direct naar inhoud van Regels
Plan: Omgeving Nauerna
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3781BP-0302

Regels

Deze versie(NL.IMRO.0479.STED3781BP-0302) van het bestemmingsplan Omgeving Nauerna is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1. Daardoor zijn aanpassingen doorgevoerd in artikel 3.3 onder b, in artikel 7.1 onder a, b, d en f en in artikel 7.2.2.  

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Omgeving Nauerna met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3781BP-0302 van de gemeente Zaanstad;

1.2 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.3 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

1.9 Bedrijf

Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.10 Beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. bedrijfswoningen die niet behoren tot de bevi-inrichting;
  • c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 Extensieve dagrecreatie

Niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, picknicken, zwemmen en natuurobservatie.

1.15 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 Geluidgevoelig object

Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.17 Groenvoorzieningen

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.18 Kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren;
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.19 Nautische Verkeersvoorzieningen

Een verkeersvoorziening ten behoeve van het scheepvaartverkeer.

1.20 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.21 Ondergeschikte bouwdelen

De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • b. aircoinstallaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • c. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.22 Peil

Onder het peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  • b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.23 Recreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve extensieve dagrecreatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, route- en informatieborden en banken.

1.24 Schip

Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.

1.25 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, zoals speeltoestellen, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en ouderen en sport- en speelplaatsen/-terreinen/ -tuinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, (verharde) skatebanen, sport- en spelattributen/- toestellen (doelwanden, basketbalpalen, ballenvangers, beweegtoestellen etc.) en trapvelden.

1.26 Tuin

een al dan niet omheind stuk grond meteen groen karakter, verharde oppervlakten en/of water waarin, ingevolge en overeenkomstig  artikel 8 Tuin, de daar genoemde functies en voorzieningen zijn toegestaan. Dit stuk grond is niet openbaar toegankelijk.

1.27 Verkeersvoorzieningen

Wegen, rotondes, bruggen, viaducten, geluidschermen, manoeuvreerruimtes enz.

1.28 Waterkering

Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.29 Waterstaatkundige werken

Werken, daaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat en waterhuishouding, zoals waterkeringen, dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, palen, gemalen, stuwen en duikers, uitgezonderd steigers.

1.30 Windturbine

Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.3 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.7 Hoogte van opslag

Vanaf het peil.

2.8 Hoogteligging van een vlak

Vanaf 0 N.A.P.

2.9 Hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.10 Minimum bouwhoogte:

Vanaf het peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van het gehele gebouw aan deze minimumhoogte moet voldoen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' (sb-1) een afvalbe- en verwerkingsbedrijf, met de volgende bedrijfsactiviteiten, zoals omschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', 2009:

SBI-code (SBI 2008)   Omschrijving   Milieucategorie  
381-C
 
Vuiloverslagstation   4.2  
383200-A1   Puinbrekerijen met verwerkingscapaciteit kleiner dan 100.000 ton/jaar   4.2  
383200-C
 
Afvalscheidingsinstallaties   4.2  

  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' (ll) een laad- en loswal ten behoeve van de onder artikel 3.1 onder a genoemde bedrijfsactiviteiten en, tot uiterlijk 1 april 2022, ten behoeve van de tijdelijke stortactiviteiten zoals bepaald in artikel 7.3 en 8.3;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (op) en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' (sb-1) opslag van materialen voor en van de afvalbe- en –verwerking; onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats;
  • d. onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats;


Met daarbij behorende:

