Plan: | Derde partiële herziening Bedrijven Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3823BP-0301 |
Een aantal recente ontwikkelingen vormt de directe aanleiding voor deze herziening. Bij het in praktijk toepassen van het vigerende bestemmingsplan "Bedrijven Zuid" als toetsingskader is daarnaast aan het licht gekomen dat enkele aanpassingen nodig zijn.
HoogTij
Het bedrijventerrein HoogTij is nog in ontwikkeling. Nu het goed gaat met de economie is ook de vraag naar kavels op het bedrijventerrein toegenomen. Om deze reden worden de kavels op fase 2 (het noord-westelijke deel van het bedrijventerrein) voorbereid voor de gronduitgifte. Tijdens deze voorbereiding zijn diverse onderwerpen aan het licht gekomen die aanpassing behoeven. Het betreffen voornamelijk wijzigingen in de verkaveling, bestemmingsgrenzen en bouwhoogtes, mede naar aanleiding van het gegeven dat een oorspronkelijk deel van bedrijventerrein HoogTij wordt ingericht als park HoogTij.
Ook op fase 1 van het bedrijventerrein is de vraag naar kavels toegenomen. Hier zijn enkele aanpassingen van de bestemmingsgrenzen wenselijk om de beschikbare ruimte efficiënter te gebruiken.
Eurofill B.V.
Eurofill B.V. is in vooroverleg met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (verder: de OD) over een revisievergunning voor de milieuactiviteiten. In dit kader heeft Eurofill op 16 juli 2018 een brief aan het college gestuurd met een aantal vragen en constateringen over het vigerende bestemmingsplan. Deze brief is de aanleiding om het vigerende bestemmingsplan te verduidelijken en deels aan te passen in deze partiële herziening.
Het plangebied is gelijk aan het plangebied van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid".
De aanpassingen zijn een wijziging van de vigerende regelingen. Dit vormt een zogeheten partiële planherziening van de vigerende regelingen.
Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Derde partiële herziening Bedrijven Zuid'. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. De toelichting is als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 2 gaat in op de aanpassingen die in deze partiële herziening geregeld worden.
Hoofdstuk 3 geeft de onderbouwing voor deze aanpassingen, voor zover daar aanleiding toe is.
Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van het artikel 3.1.1. Bro vooroverleg, de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en eventuele ambtshalve wijzigingen ten aanzien van het ontwerp.
Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de regels van deze partiële herziening.
Het bestemmingsplan past het moederplan slechts op ondergeschikte onderdelen aan. Omdat er geen algehele heroverwegingen van alle bestemmingen in het moederplan plaatsvindt, zal de toelichting alleen ingaan op de wijzigingen. De vigerende planologische regelingen blijven voor het overige volledig van toepassing.
In 'Bijlage 1 Overzicht wijzigingen op kaart' is een overzicht van de locaties alle wijzigingen opgenomen. De wijzigingen zijn onderstaand toegelicht.
Het bedrijventerrein HoogTij, globaal begrensd door:
Het haventerrein is het zuid-westelijke gedeelte van het bedrijventerrein, in het noorden begrensd door de Westzanderweg.
De bouwhoogte en -regels van de noordwestelijke punt van het haventerrein wordt gelijk gemaakt aan de noordelijke zone van het haventerrein. De hoogte gaat van 12 meter omhoog naar 25 meter. De oppervlakte van deze aanpassing is beperkt en de nieuwe bouwhoogte is passend in relatie tot bouwhoogtes in de omgeving. Deze aanpassing zorgt ervoor dat op het haventerrein een consistent beeld van mogelijke bouwhoogten ontstaat. Nabij het Noordzeekanaal geldt een maximale bouwhoogte van 35 meter, nabij de Westzanerweg een maximale bouwhoogte van 25 meter en op de meest westelijke punt een maximale bouwhoogte van 40 meter. Het verhogen van de bouwhoogte heeft derhalve geen effect op de zichtlijnen vanuit de omgeving.
Afbeelding: vigerende regeling.
Afbeelding: nieuwe regeling (ingezoomd op de wijziging).
