Plan: | Omgeving Nauerna |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3781BP-0302 |
Deze versie(NL.IMRO.0479.STED3781BP-0302) van het bestemmingsplan Omgeving Nauerna is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1. Daardoor zijn aanpassingen doorgevoerd in artikel 3.3 onder b, in artikel 7.1 onder a, b, d en f en in artikel 7.2.2. |
Het bestemmingsplan Omgeving Nauerna met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3781BP-0302 van de gemeente Zaanstad;
De grens van een bestemmingsvlak.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, picknicken, zwemmen en natuurobservatie.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Een verkeersvoorziening ten behoeve van het scheepvaartverkeer.
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals onder meer tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
Onder het peil wordt verstaan:
Voorzieningen ten behoeve extensieve dagrecreatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, route- en informatieborden en banken.
Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.
Voorzieningen voor speelgelegenheden, zoals speeltoestellen, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en ouderen en sport- en speelplaatsen/-terreinen/ -tuinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, (verharde) skatebanen, sport- en spelattributen/- toestellen (doelwanden, basketbalpalen, ballenvangers, beweegtoestellen etc.) en trapvelden.
een al dan niet omheind stuk grond meteen groen karakter, verharde oppervlakten en/of water waarin, ingevolge en overeenkomstig artikel 8 Tuin, de daar genoemde functies en voorzieningen zijn toegestaan. Dit stuk grond is niet openbaar toegankelijk.
Wegen, rotondes, bruggen, viaducten, geluidschermen, manoeuvreerruimtes enz.
Natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.
Werken, daaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat en waterhuishouding, zoals waterkeringen, dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, palen, gemalen, stuwen en duikers, uitgezonderd steigers.
Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
Vanaf het peil.
Vanaf 0 N.A.P.
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Vanaf het peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van het gehele gebouw aan deze minimumhoogte moet voldoen.
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
SBI-code (SBI 2008) | Omschrijving | Milieucategorie |
381-C |
Vuiloverslagstation | 4.2 |
383200-A1 | Puinbrekerijen met verwerkingscapaciteit kleiner dan 100.000 ton/jaar | 4.2 |
383200-C |
Afvalscheidingsinstallaties | 4.2 |
Met daarbij behorende:
Ter plaatse van de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:
Met betrekking tot het gebruik gelden tevens de volgende bepalingen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a om bedrijfsactiviteiten toe te laten uit één of meer categorieën hoger dan de in lid 3.1 onder a genoemde categorieën voor zover die activiteiten:
Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 3.4.1 dient geen blijvende of onevenredige afbreuk te worden gedaan aan het woon- en leefmilieu.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat na beëindiging van de bestemde bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in 3.1 de bestemming komt te vervallen en het bedrijfsterrein wordt toegevoegd aan de gronden met de bestemming Recreatie, dan wel een bestemming krijgt die aansluit bij de bestemming Recreatie van het park.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in artikel 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het maximum aantal parkeerplaatsen mag niet meer bedragen dan het aantal zoals aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p).
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Ter plaatse van de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend bebouwing worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:
De maximum hoogteligging van het vlak (m), inclusief leeflaag, mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren, waaronder in ieder geval begrepen:
Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Opmerking
:
De vet weergegeven tekstdelen in artikel 7.1 volgen uit de gedeeltelijke vernietiging van de
leden a, b, d en f door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de
uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1.
In de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1 heeft de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State in onderdeel V van de beslissing de volgende
voorlopige voorzieningen getroffen
:
a. dat geen feitelijke werkzaamheden mogen worden verricht ten behoeve van de aanleg van fase 2 en 3 van Park Nauerna die het aanbrengen van een eventuele bovenafdichting verhinderen;
b. dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] en artikel 7, lid 7.1 onder a, b, d en f, en lid 7.2.2, van de planregels van kracht blijven voor de gronden waarvoor fase 1 van Park Nauerna ten tijde van deze uitspraak feitelijk voor recreatie was opengesteld.
In dezelfde uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onderdeel VI van de beslissing bepaald dat de hiervoor genoemde voorlopige voorzieningen vervallen op het moment van inwerkingtreding van het door de raad van de gemeente Zaanstad nieuw te nemen besluit inzake de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] artikel 7, lid 7.2.2 en lid 7.1 onder a, b, d en f.
Op de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] geldt dat
na het beëindigen van de stortactiviteiten, voordat de gronden gebruikt mogen worden voor
recreatie zoals bedoeld in lid 7.1:
Opmerking :
De doorgehaalde tekst is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
vernietigd in de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1.
In de uitspraak van 15 augustus 2018, zaaknummer 201707238/1/R1 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in onderdeel V van de beslissing de volgende voorlopige voorzieningen getroffen:
a. dat geen feitelijke werkzaamheden mogen worden verricht ten behoeve van de aanleg van fase 2 en 3 van Park Nauerna die het aanbrengen van een eventuele bovenafdichting verhinderen;
b. dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] en artikel 7, lid 7.1 onder a, b, d en f, en lid 7.2.2, van de planregels van kracht blijven voor de gronden waarvoor fase 1 van Park Nauerna ten tijde van deze uitspraak feitelijk voor recreatie was opengesteld.
In dezelfde uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in
onderdeel VI van de beslissing bepaald dat de hiervoor genoemde voorlopige voorzieningen
vervallen op het moment van inwerkingtreding van het door de raad van de gemeente Zaanstad
nieuw te nemen besluit inzake de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting'
[sba-vv] artikel 7, lid 7.2.2 en lid 7.1 onder a, b, d en f.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag bebouwing slechts worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' [sba-vv] geldt dat na het beëindigen van de stortactiviteiten, voordat de gronden gebruikt mogen worden voor 'specifieke vorm van tuin-2' (st-2):
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, onder de volgende voorwaarden:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van het bouwen van kano-opstapplaatsen, indien geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan.
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 13.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
Het onder lid 13.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1' indien uit onderzoek is gebleken dat er plaatse archeologische onderzoek is bestemd.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 80 centimeter te wijzigen of te verstoren.
Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 13.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Aan een omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangeduid, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 14.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kan het bevoegde gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
Het bepaalde in lid 14.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 30 centimeter te wijzigen of te verstoren.
Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 15.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
Het onder lid 15.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 0,50 m te wijzigen.
Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:
Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand te wijzigen of te verstoren, waaronder in ieder geval begrepen:
Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Voor zover de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de waterkeringen.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan.
Bij toepassing van het bepaalde in lid 17.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de dijk. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwwerk waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:
.
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1' en 'geluidszone - industrie 2' alleen geluidgevoelige objecten worden opgericht indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet geluidsgevoelige objecten als geluidgevoelig object.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 1' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.1 lid 4 van het Luchthavensindelingsbesluit van toepassing is. Hier geldt een hoge geluidsbelasting waardoor geen nieuwe woningen, woonwagens, scholen en gezondheidszorggebouwen zijn toegestaan tenzij hiervoor een verklaring van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 2.2.1 lid 7 van het Luchthavenindelingsbesluit is afgegeven.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchtvaartverkeerzone 2' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en waarvoor een hoogtebeperking van 150 m geldt.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - windturbine' geldt dat binnen deze zone kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' na verplichte advisering door het Centraal Nautisch Beheer en de brandweer nadere eisen stellen aan de hoogte en de situering van bouwwerken en de opslag van materialen hoger dan 2.50 meter met het oog op:
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:
De afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Omgeving Nauerna van de gemeente Zaanstad.
Aldus vastgesteld