direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Inverdan
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3820BV-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Leeswijzer en opzet van de beheersverordening

De regels van de beheersverordening verklaren de voorschriften/regels en plankaart/verbeelding van de vigerende bestemmingsplannen opnieuw van toepassing, alsmede verleende vrijstellingen, ontheffingen, afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het afwijken. Daarnaast bevatten de regels enkele aanpassingen van de artikelen van de vigerende plannen, met als doel de rechten en plichten van de burgers gelijk te houden. De vigerende bestemmingsplannen en daarbij behorende toelichtingen zijn opgenomen in de bijlage bij de regels.

De kaart van de beheersverordening geeft het besluitgebied weer. De kaart vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van de beheersverordening.

De toelichting geeft uitleg over en een onderbouwing van de beheersverordening. Voor de onderbouwing van de beheersverordening wordt onder meer ingegaan op de achtergrond van het wettelijke instrument, de uitgangspunten en de geldende beleidskaders.

1.2 Aanleiding, doel en kern van de beheersverordening

Op dit moment geldt voor het besluitgebied nog het bestemmingsplan Inverdan dat in juli 2006 is vastgesteld. In verband met de wettelijke actualiseringsplicht moet het gebied op een korte termijn over een actueel planologisch regime beschikken. Naast de verplichting zijn er meerdere redenen om voor het centrumgebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen, zoals het inspelen op economische en maatschappelijke ontwikkelingen, de naderende voltooiing van het programma Inverdan, de digitalisering en het voorsorteren op de Omgevingswet. De gemeente Zaanstad heeft besloten de actualisering van bestemmingsplannen in de geest van de Omgevingswet vorm te geven, waarbij de focus van het proces en het plan gelegd wordt op het gebied en de gebruiker.

Vanwege de voorbereidings- en wettelijke doorlooptijden is het niet haalbaar om voor dit gebied binnen de wettelijk gestelde termijn een bestemmingsplan in de geest van de Omgevingswet vast te stellen. Om toch op korte termijn over een actueel planologisch-juridisch regime te beschikken, is het mogelijk om met de beheersverordening het geldend planologisch-juridische regime opnieuw van toepassing te verklaren.

De beheersverordening Inverdan heeft een tijdelijk karakter. Er wordt enkel beoogd het huidig geldende planologisch-juridische regime opnieuw van toepassing te verklaren tot het nieuwe bestemmingsplan in werking treedt.

1.3 Ligging van het besluitgebied

Het besluitgebied van de beheersverordening Inverdan sluit aan bij de plangrenzen van het bestemmingsplan Inverdan. Gebieden waarvoor na 6 juli 2006 een (uitwerkings- of wijzigings)bestemmingsplan is vastgesteld zijn niet opgenomen in het besluitgebied. Deze gebieden beschikking reeds over een actueel planologisch-juridisch regime. Ook onbenutte uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden van het vigerend plan zijn niet opgenomen in het besluitgebied (zie Hoofdstuk 2 over de uitgangspunten van de beheersverordening Inverdan). Voor deze gebieden blijft het bestemmingsplan Inverdan vigerend.

Het besluitgebied van de beheersverordening Inverdan sluit aan bij de plangrenzen van het bestemmingsplan Inverdan. Gebieden waarvoor na vaststelling van het vigerend plan een uitwerkings- of wijzigingsbestemmingsplan is vastgesteld zijn niet opgenomen in het besluitgebied. Deze gebieden beschikking reeds over een actueel planologisch-juridisch regime. Ook onbenutte uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden in het vigerend plan zijn niet opgenomen in het besluitgebied (zie Hoofdstuk 2 over de uitgangspunten van de beheersverordening Inverdan). Voor deze gebieden blijft bestemmingsplan Inverdan vigerend.

Het besluitgebied kent de volgende globale begrenzing:

  • in het noorden het midden van de Papenpadsloot en een denkbeeldige lijn ongeveer in het verlengde daarvan in westelijke richting;
  • in het westen de westelijke berm van de Houtveldweg naar zijn huidige tracé, het midden van het water ten zuiden van de Ilpendamstraat, het midden van het water ten oosten van de Joachim Stillerstraat en de Watertje Pietersestraat, het water ten noorden van de Kapelhof, de oostgevel van Opera, de noordzijde van Aubade, het water ten noorden en westen van de Belt, de westzijde van het regionaal opleidingscentrum, het water ten noorden van de Mandelastraat en het Raamzaagpad, het water ten westen van Reischaaf, de grens aan westelijke zijde van het spoor;
  • in het zuiden de perceelsgrens van het Albert Heijn kantoor;
  • in het oosten de oostelijke begrenzing van de Provincialeweg, een denkbeeldige lijn in het midden van de Vaart, de zuidkant van de Czaar Peterstraat, de westzijde van de percelen aan het Czaar Peterplantsoen, de Hogedijk, het water ten oosten van de Hogedijk en Sarabande, de zuidzijde van de Burcht, de zuidoostzijde van de Savornin Lohmanstraat, de J. Sijbrandsteeg, de noordelijke begrenzing van de percelen aan de Vinkenstraat, de oostzijde van het Rustenburg en het midden van de Vaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3820BV-0001_0001.jpg"

Zoals weergegeven in de verbeelding van het besluitgebied zijn in het besluitgebied niet opgenomen de gebieden waarvoor:

  • bestaande uit te werken bestemmingen gelden;
  • na vaststelling van het bestemmingsplan Inverdan een (uitwerkings-, dan wel regulier) bestemmingsplan is vastgesteld, of;
  • de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het goedkeuringsbesluit van het bestemmingsplan Inverdan heeft vernietigd.

1.4 Voorgaande bestemmingsplannen

De volgende bestemmingsplannen worden opgenomen in de beheersverordening:

Naam   Vastgesteld  
Bestemmingsplan Inverdan   6 juli 2006  
Bestemmingsplan Eerste partiële herziening Inverdan   4 juni 2009  

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en achtergrond

2.1 Achtergrond beheersverordening

Hoewel de beheersverordening al sinds 2008 is opgenomen in de wet, betreft het voor de gemeente Zaanstad een relatief nieuw instrument. De beheersverordening is een vormvrij alternatief op een bestemmingsplan waarmee het bestaande recht binnen een gebied wordt vastgesteld. Het is niet mogelijk om met een beheersverordening nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Hiervoor dient met een omgevingsvergunning afgeweken te worden van de beheersverordening, of een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. De mogelijkheden om in afwijking van de beheersverordening een ontwikkeling mogelijk te maken zijn daarin niet anders dan de mogelijkheden voor het afwijken van een bestemmingsplan.

Sinds de opname van de beheersverordening in de Wro bestaat er discussie over de uitleg van 'bestaand gebruik'. Aanvankelijk werd gedacht dat hiermee het feitelijk bestaand gebruik wordt bedoeld. In de praktijk is dit echter niet werkbaar, omdat bestaande rechten dan ingeperkt worden. Denk bijvoorbeeld aan een bakker die nu binnen de bestemming centrumdoeleinden werkt, waarbinnen veel meer is toegestaan dan enkel een bakkerij. Wanneer de beheersverordening op deze plek het feitelijk bestaand gebruik vastlegt, ontstaat een reëel risico op planschade omdat nu enkel de bakkerij is toegestaan. Het vastleggen van feitelijk bestaand gebruik wordt ook wel gebruik in enge zin genoemd.