Het onderstaande gedeelte van het Rak wordt door het op HoogTij gevestigde bedrijf Wilo in gebruik genomen als parkeerplaats. Deze gronden hebben nu de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Dit wordt veranderd in de bestemming Bedrijventerrein zodat dit aansluit bij de bestemming van het bedrijf. Het bouwvlak wordt niet uitgebreid en de weg blijft de bestemming Verkeer houden.
Afbeelding: Verbeelding van het moederplan ter plaatse van het Rak. Het betreft de grijze uitsparing.
Afbeelding: nieuwe regeling.
Afbeelding: De beoogde parkeerplaats aan het Rak ten behoeve van de bedrijfsvoering van Wilo en het verminderen van de parkeerdruk in de openbare ruimte.
Een gedeelte van (het buitenterrein van) de nieuwe kavel voor het bedrijf Zuiver aan de Schoot ligt op de bestemming Verkeer. De bestemming Bedrijventerrein wordt uitgebreid zodat deze de hele kavel van Zuiver omvat. Het betreft de blauw gearceerde strook op de onderstaande afbeelding.
Afbeelding: Kavel Zuiver
Afbeelding: nieuwe regeling.
In de vigerende regeling zijn gevellijnen opgenomen gericht naar de fietsbrug. In het oorspronkelijke plan was een uitvalsweg gepland tussen de fietsbrug en het bedrijventerrein. Echter is deze weg komen te vervallen en is de gevellijn ook niet meer actueel. Daarnaast worden in de door de gemeenteraad vastgestelde Leidraad voor de ontwikkeling van HoogTij voldoende handvatten geboden die, in samenhang met de vigerende planologische regeling, een zorgvuldige en kwaliteatief hoogwaardige ruimtelijke inrichting borgen. Om deze reden is het mogelijk de figuur gevellijn op deze plek te laten vervallen.
Om dezelfde reden zijn de verkeers- en (gedeeltelijk) groenbestemming aan de westzijde van Fase 1 niet meer aan de orde en krijgt deze de bestemming Bedrijventerrein.
Afbeelding: nieuwe regeling ten oosten van de groenbestemming.
De bestemming Bedrijventerrein tussen de Kleine Steng, de Schoot en Westzanerweg heeft in de vigerende regeling aan de noordzijde een zone zonder bouwvlak. Het oorspronkelijke idee hierachter was dat parkeren tussen de bedrijfsbebouwing en Westzanerweg gerealiseerd kon worden.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het echter niet meer wenselijk om de parkeervoorzieningen in deze zone te realiseren. De komst van Kuehne en Nagel heeft aan de Schoot geleid tot een gewijzigde stedenbouwkundige opzet en ook de Leidraad voor de ontwikkeling van HoogTij gaat uit van een gewijzigde opzet. Door gebouwen in deze strook toe te staan worden bedrijven uitgenodigd om de gebouwen met het 'gezicht' richting de Westzanerweg te plaatsen. Dit komt de ruimtelijke uitstraling gezien vanaf de Westzanerweg ten goede. De parkeervoorzieningen liggen op basis van de huidige stedenbouwkundige uitgangspunten uit het zicht (bekeken vanaf de Westzanerweg). Bovendien staat deze strook optimaal ruimtegebruik van het bedrijventerrein in de weg omdat in deze zone nu geen gebouwen zijn toegestaan.
Het bouwvlak wordt vergroot tot de grens van de bestemming. De maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage blijven onaangepast omdat deze in de vigerende regeling reeds tot de grens van de bestemming zijn ingetekend.
De verkaveling van fase 2 moet worden aangepast naar aanleiding van de door de gemeenteraad van Zaanstad in december 2017 als onderdeel van de welstandsnota vastgestelde Leidraad voor de ontwikkeling van HoogTij (beeldkwaliteitplan) en het beoogde Park HoogTij. De gronden van Park HoogTij waren eerst onderdeel van fase 2 van het bedrijventerrein (zie de blauwe gronden op de onderstaande kaart). Deze wijziging heeft ook gevolgen voor de verkaveling, waardoor enkele aanpassingen wenselijk zijn. Deze aanpassingen worden onderstaand toegelicht.
Afbeelding: verkaveling HoogTij Fase 2.
De verkeersbestemming aan de oostzijde van fase 2 krijgt de bestemming Bedrijventerrein. De rondweg die hier ooit gepland was wordt nu geregeld met een rondweg in het hart van fase 2. Deze rondweg is mogelijk binnen de bestemming Bedrijventerrein.