  • e. laad- en losvoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving van 11.1;
  • k. leidingen en andere voorzieningen voor onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats, uitgezonderd waterzuiverings- en stortgasonttrekkingsinstallaties;
  • l. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwde oppervlak van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 30.000 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' (ll) mag de maximum bouwhoogte van kranen niet meer bedragen dan 30 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' (ll) zijn lichtmasten ten behoeve van laad- en losactiviteiten toegestaan met een maximum bouwhoogte van 20 meter;
  • d. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. voor bruggen en steigers gelden de regels zoals genoemd in artikel 11.2
  • f. de maximum bouwhoogte van overige bebouwing mag niet meer bedragen dan 15 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. de gronden ter plaatse van de aan duiding '(op)' mogen naast de in artikel 3.1 lid c toegestane opslag verder slechts worden gebruikt voor transportbanden voor vervoer van opslagmaterialen, verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen en voorzieningen, zoals genoemd in lid 3.1 onder g;
  • b. tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving zoals genoemd in artikel 3.1 onder c, wordt in elk geval aangemerkt (tijdelijke) opslag tot een hoogte van 20 meter.
    Hierbij geldt na 1 april 2022 het volgende: Het realiseren of het in stand houden van een (tijdelijke) opslag die hoger is dan 10 m is uitsluitend toegestaan indien vóór het aanleggen dan wel het in stand houden van de opslag de boombeplanting in de hierna genoemde zones is geplant en vervolgens in stand wordt gehouden. De in de vorige zin bedoelde zones zijn gelegen in de bestemming Recreatie ten noorden van de bestemming Tuinen aan de oostkant en noordkant van bestemming Bedrijf. De zone langs de oostkant van de bestemming Bedrijf is in het zuiden ten minste 13 m en in het noorden ten minste 9,7 m breed. De zone langs de noordkant van de bestemming Bedrijf is aan de oostkant ten minste 5,5 m breed en aan de westkant ten minste 36 m breed;
    ( Opmerking: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1 bepaald dat dit vetgedrukte tekstdeel wordt toegevoegd)
  • c. de maximum hoogteligging van het vlak (m), inclusief leeflaag, mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a om bedrijfsactiviteiten toe te laten uit één of meer categorieën hoger dan de in lid 3.1 onder a genoemde categorieën voor zover die activiteiten:

  • a. naar aard vergelijkbaar zijn met en aansluiten op de afvalbe- en verwerkingsactiviteiten die toegestaan zijn in lid 3.1 onder a en
  • b. naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 3.1 onder a toegelaten bedrijfsactiviteiten.
3.4.2 Voorwaarden

Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 3.4.1 dient geen blijvende of onevenredige afbreuk te worden gedaan aan het woon- en leefmilieu.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat na beëindiging van de bestemde bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in 3.1 de bestemming komt te vervallen en het bedrijfsterrein wordt toegevoegd aan de gronden met de bestemming Recreatie, dan wel een bestemming krijgt die aansluit bij de bestemming Recreatie van het park.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' (wt) tevens voor een windturbine;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' (zo) tevens een zend- en ontvangstinstallatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw) tevens voor (behoud van) cultuurhistorische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-1 (sg-1) tevens een aannemersbedrijf met werkplaats met een bedrijfsoppervlak kleiner dan 1000 m2, SBI-code 41, 42, 43 - 3 , zoals omschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering, 2009';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p) tevens een parkeerterrein;
  • g. water zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving in artikel 11.1;
  • h. nautische verkeersvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen en kunstobjecten;
  • j. (onverharde) wegen, fiets- en voetpaden;
  • k. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in artikel 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte van de nautische verkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' (wt) geldt dat de hoogte van een windturbine (incl. tiphoogte) niet meer mag bedragen dan 150 m;
  • c. voor bruggen en steigers gelden de regels zoals genoemd in artikel 11.2;
  • d. de maximum bouwhoogte overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Het maximum aantal parkeerplaatsen mag niet meer bedragen dan het aantal zoals aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p).

Artikel 5 Kantoor

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren voor het afvalbe- en verwerkingsbedrijf dat gesitueerd is op de bestemming Bedrijf;
  • b. onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats.

met de daarbij behorende:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. leidingen en andere voorzieningen voor onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats, uitgezonderd waterzuiverings- en stortgasonttrekkingsinstallaties;
  • h. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend bebouwing worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' (sba-1) mag de maximum bouwhoogte van niet meer bedragen dan 30 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van overige bebouwing mag niet meer bedragen dan 15 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