In de voorbereiding en voorbespreking op de inwerkingtreding heeft de minister inzichtelijk gemaakt dat met de wettekst niet enkel het feitelijk bestaand gebruik wordt bedoeld, maar dat het ruimer gelezen moet worden. De minister heeft aangegeven dat: "Als gesproken wordt van "geen ruimtelijke ontwikkeling", dan moet je dat interpreteren als geen ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden, opstallen alsmede bouwkundige wijzigingen van bouwwerken."1. Het vigerend bestemmingsplan vormt dan het uitgangspunt van de beheersverordening. De bestaande regels worden in de beheersverordening opnieuw van toepassing verklaard. Omdat enkel de bestaande bouwmogelijkheden die het vigerend bestemmingsplan reeds biedt worden overgenomen, maakt de beheersverordening derhalve geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Men spreekt dan van het vastleggen van het bestaand planologisch toegestaan gebruik (ook wel gebruik in ruime zin genoemd).

Inmiddels heeft de Raad van State in een uitspraak2 van 6 augustus 2014 bevestigd dat de beheersverordening het gebruik in ruime zin kan vastleggen. Daarin mogen volgens de Raad van State ook in beperkte mate ruimtelijke ontwikkelingen worden toegestaan die reeds op grond van het vigerend bestemmingsplan waren toegestaan. "In beperkte mate" heeft in dit geval betrekking op een regel uit de beheersverordening Buitengebied Rijsbergen, waarmee bestaande glastuinbouwbedrijven in het buitengebied mogen uitbreiden tot een glasopstand van maximaal bruto 3,5 hectare. De omvang van de uitbreidingsmogelijkheden (bruto 3,5 hectare) en de gevoelige locatie (gelegen in het buitengebied) maken inzichtelijk dat een beheersverordening meer dan enkel de kleine ontwikkelingen mag opnemen, maar ook bouwmogelijkheden van grotere omvang tot de mogelijkheid behoren mits het bestemmingsplan deze reeds mogelijk maakt.

Het opnemen van het bestaand gebruik in ruime zin betekent voor de burger dat alle bestaande rechten en plichten uit het vigerend bestemmingsplan van toepassing blijven.

Bij het opstellen van de beheersverordening dient rekening te worden gehouden met de ontwikkelingen die binnenkort op de planning staan maar het vigerend plan nog niet mogelijk maakt (de nieuwe ontwikkelingen). Dit wordt gemotiveerd voor de beoogde geldigheidsduur van de beheersverordening, in onderhavig geval tot de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Centrum Zaandam.

Het is niet mogelijk om in de beheersverordening uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden op te nemen, deze zijn immers gericht op het mogelijk maken van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Derhalve zijn de uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden van het bestemmingsplan Inverdan buiten de beheersverordening gelaten.

Gelet op het conserverend karakter van de beheersverordening heeft de wetgever het niet wenselijk geacht bezwaar of beroep tegen de verordening mogelijk te maken. Het uitgangspunt is immers dat er geen of slechts beperkte wijzigingen van de bestaande rechten en plichten uit het vigerend plan plaatsvinden.

2.2 Uitgangspunten beheersverordening Inverdan

De volgende uitgangspunten zijn voor de beheersverordening Inverdan in acht genomen:

  • Bestaand planologisch toegestane gebruik
    De beheersverordening Inverdan beoogt het bestaand planologisch toegestane gebruik opnieuw van toepassing te verklaren. Het bestaand planologisch gebruik is geregeld in het vigerend bestemmingsplan Inverdan en de sindsdien verleende omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. De bestaande rechten en plichten van de burger blijven hierdoor ongewijzigd. Dit wordt wenselijk geacht omdat tegen de beheersverordening geen bezwaar of beroep mogelijk is. Deze toepassing sluit aan bij de uitleg van de minister in de onder paragraaf 2.1 genoemde parlementaire geschiedenis van de wet.
    Er is niet voor gekozen het bestaand feitelijk gebruik vast te leggen nu dit, zoals uitgelegd is in paragraaf 2.1, de rechten van de burgers beperkt en tevens een reëel risico op planschade kent.
  • Tijdelijk van aard
    Naast de beheersverordening is ook het bestemmingsplan Centrum Zaandam in voorbereiding. Dit bestemmingsplan wordt in de geest van de Omgevingswet voorbereid, wat meer tijd kost dan een reguliere procedure. Om te voorkomen dat het vigerend planologisch regime ouder wordt dan 10 jaar, wordt de beheersverordening ingezet. De beheersverordening heeft daarom slechts een beperkte beoogde geldigheidsduur; namelijk tot de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan.

Nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplan Centrum Zaandam
Voor zover binnen het gebied nieuwe ontwikkelingen zijn gepland, is het uitgangspunt dat het nieuw op te stellen bestemmingsplan Centrum Zaandam hier waar mogelijk in voorziet. Het is niet het uitgangspunt om gedurende de beoogde geldigheidsduur met behulp van de beheersverordening nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. De bestemmingsplanprocedure waarbinnen een ieder inspraakmogelijkheden heeft is hiervoor het gewezen instrument.
Indien gedurende de beoogde geldigheidsduur van de beheersverordening ontwikkelingen vooruit gaan lopen op de planning en niet kunnen wachten op het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan, blijft het zoals beschreven in paragraaf 2.1 mogelijk af te wijken van de beheersverordening. Ontwikkelingen die nu worden beoogd en die niet reeds mogelijk zijn gemaakt in het vigerend bestemmingsplan (zogeheten nieuwe ontwikkelingen) zijn vooral gelegen binnen de uit te werken bestemmingen. Gebieden met uit te werken bestemmingen worden niet opgenomen binnen het besluitgebied, hiervoor blijft het bestemmingsplan Inverdan vigerend.

