
Geconcludeerd wordt dat ten behoeve van de voorgenomen herontwikkeling en aan te vragen vergunningen de verontreinigingssituatie aanvullend en actualiserend moet worden onderzocht. Rekening gehouden dient te worden met een significante kostenpost voor de uitvoering van bodemonderzoek en bodemsaneringswerkzaamheden om de locatie geschikt te maken voor het toekomstige woongebruik.
Oriënterend bodemonderzoek
Het oriënterend onderzoek is opgenomen als bijlage 5 en heeft als doel om inzicht te verkrijgen in de samenstelling van het dempingsmateriaal van de voormalige insteekhavens door middel van het graven van (machinale) inspectiesleuven.
Plaatselijk zijn sterke bodemverontreinigingen aangetoond die mogelijk te relateren zijn aan het dempingsmateriaal van de voormalige insteekhavens ter plaatse van de onderzoekslocatie. Ter plaatse van de te realiseren binnenhaven is een sterk verhoogd asbestgehalte aangetoond.
Aanbevolen wordt daarom om de onderzoeksresultaten uit alle uitgevoerde onderzoeken naar bodemkwaliteit als uitgangspunt te gebruiken ten behoeve van een verkennend (actualiserend) bodemonderzoek in het kader van de voorgenomen herontwikkeling. Geadviseerd wordt een boorplan op te stellen en deze te laten beoordelen door het bevoegd gezag (gemeente Zaanstad).
Conclusie
Het stedenbouwkundig plan houdt rekening met de verontreinigingen die in het plangebied zijn aangetroffen, door het realiseren van parkeervoorzieningen op de begane grond en het realiseren van daktuinen. Vrijkomende grond zal conform de geldende (milieu)wetgeving worden afgevoerd. De kosten hiervan zijn in de exploitatie van het hele plan meegenomen. In het kader van de omgevingsvergunning zullen nadere afspraken worden gemaakt. Daarmee staat de bodemkwaliteit de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied wordt de bestaande bedrijfsbebouwing vervangen door maximaal 710 woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N203. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 27,8 µg/m³ voor NO2 (grenswaarde 40 µg/m³), 20,9 µg/m³ voor PM10 (grenswaarde 40 µg/m³) en 11,7 µg/m³ voor PM2,5 (grenswaarde 25 µg/m³) . Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 8,6 dagen (norm maximaal 35 keer per jaar). In figuur 5.1 zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2016 weergegeven. De concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen ruim onder de grenswaarden. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 5.1 Luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied (rode cirkel) (bron: NSL-monitoring)
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Waterbeheer en watertoets
Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied en Rijkswaterstaat is beheerder van de Amsterdam Rijnkanaalboezem waar ook de Oude Haven onder valt. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders over de voorgestane ontwikkeling.
Toetsingskader
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
In het waterprogramma 2016 - 2021 presenteert het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd.
Met dit Waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?
De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
Gemeentelijk beleid
Waterplan Zaanstad (2006-2015)
In samenwerking met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een waterplan voor de gemeente Zaanstad opgesteld. Het waterplan geeft een visie op het samenspel van waterbeheer en ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om het gewenste functioneren van het watersysteem zelf (de doelstellingen op het gebied van waterkwantiteit en waterkwaliteit); de ruimtelijke inpassing van het water (belevingswaarde, recreatief gebruik) en de wijze waarop de samenwerking tussen de gemeente en het hoogheemraadschap kan worden versterkt. In het waterplan zijn concrete afspraken gemaakt over de wijze waarop deze visie de komende jaren gerealiseerd gaat worden en welke rol de gemeente en et hoogheemraadschap daarbij zullen spelen.
Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (2013-2017)
Dit verbrede gemeentelijke rioleringsplan geeft invulling aan de watertaken binnen de gemeente Zaanstad:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied ligt aan de houthavenkade tussen de N203 en de Oude Haven. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een bedrijventerrein en is bijna volledig verhard.
Bodem en grondwater
De grondwaterstanden zijn voor het overgrote deel direct afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater en de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil. Het plangebied is bij de realisatie van het bedrijventerrein opgehoogd. Het maaiveld ligt tussen de 0,2 en de 1 meter boven NAP.
Waterkwantiteit
Ten noorden en oosten van het plangebied ligt de Oude Haven welke onderdeel vormt van Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal-boezemwater. Binnen het plangebied zijn geen watergangen gelegen. Wel wordt een nieuwe binnenhaven gegraven en is de beoogde bebouwing tot enkele meters in het Kattegat voorzien.
Het waterpeil in het NZK/ARK-boezem is NAP-0,40m. Het watersurplus uit dit watersysteem wordt afgevoerd via het maalcomplex IJmuiden van Rijkswaterstaat. Bij eb wordt gespuid via de spuisluizen. Als afvoer noodzakelijk is tijdens vloed of hoge zeewaterstanden tijdens eb door bijvoorbeeld storm, wordt het gemaal IJmuiden ingezet.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt in de beschermingszone van de primaire waterkering de Hogendijk (zie figuur 5.2). De Hogendijk is een waterkering met een dubbelfunctie. De kering moet peilverschil tussen de boezem en de Polder Westzaan instandhouden. Verder maakt de dijk onderdeel uit van dijkring 13, een dijkring rond Noord-Holland –Noord. De dijk moet ook het achterland beschermen tegen overstroming op het moment dat de zeekering nabij IJmuiden faalt. Het plangebied ligt niet in de beschermingszone van een regionale waterkering.
Figuur 5.2 Primaire waterkering met beschermingszone (rode cirkel is plangebied) (bron: Legger Hollands Noorderkwartier)
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van de huidige bebouwing en de realisatie van een woongebied met aanlegplekken voor boten. De huidige bouwgrenzen aan het water Kattegat worden overschreden. Circa 1.229 m2 water komt te vervallen. Voor aanlegplekken voor kleine bootjes van passanten wordt een nieuwe binnenhaven gegraven. Dit zorgt voor een uitbreiding van het boezemwater (circa 1.229 m2).
Figuur 5.3 Waterbalans toekomstige situatie (bron: Van Aken)
Waterkwantiteit
De openbare plekken in het plangebied zullen een groen karakter krijgen. Hierdoor zal de verharding binnen het plangebied afnemen. Het verlies aan boezemwater zal door de realisatie van de binnenhaven volledig worden gecompenseerd. Dit draagt bij aan een robuust watersysteem en klimaatadaptatie.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling ligt deels binnen de beschermingszone van de primaire waterkering. Voor de werkzaamheden binnen deze beschermingszone dient een vergunning op grond van de "Keur" aangevraagd te worden. In afstemming met het Hoogheemraadschap wordt voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. Daartoe zijn de gronden die binnen de beschermingszone vallen voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het plangebied wordt aangesloten op het vrijvervalriool langs de Provincialeweg (N203). De gemeente Zaanstad heeft aangegeven dat de leiding daar voldoende capaciteit heeft om het afvalwater van alle woningen af te voeren. Het hemelwater zal naar het oppervlaktewater worden afgevoerd.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voor de werkzaamheden binnen de beschermingszone van de primaire waterkering dient een vergunning aangevraagd te worden op grond van de "Keur". De verwachting is dat de benodigde vergunning door het hoogheemraadschap zal worden verleend omdat de beoogde ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de waterkering en de waterveiligheid.
Conclusie
Door het groene karakter van de openbare plekken binnen het plangebied, de realisatie van voldoende watercompensatie, het gebruik van duurzame materialen en de aansluiting van het plangebied op het riool langs de Provincialeweg, zal de ontwikkeling zorgen voor een verbetering van het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
De ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling is getoetst aan de hand van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Volgens deze handreiking moet er bij het bouwen van nieuwe woningen rekening worden gehouden met de milieugebruiksruimte van reeds aanwezige nabijgelegen bedrijven. De grootte van de milieugebruiksruimte wordt uitgedrukt in een richtafstand tot woningen in een rustige woonwijk. De richtafstand is afhankelijk van de milieucategorie die een bedrijf heeft. Voor de ontwikkeling van de locatie Houthavenkade is het uitgangspunt dat het een rustige woonwijk moet worden.
Onderzoek
Bedrijvigheid binnen het plangebied
Binnen het plangebied is een zeer beperkte oppervlakte aan horecavoorzieningen (circa 350 m2) en dienstverlening, kantoor(ruimte) en praktijkruimte (circa 300 m2) toegestaan. Horeca is toegestaan uit categorie 1a en 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten. Categorie 1 betreft lichte horeca; bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn met een beperkte milieubelasting. Dergelijke lichte horeca is op korte afstand van woningen toelaatbaar. Ook de kleinschalige maatschappelijke voorzieningen/ dienstverlening zoals een kapper of huisarts betreffen functies die zonder problemen in een woongebied zijn in te passen.
