direct naar inhoud van Regels
Plan: Zaandam, Westzijde 124-132
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3811BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3811BP-0301 van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.7 Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 Archeologische waarde

Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingsbeeld

Het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door de langs een wegzijde of binnen een cluster aanwezige gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte-, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten).

1.13 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

1.14 Bestaande bebouwing / bouwwerken

Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.

1.15 Bed and Breakfast

Toegestaan gebruik dat hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 bedden.

1.16 Bestaand gebruik

Gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingstreding van het bestemmingsplan.

1.17 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.

1.18 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 BEVI-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 Bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 Bouwgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.24 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Deze zijn aan te merken als bijzondere bouwlaag.

1.25 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, samenvallend met een kadastraal perceel of met aan dezelfde eigena(a)r(en) toebehorende kadastrale percelen, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.27 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.29 Brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc..

1.30 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de nok is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.32 Dakloggia

Een 'omgekeerde' dakkapel.Dit is geen uitbouw van, maar een uitsparing in de kap.

1.33 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.34 Dakvlak

Een hellend vlak in een dak.

1.35 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.36 Dienstverlening

Zakelijke, consumentverzorgende en maatschappelijke dienstverlening.

1.37 Eerste bouwlaag (of plint)

De bouwlaag op de begane grond.

1.38 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.39 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 Geluidgevoelige functies

Bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.41 Geluidgevoelig object

Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.42 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oever-, groenvoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.43 Groepsrisico

Cumulatieve kansen op overlijden per jaar van een groep personen zoals gedefinieerd in het Bevi, Bevb of Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen.

Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het rijksbeleid dat niet alleen de kans op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappij ontwrichtende gevolgen daarvan.

1.44 Grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.45 Hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.46 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 Horecabedrijf

Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.

1.48 Huisgebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.49 Huisgebonden beroep

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.50 Kamerverhuur

Het bewonen van een deel van een woning, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijke huishouding te voeren.

1.51 Kap

Een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoekminimaal 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.

1.52 Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.53 Mantelzorg

Het bieden van langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.54 Meetverschil

Een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.

1.55 Nok

Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.

1.56 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.57 Oevervoorziening

De grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein.

1.58 Ondergeschikte bouwdelen

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • b. ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.59 (Openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorbouwwerken, gasreduceerstations, pompstations, schakelbouwwerken, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, sluizen, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

1.60 Openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.61 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.62 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.63 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.

1.64 Peil
  • a. voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  • b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  • c. voor een bouwwerk op en perceel waarvan de toegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.65 Planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132.

1.66 Speeltoestel

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.

1.67 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

1.68 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.69 Steiger

Constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere pleziervaartuigen.

1.70 Straatmeubilair

De op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.71 Supermarkt

Een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.

1.72 Verbeelding

Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.

1.73 Verkeersvoorzieningen

Rotondes, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, viaducten, geluidschermen, bushaltes, verkeersontsluiting, parkeervoorzieningen, verkeerslichten, lantaarnpalen en fietsenstallingen.

1.74 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.75 Voorgevel(rooi)lijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.76 Waterkering

Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.

1.77 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verbandhoudend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.78 Weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.79 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.