De maximum hoogteligging van het vlak (m), inclusief leeflaag, mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden die gerelateerd zijn aan grondgebonden agrarische veehouderij en landschappelijke waarden;
  • b. behoud, herstel, en/of ontwikkeling van de waarden van veenweidegebieden zoals:
    • 1. grote openheid van het landschap;
    • 2. weidevogelleefgebied;
    • 3. de oorspronkelijke veenbodem;
    • 4. de historische ontginningsstructuur (wijze van verkaveling en de loop van de watergangen);
    • 5. met inbegrip van archeologische en cultuurhistorische waarden;
  • c. grondgebonden agrarische veehouderij waarbij deze ten dienste staat van de waarden en doeleinden die genoemd worden onder a en b;
  • d. water zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving in artikel 11.1;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' (rbk), tevens voor een (paarden)rijbak;
  • f. paden;
  • g. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de waarden genoemd onder lid 6.1 onder a en b mogen niet worden aangetast;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' gelden de volgende regels:
    • 1. de rijbak moet zo dicht mogelijk achter de bestaande bebouwing gerealiseerd worden, grenzend aan de eigen woonbestemming;
    • 2. de voorziening mag minimaal 400 m2en maximaal 1200 m2 bedragen;
    • 3. de afstand tussen rijbak en woning van derdern moet minimaal 25 m bedragen;
    • 4. bij de rijbak mogen geen lichtmasten en/of hekwerken worden geplaatst;
    • 5. de rijbak mag alleen omheind worden met een aarden walletje van maximaal 60 cm hoog of afgezet worden met linten.
  • c. voor steigers en bruggen gelden de regels zoals genoemd in artikel 11.2;
  • d. erf- en terreinafscheidingen als ook overkappingen zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren, waaronder in ieder geval begrepen:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van dammen, kades en/of duikers, vlonders en schoeiingen;
  • c. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van bomen, hoog opgaande beplanting of laanbeplanting;
  • f. het verleggen, graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • g. het verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • h. het uitvoeren van werken die realisatie van nieuwe peilaanpassingen mogelijk maken;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • j. het aanleggen van opslag- of stortplaatsen;
  • k. het scheuren van grasland;
  • l. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden;
  • m. verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren.
6.3.2 Uitzondering

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. activiteiten betreffen die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer en/of het landschapsonderhoud;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
6.3.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting van natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van Nationaal Landschap Laag Holland zoals grote openheid van het landschap, weidevogelgebied, veenpakketten, historische watergangen, archeologische en cultuurhistorische waarden;
  • c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit en advies is ingewonnen bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de agrarische bedrijfsvoering;
  • e. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan';
  • f. een ophoging uitsluitend noodzakelijk is in verband met het herstel van veenscheuren, het op de hoogte houden van kaden rond percelen of het compenseren van verzakkingen;
  • g. het verleggen, graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterlopen en/of waterpartijen, plassen, sloten of andere watergangen noodzakelijk is voor waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit.

Artikel 7 Recreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. extensieve dagrecreatie met dien verstande dat dit artikelonderdeel niet geldt voor de gronden bovenop de stortplaats Nauerna;
  • b. recreatieve voorzieningen met dien verstande dat dit artikelonderdeel niet geldt voor de gronden bovenop de stortplaats Nauerna ;
  • c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van waarden van natuur en landschap;
  • d. wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden met dien verstande dat dit artikelonderdeel niet geldt voor de gronden bovenop de stortplaats Nauerna ;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen met dien verstande dat dit artikelonderdeel niet geldt voor de gronden bovenop de stortplaats Nauerna ;
  • g. onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats en bijbehorende leidingen en andere voorzieningen, uitgezonderd waterzuiverings- en stortgasonttrekkingsinstallaties;
  • h. water zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving in 11.1;
  • i. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

Opmerking :
De vet weergegeven tekstdelen in artikel 7.1 volgen uit de gedeeltelijke vernietiging van de leden a, b, d en f door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1.

In de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onderdeel V van de beslissing de volgende voorlopige voorzieningen getroffen :

a. dat geen feitelijke werkzaamheden mogen worden verricht ten behoeve van de aanleg van fase 2 en 3 van Park Nauerna die het aanbrengen van een eventuele bovenafdichting verhinderen;

b. dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] en artikel 7, lid 7.1 onder a, b, d en f, en lid 7.2.2, van de planregels van kracht blijven voor de gronden waarvoor fase 1 van Park Nauerna ten tijde van deze uitspraak feitelijk voor recreatie was opengesteld.