Bij een gefaseerde ontwikkeling zal eerst op de percelen direct ten noorden van metaalbewerkend bedrijf ENGIE (Houthavenkade 44) worden gerealiseerd. Het perceel waarop ENGIE gevestigd is heeft de bestemming 'Bedrijventerrein' waar bedrijven uit categorie 1 en 2 zijn toegestaan. Voor deze categorieën geldt een richtafstand van 0 respectievelijk 10 meter in geval van omgevingstype 'gemengd'. Op het oostelijk deel is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 3' opgenomen, wat betekent dat ook bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan met SBI-code 2562.5 (overige metaalbewerkende industrie). Deze activiteiten horen bij milieucategorie 3.2 waarbij een richtafstand hoort van 50 meter in geval van omgevingstype 'gemengd gebied'. De richtafstand voor stof in een gemengd gebied bedraagt voor een dergelijk bedrijf 10 meter en de richtafstand voor geur 0 meter.
De afstand van de grens van het perceel van ENGIE tot de geprojecteerde woningen bedraagt circa 2,5 meter. Aan de richtafstanden kan niet worden voldaan. Daarom is door Buro Bouwfysica akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7. De conclusies uit dit onderzoek staan vermeld in paragraaf 5.8. Omdat de bedrijfsactiviteiten inpandig plaatsvinden zal geen sprake zijn van stofhinder. Geur speelt gezien de bedrijfsactiviteiten geen rol van betekenis.
Om ingeval van een gefaseerde ontwikkeling de bedrijfsbelangen van Engie veilig te stellen is een voorwaardelijke verplichting ten aanzien van fasering/het bouwen van woningen opgenomen in de regels.
Omliggende bedrijvigheid
Ten noorden van het plangebied ligt een woonwijk met een school. De afstand tussen de school en de toekomstige woningen is groter dan de richtafstand van 30 meter. Aan de noordoostzijde van het plangebied is het bedrijf Jowa Recycling BV (Houthavenkade 3) gevestigd. Het betreft een bedrijf uit categorie 3.2 (richtafstand 100 meter). De afstand tot de beoogde woningen is kleiner dan 60 meter. Tussen Jowa Recycling BV en het plangebied bevinden zich bestaande woningen aan de Houthavenkade. Ter plaatse van deze woningen moet Jowa Recycling BV voldoen aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierdoor is de milieugebruiksruime van Jowa beperkt en vormt daardoor geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
Bedrijven-/industrieterreinen
Ten zuiden van het plangebied zijn verschillende bedrijven- en industrieterreinen gelegen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de deelgebieden Westerspoor, Oud Zaenden en Zuiderhout. De terreinen zijn onderdeel van de gezoneerde industrieterreinen Westpoort en Achtersluispolder-
Westerspoor. Op grond van het bestemmingsplan 'Bedrijven Zuid' zijn binnen het deelgebied Oud Zaenden bedrijven t/m categorie 3.2 toegestaan. Binnen het deelgebied Westerspoor loopt de toelaatbaarheid op tot maximaal categorie 4.2. De daarmee samenhangende richtafstanden reiken tot over het plangebied. Om deze reden is een nadere motivering noodzakelijk. De bestaande bedrijven binnen het noordelijke deel van het deelgebied Westerspoor vallen over het algemeen in een lagere categorie dan maximaal toelaatbaar op basis van het bestemmingsplan 'Bedrijven Zuid' (veelal categorie 2, 3.1 of 3.2), waardoor in de feitelijke situatie wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie. Uitzondering vormt Metaalgieterij De Ruiter aan de Daam Schijfweg 8 (categorie 4.2, richtafstand 300 meter).
Geluid
Met het oog op de akoestische situatie ten gevolge van de bedrijven is het volgende van belang.
Geur, stof en gevaar
Milieuzonering heeft niet alleen betrekking op het aspect geluid, maar ook op de aspecten geur, stof en gevaar. Volgens de informatie uit het vigerende bestemmingsplan bevinden zich op het noordelijk deel van het bedrijventerrein geen bedrijven met een relevante geuremissie die kunnen leiden tot geurhinder ter plaatse van de beoogde woningen. De bedrijven in de omgeving van het plangebied zijn geïnventariseerd. In overleg met en mede op basis van informatie ontvangen van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, is vastgesteld welke bedrijven nader moeten worden beschouwd, gelet op de ter hoogte van het plangebied te verwachten milieuhinder als gevolg van de aanwezige bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied.
In de huidige situatie is geen sprake van risicovolle inrichtingen die van invloed zijn op de risicosituatie ter plaatse van de woningen die voorzien zijn aan de Houthavenkade. Uit de informatie van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zijn er diverse bedrijven aanwezig, die geheel vallen onder het bereik van het Activiteitenbesluit en die voldoen aan de (emissie)eisen die worden gesteld aan geur, stof en geluid. Gezien het soort en de schaal van de bedrijven in combinatie met de afstand tot het plangebied is relevante milieu en stofhinder ook niet aan de orde. Er bestaat ook geen klachtenpatroon van huidige omwonenden als gevolg van het werking zijn van deze bedrijven. Met uitzondering van de bedrijven die verderop expliciet benoemd zijn, zijn er ook geen concrete (middels een aanvraag of melding ingediende) plannen voor de uitbreiding of wijziging van deze bedrijven. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat in de huidige situatie ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het is echter niet uitgesloten dat zich in de toekomst bedrijven op het bedrijventerrein vestigen met een (potentieel) grotere milieubelasting dan de huidige bedrijven. Daarbij is evenwel relevant dat op het industrieterrein reeds bestaande bedrijfswoningen aanwezig zijn en dat tevens ligplaatsen voor woonschepen grenzend aan het industrieterrein aanwezig zijn. Deze functies zijn al beperkend voor de mate waarin een toename van de milieubelasting kan optreden ten gevolge van eventuele toekomstige bedrijfsontwikkelingen.
Hierna wordt nog verder ingegaan op de te verwachten geur- en geluidhinder van specifieke bedrijven, ter hoogte van de voorziene woningen en wordt onderbouwd dat de omliggende bedrijven en de woningbouwontwikkeling verenigbaar zijn uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening en dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij zijn voor bedrijven in de omgeving én bedrijven die alleen nog tijdelijk in het gebied blijven functioneren, de huidige situatie inclusief beleidsmatig vastgelegde mogelijkheden als uitgangspunt genomen. Dit neemt niet weg dat de ontwikkeling van woningbouw voor bedrijven kan leiden tot een beperking in nog onbekende en niet concrete (niet vergunde) plannen voor de toekomst. Dit is echter een bewuste keuze, die noodzakelijk is om de ambitie van Zaanstad als woon én werkgemeente waar te kunnen maken.
Conclusie
Omliggende bedrijven worden door de woningbouwontwikkeling niet in de bedrijfsvoering beperkt. Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er - met het oog op mogelijke geurhinder - sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
Zaans geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing.
Doel van het Zaans geurbeleid is om de geurhinder in Zaanstad te beperken waardoor de kwaliteit van de leefomgeving verbetert en Zaanstad voor huidige en toekomstige bewoners prettiger is om te wonen. De bedrijven passen door de geurreductie beter in de woonomgeving, waardoor de Zaanse identiteit met een sterke menging van wonen en werken behouden blijft.
Gelet op de geursituatie in 2016 (ten tijde van het vaststellen van het Zaans geurbeleid) wordt primair ingezet op realisatie van de streefkwaliteit. Het oogmerk is dat de streefkwaliteit in 2020-2025 wordt bereikt. Als streefdatum voor de ambitiekwaliteit wordt vooralsnog uitgegaan van 2030. Later dit jaar (2020) wordt geëvalueerd door de gemeente of het haalbaar is om de ambitiekwaliteit in 2030 te bereiken.
De gemeente acht het aanvaardbaar dat geurgevoelige objecten worden ontwikkeld waar geurhinder nu nog niet kan worden uitgesloten, mits wordt voldaan aan de streefkwaliteit. Als ter plaatse van de nieuwe woningen aan de streefkwaliteit wordt voldaan, is de geurbelasting beperkt en zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De streefkwaliteit voor woonfuncties komt volgens het Zaans geurbeleid overeen met een geurbelasting die kleiner of gelijk is aan een geurconcentratie behorende bij een hedonische waarde (H) van -1 als 98-percentiel.