  • Bekende documenten gebruiken
    Het bestemmingsplan Inverdan en het bestemmingsplan Eerste partiële herziening Inverdan worden opgenomen in de bijlagen bij de regels van de beheersverordening. Er is bewust voor gekozen om de huidige documenten ongewijzigd op te nemen. Eenerzijds voorkomt dit dat de burger zich voor een korte periode in feite dezelfde regels uit een nieuw document moet halen. De burger is immers al 10 jaar gewend het bestemmingsplan Inverdan te gebruiken.
    Anderzijds wordt hiermee voorkomen dat met het vertalen van de regels naar de beheersverordening onbedoelde wijzigingen plaatsvinden. Dit kan gebeuren tijdens het vertalen van de regels het huidige recht, maar ook bij het opnieuw intekenen van de kaart. Wijzigingen, hoe onbedoeld en ondergeschikt dan ook, zijn niet in lijn met het uitgangspunt om met de beheersverordening enkel de bestaande rechten en plichten voor de burger gelijk te houden.
  • Geen uitwerkingsplichten of wijzigingsbevoegdheden
    Conform de wettelijke beperkingen van de beheersverordening worden uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden uit het vigerend bestemmingsplan Inverdan niet opgenomen in de beheersverordening. Op deze locaties blijft het bestemmingsplan Inverdan vigerend. Gemeente Zaanstad verrekent de kosten voor uitwerkings- en wijzigingsplannen via privaatrechtelijke weg in een anterieure overeenkomst.
  • Recentere bestemmingsplannen blijven bestaan
    Binnen het gebied liggen een aantal bestemmingsplannen die zijn vastgesteld na juli 2006. Deze plannen hebben het bestemmingsplan Inverdan voor de betreffende gebieden vervangen. In juli 2016 hebben deze plannen de 10 jaarstermijn nog niet behaald, waardoor er geen reden bestaat deze op te nemen in de beheersverordening. Deze plannen blijven vigerend en zijn niet opgenomen in het besluitgebied.

2.3 Procedure

Omdat de beheersverordening geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de wetgever het niet nodig geacht inspraak-, bezwaar- of beroep mogelijk te maken. Dit betekent dat er geen inspraakprocedure wordt toegepast en bezwaar of beroep tegen de beheersverordening niet mogelijk is. Belanghebbenden en anderszins betrokkenen krijgen alsnog de mogelijkheid zijn of haar stem te laten horen wanneer er een ontwikkeling mogelijk met een omgevingsvergunning of een nieuw bestemmingsplan.

Tevens heeft de gemeente Zaanstad besloten de actualisering van bestemmingsplannen in de geest van de Omgevingswet vorm te geven, waarbij de focus van het proces en het plan gelegd wordt op het gebied en de gebruiker. Concreet betekent dit voor het gebied dat in de voorbereiding op het nieuwe bestemmingsplan Centrum Zaandam meer en nieuwe vormen van participatie worden toegepast, als aanvulling op de huidige wettelijke procedure.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het Rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Gelet op het uitgangspunt van de beheersverordening om enkel bestaande rechten en plichten opnieuw van toepassing te verklaren en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, zijn veel thematische beleidskaders minder relevant. Deze stellen veelal de kaders voor het mogelijk maken van nieuwe functies en ontwikkelingen.

3.2 Rijksoverheid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu het vaststellingsbesluit van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Een van die nationale belangen is een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. De luchthaven Schiphol ligt in de Haarlemmermeer. In de Structuurvisie wordt de luchthaven Schiphol als mainport aangewezen, wat wil zeggen dat het Rijk hiermee onderstreept dat Schiphol van groot belang is voor de internationale concurrentiepositie van veel Nederlandse bedrijven en daarmee een belangrijke motor voor de Nederlandse economie vormt. In de Structuurvisie is in verband met de aanwezigheid van Schiphol een zogenaamde 20 Ke-zone aangegeven. Ke staat voor Kosteneenheid. Deze zone dient ter indicatie van de geluidhinder afkomstig van de nabijgelegen luchthaven Schiphol. Hieraan zijn in de Structuurvisie echter geen beperkingen verbonden.

Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De gemeente is in dat opzicht de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Voor het besluitgebied geldt dat er geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. Bovendien is de beheersverordening conserverend van karakter, wat betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Wel geldt dat sprake dient te zijn van zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming, zoals dit ook reeds vereist is conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).

In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  • grote rivieren,
  • kustfundament,
  • defensieterreinen,
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
  • rijksvaarwegen,
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • electriciteitsvoorziening,
  • ecologische hoofdstructuur,
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament,
  • enkele specifieke gebieden zoals Mainport Rotterdam en de Waddenzee.

Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen.

Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:

  • Bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
  • Bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
  • Bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
  • Bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.

Voor zover van toepassing op het besluitgebied voorzien de regels van het bestemmingsplan Inverdan reeds in het beschermen van deze belangen.Bovendien is er sprake van een conserverende beheersverordening die geen nieuwe ontwikkelingen mogelijik maakt. Toetsing van nieuwe ontwikkelingen aan het rijksbeleid is daarom niet aan de orde.

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

De eerste Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRSV) is tegelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.

Op 8 maart 2014 hebben Provinciale Staten de PRSV opnieuw vastgesteld.

Het besluitgebied behoort tot het 'Bestaand Bebouwd Gebied'. De bestaande bouwmogelijkheden passen binnen de wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting. Nieuwe ontwikkelingen worden met de beheersverordening niet mogelijk gemaakt.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regionaal structuurplan

Het regionaal structuurplan van het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) is een afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen het ROA-gebied. Hoofddoelstellingen zijn:

  • 1. inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het bieden van ruimte voor het functioneren van wonen, werken, verplaatsen en recreëren;
  • 2. het creëren van een internationaal aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu voor zowel bedrijven als werknemers, ook op het gebied van wonen en voorzieningen;
  • 3. het gelijkertijd verhogen van de kwaliteit van het milieu.

Het regionaal structuurplan streeft naar bundeling en concentratie van verstedelijking en intensief ruimtegebruik door verdichting, herstructurering en revitalisering van verouderde woon- of werkgebieden. De beheersverordening is conververend van karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bestaande bouwmogelijkheden passen binnen het streven van het regionale structuurplan, nu de locaties zich binnen bestaand stedelijk gebied bevinden.

3.4.2 Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor MRA-landschap

In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio’s en regiogemeenten, opdracht gegeven om, voor het Metropolitane Landschap, een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.

Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de Metropoolregio Amsterdam neemt immers de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie ‘Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap’.

Het ‘Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap’ biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.

De vijf principes zijn achtereenvolgens:

  • Capaciteit en bereikbaarheid van een aantal landschappen van de MRA vergroten respectievelijk verbeteren.
  • Aantrekkelijkheid, belevingswaarde van de MRA-landschappen verhogen en verschillen in karakter, gebruik en geschiedenis uitgesprokener maken.
  • Koesteren en versterken van een aantal structuurlijnen en landschappen, die uniek of ‘outstanding’ zijn.
  • 'Doorwaadbaarheid’ van de MRA-landschappen vergroten door in te zetten op passages voor fietsers, wandelaars en vaarverkeer daar waar dragende, landschappelijke structuren infrastructuurbundels kruisen.
  • Ruimte reserveren voor waterberging, natuur, landschapsontwikkeling en verstedelijking.

De principes dienen als input bij het vorm en inhoud geven aan projecten die in het MRA-landschap door betrokken partijen op de rails worden gezet. De beheersverordening 'zet geen nieuwe projecten op de rails', nu deze geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Gelet op het conserverende karakter van de beheersverordening kan verdere toetsing aan de vijf principes achterwege blijven.

3.4.3 Noordzeekanaalgebied visie 2040

De visie NZKG, heeft de ambitie om een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee ook aan de regionale en nationale economie.