In dezelfde uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onderdeel VI van de beslissing bepaald dat de hiervoor genoemde voorlopige voorzieningen vervallen op het moment van inwerkingtreding van het door de raad van de gemeente Zaanstad nieuw te nemen besluit inzake de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] artikel 7, lid 7.2.2 en lid 7.1 onder a, b, d en f.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 1%;
  • b. de maximum bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van een observatiepunt mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken (inclusief erf- en terreinafscheidingen) mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. voor bruggen en steigers gelden de regels zoals genoemd in artikel 11.2 .
7.2.2 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] geldt dat na het beëindigen van de stortactiviteiten, voordat de gronden gebruikt mogen worden voor recreatie zoals bedoeld in lid 7.1:

  • a. door middel van onderzoek moet worden aangetoond dat de veiligheid om veilig te kunnen recreëren gewaarborgd is;
  • b. indien uit het onderzoek, zoals bedoeld in lid 7.2.2 onder a blijkt dat maatregelen moeten worden getroffen om veilig recreëren mogelijk te maken, deze maatregelen moeten worden uitgevoerd, voordat de gronden openbaar toegankelijk worden en vervolgens in stand moeten worden gehouden;
  • c. hekwerken moeten worden geplaatst en in stand moeten worden gehouden tussen het ingerichte recreatiegebied en het deel van de stortlocatie waar nog gestort wordt;
  • d. hekwerken moeten worden geplaatst en in stand moeten worden gehouden tussen de gronden met de bestemming 'Bedrijf' en de gronden met bestemming Recreatie';
  • e. een leeflaag moet worden aangebracht en in stand moet worden gehouden:
    - die minimaal 1 meter en maximaal 3 meter hoog is;
    - die op de gestorte hoogte wordt aangebracht waarbij de gestorte hoogte niet hoger mag zijn dan de maximum hoogteligging van het vlak zoals weergegeven op de verbeelding;
    - waarin indien noodzakelijk een bovenafdichtingsconstructie is opgenomen.  

Opmerking :

De doorgehaalde tekst is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd in de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1.

In de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onderdeel V van de beslissing de volgende voorlopige voorzieningen getroffen:

a. dat geen feitelijke werkzaamheden mogen worden verricht ten behoeve van de aanleg van fase 2 en 3 van Park Nauerna die het aanbrengen van een eventuele bovenafdichting verhinderen;

b. dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] en artikel 7, lid 7.1 onder a, b, d en f, en lid 7.2.2, van de planregels van kracht blijven voor de gronden waarvoor fase 1 van Park Nauerna ten tijde van deze uitspraak feitelijk voor recreatie was opengesteld.


In dezelfde uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onderdeel VI van de beslissing bepaald dat de hiervoor genoemde voorlopige voorzieningen vervallen op het moment van inwerkingtreding van het door de raad van de gemeente Zaanstad nieuw te nemen besluit inzake de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] artikel 7, lid 7.2.2 en lid 7.1 onder a, b, d en f.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Toegestaan gebruik
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' (sr-1) is het toegestaan de gronden tot 1 april 2018 tijdelijk te gebruiken ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in artikel 3.1 onder a en als vuilstortplaats, sbi-code 382-B (SBI 2008) zoals omschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' 2009;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2' (sr-2) is het toegestaan de gronden tot 1 april 2022 tijdelijk te gebruiken ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in artikel 3.1 onder a en als vuilstortplaats, sbi-code 382-B (SBI 2008) zoals omschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' 2009.
7.3.2 Strijdig gebruik
  • a. Het is niet toegestaan de gronden als genoemd in lid 7.1 te gebruiken voor stort- en bedrijfsactiviteiten activiteiten na de in lid 7.3.1 gestelde einddata;
  • b. Na de in lid 7.3.1 gestelde einddata mag de gestorte hoogte niet hoger zijn dan de maximum hoogteligging van het vlak zoals weergegeven op de verbeelding;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3' (sr-3) is uitsluitend het gebruik zoals genoemd in artikel 7.1 onder a, b, d tot en met i toegestaan.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bestemming 'Bedrijf', bestemming 'Kantoor' en behorend bij de gronden met gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - windturbine';
  • b. duurzame energieopwekking uitsluitend in de vorm van zonnepanelen;
  • c. onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats;
  • d. water zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving in artikel 11.1;

met de daarbij behorende:

  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. leidingen en andere voorzieningen voor onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats, uitgezonderd waterzuiverings- en stortgasonttrekkingsinstallaties;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - 1' (st-1) waterzuivering- en stortgasonttrekkingsinstallaties;
  • k. en overige functies en voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag bebouwing slechts worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwde oppervlak van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin -1'(st -1) en die tevens liggen buiten de gronden met 'specifieke bouwaanduiding – 2', mag niet meer bedragen dan 22.000 m2;
  • b. het bebouwde oppervlak van de gronden die liggen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van tuin -1'(st -1) en die tevens liggen buiten de gronden met 'specifieke bouwaanduiding – 2', mag niet meer bedragen dan 160 m2;
  • c. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin -1' (st -1);
  • d. zonnepanelen, zoals genoemd in lid 8.1 onder b zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' (sba-2);
  • e. de bouwhoogte van zonnepanelen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van waterzuiveringsinstallaties en stortgasonttrekkingsinstallaties mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van andere gebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • i. voor bruggen en steigers gelden de regels zoals genoemd in artikel 11.2
  • j. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

8.2.2 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] geldt dat na het beëindigen van de stortactiviteiten, voordat de gronden gebruikt mogen worden voor 'specifieke vorm van tuin-2' (st-2):

  • a. hekwerken moeten worden geplaatst en in stand moeten worden gehouden tussen de ingerichte 'specifieke vorm van tuin – 2' en het deel van de stortlocatie waar nog gestort wordt;
  • b. hekwerken moeten worden geplaatst dan wel ondoordringbaar struikgewas moet worden geplant en moeten in stand worden gehouden tussen de ingerichte 'specifieke vorm van tuin – 2' en gronden met de bestemming Recreatie;
  • c. een leeflaag moet worden aangebracht en in stand moet worden gehouden:
    - die minimaal 1 meter en maximaal 3 meter hoog is;
    - die op de gestorte hoogte wordt aangebracht waarbij de gestorte hoogte niet hoger mag zijn dan de maximum hoogteligging van het vlak zoals weergegeven op de verbeelding;
    - waarin indien noodzakelijk een bovenafdichtingsconstructie is opgenomen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Toegestaan gebruik
  • a. Tot een gebruik dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt onderhoud en beheer van een gesloten stortplaats;
  • b. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - 2' (st-2) mogen slechts worden gebruikt voor tuinen en groenvoorzieningen behorende bij de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - windturbine' en voor onderhoud;
  • c. Op de gronden gelegen in de bestemming Tuin, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - 2' (st-2), mag de maximum hoogteligging van het vlak (m), inclusief leeflaag, niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - 2' (st-2) is het toegestaan de gronden tot 1 april 2018 tijdelijk te gebruiken ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in artikel 3.1 onder a en als vuilstortplaats, sbi-code 382-B (SBI 2008) zoals omschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' 2009.

8.3.2 Strijdig gebruik
  • a. Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bebouwing voor opslag van materialen die ontstaan zijn ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in artikel 3.1 onder a.
  • b. Het is niet toegestaan de gronden in 'specifieke vorm van tuin - 2' (st-2) te gebruiken voor stort- en bedrijfsactiviteiten na de in lid 8.3.1 gestelde einddatum.
  • c. Na de in lid 8.3.1 gestelde einddatum mag de gestorte hoogte niet hoger zijn dan de maximum hoogteligging van het vlak op de verbeelding in 'specifieke vorm van tuin - 2' (st-2).

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een primair doorgaand karakter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' (wt) tevens voor een windturbine;
  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. nautische verkeersvoorzieningen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • g. water zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving in artikel 11.1;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte nautische verkeersvoorzieningen 12 m;
  • b. maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en lichtmasten 10 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' (wt) geldt dat de hoogte van een windturbine (incl. tiphoogte) niet meer mag bedragen dan 150 m;
  • d. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, niet zijnde bruggen: 3 meter.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een wijk- of buurtontsluitingsfunctie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor (behoud van) cultuurhistorische waarden;
  • c. voet - en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving in artikel 11.1;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor bruggen en steigers gelden de regels zoals genoemd in artikel 11.2;
  • b. maximum bouwhoogte speeltoestellen: 5 meter;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water met een functie voor de waterhuishouding, -berging, waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • b. waterstaatkundige werken;
  • c. bruggen en steigers;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. oeverstroken, kaden en andere vormen van oevervoorzieningen;
  • f. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  • b. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
  • c. voor het bouwen van steigers gelden de volgende voorwaarden:
    - de lengte bedraagt maximaal 6 meter
    - de diepte, gemeten vanaf de oever, bedraagt maximaal 1 meter;
    - de doorvaar breedte van de watergang bedraagt minimaal 6 meter na aanleg van de steiger;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 meter bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van het bouwen van kano-opstapplaatsen, indien geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan.