De bouwhoogten, bestemmingsgrenzen en bouwvlakken in het vigerende plan zijn gebaseerd op het oorspronkelijke verkavelingsplan van het gebied. Omdat een deel van fase 2 niet langer als bedrijventerrein beschikbaar is maar als park wordt ingericht, is die verkaveling achterhaald geworden. Bovendien is een eerder beoogde randweg komen te vervallen, wat opnieuw een groot deel van de bouwregelingen achterhaald heeft gemaakt. Het is daarom van belang dat de regeling wordt geüniformeerd waarbij rekening wordt gehouden met:
De bouwvlakken en bestemmingsgrenzen worden aangepast aan de nieuwe verkaveling. De maximaal toegestane milieucategorieën blijven gelijk, zodat deze afgestemd blijven met de geluidverkaveling in het Geluidverdeelplan HoogTij.
Ook de maximale bouwhoogtes op het terrein zijn gelijkgetrokken. In het noorden is de maximale bouwhoogte van 12 meter verlaagd naar 9 meter (zie het blauwe gedeelte op onderstaande afbeelding). In het hart en de westkant van fase 2 is de maximale bouwhoogte van 19 meter verlaagd naar 15 meter (zie de paarse gedeeltes op onderstaande afbeelding). Hierdoor zijn de bouwhoogtes meer in lijn gebracht met de aangrenzende regelingen (maximaal 9 meter en maximaal 15 meter), zoals te zien is op de onderstaande afbeeldingen.
Afbeelding: vigerende regeling bouwhoogtes.
Afbeelding: nieuwe regeling bouwhoogtes.
Om ook ruimte te bieden aan bedrijven die vanwege de bedrijfsvoering een hogere bouwhoogte behoeven is een nieuwe binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen in het plan. De afwijkingsmogelijkheid staat het bevoegd gezag toe om de maximale bouwhoogte met 5 meter te verhogen binnen het groene en magenta gekleurde gebied (zie bovenstaande kaart). Per aanvraag moet getoetst worden of de verhoging van de bouwhoogte geen onevenredige aantasting van de stedebouwkundige kwaliteit van de omgeving tot gevolg heeft. Deze voorwaarde wordt in de regels geborgd.
De afwijkingsmogelijkheid wordt geregeld met een aanduiding op de kaart en een aanvulling van de regels. De afwijkingsmogelijkheid is in de Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid toegevoegd (art. 2.5 en 2.6 van de partiële herziening, bestemming Bedrijventerrein - 4 art 6.4 sub c en 6.4.1 van het moederplan Bedrijven Zuid) en wordt nu ook opgenomen in de regels voor fase 2 (bestemming Bedrijventerrein - 1 en 2).
In paragraaf 3.1 is een onderbouwing van de afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
In de vigerende regeling is er op sommige delen van Fase 2 een zone van 1 tot enkele meters tussen het bouwvlak en de perceelsgrens die onbebouwd moet blijven. In de leidraad is bepaald dat deze zones bebouwd mogen worden ter voorkoming van 'rommelzones'. De bouwvlakken worden daarom uitgebreid tot de perceelsgrenzen. De gevellijnen aan de zuidkant van het terrein schuiven samen met het bouwvlak op tot de perceelsgrenzen.
De watergang in het zuid-westen van fase 2 is anders ingericht dan eerder bedacht. Een deel van de uitgeefbare grond wordt verplaatst, waardoor de watergang versmald wordt. Deze aanpassing gebeurt in overleg met het Hoogheemraadschap en heeft geen negatieve gevolgen voor de waterbergingsfunctie van de watergang. Zie de onderstaande afbeelding voor de wijziging.
Afbeelding: aanpassing watergang
De vestiging van het (bestaande) bedrijf Eurofill Holding B.V. (verder: Eurofill) gelegen aan de Grote Tocht 99 te Zaandam en de omliggende percelen.
Eurofill is een zogeheten 'Bevi-inrichting', wat onder meer betekent dat er rekening wordt gehouden met kwetsbare objecten (functies zoals bijvoorbeeld wonen) in de directe omgeving van het bedrijf. De minimale afstand van kwetsbare objecten tot de Bevi-inrichting is gebaseerd op een rekenmodel dat een inschatting maakt van het veiligheidsrisico. Deze berekening wordt vertaald naar een veiligheidscontour (ook wel genoemd: Bevi-contour of PR 10-6-contour).