Om de belangrijke waarden in het gebied te versterken zijn een aantal opgaven geformuleerd:

  • Ruimte voor groei van de economie/haven
    Zowel de Amsterdamse haven als het Noordzeekanaalgebied bieden door hun specifieke kenmerken ruimte voor economische groei.
  • Ruimte voor gemengd stedelijke gebieden: De gebieden rond de Zaan en het IJ bieden vanwege de ligging, de nabijheid van Amsterdam, het unieke karakter van het water in de stedelijke gebieden en de ruimte die langzaam ontstaat door transformatie zeer goede kansen voor het aantrekken van (inter)nationale kennismedewerkers.
  • Ruimte voor natuur, landschap en recreatie: De regio wordt gekenmerkt door een rijke verweving van stedelijke gebieden en groen. Het metropolitaan landschap en de stad wisselen elkaar af. In het Noordzeekanaalgebied en in de directe omgeving liggen zeven Natura2000 gebieden. De veenweidegebieden rond Zaanstad en het strand bij IJmuiden en Beverwijk zijn gebieden die beschermde dier- en plantensoorten herbergen en toegankelijk zijn voor recreanten. Met de verdergaande verstedelijking wordt de waarde van en vraag naar gebruiksmogelijkheid van het groen in de MRA belangrijker. Met de (her)ontwikkeling van groengebieden en verbetering van de beleefbaarheid en bereikbaarheid van natuur en/of landbouwgebieden ontstaan aantrekkelijke nieuwe, aanvullende bestemmingen voor recreanten. Ten noorden van het Noordzeekanaal wordt binnen het project 'Tussen IJ en Z' (IJmond - Zaanstad) het agrarisch gebied geschikt gemaakt voor recreatief medegebruik. Kleinschalige landelijk - recreatieve attractiepunten of voorzieningen kunnen samen met bestaande en uit te breiden verbindingen, de recreatieve waarde verhogen en de ontsluiting tussen verschillende recreatieve en Natura2000 gebieden vergroten.
  • Leefbaarheid en milieuruimte: Het NZKG is wat betreft milieuruimte (lucht, water, geluid, externe veiligheid) op sommige plekken een zwaar belaste regio met weinig ruimte. Er is een punt bereikt waarop de spanning tussen het faciliteren enerzijds en de beschikbare milieuruimte anderszijds groot is en tot impasses leidt. De uitdaging is om deze impasses zodanig op te lossen dat tegelijkertijd de gezondheid en de veiligheid van de bewoners en gebruikers van het gebied worden gegarandeerd en nieuwe knelpunten in de toekomst worden voorkomen door bijvoorbeeld gebruik te maken van schone technologieen en het leveren van maatwerk voor ruimtelijk-economische ontwikkelingen en milieuruimte.
  • Bereikbaarheid: Bij eventuele havenontwikkeling moet het provinciale wegennet worden aangepast. Er wordt gewerkt aan snelfietsverbindingen tussen Amsterdam - Zaandam en Haarlem. Dit levert ook een bijdrage aan de recreatieve ontsluiting van Spaarnwoude vanuit het oosten. Daarnaast is ook de fietsverbinding door de IJmond (route Velsen - via de pont - Beverwijk tot in Castricum) van belang.
    De zeewaartse bereikbaarheid van de havens wordt voor de toekomst geborgd door fysieke maatregelen, zoals vervanging en vergroting van de grote sluis in IJmuiden en het brengen van de IJ-geul op diepte. Het gebruik van de oevers voor stedelijke ontwikkeling mag de vaarfunctie niet beperken.

Voor het besluitgebied is met name relevant de ruimte voor gemengd stedelijke gebieden. De beheersverordening gaat uit van de bestaande planologische mogelijkheden en beperkt hierdoor niet het gemengd karakter van het besluitgebied. De beheersverordening vormt daarom geen beperking van de bovengenoemde waarden van het Noordzeekanaalgebied.

3.5 Gemeente

3.5.1 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

Gebiedsprofielen
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit besluitgebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Centrumgebied'. Het centrumgebied is het meest gemengde en stedelijke van alle profielen. De hoge dichtheid, de intensieve menging van diverse functies, die een aantrekkingskracht hebben voor mensen uit de hele stad en soms zelfs in een regionale behoefte voorzien, zijn de belangrijkste kenmerken.

Het vigerend bestemmingsplan biedt reeds diversiteit in functies met het gemengde karakter van de centrumbestemmingen. De beheersverordening neemt deze bestemmingen over en doet daarmee niet af aan de belangrijkste kenmerken van het centrumgebied.

Inverdan nadert voltooiing
In het zicht van 2020 nadert Inverdan haar voltooiing. Hiermee heeft Zaanstad niet alleen een nieuw centrumgebied gerealiseerd, maar ook een statement voor de toekomst gemaakt. Inverdan zal daarom ook na 2020 een belangrijke drager blijven voor het imago en de uitstraling van Zaanstad. Het is daarom essentieel dat dit gebied kwalitatief op peil blijft.

Voor zover het nieuwe centrumgebied nog niet op alle fronten is gerealiseerd, biedt het vigerend bestemmingsplan de mogelijkheden om dit gebied tot het eindbeeld van de structuurvisie te brengen. De structuurvisie benoemt geen nieuwe ontwikkelingen in een doorkijk na 2020 maar benoemt enkel het behouden van de grealiseerde kwaliteiten van het gebied. Gelet hierop is de beheersverordening in overeenstemming met het beleidsmatige toekomstbeeld voor het gebied zoals dit wordt geschetst in de structuurvisie. De beheersverordening is bij uitstek een geschikt instrument voor het waarborgen van de kwaliteiten van een gebied.

Hoofdstuk 4 Thema's

4.1 Geluid

In het bestemmingsplan Inverdan is uitgebreid aandacht besteed aan het aspect geluid. Binnen het plangebied is sprake van industrie-, rail- en wegverkeerslawaai. Deze aspecten zijn in het bestemmingsplan Inverdan getoetst op basis van de Wet geluidhinder die ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan van kracht was. Inmiddels zijn enkele aanpassingen in de Wet geluidhinder aangebracht.

Voor het rail- en het wegverkeerslawaai wordt de geluidbelasting tegenwoordig vastgesteld in een nieuwe dosismaat, namelijk Lden in plaats van Letmaal. Het verschil tussen de oude dosismaat Letmaal en de nieuwe dosismaat Lden is de manier waarop de geluidniveaus van de verschillende etmaalperioden (dag, avond en nacht) worden samengevoegd tot één getal. Globaal gezien levert de Lden voor het geluid van wegverkeer en spoorwegverkeer een ongeveer 2 dB lager waarde op dan de etmaalwaarde. De grenswaarden in de Wet geluidhinder zijn overeenkomstig aangepast, namelijk 2 dB lager. Voor het industrielawaai worden de grenswaarden nog steeds uitgedrukt in Letmaal en zijn de grenswaarden niet aangepast.