Artikel 12 Water - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water met een functie voor de waterhuishouding, -berging, waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • b. waterstaatkundige werken;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. nautische verkeersvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'haven' tevens voor een laad- en loswal ten behoeve van scheepvaart;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;

met daarbij behorende:

  • g. oeverstroken, kaden en andere vormen van oevervoorzieningen;
  • h. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is 5 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van nautische verkeersvoorzieningen is 12 meter;
  • c. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
  • e. de maximum bouwhoogte van bruggen is 18 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van (drijvende) kranen 30 meter bedragen;
  • g. voor de laad- en loswal ter plaatse van de aanduiding haven gelden de volgende afmetingen:
    • 1. Lengte inkassing 170 meter (exclusief aansluiting op bestaande oever);
    • 2. Breedte inkassing: 35 meter;
    • 3. Diepte (onderzijde) NAP -6,40 meter.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

13.2 Bouwregels
13.2.1 Vaststelling archeologische waarden

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

13.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 13.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of (te laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het onder lid 13.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,50 m onder het maaiveld;
  • b. de bouw van een bouwwerk waarvan de maximum of totale oppervlakte kleiner is dan 50 m²;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
13.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1' indien uit onderzoek is gebleken dat er plaatse archeologische onderzoek is bestemd.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 80 centimeter te wijzigen of te verstoren.

13.4.2 Uitzondering

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder dan 50 m² bedraagt.
13.4.3 Vergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 13.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

13.4.4 Vaststelling archeologische waarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

13.4.5 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

14.2 Bouwregels
14.2.1 Vaststelling archeologische waarden

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

14.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 14.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kan het bevoegde gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of te (laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 14.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  • b. de bouw van een bouwwerk of groepen bouwwerken waarvan de maximale of totale oppervlakte kleiner is dan 2.000 m²;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
14.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 30 centimeter te wijzigen of te verstoren.

14.4.2 Uitzondering

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder dan 2000 m² bedraagt.
14.4.3 Vergunning

De in lid 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

14.4.4 Vaststelling archeologische waarden

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.

14.4.5 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

15.2 Bouwregels
15.2.1 Vaststelling archeologische waarden

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

15.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 15.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of (te laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het onder lid 15.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,50 m onder het maaiveld;
  • b. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
15.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 0,50 m te wijzigen.

15.4.2 Uitzondering

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens verleende vergunning.
15.4.3 Vergunning

De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

15.4.4 Vaststelling archeologische waarden

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.

15.4.5 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 16 Waarde - Ecologie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden die gerelateerd zijn aan grondgeboden agrarische veehouderij en landschappelijke waarden;
  • b. behoud, herstel, en/of ontwikkeling van de waarden van veenweidegebieden zoals:
    • 1. grote openheid van het landschap;
    • 2. weidevogelleefgebied;
    • 3. de oorspronkelijke veenbodem;
    • 4. de historische ontginningsstructuur (wijze van verkaveling en de loop van de watergangen);
    • 5. cultuurhistorische waarden;
  • c. grondgebonden agrarische veehouderij waarbij deze ten dienste staat van de waarden en doeleinden die genoemd worden onder a en b;
  • d. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bruggen en steigers;
  • f. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • g. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de waarden genoemd onder lid 16.1 onder a en b mogen niet worden aangetast;
  • b. voor steigers en bruggen gelden de regels zoals genoemd in artikel 11.2;
  • c. erf- en terreinafscheidingen als ook overkappingen zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren, waaronder in ieder geval begrepen:

  • e. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • f. het aanleggen van dammen, kades en/of duikers, vlonders en schoeiingen;
  • g. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
  • i. het aanbrengen van bomen, hoog opgaande beplanting of laanbeplanting;
  • j. het verleggen, graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • k. het verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • l. het uitvoeren van werken die realisatie van nieuwe peilaanpassingen mogelijk maken;
  • m. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • n. het aanleggen van opslag- of stortplaatsen;
  • o. het scheuren van grasland;
  • p. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden;
  • q. verstorende activiteiten te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren.
16.3.2 Uitzondering

Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. activiteiten betreffen die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer en/of het landschapsonderhoud;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
16.3.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting van natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van Nationaal Landschap Laag Holland zoals grote openheid van het landschap, weidevogelgebied, veenpakketten, historische watergangen, archeologische en cultuurhistorische waarden;
  • c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit en advies is ingewonnen bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de agrarische bedrijfsvoering;
  • e. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan';
  • f. een ophoging uitsluitend noodzakelijk is in verband met het herstel van veenscheuren, het op de hoogte houden van kaden rond percelen of het compenseren van verzakkingen;
  • g. het verleggen, graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterlopen en/of waterpartijen, plassen, sloten of andere watergangen noodzakelijk is voor waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit.
16.4 Nadere eisen
16.4.1 Mogelijkheden tot stellen nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de ruimtelijke en landschappelijke inpassing.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;
  • b. overige bijbehorende functies en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

Voor zover de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

17.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de waterkeringen.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan.

17.3.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 17.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de dijk. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

    • 1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
    • 2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
    • 3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging. 

.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  • 1. een parkeerplaats of fietsenstalling gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van een andere functie dan parkeren, tenzij op de betreffende locatie, of in de directe omgeving, vervangende parkeerplaatsen dan wel fietsenstallingen worden gerealiseerd van gelijke omvang;
  • 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen;
  • 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
  • 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van vuurwerkbedrijven of als een opslagplaats van vuurwerkverkoop;
  • 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit M.e.r. 1994, waarbij dit verbod niet geldt voor gronden die in de bestemming Bedrijf liggen en voor het tijdelijk gebruik zoals bedoeld in artikel 7.3 en 8.3;
  • 7. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming en waar dit ingevolge artikel 3 Bedrijf is toegestaan;
  • 8. gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor het storten van puin en afvalstoffen anders dan ter plaatse waar dit ingevolge artikel 7 Recreatie tijdelijk is toegestaan;
  • 9. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemmingen;
  • 10. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  • 11. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderzins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Geluidzone - industrie 1 en 2
21.1.1 Aanduidingsomschrijving
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie 1' is gelegen de geluidzone – industrie behorend bij het industrieterrein Westpoort, zoals vastgesteld bij het provinciaal inpassingsplan 'Aanpassing geluidszones Westpoort en HoogTij' van 2 maart 2015.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie 2' is gelegen de geluidzone – industrie behorend bij het industrieterrein HoogTij, zoals vastgesteld bij het provinciaal inpassingsplan 'Aanpassing geluidszones Westpoort en HoogTij' van 2 maart 2015.
  • c. De aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van geluidruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder en het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige objecten als gevolg van industrielawaai.
21.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1' en 'geluidszone - industrie 2' alleen geluidgevoelige objecten worden opgericht indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;

21.1.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet geluidsgevoelige objecten als geluidgevoelig object.

21.2 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 1' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.1 lid 4 van het Luchthavensindelingsbesluit van toepassing is. Hier geldt een hoge geluidsbelasting waardoor geen nieuwe woningen, woonwagens, scholen en gezondheidszorggebouwen zijn toegestaan tenzij hiervoor een verklaring van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 2.2.1 lid 7 van het Luchthavenindelingsbesluit is afgegeven.

21.3 Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 2' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en waarvoor een hoogtebeperking van 150 m geldt.

21.4 Veiligheidszone - windturbine

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - windturbine' geldt dat binnen deze zone kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.

21.5 Vrijwaringszone - vaarweg

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' na verplichte advisering door het Centraal Nautisch Beheer en de brandweer nadere eisen stellen aan de hoogte en de situering van bouwwerken en de opslag van materialen hoger dan 2.50 meter met het oog op:

  • a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
  • e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

22.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  • a. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  • d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  • f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
22.1.1 Voorwaarden

De afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  • b. airco-installaties, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, schoorstenen, mits de overschrijding van de bouwhoogtes niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • d. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
23.2 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a, met maximaal 10%.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
    inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Omgeving Nauerna van de gemeente Zaanstad.

Aldus vastgesteld

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3781BP-0302_0013.jpg"