Een geurconcentratie wordt uitgedrukt in zogenoemde 'Europese odourunits' per m³ (ouE/m³). De percentiel geeft daarnaast aan het percentage van de tijd (c.q. uren per jaar) dat aan een bepaalde concentratie wordt voldaan. Bij bijvoorbeeld de 98-percentiel wordt 98% van de tijd (gemiddeld 175 uur/jaar) voldaan aan de norm, maar is 2% van de tijd de concentratie hoger. En in het geval dat er (ook) discontinue bronnen aanwezig zijn, is ook de geurbelasting als 99,5-percentiel van toepassing, waarvoor een geurconcentratie geldt van kleiner of gelijk aan tweemaal de concentratie die hoort bij H=-1).
De hedonische waarde betreft de mate waarin een geur als (on)aangenaam wordt beoordeeld, op een schaal van +4 (uiterst aangenaam) tot -4 (uiterst onaangenaam). De mate waarin een geur onaangenaam wordt, verschilt per soort geur en is afhankelijk van de concentratie: voor de meeste mensen is bijvoorbeeld chocolade (cacao) een lekkere geur, maar wanneer deze té overheersend wordt - zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is - is het echter niet meer prettig. Voor elke soort geur is dit verschillend en elke soort geur heeft dan ook een kenmerkende concentratie die beschouwd kan worden als 'aanvaardbaar' bij een bepaalde tijdsduur (percentiel) van blootstelling. Het is duidelijk dat voor een minder onaangename geur een hogere concentratie aanvaardbaar kan zijn dan voor een onaangenamere geur. Dit is de reden dat de hedonische waarde in het Zaans geurbeleid een belangrijke rol speelt. Per bedrijf wordt aan de hand van de overheersende geuruitstoot bepaald welke concentratie hoort bij een hedonische waarde van bijvoorbeeld -0,5, -1 en/of -2. Die concentratie kan vervolgens worden gehanteerd voor bepaling van de geurbelasting bij geurgevoelige objecten, in combinatie met een bepaalde tijdsduur (uren) van blootstelling per jaar (de percentielwaarde).
Volgens het Zaans geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur. Het onderscheid is als volgt:
Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Voor minder geurgevoelige objecten mag de geurbelasting een factor 2 hoger zijn dan voor de standaard geurgevoelige objecten; voor de minst geurgevoelige objecten is dit een factor 4. Op grond van het geurbeleid geldt verder dat zowel bij standaard als bij minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Boven een geurconcentratie (als 98-percentiel) behorend bij H=-2 is er sprake van ernstige geurhinder.
Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl.
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van nieuwe woningen mogelijk. Woningen worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
Volgens de geurkaart uit de Zaanatlas is het plangebied niet binnen een streefkwaliteitsgeurcontour van een geur veroorzakend bedrijf gelegen.
Figuur 5.4 Geurkaart Zaanatlas
Richtafstanden voor geur
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en evt. geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van het plangebied. Onder milieuvoorschriften wordt verstaan:
De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in tabel 5.2 en worden hierna toegelicht.
Tabel 5.2 Geurrelevante bedrijven
Verkade
Verkade veroorzaakt ter plaatse van het plangebied geen geurhinder omdat Verkade op 1.290 meter van het plangebied ligt. Uit het geuronderzoek dat gedaan is in het kader van de ontwikkeling van Overtuinen dat op 30 meter ten westen van Verkade gelegen is blijkt dat na implementatie van geurmaatregelen bij Verkade er ter plaatse van Overtuinen voldaan wordt aan het Zaanse geurbeleid ten aanzien van nieuwbouw van woningen.
Ahold Coffee Company
Doordat de Ahold coffee company op 1.400 meter van het plangebied ligt zal dit bedrijf geen geurhinder veroorzaken ter plaatse van het plangebied.
Exter
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is gevraagd of het bestemmingsplan inpasbaar is ten opzichte van Exter B.V., gelegen op de locatie Gerrit Bolkade 1, 6, 7a, 8 en 10 en Daam Schijfweg 3 te Zaandam. Exter is een producent van hartige smaakstoffen voor de voedingsmiddelenindustrie. Volgens de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering' heeft Exter een indicatieve richtafstand van 300 meter. Het woningbouwplan Houthavenkade bevindt zich binnen deze richtafstand en om die reden moet nader worden gemotiveerd dat de voorziene woningen, die op een afstand van 150 meter zijn voorzien, inpasbaar zijn.
Geurrelevante situatie
Voor de productie van de hartige smaakstoffen voor de voedingsmiddelenindustrie is de inrichting grofweg in te delen in twee afdelingen, namelijk de aroma- en de poederafdeling.
Er is zowel sprake van continue als discontinue bronnen.
Exter is gelegen op het industrieterrein Achtersluispolder-Westerspoor Zuid (bestemmingsplan 'Bedrijven Zuid'). Op korte afstand van de inrichting bevinden zich op het industrieterrein een bedrijfswoning en ligplaatsen van woonboten. Volgens het Zaans geurbeleid worden deze objecten beschouwd als type 2 geurgevoelig objecten. Op een afstand van meer dan 300 meter van de grens van de inrichting bevindt zich aaneengesloten woningbouw in de Russische buurt (type 1 geurgevoelige objecten).
Het plangebied ligt op 150 meter van Exter (zie figuur 5.5).
Figuur 5.5 Ligging Exter ten opzichte van het plangebied
Vergunde situatie
Aan het bedrijf is op 23 november 2016 een nieuwe, de gehele inrichting omvattende revisievergunning verleend (kenmerk 123643). Bij het verlenen van deze revisievergunning is het Zaans geurbeleid zoals dat gold in 2014 gehanteerd en ook de daarin opgenomen streefkwaliteit en ambitiekwaliteit zijn daarbij als uitgangspunt genomen. Uit de bij de aanvraag gevoegde geurrapporten (Geuronderzoek Exter nov 2014 exte14D1 Odournet 2014) blijkt, dat voor de uitgestoten geur van Exter geldt dat de gemiddelde concentratie bij een hedonische waarde voor H= -1 een waarde heeft van 2,5 ouE/m³ en dat bij H = -2 een gemiddelde concentratie van 16,9 ouE/m³ hoort. Voor type 2 objecten (de woonboten) geldt dan een streefkwaliteit van 5 ouE/m³ als 98-percentiel en 10 ouE/m³ als 99,5-percentiel. Uit het genoemde geurrapport (Geuronderzoek Exter nov 2014 exte14D1 Odournet 2014) blijkt dat de inrichting ruimschoots aan de streefkwaliteit voldoet. Daarnaast voldoet Exter, als een van de weinige bedrijven in de gemeente, aan de ambitiekwaliteit. Dit gegeven zal ook worden betrokken in de evaluatie van het Zaans geurbeleid.
Bij deze revisievergunning is tevens een aanzienlijke uitbreiding van de productie vergund, waarbij de geuremissie niet is toegenomen ten opzichte van de vergunning die gold in 2008. Op grond van artikel 3.140, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer is deze geursituatie bij maatwerkvoorschrift vastgelegd als stand still. Wanneer Exter de totale geuremissie buiten de contouren van het maatwerkvoorschrift wenst uit te breiden, zal Exter een nieuw (gewijzigd) maatwerkvoorschrift moeten aanvragen bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
In de volgende figuren zijn voor standaard geurgevoelige objecten de streefkwaliteitcontouren voor continue bronnen (2,5 ouE/m³ als 98-percentielwaarde) en discontinue bronnen (5,0 ouE/m³ als 99,5-percentielwaarde) weergegeven, zoals bepaald in het genoemde onderzoek van Odournet uit 2014.
Tabel 5.3 Geurgrenswaarden voor verschillende geurgevoelige objecten Zaans geurbeleid 2016
Ambitiekwaliteit voor geur
In de revisievergunning van Exter is voor de bepaling van de ambitiekwaliteitswaarde (geurconcentratie behorend bij H = -0,5 als 98-percentiel) uitgegaan van een geurconcentratie van 0,5 ouE/m³ voor H=-0,5. Om dit te verifiëren en te bezien vanuit het definitieve Zaanse geurbeleid 2016, heeft de gemeente Witteveen+Bos gevraagd om op basis van het geuronderzoek van Exter de ambitiekwaliteitscontouren opnieuw te bepalen. Witteveen+ Bos hebben dit gerapporteerd in de notitie 'Geursituatie Exter ondersteuning geur Zaanstad 114984/19-009.507 Witteveen en Bos 6-6-2019' (bijlage 16). Door Witteveen+Bos is uit het geuronderzoek van Exter afgeleid dat de geurconcentratie behorend bij H-0,5 overeen komt met 1,0 ouE/m³.
