direct naar inhoud van 3.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Oud Koog & Rooswijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3753BP-0309

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Overkoepelende visie
3.5.1.1 Zaans evenwicht

Zaanstad werkt op twee fronten aan een evenwichtige ontwikkeling van de stad. Binnen de gemeentegrenzen én als stad in relatie tot de omgeving, de metropoolregio. Dat doel bereiken we door te:

  • 1. Investeren in toekomstbestendigheid,
  • 2. Investeren in de ruimtelijke kwaliteit
  • 3. Investeren in mensen.

Toekomstbestendigheid vraagt om een duurzame en gezonde inrichting van de stad en vereist in sociaal en economisch opzicht voldoende diversiteit zodat de samenleving weerbaar is en ingesteld is op veranderingen. Meer ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de positie in de regio, betekent gericht verstedelijken en verlevendigen, een functionele en aantrekkelijke openbare ruimte en voldoende aantrekkelijke woonmilieus. Door te investeren in de sociaal economische positie van de Zaankanters, gemengde veilige wijken en een optimale aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt behouden we een sociaal sterke stad.

De inkleuring van deze drie redelijk universele hoofdopgaven is specifiek Zaans.

In Zaans Evenwicht worden zes kwaliteiten onderscheiden die kenmerkend zijn voor het typisch Zaanse. Door uit te gaan van eigen kracht onderscheidt Zaanstad zich van andere steden en blijft Zaanstad Zaans, in een dynamische metropoolregio. De kwaliteiten zijn:

  • 1. De Zaankanters (sociaal maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen)
  • 2. Ondernemerschap (blijven stimuleren)
  • 3. Diversiteit in woonmilieus (diversiteit waar mogelijk versterken)
  • 4. Cultuur historisch landschap (verstedelijking met voldoende toegankelijkheid voor het groen)
  • 5. De Zaan (potentierijke plek voor ontwikkeling)
  • 6. De locatie (een dominante plek ik de metropoolregio).

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.2 Strategische nota's
3.5.2.1 Structuurschets Dansen op het veen

In 2004 heeft de gemeente haar strategische koers herijkt en aangescherpt. De structuurschets maakt zichtbaar welke gevolgen de ontwikkelingen vanuit de koers hebben op de kaart van Zaanstad, maar blikt ook verder vooruit en anticipeert daarmee op wat Zaanstad tot 2015 en daarna mogelijk nog te wachten staat. Zaanstad wil een instrument dat stuurt met het oog voor dynamiek en ontwikkeling. Hierdoor is gekozen voor een schets; een raamwerk waarbinnen en van waaruit toekomstige plannen bekeken en beoordeeld kunnen worden, maar dat zelf daardoor ook regelmatig aan toetsing en discussie onderhevig blijft. Deze structuurschets vormt de basis voor de komende structuurvisie.

Er worden in de schets vier aspecten beschreven die de ruimtelijke ontwikkeling in belangrijke mate beïnvloeden en mede bepalen;

  • 1. de ruimtelijke structuur van Zaanstad;
  • 2. de huidige staat van de stad;
  • 3. beleid vanuit andere overheden;
  • 4. trends en ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.2.2 Ontwerp ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans

Als opvolger van "Dansen op het Veen" en nadere uitwerking van het visiedocument 'Zaans Evenwicht' wordt nu gewerkt aan de Ruimtelijke Structuurvisie Zaanstad 2020. Belangrijk nieuw element hierin zal de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio zijn. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande die in de ruimtelijke structuurvisie zullen neerslaan. Ontwikkelingen op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is ook een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen. De ruimtelijke structuurvisie wordt breed intern en met externe partners opgesteld. De verwachting is dat deze eind 2011 wordt vastgesteld. In de ruimtelijke planvorming wordt geanticipeerd op de structuurvisie, echter de structuurschets "Dansen op het Veen" is nog steeds leidend voor het ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.2.3 Ruimtelijke milieuvisie

De ruimtelijke milieuvisie is op 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van milieu. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en dat het aantal milieubelaste woningen van 60.000 in 2007 wordt teruggebracht naar 30.000 in 2020.

In de ruimtelijke milieuvisie is een gebiedsgericht milieubeleid geformuleerd. Niet in elk gebiedstype is dezelfde milieukwaliteit noodzakelijk. In woongebieden en natuurgebieden wordt de hoogste milieukwaliteit nagestreefd. In het Zaans gemengd gebied en in het centrumgebied kan iets flexibeler worden omgegaan met sommige milieuthema's, maar moet de milieukwaliteit in zijn geheel goed zijn. In werkgebieden wordt een redelijke milieukwaliteit nagestreefd, terwijl de milieukwaliteit op industrieterreinen nog wat lager mag zijn, maar in ieder geval moet voldoen aan het wettelijk minimum. In de ruimtelijke milieuvisie zijn per gebiedstype en per milieuthema grenswaarden geformuleerd.

Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten bijdragen aan het realiseren van de Zaanse duurzaamheidsdoelstellingen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de bestemming voor duurzame energiebronnen, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoerroutes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve zonne-energie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor compact bouwen / dubbel ruimtegebruik, bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, e.d..

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.2.4 "Sociaal perspectief Zaanstad" Sociale structuurvisie 2009-2020

De Sociale structuurvisie is vastgesteld door de raad op 19 maart 2009. De Sociale structuurvisie geeft de sociale ambitie van Zaanstad weer:

Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam als een sociale stad, waar iedereen de kans krijgt zich te ontwikkelen, waar niemand wordt uitgesloten, waar bewoners goed met elkaar omgaan en waar voor iedereen wat te doen is.

Zaanstad bouwt voort op de Zaanse sociale infrastructuur die nu al voorhanden is.

Daarvoor zijn opgaven benoemd:

  • 1. Zaanstad is ook in de toekomst een vitale stad. Een stad waar kansen voor de talentontwikkeling van jongeren en volwassenen optimaal worden benut. De gemeente zet samen met haar partners in op meer effectiviteit in onderwijs en arbeidsmarkt.
  • 2. Dan gaat het over maatregelen om schooluitval terug te dringen, afspraken met schoolbesturen over het verbeteren van de taal- en leerprestaties, de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden naar de arbeidsmarkt en de inburgering van oud- en nieuwkomers.
  • 3. Zaanstad bouwt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Niemand wordt uitgesloten, er is voor iedereen wat te doen. De gemeente investeert in kwalitatief goede maatschappelijke en vrijetijdsvoorzieningen.
  • 4. Een goede spreiding van zorg- en welzijnsvoorzieningen is noodzakelijk om alle bewoners in staat te stellen mee te doen in hun buurt en stad. Daarvoor worden Woonservicewijken gecreëerd, is er Bredeschoolontwikkeling in elke wijk en zijn er Centra Jong, voor Jeugd en Gezin.
  • 5. Zaanstad blijft een sociale stad. Een stad waar bewoners elkaar gemakkelijk ontmoeten en waar betrokken bewoners leven. De gemeente stimuleert hiervoor ontmoeting, betrokkenheid en initiatieven in buurten en wijken.

Door de individualisering staat de sociale samenhang in de diverse wijken onder druk. De gemeente kan die samenhang niet 'maken', maar wel de voorwaarden scheppen. Door bijvoorbeeld de buitenruimte aan te passen, waardoor mensen elkaar gemakkelijker kunnen ontmoeten, leuke buurtactiviteiten te subsidiëren en vrijwilligers te ondersteunen.

Het Programma wijkgericht werken is opgezet om in de wijken 1) schoon, heel en veilig; 2) ontmoeten en 3) burgerparticipatie in de wijken te stimuleren.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.2.5 Economische structuurvisie

De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.2.6 Woonvisie

Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool met Amsterdam als kern te worden. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:

  • 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
  • 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
  • 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
  • 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3 Thematische nota's

De gemeentelijke beleidsnota's zijn onderverdeeld naar een viertal thema's, namelijk:

  • 1. milieu en veiligheid;
  • 2. sport, cultuur en toerisme;
  • 3. welzijn en gezondheid;
  • 4. wonen, leven en werken.
3.5.3.1 Milieu en veiligheid
3.5.3.1.1 Luchtkwaliteitsplan

Het luchtkwaliteitplan 2010 is in het voorjaar 2010 vastgesteld. Het plan bevat maatregelen op het gebied van duurzame mobiliteit (autogebruik, openbaar vervoer, fiets, alternatieve aandrijving en brandstoffen voor voertuigen) energiebesparing en groen.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.1.2 Beleidslijn geur

Vooruitlopend op het opstellen van een afwegingskader voor geur bij ruimtelijke ontwikkelingen is een beleidslijn geur vastgesteld door het college. Doelstelling hiervan is het terugdringen van het aantal ernstig geurgehinderden tot 0 in 2014 door het maken van afspraken met geuremitterende bedrijven over een acceptabel hinderniveau voor geur. Het afwegingskader zal worden opgesteld als er een Europese norm voor geur komt.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.1.3 Nota Kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

De definitie van een kleine windturbine wordt behandeld in paragraaf 2.3 van de deze nota. Voor windturbines die op het maaiveld worden geplaatst geldt dat een turbine klein is als de totale tiphoogte van mast en rotor samen niet hoger is dan 15 meter. Voor kleine windturbines op gebouwen geldt dat de meest ideale masthoogte tussen de 3 en 5 meter ligt. Als maximum geldt hier een totale hoogte van 7,5 meter. De wijze waarop de definitie van kleine windturbines past binnen overig Zaans beleid met betrekking tot hoge objecten wordt beschreven in paragraaf 2.4. De conclusie is dat bestaand beleid met betrekking tot hoge objecten niet van toepassing is voor kleine windturbines.

In hoofdstuk 5 is de ruimtelijke afweging m.b.t. locatiekeuze voor kleine windturbines behandeld. Een nieuw bouwwerk wordt zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving beoordeeld. Dit geldt ook voor het toepassen van kleine windturbines. In paragraaf 5.2 wordt het bestaande (ruimtelijk relevante) beleid behandeld. Met betrekking tot kleine windturbines is dit de welstandsnota en de structuurschets 'Dansen op het Veen'.

In de nota kleine windturbines worden de uitgangspunten voor plaatsing van kleine windturbines per gebiedstype uiteengezet. Voor deze gebiedsgerichte uitgangspunten wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de nota. Verder zijn in paragraaf 5.3 enkele algemene uitgangspunten geformuleerd, die voor alle gebieden gelden.

3.5.3.1.4 Beleidskader verantwoording groepsrisico

Het college van Zaanstad heeft op 04 juni 2008, registratienummer 36936, het beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad vastgesteld. In het beleidskader is de bestuurlijke visie, hoe binnen de gemeente Zaanstad de verantwoording van het GR wordt uitgevoerd, opgenomen. Het beleidskader bevat naast een drietal trajecten voor de verantwoording van het groepsrisico bij het planvormingsproces tevens een viertal richtsnoeren bij ruimtelijke besluiten over (her)inrichting van een gebied.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.1.5 Route vervoer gevaarlijke stoffen

De raad heeft in april 2009 een vanuit veiligheidsperspectief optimale verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. Langs deze route wordt het plaatsgebonden risico nergens overschreden. Voor het groepsrisico worden de richtsnoeren uit het afwegingskader voor het groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen gebruikt.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.1.6 Verordening speelautomaten

Het kansspelbeleid van Zaanstad is vastgelegd in de Verordening Speelautomaten (vastgesteld februari 2001). Deze verordening regelt de vestiging van automatenhallen waarin kansspelautomaten staan opgesteld. De vestiging van een speelautomatenhal is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan.

Het kansspelbeleid gaat uit van een maximumstelsel, dit houdt in dat er maximaal twee speelautomatenhallen binnen Zaanstad mogen worden vergund. In de verordening is een gebied aangegeven binnen het centrum van Zaandam waarbinnen speelautomatenhallen zijn toegestaan. Volgens de Verordening Speelautomaten mogen er maximaal twee speelautomatenhallen gevestigd worden binnen een in de verordening aangegeven gebied in Zaandam centrum. Als binnen dit gebied één automatenhal is gevestigd kan voor de vestiging van de tweede hal- onder strikte voorwaarden- worden afgeweken van de locatie-eis.

In de huidige situatie zijn binnen de grenzen van de verordening twee speelautomatenhallen vergund. Eén aan de Rozengracht en één aan de Gedempte Gracht.

In de toekomst wordt een beoogde wijziging van de Wet op de Kansspelen voorzien. Hierin worden de opstelmogelijkheden van behendigheidsautomaten vergroot. Uitbreiding van locaties waar behendigheidsspelen kunnen worden beoefend is dan mogelijk.

3.5.3.1.7 Nota Prostitutiebeleid Zaanstad

Het prostitutiebeleid is vastgelegd in de Nota Prostitutiebeleid Zaanstad (vastgesteld september 2000). Om de beheersbaarheid van deze branche te vergroten is het beleid regionaal afgestemd met de gemeenten Beemster, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang, met het politiekorps Zaanstreek-Waterland en met de hoofdofficier van Justitie.

De nota stelt een maximum aan het aantal seksinrichtingen en regelt voor een aantal bedrijfstypes ook een locatiebeleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in prostitutiebedrijven, overige seksinrichtingen en de escortbranche.

  • 1. Prostitutiebedrijven/seksclubs: Voor deze verschijningsvorm geldt een maximum stelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf is gevestigd op een bedrijventerrein nabij het centrum van Zaandam. Er is ruimte voor een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van zo een bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
  • 2. Overige seksinrichtingen: Voor de uiteenlopende verschijningsvormen die binnen deze categorie vallen geldt een maximumstelsel van twee vergunningen. Eén vergund bedrijf (een parenclub) is gevestigd in dun bebouwd gebied met verschillende functies in Zaandijk. Er is ruimte voor eventueel een tweede bedrijf. Gezien de uitstralingseffecten van een dergelijk bedrijf is in het beleid vastgelegd dat voor vestiging aangesloten moet worden bij het horecaconcentraties in het centrum van Zaandam.
  • 3. Escortbedrijven: Deze bedrijfsvoering heeft geen uitstralingseffecten waardoor de locatie niet van belang is. Zaanstad biedt ruimte aan één escortbedrijf, deze is gevestigd aan de Esdoornlaan in Wormerveer. Dit maximum is hiermee inmiddels bereikt.
  • 4. Overig: Raamprostitutie is in Zaanstad niet toegestaan. Thuiswerkers zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de strikte condities die voor thuiswerkers zijn opgesteld. In dat geval heeft de bedrijfsvoering ook geen uitstralingseffect. Deze categorie valt buiten de vergunningplicht. Sekswinkels worden in vestigingsmogelijkheden in Zaanstad niet ingeperkt. Wel is er een mogelijkheid tot regulering opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) door middel van het aanwijzen van gebieden met een vestigingsverbod. Van deze mogelijkheid is (nog) geen gebruik gemaakt.

De vestiging of de exploitatie van een seksinrichting of escortbedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Wanneer in de toekomst het wetsvoorstel “Regulering prostitutie en bestrijding van misstanden seksbranche” in werking treedt heeft dit mogelijk consequenties voor het huidige beleid.

3.5.3.1.8 Coffeeshopbeleid

In Zaanstad wordt een beleid gevoerd dat het aantal coffeeshops maximeert (maximumstelsel). Dit Coffeeshopbeleid is vastgesteld in mei 1999.

Het maximumaantal coffeeshops dat wordt gedoogd bedraagt 3. Een meerjarige ervaring heeft laten zien dat dit een verantwoord maximum is. Een grotere concentratie van coffeeshops in de periferie van het stadscentrum Zaandam is ongewenst omdat dit een nadelige invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat en kan leiden tot aantasting van de openbare orde.

Zaanstad is een langgerekte gemeente met een als stadscentrum aan te merken kern, te weten Zaandam. Om het woon- en leefklimaat van Zaanstad niet aan te tasten, het landelijk karakter en de woongebieden, worden coffeeshops buiten (de periferie van) het stadscentrum Zaandam niet toegelaten.

Aan de locatie worden de volgende eisen gesteld:

  • 1. geen vestiging binnen een afstand van 300 meter (loopafstand) van een terrein waarop een school of een jongerencentrum is gevestigd;
  • 2. geen concentratie van coffeeshops, al dan niet in combinatie met andere handelsplaatsen in softdrugs en/of andersoortige horeca in een gebied, als verwacht mag worden dat hierdoor het woon- en leefklimaat in ontoelaatbare mate worden belast;
  • 3. geen vestiging indien de directe omgeving van de coffeeshop bestaat uit (overwegend) woonbebouwing;
  • 4. geen vestiging buiten Zaandam (zie nota);
  • 5. geen vestiging in de onmiddellijke nabijheid van andersoortige horeca als daardoor problemen verwacht kunnen worden voor de openbare orde;
  • 6. bij een coffeeshop is geen terras toegelaten om te voorkomen dat personen ongewild met drugs in aanraking komen of de handel zich naar de straat verplaatst.

Er zijn momenteel drie vergunning verstrekt op basis van de bestaande situatie ten tijde van de vaststelling van het coffeeshopbeleid. In Zaandam bevinden zich coffeeshops aan de Rozengracht, de Czarinastraat en de Parkstraat. Er is daarmee geen ruimte voor verdere uitbreiding. Voor wat betreft de toekomstige situatie is er een vergunningplicht in voorbereiding voor de zogenaamde SHG-shops (Smart-, Head- en Growshops).

3.5.3.2 Sport, cultuur en toerisme
3.5.3.2.1 Sport klaar voor de toekomst

In 2008 heeft het college de nota sportaccommodaties 'Sport klaar voor de toekomst' en de nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging' vastgesteld. De ruimtelijk relevante onderdelen staan in de nota sportaccommodaties. Daar wordt per sportpark aangegeven wat de toekomstplannen zijn en of het sportpark op de huidige plek blijft bestaan. De belangrijkste ontwikkelingen op dit gebied zijn:

  • verplaatsing voetbalvereniging VVZ van sportpark Oostzijderveld naar nieuw te realiseren sportpark de Kuil (Kuilpad);
  • verplaatsing atletiekvereniging Lycurgus van sportpark Provily (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
  • verplaatsing korfbalvereniging Hoger Op en base/softbalvereniging Cromtigers van sportpark Slibkuil (Krommenie) naar nieuw te realiseren sportpark Omzoom (Noorderweg);
  • onderzoek naar verplaatsing van voetbalvereniging Blauw Wit (West Knollendam) naar nog nader te bepalen locatie.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.2.2 Nota sportbeleid 'Zaankanters in beweging'

De missie van het sportbeleid is dat we werken aan een samenleving waar iedereen zich thuis voelt en waar gewaakt wordt voor het lichamelijke en psychische welzijn van ons allemaal. Sport is daarbij een speerpunt omdat sport mensen motiveert, activeert en bindt. Inzetten op versterking van de sociale cohesie zien we daarbij als een overkoepelende meerwaarde. We willen steun geven waar dat nodig is. Uitgangspunt is het vertrouwen in de eigen kracht en het initiatief van de samenleving. Kansrijke projecten en initiatieven zijn welkom en krijgen de ruimte, maar hebben niet per se de inzet van de gemeente nodig. Samen met partijen in de samenleving willen we werken aan de participatie en ontplooiing van die groepen, die extra inzet nodig hebben.

De gemeente erkent dat er in de verschillende gebieden sprake is van verschillende problematiek, terwijl er ook binnen de afzonderlijke gebieden weer verschillen zijn. Maatwerk is een vereiste. Bij de afweging welke initiatieven steun krijgen en welke activiteiten worden vorm gegeven speelt de opgave in het gebied een belangrijke rol.

De gemeente vindt het belangrijk dat voor elk gebied voldoende sportaanbod aanwezig is. Dit betekent niet dat al het sportaanbod ook per se in de wijk gerealiseerd wordt.

Ten aanzien van accommodaties vindt de gemeente het belangrijk dat het gebruik van de sportaccommodaties is geïntensiveerd en er geen sprake meer is van langdurige leegstand. Daarnaast moeten alle accommodaties goed toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Onder vernieuwing van de georganiseerde sport verstaan we een grotere samenwerking met onderwijs, het vergroten van het activiteitenaanbod van verenigingen en het inzetten van combinatiefuncties. Op accommodatiegebied betekent vernieuwing ook het zoeken van een flexibel en aanvullend aanbod zoals het 'sportcentrum nieuwe stijl' waarbij parkmanagement een belangrijke rol speelt en het aanbod tegemoet komt aan de gedifferentieerde vraag naar mogelijkheden om te sporten. Het sportcomplex moet een aantrekkelijke voorziening worden met een veelkleurig en veelsoortig gebruik. De verenigingen krijgen daarbinnen alle ruimte om hun core business, het aanbieden van de eigen sport of sporten, waar te maken. Wanneer nieuwe accommodaties worden gerealiseerd zal gekeken worden naar mogelijkheden om te voldoen aan de eisen die gelden voor internationale wedstrijden.

De volgende ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats voor de buitensport:

  • 1. de voorbereiding voor de realisatie van een nieuw sportpark op de Omzoom;
  • 2. renovatie en aanleg kunstgrasvelden op sportpark Provily;
  • 3. realisatie van sportpark de Kuil.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.2.3 Parels rijgen

Als onderdeel van de uitwerking van het Zaans Meerjaren Ontwikkelingprogramma 2005-2009 (Z'MOP II) stelde de gemeenteraad in 2005 de uitvoeringsnotitie ´Parels Rijgen´ vast. Hierin wordt aangegeven hoe het Zaanse erfgoed als specifieke kwaliteit beter benut kan worden voor de stad en de streek.

Parels Rijgen betekende een ommekeer in het denken over erfgoed in Zaanstad. Monumentenbeleid ging voortaan niet alleen meer over de zorg voor het beschermen en behouden van erfgoed. Mééliftend op nieuwe ontwikkelingen en samen met andere vakdisciplines werd het Zaanse erfgoed een doelgericht instrument om méér economische activiteit aan te trekken, om de stad sfeervoller en aantrekkelijker te maken en de Zaanstreek als het oudste industriegebied van Europa beter op de kaart te zetten. "Geen last, maar een lust!"

Samen met de disciplines stedenbouw en landschap, toerisme, cultuur en evenementen, economie en streekpromotie worden 'rijgsnoeren' ontwikkeld, waarmee Zaanstad haar parels tot een waardevolle ketting kan rijgen. Hiervoor is de samenwerking met partners buiten de gemeente en een interdisciplinaire aanpak binnen de gemeente als geheel van groot belang.

De doelstellingen uit de bovenstaande uitvoeringsnotitie zijn vertaald in een uitvoeringsaanpak tot 2010. Hierbij staan (vaak interdisciplinaire) acties weergegeven waarbij cultuurhistorie een impuls geeft aan meerdere werkvelden. Zo kan cultuurhistorie een bijdrage leveren aan het toeristische imago van de gemeente en aan het vestigingsmilieu voor (creatieve) bedrijven en burgers. Met o.a. de organisatie van evenementen, het herbestemmen van erfgoed, het uitgeven van promotiemateriaal en het actief werven van investeerders wordt in deze uitvoeringsaanpak Zaanstad als (industrieel) erfgoed gemeente op de kaart gezet.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.2.4 Toekomst met Historie

Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.

Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).

3.5.3.2.5 Cultuurhistorische waardenkaart Zaanstad

De gemeente Zaanstad vindt het wenselijk dat het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie, historische geografie en stedenbouw- en landschapskunde) integraal onderdeel uitmaakt van haar ruimtelijk ordeningsbeleid.

Cultuurhistorische waardenkaarten, cultuurhistorische verkenningen, cultuurhistorische effectrapportages en beeldkwaliteitplannen, zijn hiervoor geschikte middelen.

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Hiermee was Zaanstad de eerste gemeente met een eigen CHW-kaart. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.

In de CHW-kaart is opgenomen een overzicht van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).

De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.

Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).

Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.

3.5.3.2.6 Erfgoedverordening Zaanstad 2010

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.

Omdat de nieuwe verordening ook een archeologische deel bevat is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.2.7 Zaanse Smaakmakers, evenementenbeleid in Zaanstad

Deze nota vormt het beleidskader om meer strategisch evenementenbeleid in Zaanstad te ontwikkelen met als doelen: Zaanstad extern beter op de kaart, méér economische spin-off en een bijdrage aan sociale binding. Dat betekent, dat een sterker accent komt te liggen op vooral grotere evenementen en niet de evenementen op wijkniveau. Vanaf 2009 zullen de belangrijkste evenementen worden gemonitord om de effecten van het nieuwe beleid te toetsen en daar waar nodig bij te sturen. De nota gaat ook in op fysieke randvoorwaarden, zoals het creëren van aantrekkelijke evenementenlocaties. Specifiek worden daarbij genoemd: het industriële erfgoed, in het bijzonder het Hembrugterrein, en de Zaan. Bij het vaststellen van de meerjarenbegroting 2011 – 2014 zijn enkele evenementen geschrapt, zoals de Wielerronde Noord-Holland en de Atelierroute Zaanstreek. Evenementen in het belang van Zaanstad op de kaart zijn gebleven, zoals de Dam tot Dam, MidzomerZaan en Slag om de Zaan.

3.5.3.2.8 Aanpak toerisme Zaanstreek

Het Aanpakplan Toerisme Zaanstreek 2007-2010 is een gezamenlijk product van de Zaangemeenten Zaanstad, Wormerland en Oostzaan, dat tot stand is gekomen in overleg met brancheverenigingen en een platform van toeristische ondernemers.

Vanaf 2011 werken Zaanstad en Wormerland samen aan versterking van de economische structuur van de Zaanstreek waarbij de kansrijke groeisector toerisme en recreatie wordt gezien als economisch speerpunt. Een stevig verankerd toeristisch beleid moet zorgen voor méér bezoekers, een langere verblijfsduur, méér inkomsten en werkgelegenheid en een duidelijker imago. Daarnaast biedt het méér draagvlak voor het voorzieningenaanbod. Hierdoor worden de uitstraling en het imago van de Zaanstreek positief beïnvloed. Uitgangspunt voor economische/toeristische versterking zijn de kernwaarden van Zaanstad en Wormerland; Industrieel erfgoed, Water en groen en de gunstige ligging in de Metropool Amsterdam

Het Zaanse toeristische beleid richt zich op de bijzondere kwaliteitskenmerken van de Zaanstreek, met name de unieke combinatie van stedelijke en landschappelijke aspecten en het contrast tussen de vele industriële monumenten en het groene, waterrijke landschap.

Vanuit de ontwikkellijnen Stimulering (regionale stimuleringprojecten, toeristische promotie en Marketing en netwerkontwikkeling) en Facilitering ( enerzijds fysieke en digitale bereikbaarheid en toegankelijkheid, anderzijds bevordering van toeristisch aanbod, voorzieningen en verblijfsaccommodaties)

In samenhang met deze ontwikkellijnen worden een aantal maatregelen genomen om de toeristische infrastructuur te verbeteren, onder andere door de aanleg van steigers in de Zaan en het creëren van nieuwe wandel- , fiets- en vaarroutes die worden aangevuld met toeristische bewegwijzering en routeplanners, de opzet van (regionale) vaarverbindingen en uitbreidingen op het gebied van regionaal openbaar vervoer.

3.5.3.2.9 De Zaan treedt buiten haar oevers

Deze nota is strikt genomen geen beleidsnota; de nota betreft een herijking van het Zaanoeverproject uit 1989. Het is bedoeling van het gemeentebestuur de Zaan beter te gebruiken. De Zaan wordt gezien als een "identiteitsdrager" waarmee de stad beter voor het voetlicht kan worden gebracht. De Zaan kan beter worden ingezet als verbindende schakel tussen functies als toerisme, wonen, werken, economie, cultuur etc., zo is het gemeentelijke uitgangspunt. De nota is de weerslag van de resultaten van gesprekken met vele betrokkenen.

3.5.3.3 Welzijn en gezondheid
3.5.3.3.1 Beleidskader Jeugd en Onderwijs 2011-2016: Oog voor jongeren

Het beleidskader voor jeugd en onderwijs is op 27 januari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad en formuleert de volgende ambitie voor het jeugd- en onderwijsbeleid: Zaanstad wil dat jongeren veilig en gezond opgroeien, wil jongeren kansen bieden om hun talenten te ontwikkelen, een goed opleidingsniveau te behalen en perspectief te hebben op een baan en eigen inkomen. Ook wil Zaanstad zich aan jongeren verbinden door voor en samen met hen een goede woon-, leef-, leer- en werkomgeving te creëren.

Er zijn vier doelstellingen geformuleerd om deze ambitie te bereiken:

  • 1. Kinderen en jongeren groeien in Zaanstad gezond en veilig op;
  • 2. Jongeren behalen in Zaanstad een hoger onderwijsniveau;
  • 3. Jongeren veroorzaken minder overlast;
  • 4. Jongeren participeren actief in de Zaanse samenleving.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.3.2 Onderwijshuisvesting

De gemeente heeft op grond van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en Wet op de Expertisecentra (WEC) de plicht om te zorgen voor voldoende schoolgebouwen. Deze verplichting strekt zich uit over zowel de capaciteit, spreiding over de stad als de onderhoudstoestand. Daaruit volgt dat schoolgebouwen op enige termijn vervangen, uitgebreid of gerenoveerd worden.

Vanwege de kwetsbaarheid van de gebruikers van deze gebouwen worden de eisen aan schoolgebouwen steeds strenger, met een grote invloed op de mogelijkheden om deze gebouwen stedenbouwkundig goed in te passen in de bestaande stad. Het gevolg kan zijn dat nieuwe gebouwen niet meer op de oude schoollocatie gebouwd kunnen worden.

De gemeente Zaanstad voert haar wettelijke zorgplicht uit door het opstellen van een jaarlijks Onderwijshuisvestingsplan. Met het oog op de ontwikkelingen op langere termijn wordt dit middel steeds meer ondersteund door langetermijn-plannen die in samenspraak met de schoolbesturen worden opgesteld in convenanten en Integrale Huisvestingsplannen (IHP). Hierin worden voor een periode van 5-15 jaar de gebouwen en scholen benoemd waarin geïnvesteerd gaat worden om de gebouwvoorraad op voldoende niveau te houden / krijgen.

Ondanks deze langetermijn-plannen vraagt de wisselende capaciteitsbehoefte van scholen regelmatig om oplossingen op korte termijn, en voor een korte of middellange termijn. Het is niet altijd mogelijk om leerlingenstromen naar het onderwijs goed te voorspellen. In een aantal gevallen is er ook in bestaande wijken op korte termijn behoefte aan meer schoolcapaciteit.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.3.3 Brede School

De Brede School in Zaanstad is een samenwerkingsverband (coalitie) tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van de samenwerking is de ontwikkelingskansen van kinderen te optimaliseren.

Iedere wijk in Zaanstad heeft een eigen Brede Schoolcoalitie. Dit is een structurele voorziening. In een enkel geval vindt de samenwerking plaats in één gebouw waar alle voorzieningen zijn samengebracht (bijvoorbeeld in Assendelft), maar in de meeste wijken werken de partijen samen vanuit hun eigen accommodaties. Tot de samenwerkende partijen behoren in ieder geval het primair onderwijs, de kinderopvang, welzijn & zorg, sport & recreatie en cultuur. Daarnaast kunnen andere organisaties en instellingen meedoen. Dat is afhankelijk van waar de kinderen in die wijk specifiek baat bij hebben. De Brede Schoolsamenwerking moet in Zaanstad verder aan de volgende uitgangspunten voldoen:

  • De Brede School is er voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 14 jaar en hun ouders/verzorgers;
  • Kinderen krijgen dagvullende programma’s aangeboden, van 7 tot 19 uur. Dat betekent niet direct dat ze twaalf uur per dag aanwezig moeten zijn;
  • Het aanbod is sluitend: kinderen staan dus altijd onder toezicht.
  • De samenwerking richt zich op het bieden van een doorlopende ontwikkelingslijn op maat;
  • In Brede Schoolverband wordt doorlopend gewerkt aan een door alle partners gedeelde pedagogische visie.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.3.4 Nota Gezondheidsbeleid 2008-2015

Centraal doel in de nota Gezondheidsbeleid 2008 – 2012 is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstad en het verkleinen van de gezondheidsverschillen binnen de bevolking.

De gezondheid van de inwoners van Zaanstad kan worden verbeterd door het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving, het bevorderen van een gezonde leefstijl, het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving en het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Door middel van het ontwikkelen van gezondheidsprofielen worden gezondheidsprioriteiten benoemd. Voor de periode 2008 – 2012 zijn dat overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, opvoedingsproblematiek, roken en drugsgebruik en depressie/eenzaamheid.

De nota Gezondheidsbeleid hangt nauw samen met het WMO-beleidsplan: ze hebben raakvlakken en overlap: mensen die openstaan voor actieve deelname aan en betrokkenheid bij de maatschappij voelen zich gezonder, en een goede gezondheid maakt deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.3.5 WMO beleidsplan 2011-2015

Op 21 juli 2011 heeft de gemeenteraad het WMO beleidsplan 2011-2015 vastgesteld, met als titel "Eigen kracht met effectieve ondersteuning". Het belangrijkste doel van dit plan is dat inwoners en instellingen van Zaanstad met elkaar een samenleving vormen waarin iedereen zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Zaanstad gaat hierbij nog meer dan voorheen de eigen kracht van inwoners aanspreken en stimuleren. Door een effectieve ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben, kunnen ze hun zelfredzaamheid vergroten. Het beleidsplan heeft een viertal uitgangspunten: wederzijds aanspreekbaar, klant centraal, wijkgerichtheid, integraliteit. Het plan is opgebouwd vanuit 5 integrale thema’s: Ondersteuning van vrijwilligers(organisaties) en mantelzorgers; Levensloopbestendige wijken; Kansen voor kinderen en jongeren; Zinvolle dagbesteding bieden –meedoen, eenzaamheid terugdringen- ; Zorg voor de kwetsbare inwoners. Binnen ieder thema wordt aangegeven welke ontwikkelingen er zijn, welke ambities de gemeente heeft en welke acties zij gaat ondernemen om die ambities te realiseren.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.4 Wonen, leven en werken
3.5.3.4.1 Bedrijven in woonhuizen

Het Bedrijf-aan-huisbeleid van de gemeente Zaanstad bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats is in onze brief aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zaanland van 29 september 1987 het beleid omtrent “Bedrijven in woonhuizen en ruimtelijke ordening” vastgelegd. Onderdeel van die brief vormen de randvoorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de toepassing van de door de raad van de gemeente Zaanstad in januari 1983 vastgestelde “Richtlijnen onttrekking woonruimte aan haar bestemming”. Deze twee componenten zijn samengevoegd in een bijlage die is gevoegd bij de door de gemeenteraad op 29 januari 1998 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening.
Het aldus geformuleerde gemeentelijke beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: Ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo’n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.

De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.

De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.5.3.4.2 Meerjarenplan 2009-2015 Woonservicewijken Zaanstad

Een woonservicewijk is een wijk waar mensen zelfstandig kunnen blijven wonen ook als zij minder mobiel zijn of zorg nodig hebben. Het uitgangspunt is om in een woonservicewijk te komen tot een integraal aanbod op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking.

Een woonservicewijk ziet er als volgt uit: het is een wijk waar informatievoorziening op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanwezig is, waar de openbare ruimte toegesneden is op de minder mobiele gebruiker is, waar de (openbaar) vervoersdiensten beschikbaar en bruikbaar zijn, waar zorg aan huis geleverd wordt en waar er voldoende toegankelijke en veilige woningen zijn waarin, indien nodig, ook zorg geboden kan worden.

Op dit moment zijn er 6 woonservicewijken in ontwikkeling. Tijdens de Wupweek 2010 in september 2010 is voor in totaal in 13 wijken (waaronder de 6 woonservicewijken) een hoofddoelstelling in het WUP opgenomen om tot een integraal aanbod te komen op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor de doelgroep ouderen en mensen met een beperking. De uitrol naar 13 wijken zal gefaseerd plaatsvinden.

3.5.3.4.3 Zaans Afwegingskader Hoogbouw

Het Zaans afwegingskader hoogbouw (ZAH) bevat een afwegingskader om toekomstige hoogbouwinitiatieven te kunnen toetsen. Het doel van het ZAH is een instrument in handen te hebben waarin vastligt hoe de gemeente procesmatig en inhoudelijk omgaat met hoogbouwinitiatieven.

De definitie van hoogbouw in het ZAH is gebaseerd op de definitie die het bouwbesluit hanteert: hoogbouw is een verticale bouwvorm, bestaande uit meer dan vier gestapelde bouwlagen (met een minimale hoogte van 12 meter), waarvan het programma ook in horizontale vorm uitgevoerd kan worden. Zodoende zijn zendmasten, lichtmasten, windturbines etc. uitgesloten - deze zijn niet in horizontale vorm te realiseren - en maken geen deel uit van het afwegingskader.

Hoogbouw is geen doel op zich, Zaanstad wil zich niet profileren als hoogbouwstad. Dit betekent niet dat er geen hoogbouw is of kan komen, het betekent dat de afweging voor wel of geen hoogbouw gemaakt wordt binnen de bestaande beleidskaders. In het afwegingskader worden deze kaders benoemd.

Belangrijk instrument in het beoordelen van hoogbouwinitiatieven is het Adviesteam Hoogbouw. Hierin hebben een aantal deskundigen zitting (extern en intern), onder voorzitterschap van de gemeente. Hoogbouwinitiatieven worden door het Adviesteam voorzien van een positief of negatief advies. Daarna wordt het initiatief in de wijk getoetst. Beide adviezen gaan naar het college dat besluit of een initiatief doorgang vindt of niet.

3.5.3.4.4 Beleidsregel grootschalige reclamemasten

Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 meter en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.

Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad worden toegestaan.

Het beleid is dat de plaatsing van nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet wordt toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.

3.5.3.4.5 Welstandsnota

De meest recente versie van de welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.

Aanvragen van bouwvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.

3.5.3.4.6 Water als bouwgrond

De nota water als bouwgrond heeft een tweeledig doel: enerzijds vormt de nota een toetsingskader waaraan toekomstige initiatieven en locaties voor wonen op het water getoetst kunnen worden, anderzijds wil de gemeente initiatieven stimuleren die invulling geven aan de opgave in de woonvisie om nieuwe woonmilieus te creëren.

Wonen op het water maakt Zaanstad tot een aantrekkelijker vestigingsplaats binnen de Metropool. Ruimte in Zaanstad is schaars en verschillende functies concurreren. Daarnaast wil Zaanstad meer kwaliteit en diversiteit in het woningaanbod (Woonvisie). Wonen op het water kan hier een belangrijke bijdrage leveren - zowel door efficiënt omgaan met de beschikbare ruimte als door het toevoegen van kwaliteit. Immers watergebonden woonvormen worden in het algemeen als exclusief ervaren ('location' - de plek, en 'sight' - het uitzicht) waardoor bewoners zich kunnen onderscheiden. Zaanstad kan hiermee een nieuw, specifiek woonmilieu binnen de metropolitane regio creëren. De vervlechting van Zaanstad met het water geeft de stad een prachtige kans om op dit terrein spraakmakende initiatieven te stimuleren, te realiseren en te faciliteren.

Niet alleen wonen maar ook andere functies zijn mogelijk. Wanneer er belemmeringen voor wonen op het water zijn (bijvoorbeeld door de milieucontouren), kan mogelijk wel worden gedacht aan werken of andere (recreatieve) voorzieningen. Bij bedrijventerreinen aan of in de nabijheid van water kunnen ook tijdelijk werkfuncties op het water worden gerealiseerd. Wanneer de milieuhinder op termijn vermindert of verdwijnt, kan omzetting naar wonen op het water plaats vinden.

Initiatieven moeten passen binnen de gemeentelijke beleidskaders en getoetst worden op relevante wet- en regelgeving. Het toetsingskader bevat een drietal stappen. De eerste stap gaat in op locatiecriteria (bouwen binnen rode contouren, nautische - en stedenbouwkundige criteria), de tweede stap geeft aan welke woonmilieus we op het water willen realiseren en de derde stap toetst op thema's als waterbeheer, milieu, bereikbaarheid en nutsvoorzieningen.

3.5.3.4.7 Zaans Blauw Waterplan Zaanstad

Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft oa als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:

  • 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
  • 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zonodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
  • 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.

3.5.3.4.8 Gemeentelijk rioolplan

Het beleid voor de inzamelingen en afvoer van afvalwater is door de gemeente Zaanstad vastgelegd in het "Gemeentelijk Rioolplan 2001-2005". Het plan is door de gemeenteraad op 20 december 2001 vastgesteld.

De in het kader van dit bestemmingsplan belangrijkste uitgangspunten van beleid zijn:

  • inzamelen van het echt vuile afvalwater en het laten transporteren naar de rioolwaterzuivering;
  • het afvoeren van relatief schoon regenwater naar het oppervlaktewater;
  • beperken van vuiluitworp naar het oppervlaktewater door afvalwater;
  • beperken van overlast;
  • doelmatig beheer en goed gebruik van de riolering.
3.5.3.4.9 Parkeernota 2009

In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota;

  • Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
  • Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaars de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het parkeren of realiseren van parkeerplaatsen op het terrein van derden is niet meer mogelijk in dit gebied. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is. Voor Inverdan-West en Saendelft kan, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven proactief een regiem worden ingevoerd met betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders.

Deel twee van de parkeernota zal later worden uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto’s en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.

3.5.3.4.10 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

3.5.3.4.11 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

3.5.3.4.12 Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek

Op 9 oktober 2003 is de Openbaar vervoervisie concessiegebied Zaanstreek (OV-visie) door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Hierin is het openbaar vervoerbeleid van de gemeenten Oostzaan en Zaanstad vastgelegd.

De gemeente Zaanstad is zelf niet bevoegd voor het openbaar vervoer; het ROA is de formele opdrachtgever. Om bij de aanbesteding van het openbaar busvervoer Zaanse wensen in te kunnen brengen, is in de OV-visie een ideaal openbaar vervoernetwerk geschetst. De basis van het ideale busnetwerk wordt gevormd door ontsluitende lijnen die de woongebieden met het ziekenhuis, het centrum van Zaandam en de knooppunten verbinden. Daarnaast zijn er verbindende buslijnen die inwoners over grotere afstand snel vervoeren. In de spitsuren zijn er lijnen die de woongebieden rechtstreeks met een aantal belangrijke werkgelegenheidsgebieden verbinden.

In late avonduren is er een aangepast net. Naast deze reguliere lijnen acht de gemeenteraad ook een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV) zeer wenselijk.

3.5.3.4.13 Fietsnota

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.

Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.

De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.

3.5.3.4.14 Ontwerp Sectornota Bedrijventerreinen Zaanstad

De ontwerpnota is op 13 november 2007 door het college vastgesteld op de principes. De ontwerpnota heeft als belangrijkste uitgangspunten:

  • 1. het principe dat binnenstedelijke bedrijventerreinen als werkgebieden worden behouden;
  • 2. dat daarbij wordt ingezet op intensief ruimtegebruik, duurzame ontwikkeling, verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en het beter benutten en beheren van bestaande bedrijventerreinen;
  • 3. dat een richting gekozen waarin binnenstedelijke bedrijventerreinen voor bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 (en eventueel ook 3) worden bestemd en de perifere terreinen gereserveerd dienen te worden voor bedrijven uit hogere milieucategorieën (3 en hoger).

De definitieve Nota Bedrijventerreinen Zaanstad wordt naar verwachting eind 2011 vastgesteld.

3.5.3.4.15 Notitie PDV/GDV

Naar verwachting wordt in het najaar van 2011 een notitie grootschalige detailhandel ter besluitvorming aan het College aangeboden. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van PDV. PDV staat voor Perifere Detailhandels Vestiging. PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. In de notitie wordt ingegaan op de wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties. GDV staat voor grootschalige detailhandels vestiging. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m2.

3.5.3.4.16 Structuurvisie kantoren Zaanstad

Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximumvolume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500m2 bvo per jaar, met een maximumgrootte per vestiging van 500m2 (bij uitbreiding 750m2). Kantoorpanden zijn slechts voor eigenbouw of tenminste 75% aantoonbaar doorverhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte.

3.5.3.4.17 Notitie schaarstebeleid kantoren

De notitie is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, dit heeft echter niet tot andere inzichten geleid.

Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebied van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op beide locaties kan maximaal 10.000m2 kantoor ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt.

Hiernaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500m2 per jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004). Door kantoorontwikkeling in het binnenstedelijke gebied toe te staan worden kansen geboden voor transformatie op de binnenstedelijke bedrijventerreinen. Wat betreft kantoorontwikkeling op perifere terreinen wordt voortgeborduurd op de Structuurvisie Kantoren; het wordt als een onwenselijke ontwikkeling beschouwd.

3.5.3.4.18 Structuurvisie retail-leisure

De ambitie van Zaanstad is het vervullen van een brede en complete verzorgingsfunctie en het bieden van een gezond ondernemersklimaat.

  • 1. Wijk- en buurtniveau

De voorzieningen op wijk- en buurtniveau dienen zoveel mogelijk geclusterd te worden om een hart voor de wijk of buurt te creëren. Het gaat hierbij niet alleen om detailhandel, maar ook om gezondheidszorg, onderwijs, sociaal culturele voorzieningen en dergelijke. Wijk- en buurtwinkelcentra moeten op korte afstand van de woning liggen en vanuit de woning makkelijk bereikbaar zijn. Inzet is behoud en versterking van een fijnmazige detailhandelsstructuur. Bovendien moeten deze centra voldoende parkeerplaatsen bieden en er aantrekkelijk uitzien.

  • 2. Grootschalige supermarkten

Voor het accommoderen van grootschalige supermarkten dient gericht onderzoek gedaan te worden naar de geschiktheid van mogelijke vestigingslocaties en de consequenties hiervan voor het verzorgingsniveau in buurten en wijken.

3.5.3.4.19 Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid

De afgelopen periode is beleid ontwikkeld voor creatieve bedrijvigheid. Dit beleid was echter nog niet verankerd in een beleidskader waarbinnen alle maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid kunnen worden geplaatst. De Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid biedt dit kader. Het doel van de beleidsnotitie is kader en helderheid te bieden, af te bakenen en richting te geven aan de verdere beleidsontwikkeling en het nog uit te werken uitvoeringsprogramma.

Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren.

3.5.3.4.20 Horecabeleid

Het Horecabeleid voor de periode 2008-2011 is vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:

  • 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
  • 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
  • 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
  • 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
  • 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
  • 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.

De vestiging van een horecabedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de aanliggende terreinen als (bebouwd) terras.

Een beleidsnota voor de vestiging van 'ondersteunende horeca' is in voorbereiding. Het gaat dan om het vrijstellen van de vergunningplicht voor bepaalde mengformules zoals horeca binnen detailhandel.

Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).

3.5.3.4.21 Nota Erfbebouwing

De nota is de basis voor de ervenregeling in de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en het koepelbestemmingsplan voor (erf)bebouwing. Deze nota geeft aan hoe om te gaan met de erven die bij grondgebonden woningen behoren, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

De nota omschrijft de diverse begrippen zoals het bouwperceel, de woning, het erf het bijgebouw, de aanbouw, de voorgevel en de achtergevel. Vanuit de begrippen zijn een aantal beleidsregels opgesteld. Deze regels geven de bebouwingsmogelijkheden van het erf aan. Deze regels zijn progressief en gemaximaliseerd. Naarmate een erf groter is mag er meer bebouwing aan het erf worden toegevoegd. Per type, grootte is er een maximum aan het aantal vierkante meters dat er mag worden bebouwd. De goothoogte van de regeling sluit aan bij de regels voor het vergunningsvrije bouwen. De hoogte van de erfbebouwing is gerelateerd aan de hoogte van het hoofdgebouw. De nota houdt rekening met de doorzichten die bij bebouwing in het lint behoort. Bijgebouwen zijn slechts aan één zijde van en of achter het hoofdgebouw toegestaan. Hierdoor blijven doorzichten gehandhaafd en blijven vrijstaande woningen ook als vrijstaande woningen gehandhaafd. Een regeling voor erkers is ook meegenomen. In deze regeling is ook een welstandelijk aspect meegenomen.

De nota maakt door middel van pictogrammen duidelijk wat er ruimtelijk wordt bedoeld. Hiermee sluit de nota aan op de folders van het Rijk die uitleg geven op de mogelijkheden van het vergunningsvrij bouwen. In 2012 wordt de Nota Erfbebouwing herzien.

3.5.3.4.22 Nota sturend grondbeleid 2005

Vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in de vergadering van 24 maart 2005. De gemeente kiest voor een sturend grondbeleid. Sturend grondbeleid wordt gedefinieerd als:

De gemeente stelt zich op als een actor in het maatschappelijk krachtenveld en vervult daarbij een initiërende en regisserende rol. Daarbij onderhandelt zij en werkt zij samen met belanghebbenden (grondeigenaren, ontwikkelaars/bouwers, corporaties) op voet van gelijkheid. Daar waar de gemeente grondpositie heeft of kan verkrijgen zal de gemeente deze inzetten voor het realiseren van haar initiërende en regisserende rol.

Onder het doel van het Zaanse grondbeleid wordt verstaan het geven van sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling van de stad door het handhaven van het bestaande grondgebruik (en opstallen) dan wel het (tijdig) realiseren van gewenste veranderingen daarin, zodanig dat dit past in de doelstellingen die de gemeente geformuleerd heeft in het kader van het ruimtelijk beleid.

3.5.3.4.23 Uitvoeringsnota sturen grondbeleid 2006

Deels vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 30 mei 2006. Deels vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in de vergadering van 21 september 2006.

De herijking van het grondbeleid van de gemeente Zaanstad heeft geleid tot het in 2005 vast stellen van de Nota Sturend Grondbeleid. Op een aantal punten diende de Nota Sturend Grondbeleid door ons college nader te worden uitgewerkt. Deze uitwerking vindt plaats in de Uitvoeringsnota Sturend Grondbeleid 2006.

In het onderhandelingsakkoord heeft het College richting gegeven aan het opstellen van een nieuw kader voor de sociale grondprijzen en het erfpachtbeleid. In de Uitvoeringsnota Sturend Grondbeleid 2006 wordt hier een eerste aanzet toe gegeven. .