Binnen het besluitgebied beheersverordening Inverdan bevinden zich wegen die volgens de Wet geluidhinder een geluidzone hebben van 200 meter (2 baans wegen) tot 350 meter (4 baans wegen). Tevens bevindt zich binnen het besluitgebied de spoorlijn Zaandam – Uitgeest. Deze spoorlijn heeft binnen het besluitgebied een geluidzone van 300 meter. Voor een groot deel van de al gerealiseerde bouwplannen binnen Inverdan is op 21 juni 2006 door de Provincie Noord-Holland een hogere waardenbesluit vastgesteld voor het weg- en het railverkeerslawaai. Nieuwe ontwikkelingen binnen het besluitgebied passen voor een groot deel nog binnen dit hogere waardenbesluit. Voor ontwikkellocaties die niet zijn meegenomen in het hogere waardenbesluit van de Provincie N-H moeten voor het weg- en railverkeerslawaai alsnog hogere waarden worden vastgesteld. Dit is mogelijk, indien voor een nieuwe ontwikkellocatie een omgevingsvergunning bouw wordt aangevraagd.

Daarnaast ligt een klein deel van het bestemmingsplan Inverdan binnen de geluidzones van de industrieterreinen 'Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken' in de gemeente Zaanstad en het industrieterrein 'Westpoort' in Amsterdam. Binnen de geluidzone van het industrieterrein 'Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken' ondervinden de geluidgevoelige bestemmingen geen hogere geluidbelasting dan 50 dB(A). Inmiddels is de geluidzone van het industrieterrein 'Westpoort' door middel van een Provinciaal Inpassingsplan aangepast. Op 2 maart 2015 is het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) “Aanpassing Geluidzones Westpoort en HoogTij” vastgesteld en op 30 september 2015 is na een uitspraak van de Raad van State het PIP onherroepelijk geworden. De geluidzone van 'Westpoort' is kleiner geworden, waardoor een kleiner deel van het besluitgebied beheersverordening Inverdan nog binnen deze geluidzone ligt. Ontwikkelingen die binnen de geluidzones van beide industrieterreinen liggen zullen worden getoetst aan de grenswaarden volgens de Wet geluidhinder.

Conclusie

Ontwikkelingen binnen het besluitgebied beheersverordening Inverdan passen voor het weg- en railverkeerslawaai voor een groot deel binnen het hogere waardenbesluit van 21 juni 2006 van de Provincie Noord-Holland. Voor ontwikkellocaties die niet zijn meegenomen in het hogere waardenbesluit van de Provincie N-H, moeten voor het weg- en railverkeerslawaai alsnog hogere waarden worden vastgesteld. Dit is mogelijk, indien voor een ontwikkellocatie een Omgevingsvergunning bouw wordt aangevraagd.

Voor het industrielawaai worden ontwikkelingen die binnen de geluidzone van het industrieterrein 'Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken' en de aangepaste geluidzone van 'Westpoort' liggen getoetst aan de grenswaarden volgens de Wet geluidhinder. Waar nodig worden in het kader van de Omgevingsvergunning bouw hogere waarden vastgesteld voor het industrielawaai.

4.2 Externe veiligheid

In het bestemmingsplan Inverdan is uitgebreid aandacht besteed aan het aspect externe veiligheid. Binnen het besluitgebied beheersverordening Inverdan hebben zich ten opzichte van de vaststelling van het bestemmingsplan Inverdan met betrekking tot de externe veiligheid enkele veranderingen voorgedaan.

In het bestemmingsplan Inverdan was rekening gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het spoor. De Provincialeweg N203 was destijds opgenomen in de 'Route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen' van de gemeente Zaanstad. Daarnaast was er sprake van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Zaandam – Uitgeest. Deze beide routes liggen in het plangebied van Inverdan. Inmiddels is de Provincialeweg N203 niet meer opgenomen in de 'Route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen' en vindt er over de spoorlijn Zaandam – Uitgeest geen vervoer van gevaarlijke stoffen meer plaats.

Daarnaast bevindt zich aan de Provincialeweg 43 in Zaandam een verkooppunt motorbrandstoffen. Hierbij vond ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan Inverdan tevens verkoop van LPG plaats. Een tankstation met een LPG installatie valt onder het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (BEVI). Deze LPG installatie is inmiddels verwijderd.

Doordat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen meer plaatsvindt over de Provincialeweg N203 en de spoorlijn Zaandam – Uitgeest en de LPG installatie inmiddels is verwijderd vormen deze bronnen geen belemmering meer voor de ontwikkelingen in het besluitgebied Centrum Zaandam.

Binnen het besluitgebied bevindt zich nog 1 bedrijf, dat valt onder het BEVI, namelijk Goglio North BV. Dit bedrijf ligt naast het deelgebied de Overtuinen, waarvoor in het bestemmingsplan Inverdan een uit te werken bestemming is opgenomen. In de uitwerking van het deelgebied Overtuinen moet met de directe aanwezigheid van Goglio North BV rekening worden gehouden.

Conclusie

Doordat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen door het besluitgebied beheersverordening Inverdan meer plaatsvindt en de LPG installatie aan de Provincialeweg 43 is verwijderd, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het besluitgebied.

4.3 Geur

Op 21 mei 2015 is door de raad van de gemeente Zaanstad het huidige geurbeleid vastgesteld. Het beleid is gericht op het voorkomen en beperken van nieuwe geurhinder. Dit geldt zowel voor nieuwe inrichtingen als het wijzigen van bestaande inrichtingen. Tevens geldt dit voor zowel bestaande als nieuwe geurgevoelige objecten. Op termijn is het beleid gericht op het behalen van de streefkwaliteit. Uitgangspunt voor het formuleren van de streefkwaliteit is het streven om de situatie te bereiken dat er geen ernstige geurhinder meer is en het aantal geurgehinderden 12% of minder bedraagt. De streefkwaliteit voor geurbelasting komt overeen met een hedonische waarde van H=-1 als 98-percentiel. Met het begrip hedonische waarde wordt de aangenaamheid of onaangenaamheid van de geur gerelateerd aan de geurconcentratie. Er is sprake van een onaanvaardbare mate van ernstige geurhinder bij geurconcentraties behorende bij een hedonische waarde van meer dan H= -2 als 98-percentiel.

Binnen het besluitgebied beheersverordening Inverdan bevinden zich geen grote geuremitterende bedrijven. Buiten het besluitgebied bevindt zich, ter hoogte van het deelgebied Overtuinen, het geuremitterende bedrijf Verkade. Dit bedrijf heeft met name invloed op het nog uit werken deelgebied Overtuinen en valt niet binnen het besluitgebied.

In een recent geuronderzoek van Verkade zijn een aantal scenario's doorgerekend, waaruit blijkt dat bij het scenario, gebaseerd op de maximale prognose voor de toekomst, het besluitgebied beheersverordening Inverdan net buiten de geurcontour van 2,5 ouE/m3 als 98-percentielwaarde ligt. Verkade viel onder de Bijzondere regeling voor de Beschuit- en banketbakkerijen. Deze Bijzondere regeling is inmiddels opgenomen in het Activiteitenbesluit. In deze Bijzondere regeling was opgenomen, dat het niveau van 12% gehinderden optreedt bij 5 ouE/m3 als 98-percentielwaarde. Bij een geurconcentratie van 2,5 ouE/m3 als 98-percentielwaarde wordt voor Verkade voldaan aan de streefwaarde van 12% geurgehinderden, waardoor ook binnen het besluitgebied overal voldaan aan de streefwaarde.