Door Exter zijn op 22 januari 2020 aan de Omgevingsdienst geurcontouren van de vergunde situatie verstuurd waarin, naast onder andere de 0,5 ouE/m³ en 1,5 ouE/m³ als 98-percentiel conform de vergunning, ook onder andere de 1,0 ouE/m³ als 98-percentiel is aangegeven. Zoals hierboven beschreven, is door Witteveen+Bos in opdracht van ons afgeleid dat laatstgenoemde contour overeen komt met de ambitiekwaliteit.
In de volgende figuren zijn de toegezonden contouren van Exter weergegeven voor continue en discontinue. Zoals beschreven komt de ambitiekwaliteit voor standaard geurgevoelige objecten overeen met de geurconcentratie (als 98-percentiel) behorend bij H=-0,5 (en 2 x de geurconcentratie bij H-0,5 voor de 99,5-percentiel). De betreffende contouren van 1,0 en 2,0 ouE/m³ voor respectievelijk de 98- en 99,5-percentiel zijn respectievelijk de oranje en de paarse contouren in onderstaande afbeeldingen.
Uit de contouren van Exter blijkt dat het plangebied voor een heel klein deel binnen de ambitiekwaliteitscontouren voor geur van Exter ligt.
Door de voorgenomen woningbouw op de Houthavenkade neemt de afstand tussen Exter en de dichtstbijzijnde woningen af van circa 300 meter naar circa 150 meter. Hierdoor kan de indicatieve richtafstand voor geur van 300 meter, als bedoeld in het VNG Handboek bedrijven en milieuzonering niet worden gehaald. Echter, ook na realisatie van de woningen aan de Houthavenkade blijft Exter ruimschoots voldoen aan de streefkwaliteit, dus ook op een afstand van 150 meter. Vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat is er op grond van het Zaans geurbeleid dus geen belemmering voor woningbouw op deze locatie. Dat de voorziene woningbouw binnen de ambitiecontour van Exter zal vallen, maakt dit niet anders, nu reeds aan de streefkwaliteit wordt voldaan en daarmee reeds een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt geborgd. Van cumulatie van geur door verschillende geur veroorzakende bedrijven is geen sprake omdat er geen overlappende streefkwaliteitscontouren over het plangebied liggen.
Er zijn geen concrete verdere uitbreidingsplannen aangevraagd door Exter. De uitbreiding zoals vergund bij de revisievergunning in 2016 zal binnenkort worden gerealiseerd, en daartoe is nog een aanvraag omgevingsvergunning in behandeling bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Dat Exter bij eventuele nieuwe uitbreidingsplannen mogelijk beperkt wordt in haar bedrijfsvoering is nog onvoldoende concreet om op dit moment te kunnen beoordelen bij de vaststelling van dit bestemmingsplan. Echter, gelet op de grote woningbehoefte in deze gemeente (en ook in de regio) maakt die eventuele belemmering niet dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Dit is noodzakelijk om de al langer geldende ambitie om Zaanstad woon én werkgemeente waar te maken.
Overleg met het Exter
Omdat Exter geconfronteerd wordt met dichterbij komende woningen is overlegd met Exter. In dit overleg heeft Exter gevraagd of de gemeente toekomstige bewoners wil wijzen op mogelijk incidentele geurhinder vanwege Exter. In deze paragraaf is gewezen op het incidenteel voorkomen van geurhinder. Tevens heeft de gemeente in de anterieure overeenkomst met de ontwikkelaar van dit gebied afgesproken dat de bewoners ook nog individueel worden gewezen op mogelijke milieuhinder, waaronder geur en geluid.
Conclusies
Uitgangspunten
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verschillende geluidbronnen, te weten de omliggende binnenstedelijke wegen waaronder de N203, Albert Heijnweg, Houthavenkade, Havenstraat, spoortraject Amsterdam-Alkmaar alsmede de gezoneerde industrieterreinen Westpoort en Achtersluispolder-Westerspoor. Vanwege de gefaseerde ontwikkeling van het bedrijventerrein ligt fase 1 ook tijdelijk binnen de invloedssfeer van bedrijven (ENGIE) ter plaatse van fase 2.
Om de voorgenomen woningbouw mogelijk te maken en het bestemmingsplan vast te kunnen stellen is door Buro Bouwfysica een gedetailleerd akoestisch onderzoek omgevingslawaai uitgevoerd waarbij de inhoud van het onderzoek zich richt op de volgende aspecten:
Het akoestisch onderzoek is opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting. In dit onderzoek is voor de Houthavenkade nog gerekend met de huidige maximum snelheid van 50 km/u. Deze snelheid zal als gevolg van de ontwikkeling worden aangepast naar 30 km/u. De verzochte hogere waarden als gevolg van de Houthavenkade zijn daarom niet uit het akoestisch onderzoek overgenomen. Daarnaast zijn in het akoestisch onderzoek nog figuren opgenomen waarin de woonboten in het Kattegat geconcentreerd zijn in de westhoek van het Kattegat. In het vervolgtraject hebben de woonboten weer een plaats gekregen langs de kade aan de zuidzijde van het Kattegat. Deze aanpassing heeft verder geen invloed op de inhoud van het akoestisch onderzoek.
Het akoestisch onderzoek met betrekking tot de geluidsuitstraling van ENGIE bij gefaseerde invulling van het gebied is gerapporteerd in het onderzoek zoals opgenomen in bijlage 7.
Onderzoek
Om de voorgenomen woningbouw in ruimtelijke zin mogelijk te maken is een gedetailleerd akoestisch onderzoek naar het optredende omgevingslawaai uitgevoerd waarbij de volgende aspecten zijn onderzocht:
Onderzoek bouwvlakgrenzen:
Uit de berekeningen op de bouwvlakgrenzen blijkt dat voor respectievelijk fase 1 en fase 1+2 vanwege het verkeer op de Albert Heijnweg (max. 55 dB), N203 (max. 63/62 dB), Houthavenkade (max. 61/63 dB), het industrieterrein Westpoort (max. 53 dB(A)) en industrieterrein Achtersluispolder-Westerspoor (max. 56/59 dB(A)), sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde en vanwege industrieterrein Achtersluispolder-Westerspoor voor fase 1+2 ook van de maximaal te verlenen ontheffingswaarde waardoor het toepassen van dove gevels of gebouw gebonden geluidafschermende voorzieningen noodzakelijk is. De geluidbelasting vanwege de Havenstraat en het spoortraject voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Het is niet redelijkerwijs mogelijk om de geluidbelasting middels bron- en overdrachtsmaatregelen terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Derhalve dient een hogere waarden procedure te worden doorlopen en dienen woningen aan het geluidbeleid Zaanstad te voldoen t.a.v. geluidluwe gevels en dove gevels. Er is geen sprake van een onaanvaardbare geluidsbelasting omdat de gecumuleerde waarde (LVL,CUM) van 68 dB voor fase 1 en fase 1+2 niet onaanvaardbaar hoog is daar deze niet meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toegestane ontheffingswaarden (68 dB).
Onderzoek haalbaarheid schetsontwerp:
Een groot deel van de woningen in het plangebied beschikken door de gekozen stedenbouwkundige opzet zonder aanvullende maatregelen over een geluidluwe gevel. Daarnaast voorziet het schetsontwerp in woningplattegronden die zich zoveel als mogelijk richten op het geluidluwe binnengebied en waarbij aan de zijde van het industrieterrein en de N203 een dove gevel wordt gemaakt zonder belemmeringen voor de woonkwaliteit, met name omdat de verblijfsruimten allen gelegen zijn aan een geluidluwe zijde. Met de in het onderzoek beschreven principeoplossingen voor dove gevels, geheel afsluitbare geluidafschermende loggia's met buitenluchtcondities en lokale geluidschermen t.b.v. geluidluwe gevels - nader uit te werken in het bouwkundig ontwerp - kan worden voldaan aan het geluidbeleid Zaanstad en is sprake van een acceptabele kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Het plan wordt derhalve beoordeeld als uitvoerbaar uit het oogpunt van omgevingsgeluid van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen Westpoort en Achtersluispolder-Westerspoor.
In onderstaande figuren 5.6 en 5.7 is voor fase 1 & 2 en voor fase 1 per bouwvlak weergegeven waar dove gevels en ontheffing noodzakelijk is. Dit is vastgelegd door het opnemen van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' in de regels en op de verbeelding. Deze bouwaanduiding geldt voor het hele woongebied. De bouw van woningen is alleen toegestaan wanneer uit akoestisch onderzoek is gebleken dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, aan de vastgestelde hogere waarde wordt voldaan of een dove gevel wordt toegepast. Daarnaast is in de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat aan het geluidbeleid Zaanstad wordt voldaan: ten minste één gevel van het pand dient geluidluw te worden uitgevoerd.
Figuur 5.6 Positie dove gevels/ gevels met ontheffing fase 1 & 2 (bron: akoestisch onderzoek)
Figuur 5.7 positie dove gevels/ gevels met ontheffing fase 1 (bron: akoestisch onderzoek)
Geluidsuitstraling ENGIE bij gefaseerde ontwikkeling
Uit het onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de geluidsuitstraling van ENGIE blijkt voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau dat in de dagperiode niet voldaan kan worden aan de grenswaarde van 50 dB(A). Wel wordt voldaan aan de toetswaarde van 55 dB(A) waarmee sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het uitgevoerde akoestisch onderzoek (hoofdstuk 7 in bijlage 7) is onderbouwd dat het treffen van maatregelen niet doelmatig wordt geacht. Geadviseerd wordt het bevoegd gezag te verzoeken maatwerkvoorschriften voor ENGIE op te stellen teneinde ENGIE niet in haar bedrijfsvoering te beperken. Door opname van een voorwaardelijke verplichting bij gefaseerde woningbouw zijn de belangen van Engie geborgd
Uit het onderzoek blijkt voor wat betreft het maximale geluidniveau dat niet zondermeer voldaan wordt aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en dat niet zondermeer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor wat betreft het inrichtingsgebonden verkeer wordt de toetswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde gerespecteerd zodat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Hogere waarden:
Het is redelijkerwijs niet mogelijk om de geluidbelasting middels bron- en overdrachtsmaatregelen terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Derhalve dient een hogere waarden procedure te worden doorlopen en dienen woningen aan het geluidbeleid Zaanstad te voldoen ten aanzien van geluidluwe gevels en dove gevels. De vast te stellen hogere waarden zijn weergegeven in tabel 5.4. Door hogere waarden voor het maximale aantal toegestane woningen in het plangebied vast te stellen en de locatie van dove gevels niet vast te leggen op de verbeelding, wordt flexibiliteit geboden bij de nadere uitwerking van het bouwplan. De ontheffing voor de gevels langs de Houthavenkade komt te vervallen door de verlaging van de snelheid op de Houthavenkade van 50 km/u naar 30 km/u.
Er is geen sprake van een onaanvaardbare geluidbelasting omdat de gecumuleerde waarde (LVL,CUM) van 68 dB voor fase 1 en fase 1 & 2 niet onaanvaardbaar hoog is daar deze niet meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toegestane ontheffingswaarden.
Tabel 5.4 Vast te stellen hogere waarden Houthavenkade Zaandam (bron: akoestisch onderzoek)
Bovenstaande aantallen zijn gebaseerd op de regels en verbeelding van het bestemmingsplan. Bij de daadwerkelijke invulling van het plangebied zal als gevolg van onderlinge afscherming sprake zijn van een lager aantal geluidbelaste woningen.
Conclusie
Het bestemmingsplan wordt beoordeeld als uitvoerbaar uit het oogpunt van omgevingsgeluid van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen Westpoort en Achtersluispolder-Westerspoor. Bij het verdere ontwerp en vergunning daarvan dienen passende maatregelen en optimalisaties in detail te worden bepaald.
Toetsingskader
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen zijn:
De minister van Infrastructuur en Milieu kan een verklaring van geen bezwaar geven, zodat nieuwe bebouwing of functiewijziging toch mogelijk is.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied bevindt zich geheel buiten het beperkingengebied bebouwing ten aanzien van de aspecten geluid en externe veiligheid vanwege de Luchthaven Schiphol. Op grond van artikel 2.2.2. van het Luchthavenindelingbesluit geldt voor een deel van het plangebied wel een hoogtebeperking voor objecten tot maximaal 150 meter. Dit vormt voor het plangebied geen belemmering.
Met betrekking tot windhinder is door adviesbureau Actiflow onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Naar aanleiding van enkele wijzigingen in het ontwerp is een aanvullende beoordeling uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 9. Voor de studie is een driedimensionaal proefmodel van de ontwikkeling gebruikt. Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden.
Geconcludeerd kan worden dat het huidige goede en relatief luwe windklimaat nabij en in het plangebied zal wijzigen naar een goed tot matig windklimaat. Er is geen risico op windgevaar.
Een bezonningsstudie is uitgevoerd door Van Aken Architectuur om inzicht te geven in welke gevolgen de beoogde ontwikkeling heeft voor de bezonning en schaduwwerking op omliggende woningen en bebouwing binnen het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10. Voor de bezonningsstudie zijn de maximale bebouwingsmogelijkheden en een variant inclusief de in het bestemmingsplan opgenomen 10% vrijstelling als uitgangspunt genomen.
De beoogde ontwikkeling heeft een beperkte schaduwwerking in de omgeving. Schaduwen blijven hoofdzakelijk beperkt tot de openbare ruimte (Provincialeweg, water Kattegat en Houthavenkade/ Oude Haven). De woningen aan de Poesjkinstraat hebben 's morgens en in de vroege middag enige schaduwhinder van het plan. De woonboten aan de Houthavenkade ondervinden juist in de namiddag schaduwhinder. Wanneer de gebouwschaduw over een aantal ligplaatsen schuift, zorgt de houtsingel aan de Houthavenkade in de huidige situatie ook al voor schaduw op de woonboten.
Binnen het plangebied is ook de schaduwwerking op de kade (oostzijde binnenhaven) in beeld gebracht aangezien hier enkele horecavoorzieningen zijn beoogd. Door de oriëntatie op het westen blijft de schaduw op de openbare ruimte aan de oostzijde van de binnenhaven in de zomerperiode beperkt tot vroeg in de ochtend.
Uitgaande van de uitgevoerde studie is geconcludeerd dat de bezonningssituatie geen (onevenredige) belemmering vormt voor de realisering van het bouwplan. Daarbij is ook meegewogen dat in een stedelijke omgeving enige schaduwwerking gebruikelijk is.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen worden getoond valt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Wegtransport
Op een afstand van 20 meter van het plangebied ligt de N203 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze weg heeft een PR 10-6 contour van 0 meter waar het plangebied buiten valt. Het plangebied valt wel binnen het invloedsgebied van 45 meter (LF2). Op basis van het Bevt moet binnen 200 meter van een transportroute bekeken worden of een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Indien er geen sprake is van een overschrijding van 0,1 maal de oriëntatiewaarde kan worden volstaan met een beknopte verantwoording (en is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk). Op basis van de vuistregels van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) kan bepaald worden of sprake is van een overschrijding van 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Over de N203 wordt geen LT3, GT4 of GT5 vervoerd en ook wordt over de N203 geen GF3 vervoerd. Op basis van de vuistregels van de HART en doordat geen kwetsbare objecten direct aan/op de weg staan kan gegarandeerd worden dat het groepsrisico van de N203 onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. Hierdoor kan volstaan worden met een beknopte verantwoording van het groepsrisico en is een berekening niet noodzakelijk.
Watertransport
Op een afstand van 1.350 meter ligt de transportroute van het Amsterdamrijnkanaal. Het plangebied valt buiten het PR 10-6 contour en het invloedsgebied van deze route.
Spoortransport
Over de spoorlijn Amsterdam Sloterdijk - Zaandam - Uitgeest vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op een afstand van 2.600 meter ligt wel een spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit spoor loopt vanaf het rangeerterrein Westhavenweg in zuidoostelijke richting. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour maar binnen het invloedsgebied van 4 kilometer. Gezien de afstand tot de risicobron is een berekening niet noodzakelijk. Wel dient een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden.
Beknopte verantwoording groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg is voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd aan de veiligheidsregio. Het overleg met de veiligheidsregio heeft plaatsgevonden op 11 februari 2019 en had met name betrekking op de bereikbaarheid van uit het oogpunt van de brandweer.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
Het plangebied wordt ontsloten via de Houthavenkade die via de Havenstraat aansluit op de N203. In noordelijke richting sluit de Houthavenkade via een fietsbrug aan op de Czarinastraat. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand worden geblust. Daarnaast kan via de Czarinastraat van de bron af worden gevlucht. Een tweede brug voor langzaam verkeer zal aansluiten op de Tsjechovstraat.
Zelfredzaamheid
De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn gelet op het feit dat het plangebied voornamelijk uit woningen bestaat. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
Conclusie
De externe veiligheidssituatie in het plangebied is positief te noemen. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling binnen het plangebied.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:
De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.
In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Natuurnetwerk (NNN) (zie figuur 5.8). Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied betreft Polder Westzaan, gelegen circa 1,2 kilometer ten opzichte van het plangebied (zie figuur 5.9).
Figuur 5.8 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. NNN (bron: geo-loket provincie Noord-Holland)
Figuur 5.9 Plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS Calculator)
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van het huidige bedrijventerrein en de realisatie van maximaal 710 woningen. Gezien de afstand en ligging in stedelijk gebied zijn effecten als vernietiging/areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding of verstoring door geluid of licht op voorhand uit te sluiten.
De realisatie van het project en de toename van verkeer in de toekomstige situatie(zie paragraaf 5.16) zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Door adviesbureau de Haan is met het programma AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De notitie met berekeningen en de resultaten daarvan is opgenomen in bijlage 11.
In het onderzoek naar de stikstofdepositie zijn de volgende resultaten berekend:
Voor de depositie van de beoogde gebruiksfases is het mogelijk om intern te salderen met de bestaande situatie. De depositie is in beide fases vergelijkbaar. Er is hiermee wel sprake van een relevante bijdrage, maar geen toename van de depositie. Hieruit volgt dat het plan geen extra stikstofdepositie veroorzaakt ten opzichte van de bestaande situatie.
Soortenbescherming
Het plangebied is aan de hand van een veldbezoek op 6 juni 2018 beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde flora en fauna. Het rapport is opgenomen als bijlage 12. In de rapportage zijn nog figuren opgenomen waarin de woonboten in het Kattegat geconcentreerd zijn in de westhoek van het Kattegat. In het vervolgtraject hebben de woonboten weer een plaats gekregen langs de kade aan de zuidzijde van het Kattegat. Deze aanpassing heeft verder geen invloed op de inhoud van het flora- en faunaonderzoek.
Uit de quickscan is gebleken dat het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen niet kan worden
uitgesloten. In de te slopen bebouwing zijn geschikte openingen in de muren vastgesteld waarin gewone dwergvleermuizen kunnen verblijven. Effecten op deze soortgroepen kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten.
Deze gerichte veldinventarisatie is uitgevoerd in de periode september 2018 tot en met juni 2019. Uit de resultaten van het onderzoek (zie bijlage 13) komt naar voren dat in het gebied gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis meervleermuis, laatvlieger en watervleermuis foerageren. Er zijn geen verblijfplaatsen vastgesteld in het plangebied. Direct ten noordoosten van het plangebied is een baltsplaats van gewone dwergvleermuis. Deze baltsplaats zal niet worden beïnvloed door de plannen.
Gelet op de aantallen en dichtheid van de foeragerende vleermuizen dient het plangebied niet gezien te worden als belangrijk (primair) foerageergebied. In het bebouwd gebied foerageren ook alleen gewone dwergvleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze vleermuissoorten er blijven foerageren. In de omgeving zijn ook voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. Een vliegroute van gewone dwergvleermuis in het noorden zal niet worden beïnvloed door de plannen. Negatieve effecten op de vleermuizen worden derhalve uitgesloten.
Er zijn daarnaast mogelijk algemeen nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de provincie Noord-Holland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Bij de uitwerking van het plan zal daarnaast aandacht worden besteed aan 'natuur inclusief bouwen' door onder andere keuze van vlinder- en insectenlokkende beplanting, (levende) groene gevel of neststenen voor vogels/ vleermuizen.
Conclusie
De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Een gerichte veldinventarisatie heeft voor de sloop van de bestaande bebouwing uitgewezen dat er geen sprake is van verblijfplaatsen voor vleermuizen. Bij de uitwerking van het plan zal wel aandacht worden besteed aan 'natuur inclusief bouwen'. Verder moeten werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke
beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten
worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Binnen het projectgebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Stedenbouwkundige inpassing
Van Aken Architectuur heeft voor de locatie Houthavenkade een stedenbouwkundig plan opgesteld. Het stedenbouwkundig plan vervangt voor deze locatie het Masterplan Inverdan van architect Sjoerd Soeters.
De Provincialeweg vormt ter hoogte van de kruising met de Houthavenkade en Oud Zaenden de zuidelijke entree van de stad. Daarom is gekozen het bestaande bebouwingslint langs deze stadsstraat verder te ontwikkelen tot een meer stedelijk lint met hogere bebouwing (maximaal 27 meter hoog) en twee hoogteaccenten op één hoek van maximaal 42 meter hoog en op de andere maximaal 36 meter. Deze hoekbebouwing gaat qua schaal een relatie aan met de grotere gebouwen verder naar het noorden aan de Provincialeweg.
Achter het bebouwingslint ligt beschut een kleinschaliger milieu, dat met zijn geknikte straatjes, sprongen in dakranden en rooilijnen aansluit bij de Russische buurt. De drie bestaande woningen ten oosten van blok B vormen een verwijzing naar de historie in de omgeving en worden geïntegreerd binnen het plangebied doordat ze samen met blok B een alzijdig bouwblok vormen. De maximale hoogtematen achter de drie bestaande woningen is aangepast (14 meter goothoogte en 18 meter bouwhoogte). De bouwhoogte van de overige bebouwing varieert tussen de 19 en 25 meter, waarbij vaak steile (Zaanse) kappen worden toegepast. Uitzonderlijk hierop vormt een hoog gebouw centraal in het plangebied met een maximale goothoogte van 39 meter. Met een kap in de Zaanse verhoudingen komt de nok op maximaal 49 meter hoog. Dit gebouw vormt het oriëntatiepunt voor de buurt vanuit alle richtingen. Men kijkt erop uit vanuit de Russische buurt via de nieuwe brug, vanaf de brug van het Zaaneiland, vanaf de Albert Heijnweg en vanuit het zuiden over de Provincialeweg.
Figuur 5.10 Verbinden Russische buurt door morfologie door te trekken (bron: Van Aken Architectuur)
Beeldkwaliteit
Voor het plangebied Houthavenkade is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie bijlage 2). Deels vervangt dit het Beeldkwaliteitsplan Inverdan (2003). Passages uit Inverdan zijn overgenomen en aangevuld voor de nieuwe situatie. Naast de hoofdstructuren en algemene ontwerprichtlijnen uit Inverdan is ingegaan op architectonische ontwerprichtlijnen (korrelgrootte, gevels, materiaal en textuur, kleur en gevelelementen) en richtlijnen voor de inrichting van de openbare ruimte.
Het gebied Houthavenkade zoekt relaties met de oude Russische buurt. De linten met hun charmante hoekverdraaiingen en het spelen met breedte, hoogte en lichtlijnen worden doorgezet. De bebouwing wordt in karakteristiek Zaanse architectuur uitgevoerd. Een belangrijk kenmerk is de kapvorm in de typisch Zaanse 3-4-5 verhouding voor de bebouwing achter het lint langs de Provincialeweg. Wel is gezocht naar een eigen identiteit. Daarvoor is de locatie Houthavenkade opgedeeld in deelgebieden/ deelvolumes. Voor elke deelgebied zijn richtlijnen opgenomen. Individuele bouwplannen zullen aan deze richtlijnen worden getoetst.
De ontwikkeling heeft invloed op de hoeveelheid verkeersbewegingen van de ontwikkellocatie en op het omliggende verkeersnet. Goudappel Coffeng heeft daarom een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling. In het onderzoek is ook de parkeervraag van de nieuw te bouwen woningen bepaald. In bijlage 14 is de verkeersstudie opgenomen.
Verkeersgeneratie en -afwikkeling
De toekomstige verkeersgeneratie is berekend op basis van kencijfers van het CROW. De totale verkeersgeneratie bedraagt 2.297 motorvoertuigen (gemiddelde weekdagetmaal). Op een gemiddelde werkdag bedraagt de toekomstige verkeersgeneratie 2.535 motorvoertuigen. Ten opzichte van de huidige situatie betekent dit een toename van 1.729 motorvoertuigen op een gemiddelde weekdagetmaal en 1.787 motorvoertuigen op een gemiddelde werkdagetmaal.
Met behulp van de Wegenscan is beoordeeld of de toekomstige verkeersintensiteiten op de Havenstraat en de Houthavenkade de maximaal wenselijke verkeersintensiteiten overschrijden. Voor zowel de Havenstraat als de Houthavenkade is de fietsvoorziening het maatgevende criterium in de bepaling van de maximaal wenselijke verkeersintensiteit. Voor de Havenstraat wordt in de verkeersstudie van Goudappel Coffeng geadviseerd om fietsstroken aan te brengen om de verkeerscapaciteit tot 8.000 motorvoertuigen te vergroten. Op de Houthavenkade zijn in de huidige situatie al fietsstroken aanwezig. In verband met een toename van voetgangers en fietsers als gevolg van het plan, wordt de maximum snelheid op deze weg verlaagd naar 30 km/u. Deze snelheidsverlaging draagt bij aan een verbetering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid. Op de Houthavenkade is na planrealisatie sprake van een acceptabele situatie. Door (beperkte) aanpassing van de aansluiting van de Havenstraat op de Provinciale weg wordt de verkeersafwikkeling daar ook verbeterd.