1.80 Zendmast

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

1.81 Zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.3 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.5 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.6 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. cultuur en ontspanning;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen;
  • e. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis gebonden beroep of activiteit en bed and breakfast mogelijkheden;
  • f. mantelzorg;
  • g. onder- en bovengrondse afvalcontainers;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. wegen (ontsluiting), voet- en fietspaden;
  • j. erven, tuinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. (on)gebouwde parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en manoeuvreerruimtes;
  • l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;
  • m. de functies zoals bedoeld onder a t/m d uitsluitend zijn toegestaan indien zij voorkomen in categorie A, B1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage 1).
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduidingen 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage per bouwperceel toegestaan;
  • d. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient de voorgevel van de gebouwen op of evenwijdig aan deze gevellijn te worden gebouwd;
  • e. voor aaneengebouwde gebouwen geldt dat de bouwdiepte niet meer dan 15 meter mag bedragen;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde sub d mag de voorgevelrooilijn uitsluitend worden overschreden door een erker, met dien verstande dat:
    • 1. een erker is alleen toegestaan wanneer er sprake is van een vlakke voorgevel;
    • 2. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 3. de voorzijde van de erker mag niet meer dan 50% van de diepte van de afstand tussen de voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens beslaan met een maximum van 1,5 meter;
    • 4. de hoogte van de erker mag niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter;
    • 5. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker.
  • h. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
    • 2. de zijkant meer dan 0,50 meter van de woningscheidende muur of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    • 3. de bovenkant meer dan 0,50 meter van de nok is gelegen;
    • 4. de voet tussen 0,50 meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
    • 5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de voorgevel met een maximum van 4,50 meter dan wel
      • 70% van de zij- en achtergevel;
    • 6. niet meer dan twee dakkapellen per dakvlak van de woning zijn toegestaan;
    • 7. bij het bouwen van een tweede dakkapel of twee dakkapellen op een dakvlak deze op een lijn en met een minimale tussenruimte van 0,60 meter gebouwd moeten worden.
  • i. het oprichten van woningen, of andere geluidsgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer, niet meer bedraagt dan:
    1.   de voorkeursgrenswaarde, dan wel;  
    2.   de door burgemeester en wethouders maximaal vastgestelde hogere waarde.  
    Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd.  
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 2' is het bouwen, zoals bedoeld in lid 3.2 alleen dan toegestaan als de noodzakelijke verkeersaansluiting van achterliggende woningen op de Westzijde is/zijn gerealiseerd dan wel een tracé is gereserveerd, met dien verstande dat:
    • 1. de bepaling onder sub j buiten toepassing blijft indien de verkeersontsluiting op een andere wijze is gegarandeerd in een overeenkomst of in een ander ruimtelijk besluit.
  • k. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 0,5 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor aaneengebouwde woningen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de voorgevel worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 meter;
  • d. bij een hoofdgebouw met kap ligt de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk minstens 1,50 meter onder de nok van de woning;
  • e. het maximale bebouwingspercentage van het achtererfgebied bedraagt 50%, tot een maximum van 75 m2 per woning;
  • f. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw;
  • g. de maximale breedte van naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5 meter;
  • h. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
    • 2. de zijkant meer dan 0,5 meter van de erfgrens of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    • 3. de bovenkant meer dan 0,5 meter van de nok is gelegen;
    • 4. de voet tussen 0,5 meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
    • 5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de voorgevel met een maximum van 4,5 meter dan wel
      • 70% van de zij- en achtergevel;
    • 6. niet meer dan twee dakkapellen per dakvlak zijn toegestaan;
    • 7. bij het plaatsen van twee dakkapellen op een dakvlak deze op één lijn en met een minimale tussenruimte van 0,6 meter gebouwd moeten worden.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen gelegen vóór (het verlengde) van voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 4,5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken met betrekking tot dakkapellen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder g en lid 3.2.2 onder h voor het bouwen van een dakkapel.