Daarnaast heeft Verkade op basis van de SBI code 1072 voor geur een richtafstand van 100 meter. Verkade bevindt zich op meer dan 100 meter afstand van het besluitgebied.

Conclusie

Binnen het besluitgebied bevinden zich geen grote geuremitterende bedrijven. Buiten het plangebied bevindt zich het geuremitterende bedrijf Verkade. Dit bedrijf voldoet binnen het besluitgebied Centrum Zaandam aan de streefwaarde van 12% geurgehinderden, waardoor er geen geuroverlast binnen het plangebied te verwachten is. Daarnaast wordt voor het plangebied ten opzichte van Verkade voldaan aan de richtafstand van 100 meter.

Het aspect geur vormt geen belemmering het besluitgebied.

4.4 Luchtkwaliteit

In het bestemmingsplan Inverdan is een uitgebreide motivatie opgenomen voor de luchtkwaliteit. Er vond binnen het plangebied destijds een overschrijding plaats van de grenswaarden, zoals die waren opgenomen in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van de Regeling saldering luchtkwaliteit 2005 was aangetoond, dat er per saldo voor het gehele gebied van Inverdan een verbetering van de luchtkwaliteit was opgetreden. Zowel het Besluit luchtkwaliteit 2005, als de Regeling saldering luchtkwaliteit 2005 zijn inmiddels vervallen.

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • c. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • d. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • e. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • f. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

De gemeente Zaanstad stelt jaarlijks de rapportage voor de luchtkwaliteit op. De berekeningsresultaten voor deze rapportage zijn gegenereerd uit de Monitoringstool van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Uit de meest recente rapportage voor de luchtkwaliteit blijkt, dat nergens binnen de gemeente Zaanstad de grenswaarden voor de luchtkwaliteit, zoals die zijn opgenomen in de Wet luchtkwaliteit, worden overschreden.

  • b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;

Ten behoeve van het bestemmingsplan Inverdan was aangetoond, dat er per saldo voor het gehele gebied van Inverdan een verbetering van de luchtkwaliteit was opgetreden.

  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;

Binnen het bestemmingsplan Inverdan werden naar verwachting ongeveer 1.200 woningen gerealiseerd. Het Besluit 'Niet In Betekenende Mate bijdragen' is hierop van toepassing. In bijlage 3a van de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is als categorie, die in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, aangewezen:

  • woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3000 woningen omvat.

De woningbouwplannen binnen het bestemmingsplan Inverdan vallen binnen deze aangewezen categorie.

  • d. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het plangebied Inverdan is opgenomen in het NSL. Het NSL is een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de decentrale overheden in de gebieden waar de normen worden overschreden. Voor deze gebieden zijn Regionale Samenwerkingsprogramma's Luchtkwaliteit (RSL's) opgesteld die samen met het nationale plan de basis vormen voor het NSL. In de Wet Milieubeheer (hoofdstuk 5) is de wettelijke basis voor het NSL opgenomen. Het NSL bevat alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het betreft ruimtelijke, verkeers- en infrastructurele besluiten en vergunningen voor industriële installaties waarover de overheden een besluit willen nemen. De positieve effecten (maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren) overtreffen de negatieve effecten (ruimtelijke projecten die de luchtkwaliteit verslechteren). Het is in feite een saldering op landelijk niveau.

Aan alle voorwaarden a tot en met d wordt voor het besluitgebied beheersverordening Inverdan voldaan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het besluitgebied.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van het bestemmingsplan Inverdan is destijds een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd naar de bedrijfstypen binnen het plangebied. Hierbij is gebruik gemaakt van een “Lijst van bedrijfstypen”, die gebaseerd is op de Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG, uitgave 2001. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt op de code volgens de Standaard Bedrijfsindeling, de SBI-code. Met behulp van een indeling in categorieën wordt aangegeven of de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteit toelaatbaar kan worden geacht.

Binnen het besluitgebied beheersverordening Inverdan komt voornamelijk detailhandel voor. Verder bevinden zich binnen het plangebied horeca-inrichtingen, kleine bedrijven in categorie 1 en een bioscoop. Voor de huidige situatie zijn de bedrijfstypen niet veranderd. Er heeft hier en daar een wisseling plaatsgevonden van de soorten detailhandel, maar in grote lijnen zijn de bedrijfstypen hetzelfde gebleven. Deze bedrijfstypen bevinden zich in het centrum van Zaandam op de locaties met de bestemming Centrumdoeleinden. Op deze locaties zijn deze bedrijfstypen, afhankelijk van het bestemmingsvlak, algemeen toelaatbaar.

Verder bevinden zich binnen en buiten het besluitgebied enkele grote bedrijven aan de Mauritsstraat. Buiten het besluitgebied in de uit te werken bestemmingen van het bestemmingsplan Inverdan bevinden zich aan de Krimp ook enkele grotere bedrijven. Het betreffen voornamelijk metaalbewerkingsbedrijven en bouwbedrijven. De richtafstand voor deze bedrijven is volgens de genoemde handreiking, op basis van het relevante aspect geluid, 50 tot 100 meter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de richtafstand van deze bedrijven vinden plaats in de gebieden met Uit te werken bestemmingen en vormen voor het besluitgebied beheersverordening Inverdan geen belemmering.

Conclusie

Binnen het besluitgebied komt voornamelijk detailhandel voor. Verder bevinden zich binnen het besluitgebied horeca-inrichtingen en kleine bedrijven in categorie 1 en een bioscoop. Aan de Mauritsstraat bevindt zich binnen en buiten het besluitgebied en op de Krimp buiten het besluitgebied enkele grotere bedrijven, zoals metaalbewerkingsbedrijven en bouwbedrijven. De mogelijke ontwikkelingen binnen de richtafstand van 50 tot 100 meter voor deze bedrijven vinden plaats in gebieden met een uit te werken bestemmingen en vormen voor het besluitgebied geen belemmering.

De bedrijven vormen geen belemmering voor ontwikkelingen binnen het besluitgebied.

4.6 Bodem

Ten behoeve van het bestemmingsplan Inverdan is destijds voor diverse locaties de bodem onderzocht. Hieruit bleek dat binnen het bestemmingsplan lichte tot sterke verontreinigingen van de bodem voorkwam. Met de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan diende hiermee rekening te worden gehouden. Voor de al gerealiseerde bouwlocaties binnen het besluitgebied beheersverordening Inverdan is destijds een verklaring van geen bezwaar afgegeven door de gemeente Zaanstad. Tegenwoordig wordt dit de bodemgeschiktheidsverklaring genoemd.

Voor bouwinitiatieven binnen het besluitgebied wordt op basis van een bodemonderzoek een bodemgeschiktheidsverklaring afgegeven, waarin nadere voorschriften kunnen worden opgenomen. Deze voorschriften worden in dat geval onderdeel van de omgevingsvergunning bouwen. Ditzelfde geldt ook voor gebruikswijzigingen, waarbij het om gevoeligere bestemmingen gaat.