Parkeren
Uitgangspunt voor de parkeervraag van de woningbouwontwikkeling is dat de complete parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost, voor zowel bewoners als bezoekers. In de verkeersstudie van Goudappel Coffeng wordt geconcludeerd dat de parkeerbehoefte opgelost kan worden binnen het parkeeraanbod van 443 parkeerplaatsen. Deze conclusie wordt getrokken op basis van de parkeernormen die zijn afgeleid van CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018) en landelijke ervaringscijfers voor het programma (huurwoningen in verschillende omvang), de ligging in het centrumgebied van Zaandam (op loop- en fietsafstand van alle voorzieningen) en de nabije ligging van het Intercity-station Zaandam en de invoering van betaald parkeren in de omgeving. Bewoners wordt eveneens een deelautosysteem aangeboden. Een deelautosysteem heeft een reducerend effect op de parkeervraag. Dit aspect is meegenomen in de parkeervraagberekening. Op basis van deze gegevens is door Goudappel Coffeng een parkeervraag berekend van 298 - 380 parkeerplaatsen (zie bijlage 14). Het benodigde aantal parkeerplaatsen varieert, afhankelijk van de aanwezigheidspercentages op de verschillende dagdelen en dagen van de week. Het plan biedt voldoende ruimte voor het maximaal benodigde aantal parkeerplaatsen.
Het benodigde aantal parkeerplaatsen is aanzienlijk lager dan het aantal wooneenheden. Een volledig gekoppelde uitgifte van appartementen en parkeerplaatsen is hierdoor niet mogelijk. Om te voorkomen dat nieuwe bewoners een abonnement voor de interne stallingsgarage afwijzen en hun auto parkeren op een gratis parkeerplaats langs de openbare weg, zal in de directe omgeving betaald parkeren moeten worden ingevoerd. Het gebied waar betaald parkeren dan moet worden ingevoerd betreft enerzijds de Houthavenkade, zowel ten westen als ten oosten van het te bebouwen perceel, anderzijds het noordelijke deel van de Havenstraat, tussen de Houthavenkade en de aansluiting van de Havenstraat op de Provincialeweg. Omdat op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd voor bewoners en hun visite, komen deze doelgroepen niet in niet in aanmerking voor een parkeervergunning om in de openbare ruimte te parkeren. Nieuwe bewoners worden hier actief op gewezen door de ontwikkelaar. Door de invoering van betaald parkeren zullen nieuwe bewoners geen gebruik maken van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. De parkeerdruk op straat blijft hierdoor beheersbaar en de leefbaarheid op peil. Werknemers van bedrijven en organisaties aan de Houthavenkade die nu reeds gebruik maken van parkeerplaatsen in de openbare ruimte, komen na invoering van betaald parkeren wel in aanmerking voor een parkeervergunning om op straat te parkeren. Op deze wijze draagt de invoering van betaald parkeren bij aan de doelstelling om de juiste parkeerder gebruik te laten maken van de juiste parkeerplaats.
Om de invoering van betaald parkeren in dit gebied mogelijk te maken dient separaat besluitvorming plaats te vinden.
Toetsingskader
Erfgoedwet
De erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.
Nota archeologie Zaanstad
In de Nota Archeologie Zaanstad 2009 staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in projectbesluiten en ontheffingen van het bestemmingsplan.
Onderzoek
Archeologie
Op basis van het vigerende bestemmingsplan geldt voor het plangebied een archeologische verwachtingswaarde. Hierbinnen geldt dat voor grond- en bouwwerkzaamheden van meer dan 50 m2 en een diepte van 0,5 m onder het maaiveld een archeologisch vooronderzoek is vereist.
Het noordelijk deel is van grote historische waarde voor de gemeente Zaanstad. Het hier gelegen water, waar nu woonboten in liggen, was in de 17e en 18e eeuw de 'Nieuwe Haven' waar een hele reeks scheepshellingen lag. De Zaanse scheepsbouw was in die periode beroemd door heel Europa en was bijvoorbeeld de belangrijkste reden waarom Czaar Peter de Grote naar Zaandam kwam. Bij bouwwerkzaamheden kunnen de in de bodem nog steeds aanwezige overblijfselen van deze scheepswerven worden verstoord. In het zuidelijke deel kunnen resten van de voorloper van Zaandam, 'Oud Zaanden' in de bodem verborgen liggen die ook bij de bouwwerkzaamheden kunnen worden verstoord.
Het is lastig om in de huidige situatie archeologisch onderzoek uit te voeren vanwege de grote hoeveelheid bebouwing. Voor het plangebied is daarom de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' uit het vigerende bestemmingsplan 'Oude Haven' overgenomen. Hier geldt dan ook dat de aanvrager van de vergunning voorafgaand aan de bouw een archeologisch vooronderzoek moet laten uitvoeren wanneer het bouwplan groter is dan 50 m2 én wanneer de bodem dieper dan 50 cm wordt verstoord. Een vooronderzoek houdt in het zetten van boringen en/of het graven van één of meerdere sleuven.
Blijkt uit het vooronderzoek dat op het terrein een archeologische vindplaats ligt, dan kan de aanvrager zijn bouwplan aanpassen om te voorkomen dat de vindplaats wordt beschadigd door de bouwwerkzaamheden. Is aanpassen niet mogelijk dan moet de aanvrager de vindplaats laten opgraven. Wanneer planaanpassing of opgraving nodig is, zal dit vervolgens in de omgevingsvergunning worden opgenomen.
Cultuurhistorie
Zoals hiervoor is aangegeven heeft het plangebied een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Zaanse scheepsbouw. De insteekhaven is in de middeleeuwen aangelegd voor de Zaanse scheepsbouw. Een overblijfsel uit deze periode vormen de ijzeren scheepvaartgeleidebakens aan de overzijde van de Houthavenkade langs het water van de Oude Haven. Beide bakens zijn aangewezen als rijksmonument. De cultuurhistorische waarde van de rijksmonumenten wordt niet aangetast als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Door de woningbouw krijgt de Houthavenkade juist meer de uitstraling van een 'boulevard langs het water' waardoor de bakens beter tot hun recht komen.
In de 1e helft van de 20e eeuw was het gebied nog in gebruik als houthaven met houtloodsen. De bloeiende houthandel had ondermeer zijn oorsprong in de typische Zaanse bouwstijl. Door de slappe veengrond waren stenen gebouwen duur in aanleg. Daarom kreeg de lichtere houtbouw de voorkeur. Arbeiders woonden in de Russische buurt. De houten ophaalbrug aan de Houthavenkade over het Kattegat die de Russische buurt met de Houthavenkade verbindt, stamt nog van ver voor de 20e eeuw en is aangewezen als gemeentelijk monument.
Pas in de tweede helft van de 20e eeuw kreeg het gebied Houthavenkade een industriële functie door de vestiging van een meubelfabriek en een machinefabriek. Toen zijn ook de insteekhavens binnen het plangebied gedempt. Momenteel bevinden zich binnen het plangebied geen rijksmonumenten, provinciale monumenten of gemeentelijke monumenten.
Conclusie
Het doorschuiven van de archeologische onderzoeksverplichting naar de vergunningfase staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Onderzoek zal worden uitgevoerd bij aanvraag omgevingsvergunning. De overgebleven cultuurhistorische waarden langs de Oude Haven (scheepvaargeleidebakens en brug over het Kattegat) liggen buiten het plangebied en worden niet aangetast door de beoogde ontwikkeling.
In het kader van de anterieure overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop het plan bijdraagt aan duurzaamheid. Afgesproken is dat alle woningen een EPC van 0,16 hebben. Daarnaast zullen de woningen gasloos worden gebouwd. Tevens wordt het waterbeheer op een duurzame wijze vorm gegeven. Dit is beschreven in paragraaf 5.5.
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie
getoond.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemmingen:
In verband met de archeologische verwachting is tevens een dubbelbestemming Waarde - Archeologie van toepassing op het plangebied. Voor de beschermingszone van de primaire waterkering aan de noordzijde van het plangebied is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen.
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde worden gebruikt. Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de bouwhoogte, breedte, goothoogte, oppervlakte, peil en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
Bij 'Verkeer - Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeerplaatsen, bruggen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. Alle verkeersvoorzieningen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
De nieuw te graven binnenhaven en delen van het Kattegat hebben de bestemming 'Water' gekregen, aansluitend op de naastgelegen geldende bestemming 'Water'. Deze bestemming voorziet eveneens in de mogelijkheid voor een passantenhaven ter plaatse van de functieaanduiding 'passantenhaven'. Op de gronden is het niet toegestaan gebouwen te bouwen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan ten behoeve van de functie water, waaronder fiets- en voetbruggen.
De woonarken zoals deze aan de zuidelijke oever van het Kattegat in het geldende bestemmingsplan zijn iets in noordelijke richting verschoven. De gronden bestemd voor 'Water - Woonschepenligplaats' zijn bestemd voor woonarken. In het artikel zijn regels gegeven voor de lengte, hoogte en breedte van de woonarken.
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, verblijfsgebieden zoals pleinen en woonstraten, water, daktuinen, erven en de daarbij behorende werken en bouwwerken. Waar horecavoorzieningen zijn toegestaan langs de oostzijde van de binnenhaven is tevens de aanduiding 'horeca' opgenomen. Maximaal 350 m2 aan horeca is toegestaan met in de directe nabijheid van de horecafunctie gelegen terrassen. Verder is bepaald dat tevens dienstverlening, kantoor(ruimte) en praktijkruimte is toegestaan op de begane grond. Deze ruimte is begrensd op 300 m2. In de bestemmingsomschrijving zijn ook parkeervoorzieningen mogelijk gemaakt. Dit betreffen ongebouwde en gebouwde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten.
De beoogde nieuwbouw is voorzien van een bouwvlak. Hiervoor is het stedenbouwkundig plan als uitgangspunt genomen. Ten behoeve van de flexibiliteit zijn de bouwvlakken langs de randen van het plangebied ruim genomen (+2 meter) ten opzichte van het stedenbouwkundig plan. Maximum goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding vastgelegd evenals het maximum aantal wooneenheden. In het plangebied zijn maximaal 710 woningen toegestaan. Per bouwblok is het maximale aantal woningen opgenomen. Het gezamenlijk aantal woningen voor de vier blokken bedraagt 720 woningen. Dit betekent dat tussen de blokken nog met woningen kan worden geschoven ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Daarnaast is de maximale totale gebruiksoppervlakte (GBO) van alle woningen binnen het plangebied vastgelegd. Deze bedraagt 44.700 m2. Bij de woningen zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan.
Om ervoor te zorgen dat de woningen voldoen aan de eisen uit de Wet geluidhinder is de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' opgenomen. Ter plaatse van deze bouwaanduiding is de bouw van woningen alleen toegestaan wanneer uit akoestisch onderzoek is gebleken dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, aan de vastgestelde hogere waarde wordt voldaan of een dove gevel of vliesgevel wordt toegepast. Daarnaast is in de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat aan het geluidbeleid Zaanstad wordt voldaan: ten minste één gevel van het pand dient geluidluw te worden uitgevoerd.
Alle gebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. Het bouwvlak is ruim genomen ten behoeve van flexibiliteit. Om te voorkomen dat het hele plangebied wordt volgebouwd tot de op de verbeelding aangegeven hoogtes, zijn binnen het bouwvlak bebouwingspercentages opgenomen. Ter plaatse van de maatvoeringsvlakken met bebouwingspercentages mag de totale oppervlakte van alle gebouwen niet groter zijn dan het aangegeven percentage. Uitzondering hierop zijn gebouwde parkeervoorzieningen in de hofjes van de vier blokken. Voor deze parkeervoorzieningen is een maximale bouwhoogte van 5 meter toegestaan. De locatie van de hofjes is niet vastgelegd op de verbeelding met uitzondering van het hofje achter de bestaande woningen aan de Houthavenkade. Daartoe is de 'specifieke bouwaanduiding - 1' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mogen alleen parkeervoorzieningen tot een maximale hoogte van 5 meter worden gebouwd. Indien gebouwd wordt op de gebouwde parkeervoorziening wordt het bebouwingspercentage berekend op basis van de gevels van de bebouwing op de gebouwde parkeervoorziening.
Om ervoor te zorgen dat niet direct achter de bestaande woningen aan de Houthavenkade gebouwd kan worden, is een bebouwingsvrije strook van 2 meter opgenomen ('specifieke bouwaanduiding - 2').
In artikel 6.2.14 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee wordt geborgd dat bij gefaseerde ontwikkeling de woningen alleen gerealiseerd mogen worden als een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
Binnen het plangebied is de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen ter behoud en bescherming van de archeologische waarden in de gronden. Deze regels die binnen bestemming gelden, hebben voorrang op de regels van de andere op de gronden voorkomende bestemmingen. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.
Voor de in het plangebied aanwezige primaire waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Deze bepaling is vast voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en dient in alle bestemmingsplannen te worden opgenomen. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
In de algemene bouwregels zijn bepalingen opgenomen die toezien op de realisatie van voldoende parkeergelegenheid en de bouwhoogte en doorvaarhoogte en -breedte van een brug of duiker.
In dit artikel zijn vormen van gebruik opgesomd, die strijdig zijn met het toegestane gebruik overeenkomstig dit plan. Ook zijn functies genoemd die zijn toegestaan wanneer sprake is van ondergeschikt gebruik. Onder strijdig gebruik wordt ondermeer woningsplitsing en kamerverhuur genoemd. Zaanstad krijgt steeds vaker te maken met aanvragen voor het splitsen van woningen en kamerverhuur. Door toename van woningen als gevolg van splitsing en kamerverhuur ontstaat meer druk op de fysieke leefomgeving. De druk op de openbare ruimte wordt verhoogd en de kans op parkeeroverlast en geluidsoverlast neemt toe. Ook het ontbreken van een binding met de buurt, zeker bij korte huurperiodes van de bewoners heeft effect op de omgeving.
Met deze verboden is het niet toegestaan om het gebruik van gronden of bouwwerken, of een deel daarvan, te wijzigen met het doel woningen te splitsen of deze om te zetten in (on)zelfstandige woonruimtes/kamerverhuur ten behoeve van vestiging van meer dan een huishouden. Initiatieven voor splitsen en kamerverhuur waarvoor geen bouwvergunning nodig is kunnen met deze verboden tegengehouden worden.
Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de gezoneerde industrieterreinen Achtersluispolder-Westerspoor en Westpoort. De Wet geluidhinder bepaalt dat de geluidzones van deze industrieterreinen in bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden. Daarom zijn op de verbeelding gebiedsaanduidingen voor de geluidzones opgenomen ('geluidzone - industrie 1' voor industrieterrein Achtersluispolder-Westerspoor en 'geluidzone - industrie 3' voor industrieterrein Westpoort). In de regels zijn bepalingen opgenomen die de bestaande rechten behorend bij de industrieterreinen waarborgen.
Ter plaatse van deze aanduiding geldt het hoogtebeperkingengebied van Schiphol.
Door middel van de algemene afwijkingsregels kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
In Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.
Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan het dagelijks bestuur eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.
De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.
De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
De Slotregel beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier zijn doorlopen.
Participatie
Door de initiatiefnemer is gesproken met alle partijen die momenteel in het plangebied zijn gevestigd. Daarnaast is op 26 april 2019 een inloopavond georganiseerd voor buurtbewoners. De geïnteresseerden zijn tijdens deze bijeenkomst geïnformeerd over de plannen voor de nieuwe woonwijk. Een verslag van de avond is bijgevoegd als bijlage 15.
Vooroverleg
Voorafgaand aan het wettelijk vooroverleg is overleg gevoerd met het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Rijkswaterstaat West Nederland Noord, Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland en de provincie Noord-Holland. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt het ontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de gebruikelijke overlegpartners van de gemeente Zaanstad, zoals de provincie Noord-Holland en het waterschap. De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Zienswijze
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er is een (beperkt) aantal zienswijzen ingediend. De beantwoording hiervan is neergelegd in de "nota zienswijzen". Naar aanleiding van de zienswijzen zijn diverse zaken aangepast. Dit is aangegeven in de "nota van wijzigingen".
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens gedeeltelijk gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor particuliere ontwikkelingen. De projecten richten zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verkoop /verhuur van woningen. In de exploitatie is tevens rekening gehouden met de kosten voor bodemsanering. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt.
Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kosten anderszins zijn verzekerd. Dit geldt ook voor eventuele planschade. In de anterieure overeenkomst is opgenomen dat deze kosten voor rekening komen van de ontwikkelaar.