De aanwezigheid van een veiligheidscontour heeft vanuit het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) een tweeledige doelstelling. Enerzijds vanuit de Ruimtelijke ordening borgt de contour in het bestemmingsplan dat er geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk worden binnen de contour. Anderzijds worden vanuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de risicovolle activiteiten van een inrichting zodanig in de vergunning geborgd dat de contour niet wordt overschreden. Daarbij wordt de veiligheidscontour zelf niet als voorschrift o.i.d. in de vergunning opgenomen in de considerans wordt wel behandeld waarom de contour niet wordt overschreden. In het vigerende bestemmingsplan is de veiligheidscontour van Eurofill op de verbeelding en in de regels opgenomen. De contour in het bestemmingsplan voorkomt dat nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in gebruik worden genomen in de directe omgeving van Eurofill.
Het bestemmingsplan bevat ten aanzien van Eurofill 2 relevante veiligheidscontouren, waarvan er één is opgenomen in de verbeelding en de ander slechts wordt geregeld in de regels van het plan.
In het kader van de revisievergunning is een (verplichte) nieuwe rekenmethode gebruikt, waardoor de nieuwe 10-6-contour afwijkt van de contour in het vigerende bestemmingsplan. Hierdoor ontstaat de situatie dat de berekende veiligheidscontour van het bedrijf niet meer 'afgedekt' is door een beschermingszone ( 'veiligheidszone - Bevi' ) in het bestemmingsplan. Aanpassing van de 'veiligheidszone - Bevi' in het bestemmingsplan is daarom wenselijk.
Momenteel is landelijk alweer een nieuwe rekenmethode in de maak. Deze rekenmethode kan gevolgen hebben voor de 10-6-contour van Eurofill. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan bij elke wijziging in de rekenmethode moet worden herzien, wordt de 'veiligheidszone - Bevi' in het bestemmingsplan ruimer ingetekend dan de berekende 10-6-contour in de revisievergunning.
Afbeelding: oude 'veiligheidszone - Bevi' rond Eurofill in het bestemmingsplan (blauwe lijnen).
Afbeelding: nieuwe 'veiligheidszone - Bevi' rond Eurofill in het bestemmingsplan.
Deze aanpassing betekent nadrukkelijk niet dat Eurofill de bedrijfsvoering 'onveiliger' mag inrichten omdat de contour groeit. De 'veiligheidszone - Bevi' in het bestemmingsplan voorkomt alleen dat nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk zijn in de directe omgeving van het bedrijf. De veiligheid van de bedrijfsvoering van Eurofill wordt getoetst aan het Bevi, wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en andere milieuwetgeving. Uiteindelijk worden de regels inzake veiligheid vastgelegd in de revisievergunning.
De aangepaste 'veiligheidszone - Bevi' in deze partiële herziening voorkomt alleen de nieuwe vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten. Zoals in de vigerende regeling al is overwogen, wordt het reeds aanwezige kantoor gelegen ten oosten van Eurofill als bestaande situatie toelaatbaar aangemerkt. Zie paragraag 6.1.3. van de toelichting van het vigerende bestemmingsplan.
In de regels van het vigerende bestemmingsplan is een algemene regel opgenomen waarin is bepaald dat de 10-6-plaatsgebonden risicocontour van Bevi-inrichtingen binnen het eigen bouwperceel moet liggen (art. 4.5.1 onder b van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid). De 10-6-plaatsgebonden risicocontour van Eurofill was ten tijde van de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan al groter dan het bouwperceel. Dit betekent dat de huidige bedrijfsvoering van Eurofill, voor wat betreft de activiteiten die betrekking hebben op de 10-6-plaatsgebonden risicocontour, onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan zijn geplaatst.
Bestaand gebruik is onder het overgangsrecht is toegestaan, maar mag niet groeien met negatieve gevolgen voor de veiligheid. De feitelijke bedrijfsvoering moet gelijk blijven of zo veranderen dat de situatie veiliger wordt. De bedrijfsvoering mag niet groeien op een manier die een grotere veiligheidscontour tot gevolg heeft. Het idee hier achter is dat het bedrijf de tijd heeft om naar de nieuwe hoofdregel te groeien, zonder dat de bestaande bedrijfsvoering strijdig is met het bestemmingsplan.
Uit advies van de OD (Bijlage 2) blijkt dat het veiligheidsniveau van de bedrijfsvoering van Eurofill verbetert door de revisivergunning. De revisievergunning wordt getoetst aan de actuele best beschikbare technieken (BBT) en beoordeeld aan de hand van de actuele en nationaal toegepaste maatregelenpakketten voor het behalen van een voldoende veiligheidsniveau. Eurofill gaat in het kader van de revisievergunning diverse aanpassingen en verbeteringen uitvoeren om te voldoen aan deze laatste technieken op het gebied van veiligheid. Verder blijft het gebruik van de inrichting onveranderd en kan in het algemeen worden aangenomen dat het veiligheidsniveau verbetert ten opzichte van het (BBT) niveau uit 2005 (de vorige vergunning van Eurofill).
Hoewel Eurofill maatregelen neemt op basis van de laatste technieken en daardoor het veiligheidsniveau verbetert, blijft de 10-6-plaatsgebonden risicocontour alsnog buiten het bouwperceel liggen. Dit is verklaarbaar vanwege het gewijzigde rekenmodel. Daarmee kan het bedrijf niet binnen aanzienlijke tijd voldoen aan de algemene regel in het bestemmingsplan die stelt dat de 10-6-plaatsgebonden risicocontour binnen het bouwperceel moet liggen.
Uit (de toelichting van) het vigerende bestemmingsplan blijkt niet dat het de bedoeling is geweest om Eurofill op termijn te verplaatsen/wegbestemmen. Enkel de 10-6-plaatsgebonden risicocontour is onder het overgangsrecht geplaatst, zodat het veiligheidsniveau op termijn verbetert. Nu Eurofill maatregelen gaat nemen om te voldoen aan de laatste technieken op het gebied van veiligheid, kan gesteld worden dat aan dit streven is voldaan. Om het bedrijf, voor wat betreft de 10-6-plaatsgebonden risicocontour, uit het overgangsrecht te halen wordt in deze partiële herziening een bepaling opgenomen die regelt dat de algemene regel van het vigerende plan niet geldt voor Eurofill. De regel bevat een waarborg dat de 10-6-plaatsgebonden risicocontour mag veranderen of zelfs groter worden, maar niet als dit het gevolg is van het onveiliger worden van de bedrijfsvoering. Als de bedrijfsvoering bijvoorbeeld door het toenemen van de productie verandert, dan mag dit alleen wanneer het veiligheidsniveau gelijk blijft of verbetert.
De gronden aan de Ringweg 289 en omgeving voor zover gelegen binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7' in het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.
Aan de Ringweg 289 is een steenbrekerij gevestigd. In het bestemmingsplan Bedrijven Zuid is dit bedrijf mogelijk gemaakt met een maatbestemming gekoppeld aan een functieaanduiding op de verbeelding. In de regels is deze functieaanduiding gekoppeld aan een SBI Code.
De SBI staat voor de 'Standaard Bedrijfsindeling' van de Kamer van Koophandel. In deze standaardlijst heeft de Kamer van Koophandel veel voorkomende bedrijfstypen gekoppeld aan codes. Zo heeft een steenbrekerij de SBI Code 0812-2.
In de regels van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid is per abuis verwezen naar de SBI Code 8012-2, in plaats van 0812-2. Deze kennelijke verschrijving wordt nu hersteld.
Zie paragraaf 2.1 voor de aanpassingen.
Algemeen
De aanpassingen voor het deelgebied Hoogtij maken geen nieuwe functies mogelijk. Het betreft aanpassingen van beperkte omvang en ondergeschikte aard. Gelet op de schaalgrootte van het bedrijventerrein in relatie tot de wijzigingen worden geen negatieve gevolgen voor de omgeving verwacht. Daar waar de maximale bouwhoogte verhoogd wordt (een gedeelte van het haventerrein), is die verhoging passend in relatie tot de aangrenzende maximale bouwhoogtes.
Met deze aanpassingen wordt aangesloten bij het beeldkwaliteitplan dat voor dit gebied is opgesteld (Bijlage 3 Leidraad voor ontwikkeling HoogTij). Bovendien zorgen deze aanpassingen ervoor dat de beschikbare ruimte op het bedrijventerrein efficiënt gebruikt kan worden. Negatieve gevolgen voor de ruimtelijke ordening worden daarom niet verwacht.
Afwijkingsmogelijkheid bouwhoogte
HoogTij Fase 2 zal vanaf 2020 tot ontwikkeling worden gebracht. Aan de noord- en oostzijde van Fase 2 (tegen het voorziene Park HoogTij aan) geldt op basis van onderhavige partiële herziening een maximale bouwhoogte van 9 meter en een minimale bouwhoogte van 7 meter. Hiermee wordt een geleidelijke overgang vanuit het omliggende landschap naar HoogTij nagestreefd. In het hart van Fase 2 en langs de west- en zuidkant mag meer hoogte gemaakt worden. Namelijk overwegend 15 meter.
Met dit bestemmingsplan wordt een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om deze hoogte (en een toegestane hoogte van 18 meter nabij de westelijke entree van HoogTij) met maximaal vijf meter te overschrijden. Op deze manier is het mogelijk om kavels intensiever te bebouwen, waarmee ruimteintensivering en een efficiënter ruimtegebruik kan worden gefaciliteerd. Gezien het feit dat deze hoogte voorzien is in het hart van Fase 2 en in de randen die relatief ver de woonbebouwing Nauerna en Westzaan af gelegen zijn, en een zone met lagere bebouwing 'voor' de eventuele hogere bouwhoogte voorzien is, is er geen sprake van een aantasting van het belang van omwonenden indien het college gebruik maakt van de afwijkingsmogelijkheid om meer hoogte te maken.
Bij het toepassen van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid wordt getoetst of er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving. Dit is in de regels van het bestemmingsplan als voorwaarde openomen.
Zie paragraaf 2.2 voor de aanpassingen.
Vergroten Bevi-contour
De aanpassing van de Bevi-contour vergroot de beschermingszone rond Eurofill en voorkomt dat nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in de directe omgeving van het bedrijf gevestigd worden. De uitbreiding is beperkt van omvang en heeft bovendien geen gevolgen voor het toetsingskader van de externe veiligheid van Eurofill. Deze wordt getoetst aan de milieuwetgeving. Negatieve gevolgen voor de ruimtelijke ordening worden daarom niet verwacht.
Uitzonderen Eurofill van algemene regel
Het opnemen van een uitzondering op de algemene regel voor Bevi-inrichtingen vindt plaats naar aanleiding van het veiliger worden van de bedrijfsvoering van Eurofill. Deze wijziging voorkomt dat een bedrijf vanwege een wijziging in het rekenmodel onbedoeld onder het overgangsrecht blijft vallen, terwijl het bedrijf juist maatregelen neemt om aan de laatste technieken van veiligheid te voldoen. Nu het niet het streven is dit bedrijf weg te bestemmen, is het in het kader van de goede ruimtelijke ordening wenselijk de veiligheidscontour van dit bedrijf uit het overgangsrecht te halen. Omdat het veiligheidsniveau juist verbetert door de revisievergunning en de bedrijfsvoering niet wijzigt worden er geen negatieve gevolgen voor de ruimtelijke ordening verwacht.
Zie paragraaf 2.3 voor de aanpassingen.
De aanpassing betreft het herstellen van een kennelijke verschrijving. De verschrijving is kennelijk van aard, omdat de foutieve code niet is opgenomen in de bijlage bij de regels en het duidelijk is dat de eerste twee cijfers zijn omgedraaid ( 8012-2 i.p.v. 0812-2 ). Derhalve wordt niet geacht dat deze aanpassing gevolgen heeft voor de goede ruimtelijke ordening.
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Beoordeling
Het plan maakt geen nieuwe bouwmogelijkheden toe die niet reeds op grond van de voorgaande bestemmingsplannen mogelijk zijn. Het plan voorziet in een aantal ondergeschikte aanpassingen. Kostenverhaal vormt daarom geen belemmering voor uitvoering van het plan.
Planschade
Omdat de partiële herziening uitsluitend voorziet in een aantal ondergeschikte aanpassingen van het bestaande bestemmingsplan is afgezien van het opstellen van een planschaderisicoanalyse. Het is niet aannemelijk dat eventuele planschade zodanig hoog zal zijn dat dit een belemmering zal vormen voor de uitvoerbaarheid van deze partiële herziening of van het bestemmingsplan "Bedrijven Zuid".
In het kader van het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg zijn de volgende partijen op 6 juni 2019 om advies gevraagd op het ontwerpbestemmingsplan:
De partijen hebben geen advies uitgebracht.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 5 juni 2019 is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van d.d. 6 juni 2019 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad.
Met de omwonenden van HoogTij uit Westzaan en Nauerna wordt vanuit de projectorganisatie van HoogTij periodiek overlegd in een zogeheten bewonersoverleg. Over de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en de inhoud van het plan zijn de deelnemers van het bewonersoverleg persoonlijk geïnformeerd. Ook de bedrijven op HoogTij zijn via een nieuwsbrief van de parkmanagementorganisatie op HoogTij geïnformeerd. De terinzagelegging heeft niet geleid tot het indienen van zienswijzen bij het ontwerpbestemmingsplan.
Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd aan de verbeelding en de regels. Deze zijn beschreven in Bijlage 4 Ambtshalve wijzigingen.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Derde partiële herziening Bedrijven Zuid' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3823BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3823BP-0301).
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
Relatie tot vigerende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan is een partiële herziening: een gedeeltelijke wijziging van de vigerende bestemmingsplannen. De vigerende bestemmingsplannen betreffen zowel het moederplan (bestemmingsplan Bedrijven Zuid) als alle wijzigingen van dat plan. In paragraaf 1.3 van deze toelichting is een overzicht opgenomen.
De vigerende plannen blijven ongewijzigd van kracht, tenzij in de regels of verbeelding van deze partiële herziening anders vermeld staat.
Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Dit bestemmingsplan bevat enkel de begrippen die gebruikt worden in de nieuw toe te voegen regels. De begrippen die zijn opgenomen in het moederplan blijven ongewijzigd van toepassing.
Bedrijventerrein - 2 (artikel 3)
Deze regel voegt een sublid toe aan het moederplan zodat de veiligheidscontour van Eurofill niet langer onder het overgangsrecht valt. Zie paragraaf 2.2.2 voor een toelichting op de aanpassing.
De regel verwijst naar sub b van artikel 4.5.1. van het moederplan, dat als volgt luidt:
"b. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand
zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1
van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient binnen het bouwperceel van de risicovolle
inrichting te zijn gelegen;"
Daarnaast voegt deze regel een afwijkingsmogelijkheid toe om voor bepaalde gebieden binnen fase 2 van HoogTij een hogere bouwhoogte toe te staan. Aan deze afwijkingsbevoegdheid is een voorwaarde gekoppeld, die tevens in dit artikel is opgenomen. De afwijkingsbevoegdheid is identiek aan de afwijkingsbevoegdheid die voor de bestemming Bedrijventerrein - 4 geldt (zie de Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid). Deze afwijkingsbevoegdheid is tevens toegevoegd aan de bestemming Bedrijventerrein - 1 (artikel 2).
Tot slot wordt een SBI Code aangepast in sub i van artikel 4.1 van het moederplan. Het is niet noodzakelijk de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein van het moederplan aan te passen, omdat daar reeds de correcte code is opgenomen.
Toepassingsbereik en verbeelding (artikel 5.1)
De aanpassingen ten behoeve van deelgebied HoogTij (zie paragraaf 2.1) en het aanpassingen van de Bevi-contour rond Eurofill (zie paragraaf 2.2) zijn geregeld op de verbeelding. Dit artikel regelt dat de wijzigingen op de verbeelding van de partiële herziening doorwerking hebben op het moederplan. Hetzelfde geldt voor de aanpassingen in de regels. Voor zover de regels en verbeelding niet gewijzigd zijn in de partiële herziening, blijven de vigerende regelingen van toepassing.
Algemene regel -
Anti-dubbeltelregel
(artikel
4
)
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 4 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Overgangsregels (artikel
6
)
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel (artikel
7
)
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moeten worden.