Conclusie

Voor bouwinitiatieven en gebruikswijzigingen binnen het besluitgebied wordt op basis van een bodemonderzoek een bodemgeschiktheidsverklaring afgegeven. In de bodemgeschiktheidsverklaring kunnen nadere voorschriften worden opgenomen die onderdeel van de omgevingsvergunning worden.

4.7 Natuurwaarden

Ten behoeve van het bestemmingsplan Inverdan is destijds een oriënterend onderzoek (quick scan) uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied Inverdan. Er is onderzoek verricht naar de te verwachten natuurwaarden in dit verstedelijkte gebied van Zaandam, zoals de aanwezigheid van beschermde planten, amfibieën, vleermuizen, aanwezige (potentiële) nestplaatsen van Gierzwaluwen, mogelijke aanwezigheid van de Zandhagedis en beschermde vlinders en libellen. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

Uit het onderzoek bleek, dat er beschermende dieren en planten voorkomen binnen het plangebied. Daarnaast bleek uit het onderzoek, dat mitigerende en compenserende maatregelen in het project Inverdan zeker op zijn plaats zijn om de aanwezige kolonies vervangende en alternatieve nest- of verblijfsgelegenheid te bieden bij nieuwbouw. Tijdens de bouw konden hiervoor voorzieningen worden getroffen. In een vervolgonderzoek is vastgesteld dat in 18 panden nestplaatsen aanwezig waren van de Gierzwaluw, namelijk 6 panden aan het Noordsebos en 12 panden aan de Westzanerdijk. Verder was een aantal mogelijke nestplaatsen aan het Noordsebos geconstateerd. Een zekere verblijfplaats van de Gewone dwergvleermuis werd vastgesteld in het pand op Westzanerdijk 80c naast een mogelijke verblijfplaats op het adres Provincialeweg 64. De woningen aan het Noordsebos en de Provincialeweg 64 zijn inmiddels gesloopt. Op een gedeelte van de locatie aan het Noordsebos zullen binnenkort nieuwe woningen worden gerealiseerd. Op deze locatie komen momenteel geen beschermde flora en fauna meer voor, omdat op het terrein romneyloodsen zijn geplaatst die in gebruik zijn als fietsenstalling. Verder zijn op de locatie aan Provincialeweg 64 al ontwikkelingen gerealiseerd. De panden aan de Westzanerdijk liggen niet binnen het besluitgebied.

Bij werkzaamheden aan, of sloop van een bouwwerk dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen en/of vogels in of rond dat bouwwerk. Indien niet is aangetoond dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten als gevolg van de activiteiten wordt mogelijk de Flora- en faunawet overtreden.

Voordat  de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd kan het daarom noodzakelijk zijn om door een deskundige te laten vaststellen of vleermuizen en/of vogels het bouwwerk als verblijfplaats gebruiken, en zo ja wat het feitelijke gebruik van het bouwwerk door de vleermuizen en/of vogels is (winterverblijf, kraamverblijf, paarverblijf). Dit onderzoek bestaat vaak uit twee fasen. De eerste fase heeft tot doel om vast te stellen of de locatie geschikt is voor vleermuizen en/of vogels. In de tweede fase wordt vastgesteld of de vleermuizen en/of vogels ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Indien het doel van het onderzoek is om de daadwerkelijke aanwezigheid van vleermuizen vast te stellen moet rekening worden gehouden met lange onderzoekstijden.

Conclusie

Uit het natuurwaardenonderzoek bleek, dat er beschermende dieren en planten voorkwamen op locaties binnen het plangebied, waar de woningen momenteel al zijn gesloopt. Op deze locaties zijn al ontwikkelingen gerealiseerd of worden binnenkort gerealiseerd, zoals op het voormalige Noordsebos. Op deze locaties komen momenteel geen beschermde flora en fauna meer voor.

Bij werkzaamheden aan, of sloop van een bouwwerk binnen het besluitgebied beheersverordening Inverdan dient wel rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen en/of vogels in of rond dat bouwwerk. Indien niet is aangetoond dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten als gevolg van de activiteiten wordt mogelijk de Flora- en faunawet overtreden

4.8 Water

Gelet op het conserverend karakter van de beheersverordening heeft de wetgever het niet nodig geacht artikel 3.1.6 lid 1 sub b Wro van toepassing te verklaren. Dit artikel bepaalt dat in de toelichting van bestemmingsplannen onder andere moet zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. De wetgever heeft het niet nodig geacht dit een verplicht onderdeel te maken van de beheersverordening omdat de beheersverordening immers geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

In het vigerend bestemmingsplan Inverdan is de waterhuishouding reeds afgewogen. In het kader van de watertoets is de gemeente Zaanstad in overleg getreden met de waterbeheerders, waarvan het gespreksverslag is opgenomen in de bijlage op de toelichting van het plan. Het uitgangspunt van de beheersverordening is het bestaand toegestane planologisch gebruik. Veranderingen in de waterhuishouding ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan worden dan ook niet beoogd en de regels die hier betrekking op hebben blijven ongewijzigd.

4.9 Cultuurhistorische en archeologische waarden

In paragraaf 4.4 van de toelichting van het vigerend plan is reeds een uitvoerig overzicht uitgeschreven van de bestaande cultuurhistorische waarden. De monumentale waarden worden door middel van decentrale en landelijke wetgeving beschermd. De archeologische waarden worden beschermd met een dubbelbestemming in het vigerend plan. Artikel 27 'Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)' van het vigerend plan blijft ongewijzigd van toepassing op het besluitgebied. Dit is in overeenstemming met het uitgangspunt van de beheersverordening om de bestaande rechten en plichten opnieuw van toepassing te verklaren. Er worden dan ook geen wijzigingen beoogd in het niveau van bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen het besluitgebied.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten en haalbaarheid

5.1 Specifieke toelichting op de regels

5.1.1 Inleidende regels

In artikel 1 van de regels zijn de voorschriften, regels, plankaart en verbeelding van de vigerende bestemmingsplannen van toepassing verklaard, alsmede de verleende vrijstellingen, ontheffingen, afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het afwijken. Deze bepalingen sluiten aan bij het uitgangspunt het planologisch bestaand gebruik vast te leggen met de beheersverordening en daarmee de rechten en plichten van de burgers gelijk te houden. Sinds de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Inverdan zijn er besluiten verleend die bouwen en gebruik in strijd met de regels van het plan mogelijk maken. De rechten die voortvloeien uit deze verleende besluiten blijven ook van toepassing.

In artikel 2 van de regels zijn een aantal begrippen gedefinieerd welke in de beheersverordening genoemd worden. In de van toepassing verklaarde vigerende bestemmingsplanregels en voorschriften zijn ook begrippen gedefinieerd. Deze begripsbepalingen blijven van toepassing voor het betreffende bestemmingsplan.