3.3.2 Afwijken met betrekking tot dakterrassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en lid 3.2.2 onder c en d voor het bouwen van een dakterras, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het dakterras wordt vanuit de woning ontsloten;
  • b. op het dakvlak zijn alleen bouwwerken toegestaan in de vorm van een terrasafscheiding;
  • c. de bouwhoogte van de onder sub b bedoelde bouwwerken is maximaal 1,5 meter;
  • d. als de zijgevel gericht is naar het openbaar toegankelijk gebied, liggen de in sub b bedoelde bouwwerken en het dakterras minstens 1 meter terug ten opzichte van de zijgevel;
  • e. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en vanuit een kap wordt ontsloten, is de toegang geregeld via een dakkapel of dakloggia;
  • f. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en het terras vanuit een rechte gevel wordt ontsloten, is de toegang geregeld via de bestaande, eventueel aangepaste gevel zonder verdere uitbreidingen.
3.3.3 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 3.3.1 en 3.3.2 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend toegepast nadat er is getoetst aan de redelijke eisen van welstand;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebouwtypologie;
    • 3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 4. het openbare karakter van het aangrenzende gebied;
    • 5. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2;
  • c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd bed and breakfast tot een maximum van 6 slaapplaatsen in de woning of in aangebouwde bijbehorende bouwwerken en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. het beroep of bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden;
  • b. laad- en losvoorzieningen en manouvreerruimtes;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen op on- en/ of verhard terrein;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximum bouwhoogte speeltoestellen/ - voorzieningen en ballenvangers: 5 meter;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van verkeer, kunstobjecten en lichtmasten: 10 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis gebonden beroep of activiteit en bed and breakfast mogelijkheden;
  • b. ontsluitingswegen, voet- en fietspaden;
  • c. erven, tuinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. mantelzorg;
  • e. (on)gebouwde parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en manoeuvreerruimtes;
  • f. onder- en bovengrondse afvalcontainers;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient de achtergevel van de woningen binnen een afstand van maximaal 2 meter van de gevellijn gebouwd te worden;
  • d. de woningen mogen zowel vrijstaand als aan elkaar worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage per bouwperceel toegestaan;
  • g. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
    • 2. de zijkant meer dan 0,50 meter van de woningscheidende muur of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    • 3. de bovenkant meer dan 0,50 meter van de nok is gelegen;
    • 4. de voet tussen 0,50 meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
    • 5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de voorgevel met een maximum van 4,50 meter dan wel
      • 70% van de zij- en achtergevel;
    • 6. niet meer dan twee dakkapellen per dakvlak van de woning zijn toegestaan;
    • 7. bij het bouwen van een tweede dakkapel of twee dakkapellen op een dakvlak deze op een lijn en met een minimale tussenruimte van 0,60 meter gebouwd moeten worden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 1' is het bouwen, zoals bedoeld in lid 5.2 alleen dan toegestaan als de noodzakelijke verkeersaansluiting op de Westzijde is gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan één aansluiting op de Westzijde is toegestaan;
    • 2. het tracé tenminste 3,5 m breed;
    • 3. de bepaling onder sub h buiten toepassing blijft indien de verkeersontsluiting op een andere wijze is gegarandeerd in een overeenkomst of in een ander ruimtelijk besluit.
  • i. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 1,5 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor aaneengebouwde woningen.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de voorgevel worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 meter;
  • d. bij een hoofdgebouw met kap ligt de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk minstens 1,50 meter onder de nok van de woning;
  • e. het maximale bebouwingspercentage van het achtererfgebied bedraagt 50%, tot een maximum van 75 m2 per woning;
  • f. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw;
  • g. de maximale breedte van naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5 meter;
  • h. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
    • 2. de zijkant meer dan 0,5 meter van de erfgrens of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    • 3. de bovenkant meer dan 0,5 meter van de nok is gelegen;
    • 4. de voet tussen 0,5 meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
    • 5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de voorgevel met een maximum van 4,5 meter dan wel
      • 70% van de zij- en achtergevel;
    • 6. niet meer dan twee dakkapellen per dakvlak zijn toegestaan;
    • 7. bij het plaatsen van twee dakkapellen op een dakvlak deze op één lijn en met een minimale tussenruimte van 0,6 meter gebouwd moeten worden.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen gelegen vóór (het verlengde) van voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 4,5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. steigers en vlonders mogen maximaal 6 meter breed en 1 meter diep zijn.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken met betrekking tot dakkapellen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder g en lid 5.2.2 onder h voor het bouwen van een dakkapel.

5.3.2 Afwijken met betrekking tot dakterrassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder e en lid 5.2.2 onder c, d en f voor het bouwen van een dakterras, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het dakterras wordt vanuit de woning ontsloten;
  • b. op het dakvlak zijn alleen bouwwerken toegestaan in de vorm van een terrasafscheiding;
  • c. de bouwhoogte van de onder sub b bedoelde bouwwerken is maximaal 1,5 meter;
  • d. als de zijgevel gericht is naar het openbaar toegankelijk gebied, liggen de in sub b bedoelde bouwwerken en het dakterras minstens 1 meter terug ten opzichte van de zijgevel;
  • e. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en vanuit een kap wordt ontsloten, is de toegang geregeld via een dakkapel of dakloggia;
  • f. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en het terras vanuit een rechte gevel wordt ontsloten, is de toegang geregeld via de bestaande, eventueel aangepaste gevel zonder verdere uitbreidingen.
5.3.3 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 5.3.1 en 5.3.2 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend toegepast nadat er is getoetst aan de redelijke eisen van welstand;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebouwtypologie;
    • 3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 4. het openbare karakter van het aangrenzende gebied;
    • 5. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2;
  • c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd bed and breakfast tot een maximum van 6 slaapplaatsen in de woning of in aangebouwde bijbehorende bouwwerken en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. het beroep of bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.
5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden van:
    • 1. schepen anders dan ten behoeve van het gebruik ten dienste van de bestemming dan wel het gebruik van de aangrenzende gronden;
    • 2. woonschepen.
  • b. het belemmeren van een vlotte, veilige, doelmatige en milieuvriendelijke afwikkeling van het scheepvaartverkeer en instandhouden van de oevers.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

6.2 Bouwregels
6.2.1 Vaststelling archeologische waarden

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

6.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld in lid 6.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of (te laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.3 Uitgezonderde bouwwerken

Het bepaalde in lid 6.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • c. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • d. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,50 meter onder het maaiveld;
  • e. de bouw van een bouwwerk waarvan de maximale of totale oppervlakte kleiner is dan 50 m2;
  • f. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;
  • g. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
6.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 50 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 50 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 50 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 50 cm.
6.4.2 Uitzondering

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder dan 50 m2 bedraagt.
6.4.3 Vergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 6.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

6.4.4 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. dijklichaam;
  • b. water met een functie voor de waterhuishouding, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige werken en waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  • c. oeverstroken, oevervoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  • d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  • e. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 meter;
  • b. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan.

7.3.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 7.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de dijk. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 800 m2;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • d. het graven, dempen, verbreden of verdiepen van waterlopen, waterpartijen en andere wateren;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het verwijderen van bomen, houtgewas, de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
7.4.2 Uitzondering

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
7.4.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend, indien:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto’s en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en/of bebouwing zonder dat op de desbetreffende locatie, of in de directe omgeving daarvan, in/of buiten het plangebied in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gelaten, zoals bedoeld in de "Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016" of zoals deze nadien is gewijzigd;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  • e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemmingen;
  • g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
  • h. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van vuurwerkbedrijven of als een opslagplaats van vuurwerkverkoop;
  • i. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • j. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit M.e.r. 1994;
  • k. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • l. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  • m. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor bed and breakfast, mantelzorg en als zorgwoning;
  • n. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderzins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  • a. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages uitgezonderd afmetingen van parkeervakken;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m2 worden gebouwd;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  • d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  • f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • g. wordt afgeweken van de daarin opgenomen verplichting tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid op de desbetreffende locatie, of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied.
11.2 Voorwaarden

De afwijking kan slechts worden verleend :

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. indien wordt voldaan aan het bepaalde in de Parkeernota Zaanstad 2013, of zoals deze nadien is gewijzigd.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage 1) bedrijven kunnen worden toegevoegd;

in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage 1) bedrijven opgenomen kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie, waarbij geldt dat:

    • 1. de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de wel in de betrokken Staat van Bedrijfsactiviteiten- functiemenging opgenomen bedrijven; dan wel
    • 2. op grond van bijvoorbeeld technische ontwikkelingen in een andere categorie kan worden ingedeeld.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  • b. airco-installaties, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, schoorstenen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • d. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
13.2 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a, met maximaal 10%.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zaandam, Westzijde 124-132.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 maart 2017.