5.1.2 Bestemmingsregels
5.1.2.1 Uit te werken bestemmingen

Uit te werken bestemmingen maken niet rechtstreeks ontwikkelingen mogelijk, hiervoor dient het college eerst in een (uitwerkings-)bestemmingsplan de regels nader uit te werken. De uit te werken bestemmingen bieden het college de mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Het betreft dan nieuwe ontwikkelmogelijkheden, nu het vigerende plan zulke ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk maakt. Derhalve heeft de wetgever het niet mogelijk gemaakt uit te werken bestemmingen op te nemen in de beheersverordening.

Het besluitgebied van de beheersverordening bevat geen gronden waarop in het vigerend plan uit te werken bestemmingen van toepassing zijn. Hiervoor blijft het bestemmingsplan Inverdan vigerend. Nu binnen het besluitgebied geen gronden zijn opgenomen met uit te werken bestemmingen, vervallen de bijbehorende bestemmingsregels.

5.1.2.2 Wijzigingsbevoegdheden

Hoewel anders van karakter geeft de raad met wijzigingsbevoegdheden het college ook een bevoegdheid tot het vaststellen van een (wijzigings-)bestemmingsplan binnen de gestelde kaders. Met een wijzigingsbevoegdheid kan het college onder andere nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken, waarin het bestemmingsplan nu niet rechstreeks voorziet. De wetgever heeft het daarom niet mogelijk gemaakt de wijzigingsbevoegeheden op te nemen in de beheersverordening. De wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan Inverdan komen voor het besluitgebied dan ook te vervallen.

5.1.2.3 Kruisverwijzingen tussen bestemmingen

De doeleindenomschrijving in het vigerend plan van nieuw te projecteren woningen en nieuw te realiseren bruto-oppervlak van kantoren kent een optelsom die de bestemmingen overstijgt. Binnen de bestemming Uit te werken gemengde doeleinden en Centrumdoeleinden A mag het aantal nieuw te projecteren woningen ten hoogste 3.000 bedragen. Het maximaal nieuw te realiseren bruto-oppervlak kantoren van 60.000 m2 kent een verlijkbare optelsom over de bestemmingen Uit te werken Gemengde Doeleinden, Uit te werken Kantoordoeleinden en de bestemmingen Centrumdoeleinden B t/m D. Doordat de uit te werken bestemmingen niet binnen het besluitgebied vallen, worden de regels van het bestemmingsplan Inverdan tekstueel aangepast. Met de wijzigingen wordt verwezen naar de uit te werken bestemmingen van het bestemmingsplan Inverdan zoals dat gedeeltelijk vigerend blijft naast de beheersverordening. De optelsom verandert hierdoor niet.

De tekst van het bestemmingsplan Inverdan voor het deel dat niet binnen het besluitgebied ligt kan met de beheersverordening niet worden aangepast. Het betreft de uit te werken bestemmingen welke ook de bovenstaande optelsom kennen. Binnen deze bestemmingen zijn ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk. Het college dient eerst een (uitwerkings-)bestemmingsplan vast te stellen. Om de volgende redenen voorkomt die tussenstap dat er mogelijke onbedoelde afwijkingen in de optelsom plaatsvinden.

  • Bij het opstellen van een (uitwerkings-)bestemmingsplan is de goede ruimtelijke orde het uitgangspunt. In dit kader ligt het voor de hand dat de optelsombepaling wordt toegepast zoals de raad dat heeft beoogd, door ook de bestemmingen mee te tellen die zijn opgenomen in de beheersverordening. De optelsom blijft hierdoor ongewijzigd.
  • Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Inverdan zijn de eisen aan de goede ruimtelijke ordening aangescherpt. In dit kader is het vereist met de Ladder van duurzame verstedelijking de nieuw te realiseren functies af te wegen tegen de actuele regionale behoefte voor die functies. Hiermee wordt voorkomen dat er een overschot op functies ontstaat met leegstand tot gevolg. De ladder is onder meer van toepassing op de kantoorfunctie en de woonfunctie.
  • Gelet op het tijdstip waarop de huidige norm is vastgelegd in het bestemmingsplan (twee jaar voor de economishe crisis), is de verwachting dat de huidige norm in het bestemmingsplan voor nieuw te realiseren kantoren (maximaal bruto-oppervlak van 60.000m2, eenmalig uit te breiden met 30.000m2) niet overeenkomt met de actuele regionale behoefte. Het maximum nieuw te realiseren oppervlak aan kantoren wordt daarom enerzijds begrensd omdat de optelsom toegepast moet worden zoals de raad dit heeft beoogd en anderzijds door de afweging in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking.
  • Het maximaal aantal nieuw te projecteren woningen wordt begrensd in de specifieke bepalingen van de bestemmingsvlakken van de uit te werken bestemmingen. Hiernaast dient ook deze optelsom toegepast te worden zoals de raad dit heeft beoogd.

5.1.3 Algemene regels
5.1.3.1 Parkeerbepaling

Stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerbepaling) in de bouwverordening vormen geen toetsingskader meer voor een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen. Bestaande vigerende plannen vallen onder het overgangsrecht, zodat de parkeerbepaling hier wel op van toepassing blijft. Met het opnieuw van toepassing verklaren van het bestemmingsplan Inverdan wordt echter een nieuw planologisch kader vastgesteld: de beheersverordening. Deze valt niet meer onder dat overgangsrecht.

Om die reden is het noodzakelijk in de beheersverordening een bepaling op te nemen die het mogelijk maakt een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen te toetsen aan het Zaanse parkeerbeleid. Gekozen is voor een dynamische verwijzing, zodat een aanpassing van de 'Parkeernota gemeente Zaanstad 2013' ook van toepassing is voor het besluitgebied. De bestaande rechten en plichten van de burgers veranderen hiermee niet. In de oude situatie wordt hetzelfde parkeerbeleid getoetst op grond van de bouwverordening.

5.1.3.2 Anti-dubbeltelbepaling

De Eerste partiële herziening vervangt met artikel XI de anti-dubbeltelbepaling in het bestemmingsplan Inverdan. Deze bepaling komt reeds overeen met de wettelijk vastgelegde tekst en hoeft daardoor niet in de beheersverordening herhaald te worden.

5.1.4 Overgangs- en slotregels

De wetgever heeft in artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaald dat in de beheersverordening moet worden voorzien in overgangsrecht, zoals dit in artikelen 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld. De in de beheersverordening opgenomen overgangsregels sluiten hierbij aan.

Omdat de beheersverordening in overgangsregels voorziet, kunnen de overgangsregels uit het bestemmingsplan Inverdan en de Eerste partiële herziening komen te vervallen.

5.2 Haalbaarheid

In de Wet ruimtelijke ontwikkeling (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen, waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken.

Naast de grondexploitatieregeling biedt de wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk.

Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen of wijzigingsbevoegdheden. Een exploitatieplan hoeft ook niet opgesteld te worden als het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden.

De beheersverordening is conserverend van karakter en verklaart enkel het bestaand planologisch toegestane gebruik opnieuw van toepassing. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Zoals bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen bestaat ook bij een conserverende beheersverordening geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan.