direct naar inhoud van Regels
Plan: Hembrug e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3725OP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het omgevingsplan Hembrug e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3725OP-0301 van de gemeente Zaanstad;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanleggen:

het uitvoeren van werk(en), geen bouwwerk(en) zijnde, of van werkzaamheden;

1.4 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijke gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.5 achtergevel:

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.6 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw, evenwijdig aan het openbaar gebied, tot aan de perceelsgrenzen;

1.7 activiteit:

een activiteit als bedoeld in de genoemde functies in dit omgevingsplan;

1.8 afgraven en ophogen van de bodem:

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd dan wel verhoogd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van het normale onderhoud worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weer te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.9 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de (mogelijk) in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsbeeld:

het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door:

  • de langs een wegzijde of binnen een samenhangend cluster van bebouwing aanwezige gevelbreedten;
  • kavelgrootten;
  • grondvlakken;
  • goot- en nokhoogtes;
  • voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en buitenruimte-, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten);
1.13 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in deze regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bed & breakfast:

gebruik dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen;

1.15 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen/of en verhandelen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huisgebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.16 bedrijfsactiviteit:

het product- of dienstenaanbod van de onderneming;

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.18 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, gericht op innovatie doordat bedrijven kunnen profiteren van elkaars expertise, arbeid en netwerken alsmede elkaar kunnen inspireren;

1.19 beeldbepalend pand:

een gebouw dat op culturele of historische gronden bescherming geniet van de gemeente;

1.20 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.21 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.22 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat legaal bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.23 bestemmingsgrens/functiegrens:

de grens van een bestemmingsvlak dan wel een functievlak, waarbij een bestemmingsgrens van toepassing is op het consoliderende plandeel en functiegrens op het transformerende plandeel;

1.24 bestemmingsplanactiviteit:

activiteit waarvoor in het omgevingsplan een vergunningplicht is gecreëerd en regels zijn gesteld, op basis van het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 sub c en sub g Wabo;

1.25 bestemmingsvlak/functievlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming dan wel functie, waarbij een bestemmingsvlak van toepassing is op het consoliderende plandeel en functievlak op het transformerende plandeel;

1.26 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.28 bijbehorende bouwwerken:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand ondergeschikt gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat bestaat uit één of meer ruimten waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitsluiting van zolders of souterrains die niet beloopbaar zijn;

1.32 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 bunkerschip:

een aangemeerd schip voorzien van een bedrijfswoning en brandstofbunkers ten behoeve van het opslaan en distribueren van brandstof(fen) voor de scheepvaart;

1.37 bunkerstation:

een drijvend, maar niet zelfstandig varend, bedrijf met als hoofdactiviteit de opslag en de levering van brandstof voor voortstuwing van schepen, inclusief op het bunkerstation gerealiseerde bebouwing als een ondergeschikte scheepswinkel en ruimten ten behoeve van de administratie van het eigen bunkerstation en tevens voor het afmeren van bij het bedrijf behorende bunkerschepen en leurschepen;

1.38 brutovloeroppervlak (bvo):

de totale gecumuleerde vloeroppervlakte in m2 van alle bouwlagen met inbegrip van de eventueel daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc. maar met uitzondering van onder maaiveld gelegen ruimten, gebouwde (on)zelfstandige parkeervoorzieningen en buitenruimten;

1.39 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.40 creatieve industrie, media en entertainment:

economische activiteiten waar kennis, informatie, innovatie en symbolische waarden centraal staan, zoals modeontwerp, architectuur, musea, productie van films en games en de beoefening en productie van podiumkunsten;

1.41 cultuur en ontspanning:

activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning, waaronder voorstellingen, en naar de aard daarbij behorende toeristische, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van evenementen, versterkte muziek en horeca maar met inbegrip van ondergeschikte horeca en leisure;

1.42 cultuurhistorische waarden:

de aan het gebied of bouwwerk toegekende waarde, op basis van tastbare elementen en structuren, in verband met de ouderdom dan wel de gebruiksgeschiedenis en historische gaafheid;

1.43 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.44 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.45 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de nok is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.46 dakloggia:

een 'omgekeerde' dakkapel. Dit is geen uitbouw van, maar een uitsparing in de kap;

1.47 dakvlak:

een hellend vlak in een dak;

1.48 detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt. Horeca en internethandel worden hier niet onder begrepen;

1.49 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet-commerciële diensten;

1.50 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:

  • waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  • waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.51 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.52 eerste bouwlaag (plint):

de bouwlaag op de begane grond;

1.53 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.54 erftoegangsweg:

een weg met een buurtontsluitende of erfontsluitende functie voor verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer);

1.55 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, waaronder begrepen een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van de APV, op de weg, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, een klein evenement of een snuffelmarkt. Onder een evenement wordt niet verstaan een bioscoopvoorstelling, een markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet, een kansspel als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.56 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.57 functiescheidingslijn:

een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies en activiteiten zijn toegestaan;

1.58 fysieke leefomgeving:

de fysieke leefomgeving omvat onder andere de volgende thema's:

  • a. bouwwerken;
  • b. infrastructuur;
  • c. watersystemen;
  • d. water;
  • e. bodem;
  • f. lucht;
  • g. landschappen;
  • h. natuur;
  • i. cultureel erfgoed;
1.59 garage:

een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bedoeld voor en in gebruik als autostalling;

1.60 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 gebruik:

het gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.62 geluidsarchitect:

een door het college aan te wijzen adviseur c.q. akoestisch modelbeheerder van Hembrug, die deel uitmaakt van het supervisieteam, en zowel voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning kan adviseren en voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning verplicht adviseert over onder andere de akoestische situatie, situering van bouwwerken en te nemen maatregelen om een zo gunstig mogelijk akoestische situatie te verkrijgen met als doel een goed woon- en leefklimaat;

1.63 geluidsgevoelige objecten:
  • woningen;
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven;

voor zover deze geen onderdeel uitmaken van de inrichting;

1.64 geluidsluwe gevel:

de zijde van een gebouw waar de gevelbelasting de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel een serre of loggia is gerealiseerd waardoor de voorkeursgrenswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte niet wordt overschreden;

1.65 geluidwerend vlies:

Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.66 groenvoorziening:

ruimten in de open lucht in openbaar gebied, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oevervoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.67 grootschalige detailhandel:

verkoop aan particulieren van goederen in kleine hoeveelheden maar op een verkoopvloeroppervlakte (vvo) van tenminste 1.500 m2 per vestiging. Hiertoe behoren zowel supermarkten als grote meubelzaken;

1.68 handelsreclame:

iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

1.69 hogere waarde:

een bij een bestemmingsplan of omgevingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van een geluidsgevoelig object, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.70 hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waar de kenmerkende activiteiten plaatsvinden waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt;

1.71 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.72 horeca-bedrijf:

een inrichting die in zijn algemeenheid is gericht op activiteiten, zoals de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, en/of het verlenen van logies met gehele of gedeeltelijke verzorging. Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

  • Categorie I "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
    1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, zoals automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur;
    1b. Overige lichte horeca, zoals bistro, grand-café, restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice), hotel;
    1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zijnde bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een brutovloeroppervlakte (bvo) van meer dan 250 m², restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives);
  • Categorie 2 "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals bar, bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);
  • Categorie 3 "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals dancing, discotheek, nachtclub en partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
1.73 hotel:

een horeca-bedrijf die tot doel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet- als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor de consumptie ter plaatse;

1.74 huisgebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel en/of horeca;

1.75 huisgebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel en/of horeca;

1.76 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.77 incidentele festiviteit:

een activiteit binnen de inrichting van een horeca-exploitatievergunning waarbij meer geluid mag worden gemaakt dan op grond van de exploitatievergunning is toegestaan;

1.78 internethandel:

handel waarbij:

  • a. de verkoop via internet en andere media verloopt;
  • b. geen showroom aanwezig is om producten te bekijken;
  • c. er geen sprake is van fysiek contact tussen de verkopende en de kopende partij;
  • d. betaling via internet verloopt;
  • e. er opslag plaatsvindt zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald (pick-up point);
  • f. de levering per post of koeriersdienst verloopt;
1.79 kamer(ver)huur:

Het bewonen van een deel van een woning, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren;

1.80 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.81 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, ontwerp technisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.82 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.83 kegelschip:

een schip dat gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord heeft en daarom volgens wettelijk voorschrift overdag één of meer blauwe kegels moet voeren;

1.84 kunstwerk:

een uiting van beeldende kunst van een kunstenaar;

1.85 kwaliteitsteam:

een door het college aan te wijzen team van adviseurs c.q. deskundigen dat tot doel heeft de nagestreefde ruimtelijke kwaliteit van Hembrug te bewaken en bij een omgevingsvergunningaanvraag dan wel afwijking toetst of de beoogde kwaliteit van het initiatief aansluit bij de kwaliteitseisen voor het Hembrug en adviseert over de toepassing van de ruimtelijke kwaliteitseisen. Het kwaliteitsteam staat onder leiding van de supervisor;

1.86 kwetsbare objecten:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.87 landschap:

een eenheid van geologische, biologisch-/ecologisch en cultuurhistorische elementen die met elkaar in een gegeven gebied een logisch geheel vormen;

1.88 leurschip:

schip dat gebruikt wordt om goederen aan schippers te verkopen door te pendelen tussen het bunkerstation en het schip dat de goederen inkoopt.

1.89 maaiveld:

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.90 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder gezondheidszorg, jeugdopvang, buitenschoolse opvang, praktijkruimten, welzijnsinstellingen en/of zorginstellingen;

1.91 maatvoeringsvlak:

het geometrisch bepaald vlak, dat onder andere goot- en bouwhoogtes, bebouwingspercentages scheidt;

1.92 maatwerkvoorschriften:

nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d van de Wro;

1.93 medische en paramedische voorzieningen:

een instelling zoals een ziekenhuis c.a., kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria en daarmee gelijk te stellen instellingen en voorzieningen;

1.94 monument:

beschermd of te beschermen overblijfsel van vroegere cultuur, nijverheid, dat valt onder de bescherming van de Erfgoedwet dan wel de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening;

1.95 monumentencommissie:

een op basis van de Monumentenwet (sinds 2016 vervangen door de Erfgoedwet) ingestelde commissie met als taak het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening, de Wabo en dit plan;

1.96 NEN:

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde ten tijde van het inwerkingtreden van dit plan;

1.97 nettovloeroppervlak (nvo):

de totale gecumuleerde oppervlakte in m2 van alle bouwlagen waarbij bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc. buiten beschouwing worden gelaten en met uitzondering van onder maaiveld gelegen ruimten en gebouwde (on)zelfstandige parkeervoorzieningen;

1.98 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt, gehouden of gebracht;

1.99 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;

1.100 oevervoorziening:

de grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein;

1.101 omgevingsplan:

een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.102 ondergeschikte bouwdelen:

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • airco-installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

Voor een nadere omschrijving en maatvoering zie artikel 2.10;

1.103 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als onderdeel van een hoofdactiviteit, bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlakte (bvo) dan 25% van het nettovloeroppervlak (nvo) van de hoofdactiviteit; en
  • b. een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 500 m2;
1.104 ondergeschikte activiteit of voorziening (overig):

activiteit of voorziening als onderdeel van een hoofdactiviteit bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlak (bvo) dan 30% van de brutovloeroppervlakte (bvo) van de hoofdactiviteit; en een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 30 m²;

met uitzondering van de ondergeschikte activiteiten als bedoeld onder 1.103, 1.105 en 1.106;

1.105 ondergeschikte horeca:

horeca als onderdeel van een hoofdactiviteit, bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlak (bvo) dan 50% van het nettovloeroppervlak (nvo) van de hoofdactiviteit; en
  • b. een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 250 m2; en
  • c. uitsluitend activiteiten in de categorie 1, zoals bedoeld in 1.72;
1.106 ondergeschikte kantoren:

kantoor als onderdeel van een hoofdactiviteit, bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlak (bvo) dan 50% van het nettovloeroppervlak (nvo) van de hoofdactiviteit; een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 500 m2;
1.107 openbaar toegankelijk gebied:

de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.108 onderdoorgang:

een op de verbeelding aangegeven gebied waarbinnen een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht, met dien verstande dat zichtlijnen gehandhaafd en gerespecteerd worden;

1.109 ondergrondse en bovengrondse technische infrastructuur:

een verzameling voorzieningen (kabels en leidingen) die nodig is voor het transport van elektronische gegevens, nutsgoederen en dergelijken die zowel boven als ondergronds gelegen kunnen zijn;

1.110 overbouwing:

het op de verdieping overkluizen van onderliggende gronden door bebouwing, met dien verstande dat zichtlijnen gehandhaafd en gerespecteerd worden;

1.111 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal twee tot de constructie behorende wanden;

1.112 parkeervoorziening:

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van verkeer;

1.113 peil:

onder peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  • b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.114 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.115 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee gelijk te stellen gebied;

1.116 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.117 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.118 slopen:

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;

1.119 sociale veiligheid:

de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast voor andere mensen;

1.120 sociale huurwoning:

Een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste vijfentwintig jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.121 speelvoorzieningen:

voorzieningen voor speelgelegenheden, zoals speeltoestellen, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en ouderen en sport- en speelplaatsen/-terreinen/ -tuinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, (verharde) skatebanen, sport- en spelattributen/- toestellen (doelwanden, basketbalpalen, ballenvangers, beweegtoestellen etc.) en trapvelden;

1.122 steiger:

constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere plezier- (recreatie) dan wel beroepsvaartuigen;

1.123 stedenbouwkundige kwaliteit:

de kwaliteiten zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug', waarin de kwaliteiten per deelgebied zijn uitgewerkt;

1.124 supermarkt:

detailhandel in de vorm van een zelfbedieningszaak met een grote verscheidenheid aan hoofdzakelijk levensmiddelen;

1.125 supervisor:

een door het college aan te wijzen adviseur c.g. leider van het kwaliteitsteam;

1.126 terras:

de buiten de besloten ruimte van het bedrijf liggende gronden waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt door het betreffende bedrijf;

1.127 tijdelijk verblijf:

de tijdelijke bewoning van een woning voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden;

1.128 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw, waarop in gevolge dit plan geen bebouwing kan worden opgericht;

1.129 tuincentrum:

een detailhandelsbedrijf met een al dan niet overdekte verkoopvloeroppervlakte (vvo), waar levende en niet-levende artikelen voor tuininrichting, tuindecoratie, planten en daaraan verwante artikelen ten verkoop worden aangeboden;

1.130 veiligheidszone:

een ruimtelijke zone langs bepaalde transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of rondom de opslag en doorzet van gevaarlijke stoffen;

1.131 verblijfsmiddelen:

de voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en kampeermiddelen zijnde;

1.132 verkeer en verblijven:

functies en activiteiten die verband houden met:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken;

1.133 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de gecumuleerde totale oppervlakte in m2 op alle bouwlagen van de voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop;

1.134 versterkte muziek

muziek van bands en dj's;

1.135 volumineuze detailhandel:

detailhandel in volumineuze goederen zoals personenauto's, motoren, caravans, boten, scooters, zwembaden, buitenspeeltoestellen, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen en detailhandel die zich uit oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel;

1.136 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.137 voorgevellijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.138 voorgevelrooilijn:

de naar de weg gekeerde voorgevel van hoofdgebouwen of het verlengde daarvan, over meerdere percelen;

1.139 voorkeursgrenswaarden:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.140 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.141 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming;

1.142 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers,

1.143 weg:

zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

1.144 wind- en waterdicht:

bescherming van een monumentaal bouwwerk tegen weersinvloeden die reeds worden getroffen voorafgaand aan het herbestemmen en restaureren van het bouwwerk met een permanent karakter;

1.145 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.146 wonen:

gehuisvest zijn in een woning of ander daartoe bedoeld object;

1.147 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van een huishouden onderverdeeld naar:

  • a. zelfstandig: een woning met een eigen ingang en niet met anderen gedeelde keuken en of sanitair;
  • b. onzelfstandig: een woning bestaande uit een privédomein in combinatie met een met anderen gedeelde ingang, keuken dan wel sanitair;
1.148 woonschip:

drijvend of varend object om in te wonen, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een waterwoning;

1.149 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieursbureaus en training;

1.150 zijgevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel, bouwvlak of bestemming worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals bedoeld in 2.10;

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 bouwdiepte:

vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk;

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dan wel de snijlijn van het dakvlak en de gevellijn. Indien zich op een dakvlak één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50 % van de breedte van de voorgevel of 70% van de breedte van de achtergevel waarop het betreffende dakvlak rust, is de gootlijn van de dakkapel c.q. de dakopbouw bepalend voor de goothoogte;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij de uitstekende delen van ondergeschikte aard tot 0,50 meter buiten beschouwing blijven;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 vloeroppervlakte:

de gecumuleerde totale oppervlakte in m2 van de verticale projectie van overdekte en niet-overdekte bouwdelen die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, uitgezonderd schalmgaten of vides met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 4 m2 en ongeacht de vloerconstructie of de wijze van verharding;

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen transformatie

Artikel 3 Bos

3.1 Toegestane activiteiten en voorzieningen

Ter plaatse van de functie Bos zijn de volgende activiteiten en voorzieningen toegestaan:

  • a. natuurontwikkeling/-behoud, landschap en natuureducatie;
  • b. het verrichten van maatschappelijke en/of sociale dienstverlening en onderwijs alsmede (para)medische diensten in maatschappelijke en medische voorzieningen;
  • c. het verrichten van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  • d. wonen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', waaronder het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen en bedrijven en het exploiteren van bed & breakfast;
  • e. verkeer en verblijven met uitzondering van parkeren maar met inbegrip van de ontsluiting van functies, activiteiten en voorzieningen;
  • f. voorzieningen voor het openbaar vervoer ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bos-1', geen ontsluiting voor autoverkeer;

alsmede voor bijbehorende ondergeschikte activiteiten en voorzieningen:

  • h. ondergrondse en bovengrondse technische infrastructuur;
  • i. water;
  • j. groen;
  • k. erven;
  • l. speelvoorzieningen op on- en/of verhard terrein;
  • m. wegen, fiets- en voetpaden;
  • n. verkeersvoorzieningen;
  • o. waterberging en watercompensatie;
  • p. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • r. energie opwekking en energie opslag;
  • s. overige voorzieningen ten behoeve van deze functie.
3.2 Gebruik

Voor het gebruik gelden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2.3, de volgende voorwaarden:

3.2.1 Direct toegestaan gebruik

op de gronden met de functie Bos is zonder melding het starten of wijzigen van het volgende gebruik toegestaan:

  • a. natuurontwikkeling/-behoud, landschap en natuureducatie;
  • b. verkeer en verblijven alsmede de ontsluiting op bestaande paden en wegen;
  • c. dagrecreatie;

voorts zijn de ondergeschikte activiteiten en voorzieningen, genoemd in 3.1 onder h t/m s zonder melding toegestaan.

3.2.2 Toegestaan gebruik na melding

op de gronden met de functie Bos is na melding het starten of wijzigen van het volgende gebruik toegestaan:

  • a. maatschappelijke en/of sociale dienstverlening en onderwijs alsmede (para)medische diensten;
  • b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen', waaronder het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen en bedrijven en het exploiteren van bed & breakfast;
  • c. calamiteitenontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos -1'.
3.2.3 Randvoorwaarden voor activiteit gebruik

Algemeen

  • a. er moet voorzien worden in voldoende parkeervoorzieningen, zoals bepaald in lid 22.2, waarbij geldt dat parkeren ten behoeve van de activiteiten en voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 niet binnen de als 'Bos' aangewezen gronden mag worden gerealiseerd;
  • b. in uitzondering op het bepaalde onder a mogen parkeervoorzieningen ten behoeve van de activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de bijbehorende gronden worden gerealiseerd;
  • c. als gevolg van het uitoefenen van een activiteit mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bedrijfsvoering van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane activiteiten;
  • d. als gevolg van het uitoefenen van een activiteit mag er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane woningen;

Bij melding

  • e. bij het melden van een activiteit als bedoeld in 3.2.2, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit is uitsluitend toegestaan in bestaande bouwwerken en op de daarbij behorende bestaande verharding;
    • 2. de activiteiten, zijnde een aan huis gebonden beroep alsmede een bed & breakfast, zijn ondergeschikt aan het wonen.
3.2.4 Afwijken van gebruik

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van:

  • a. horeca-bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijfsactiviteiten;
  • c. cultuur en ontspanning;
  • d. detailhandel en kantoren;
  • e. evenementen en congressen;
  • f. creatieve industrie, media en entertainment;

onder de voorwaarde dat

  • g. de activiteit als genoemd in artikel 3.2.4 onder e voldoet aan het bepaalde in de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel evenementen';
  • h. de activiteit horeca-bedrijfsactiviteit uitsluitend is toegestaan indien:
    • 1. het activiteiten betreffen uit ten hoogste categorie 1 en 2 (lichte- en middelzware horeca-activiteiten), zoals bedoeld in 1.72;
    • 2. de activiteiten slechts inpandig plaatsvinden;
    • 3. het brutovloeroppervlak (bvo) niet meer bedraagt dan 500 m2;
  • i. de activiteiten detailhandel, kantoren en cultuur en ontspanning uitsluitend zijn toegestaan indien:
    • 1. het ondergeschikte detailhandel betreft bij een in artikel 3.1 genoemde activiteit of voorziening en de detailhandel bijdraagt aan de levendigheid en het woon- en leefklimaat van het plangebied;
    • 2. het een zelfstandig kantoor betreft met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2 bvo én gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw in een bestaand pand;
    • 3. het een culturele voorziening betreft met een oppervlak van niet meer dan 500 m2 bvo;
  • j. in uitzondering op het bepaalde onder i kan tevens een omgevingsvergunning worden verleend voor een kantoor dan wel detailhandelsvestiging met een grotere omvang, mits:
    • 1. de vestiging plaatsvindt op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. aangetoond is dat het behoud van het monumentale karakter en de cultuurhistorische waarden van het pand hierdoor het beste bewaard kunnen worden;
    • 3. dit past binnen het historisch industrieel karakter, zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 4. de vestiging iets toevoegt aan het recreatieve karakter van het bos;
    • 5. de kwaliteiten van het Hembrugterrein een meerwaarde hebben voor de bedrijfsvoering;
    • 6. de vestiging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • k. in uitzondering op het bepaalde onder i kan tevens een omgevingsvergunning worden verleend voor een culturele voorziening met een grotere omvang, mits:
    • 1. aangetoond is dat de vestiging bijdraagt aan een duurzame instandhouding en ontwikkeling van de culturele structuur met bijbehorende voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning;
    • 2. dit past binnen het historisch industrieel karakter, zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 3. de kwaliteiten van het Hembrugterrein een meerwaarde hebben voor de bedrijfsvoering;
    • 4. de vestiging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • l. de activiteit naar de aard en visueel geen afbreuk doet aan het karakter van het Hembrugterrein, zoals bepaald in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
  • m. de activiteit iets toevoegt aan het recreatieve karakter van het bos;
  • n. de activiteit de ten tijde van de aanvraag om een omgevingsvergunning reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane bedrijfsactiviteiten niet onevenredig in hun bedrijfsvoering aantast;
  • o. ten tijde van de aanvraag om een omgevingsvergunning reeds bestaande woningen blijven voldoen aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • p. de activiteit geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuur.
3.3 Bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende voorwaarden:

3.3.1 Randvoorwaarden voor de activiteit bouwen
  • a. het is uitsluitend toegestaan een gebouw uit te breiden dan wel te wijzigen of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, te realiseren ten behoeve van een activiteit of voorziening als genoemd in dit artikel;
  • b. een omgevingsvergunning voor het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt verleend indien ten minste de samenhang van het gebied behouden blijft, zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
  • c. bouwwerken zijn voorts uitsluitend toegestaan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de bouwwerken aan bestaande gebouwen worden gebouwd;
    • 2. de nieuwe bouwwerken bouwkundig en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
    • 3. de goothoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan de goothoogte van het gebouw waar tegenaan gebouwd wordt;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen grotere bouwhoogte hebben dan 6 meter;
    • 5. ondergronds bouwen van nieuwe bouwwerken is niet toegestaan;
    • 6. als gevolg van het nieuwe bouwwerk er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bedrijfsvoering van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane bedrijfsactiviteiten;
    • 7. als gevolg van het nieuwe bouwwerk er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane woningen;
  • d. de materialen van de nieuw te bouwen bouwwerken en de te gebruiken materialen bij de verbouw van bestaande bouwwerken moeten vanuit oogpunt circulair bouwen worden gekozen, conform de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel duurzaamheid';
  • e. er wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven.
3.4 Aanleggen

Voor het aanleggen gelden de volgende voorwaarden:

3.4.1 Verbod (algemeen)

het is verboden op of in de gronden bedoeld in dit artikel, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. aanleggen van verhardingen en ontsluitingswegen ten behoeve van de in lid 3.1 onder e bedoelde functie;
  • c. ontwateren, veranderen van het waterpeil;
  • d. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden;
3.4.2 Uitzonderingen

het verbod als bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
3.4.3 Toelaatbaarheid

de werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de werken ondersteunend zijn aan de in lid 3.1 onder a genoemde activiteiten en voorzieningen;
  • c. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterhuishouding niet onevenredig wordt of kan worden verstoord en daarover een positief advies is verkregen van de waterbeheerder;
  • d. bij de aanleg van de wegen en verhardingen als bedoeld in lid 3.4.1 onder b een verkeersveilige inrichting is zekergesteld, zoals weergegeven in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug', met dien verstande dat:
    • 1. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de buitenruimte wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in beleidsregel 'gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 2. er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden en cultuurhistorische waarden;
    • 3. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam, zoals bedoeld in artikel 25.2.
  • e. wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven en kabels en leidingen.

Artikel 4 Gemengd - Gebied

4.1 Toegestane activiteiten en voorzieningen

Ter plaatse van de functie Gemengd - Gebied zijn de volgende activiteiten en voorzieningen toegestaan:

  • a. wonen, met inbegrip van tijdelijk verblijf en waaronder begrepen het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen en bedrijven en het exploiteren van bed & breakfast;
  • b. natuurontwikkeling/-behoud, landschap en natuureducatie;
  • c. het verrichten van bedrijfsactiviteiten, waaronder internethandel;
  • d. het verrichten van horeca-bedrijfsactiviteiten;
  • e. het verrichten van maatschappelijke en/of sociale dienstverlening en onderwijs alsmede (para)medische diensten in maatschappelijke en medische voorzieningen;
  • f. het verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;
  • g. het verrichten van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  • h. het verrichten van activiteiten in de creatieve industrie, media en entertainment;
  • i. verkeer en verblijven alsmede de ontsluiting van functies, activiteiten en voorzieningen;
  • j. het verrichten van activiteiten gericht op de waterhuishouding;

alsmede voor bijbehorende ondergeschikte functies en voorzieningen:

  • k. detailhandel en kantoren;
  • l. groen;
  • m. ondergrondse en bovengrondse technische infrastructuur;
  • n. water;
  • o. tuinen en erven;
  • p. pleinen;
  • q. speelvoorzieningen op on- en/of verhard terrein;
  • r. wegen, fiets- en voetpaden;
  • s. verkeersvoorzieningen en nautische verkeersvoorzieningen;
  • t. waterberging en watercompensatie;
  • u. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • v. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • w. energie opwekking en energie opslag;
  • x. overige voorzieningen ten behoeve van deze functie.
4.2 Gebruik

Voor het gebruik gelden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.3, de volgende voorwaarden:

4.2.1 Direct toegestaan gebruik

op de gronden met de functie Gemengd - Gebied is zonder melding het volgende gebruik toegestaan:

  • a. natuurontwikkeling/-behoud, landschap en natuureducatie;
  • b. maatschappelijke dienstverlening alsmede medische diensten;
  • c. horeca-bedrijfsactiviteiten, voorzover het een ondergeschikte functie betreft;
  • d. dagrecreatie;
  • e. verkeer en verblijven alsmede de ontsluiting;
  • f. waterhuishouding;

voorts zijn de ondergeschikte activiteiten, genoemd in 4.1 onder l t/m x zonder melding toegestaan.

4.2.2 Toegestaan gebruik na melding

op de gronden met de functie Gemengd - Gebied is na melding het starten of wijzigen van het volgende gebruik toegestaan:

  • a. wonen, waaronder het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen en bedrijven en het exploiteren van bed & breakfast;
  • b. bedrijfsactiviteiten;
  • c. cultuur en ontspanning;
  • d. horeca-activiteiten, voorzover het geen ondergeschikte functie betreft;
  • e. detailhandel en kantoren, voorzover het een ondergeschikt functie betreft;
  • f. creatieve industrie, media en entertainment;
4.2.3 Randvoorwaarden voor activiteit gebruik

Algemeen

  • a. er moet voorzien worden in voldoende parkeervoorzieningen, zoals bepaald in lid 22.2;
  • b. als gevolg van het uitoefenen van een activiteit mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bedrijfsvoering van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane activiteiten;
  • c. als gevolg van het uitoefenen van een activiteit mag er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane woningen;

Bij melding

  • d. bij het melden van een activiteit als bedoeld in 4.2.2, dient aangetoond te zijn dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit, met uitzondering van de activiteiten als bedoeld in lid 4.2.2 onder d, is uitsluitend toegestaan in gebouwen en op de daarbij behorende bestaande verhardingen en bijbehorende gronden;
    • 2. de activiteiten, zijnde een aan huis gebonden beroep alsmede een bed & breakfast, zijn ondergeschikt aan het wonen;
    • 3. de activiteit horeca-bedrijfsactiviteit is uitsluitend toegestaan indien:
      • het activiteiten betreffen uit ten hoogste categorie 1 en 2, zoals bedoeld in 1.72;
      • de activiteiten slechts inpandig plaatsvinden;
      • het brutovloeroppervlak (bvo) niet meer bedraagt dan 500 m2, met uitzondering van een hotel;
      • in geval van een hotel het totaal aantal kamers in het plangebied van dit omgevingsplan niet meer bedraagt dan 280;
    • 4. de activiteit bedrijfsactiviteiten slechts is toegestaan mits het brutovloeroppervlak (bvo) van een bedrijf niet meer bedraagt dan 2.000 m2 per bedrijf, met dien verstande dat dit maximum niet geldt voor bedrijfsactiviteiten gevestigd in een bestaand gebouw dan wel de uitbreiding van een bestaand gebouw;
    • 5. de activiteiten detailhandel, kantoren en cultuur en ontspanning uitsluitend zijn toegestaan mits:
      • het ondergeschikte detailhandel betreft bij een in artikel 4.1 genoemde activiteit of voorziening en de detailhandel bijdraagt aan de levendigheid en het woon- en leefklimaat van het plangebied;
      • het een zelfstandig kantoor betreft met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2 bvo;
      • het een zelfstandig kantoor betreft in een bedrijfsverzamelgebouw;
      • het een culturele voorziening betreft met een oppervlak van niet meer dan 500 m2 bvo.
4.2.4 Afwijken van gebruik

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.1 voor het toestaan van evenementen en congressen onder de voorwaarden dat:
    • 1. de activiteit voldoet aan het bepaalde in de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel evenementen';
    • 2. de activiteit naar de aard en visueel geen afbreuk doet aan het karakter van het Hembrugterrein, zoals bepaald in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
  • b. artikel 4.2.3 onder d3 dan wel d5 ten einde een grotere omvang van een horeca-bedrijf, kantoor dan wel detailhandelsvestiging toe te staan, mits:
    • 1. de vestiging plaatsvindt op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. aangetoond is dat het behoud van het monumentale karakter en de cultuurhistorische waarden van het pand hierdoor het beste bewaard kunnen worden;
    • 3. dit past binnen het historisch industrieel karakter, zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 4. de kwaliteiten van het Hembrugterrein een meerwaarde hebben voor de bedrijfsvoering;
    • 5. de vestiging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • c. artikel 4.2.3 onder d3 teneinde horeca-activiteiten toe te staan in de buitenlucht (terrassen), mits de activiteiten geen onevenredige hinder voor de omgeving hebben en voldaan wordt aan een veilige en gezonde leefomgeving, zoals benoemd in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel terrassen bij horeca';
  • d. artikel 4.2.3 onder d4 ten einde bestaande bedrijven met een groter oppervlak dan 2.000 m2 die gevestigd zijn in een bestaand gebouw te kunnen verplaatsen naar een nieuw gebouw waarbij het bestaande bedrijfsvloeroppervlak behouden blijft;
  • e. artikel 4.2.3 onder d5 ten einde een grotere omvang van een culturele voorziening toe te staan, mits:
    • 1. aangetoond is dat de vestiging bijdraagt aan een duurzame instandhouding en ontwikkeling van de culturele structuur met bijbehorende voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning;
    • 2. dit past binnen het historisch industrieel karakter, zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 3. de kwaliteiten van het Hembrugterrein een meerwaarde hebben voor de bedrijfsvoering;
    • 4. de vestiging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • f. artikel 4.2.3 onder d5 ten behoeve van het vestigen van een supermarkt onder de voorwaarde dat:
    • 1. aangetoond is dat de supermarkt past binnen de detailhandelsstructuur van de gemeente Zaanstad en voorziet in een actuele behoefte;
    • 2. de vestiging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft.
4.3 Bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende voorwaarden:

4.3.1 Randvoorwaarden activiteit bouwen
  • a. het is uitsluitend toegestaan een bouwwerk te realiseren, uit te breiden of te wijzigen ten behoeve van een activiteit of voorziening als genoemd in dit artikel;
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt verleend, indien ten minste:
    • 1. de samenhang van het gebied behouden blijft , zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 2. met een verlichtingsplan is aangetoond dat geen onevenredige lichthinder ontstaat voor de aangrenzende functies;
  • c. bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. bouwwerken worden opgericht binnen een bouwvlak, met dien verstande dat als op het bouwvlak een zichtlijn is gelegen, zoals weergegeven op de voorschriftenkaart 1 in Bijlage 1 niet gebouwd mag worden in de zichtlijn waarbij de weergegeven minimale breedte voor de zichtlijn in acht wordt genomen;
    • 2. in uitzondering op het bepaalde onder 1 is het wel toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen buiten het bouwvlak, in de vorm van een erfafscheiding alsmede een uitkijktoren en kunstwerken, mits de zichtlijnen, zoals weergegeven op de voorschriftenkaart 1 in Bijlage 1, in stand worden gehouden;
    • 3. gebouwen vrijstaand worden gebouwd, waarbij de gevellijnen evenwijdig aan de bouwgrenzen worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan de, ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', aangegeven hoogte, waarbij de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' niet mag worden verhoogd;
    • 5. het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage;
    • 6. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 6 meter met uitzondering van een uitkijktoren en kunstwerken waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 meter mag bedragen;
    • 7. ondergronds bouwen van nieuwe bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat buiten de footprint van het bovengrondse gebouw het ondergronds bouwwerk volledig onder maaiveld dient te liggen;
    • 8. als gevolg van het bouwwerk er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bedrijfsvoering van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane bedrijfsactiviteiten;
    • 9. als gevolg van het bouwwerk er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het aanvaardbaar woon- en leefklimaat van de dan reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane woningen;
  • d. de materialen van de nieuw te bouwen bouwwerken en de te gebruiken materialen bij de verbouw van bestaande bouwwerken moeten vanuit oogpunt circulair bouwen worden gekozen, conform de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel duurzaamheid';
  • e. er wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven.
4.3.2 Afwijken van bouwen

het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.3.1 onder c1 voor het bouwen buiten het bouwvlak dan wel binnen de zichtlijn ten einde een overbouwing/onderdoorgang te realiseren tussen twee bouwvelden, mits:
    • 1. een vrije doorgang van ten minste 5 m gemeten vanaf peil tot de onderkant van de overbouwing vrij van bebouwing blijft;
    • 2. de zichtlijn in stand blijft;
  • b. artikel 4.3.1 onder c3 ten einde nieuwe bebouwing aan bestaande gebouwen te bouwen, met dien verstande dat de karakteristiek van de bestaande gebouwen in acht moet worden genomen, zoals weergegeven in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
  • c. artikel 4.3.1 onder c4 ten einde de goot- en bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - deelgebied 1' alsmede de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' te verhogen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 20 meter;
    • 2. de karakteristiek van de omliggende gebouwen in acht moet worden genomen, zoals weergegeven in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 3. met een verlichtingsplan is aangetoond dat geen onevenredige lichthinder ontstaat voor de aangrenzende functies;
  • d. artikel 4.3.1 onder c4 ten behoeve van het realiseren van een hoogte-accent, mits:
    • 1. het hoogte-accent niet hoger is dan 30 meter;
    • 2. het hoogte-accent niet gelegen is op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitsluitingsgebied hoogteaccent';
    • 3. het hoogte-accent geen nadelige gevolgen heeft voor het stadslandschap en het historisch industrieel karakter zoals weergegeven in de beleidsregel 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 4. met onderzoek is aangetoond dat met het hoogte-accent voldaan wordt aan een goede en veilige leefomgeving, zoals weergegeven in de beleidslijn 'Gezond en veilig';
    • 5. met een verlichtingsplan is aangetoond dat geen onevenredige lichthinder ontstaat voor de aangrenzende functies.
4.4 Aanleggen

Voor het aanleggen gelden de volgende voorwaarden:

4.4.1 Verbod (algemeen)

Het is verboden op of in de gronden bedoeld in dit artikel, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. ontwateren, veranderen van het waterpeil;
  • b. aanleggen van verhardingen en ontsluitingswegen ten behoeve van de in lid 4.1 onder i bedoelde functie;
  • c. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden;
4.4.2 Uitzonderingen

het verbod als bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Toelaatbaarheid

de werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterhuishouding niet onevenredig wordt of kan worden verstoord en daarover een positief advies is verkregen van de waterbeheerder;
  • c. bij de aanleg van de wegen en verhardingen als bedoeld in lid 4.4.1 onder b een verkeersveilige inrichting is zekergesteld, zoals weergegeven in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug', met dien verstande dat:
    • 1. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de buitenruimte wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 2. er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende cultuurhistorische waarden;
    • 3. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam, zoals bedoeld in artikel 25;
  • d. de werken ondersteunend zijn aan in lid 4.1 onder b, g en u genoemde functies;
  • e. wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven en kabels en leidingen.

Artikel 5 Groen

5.1 Toegestane activiteiten en voorzieningen

Ter plaatse van de functie Groen zijn de volgende activiteiten en voorzieningen toegestaan:

  • a. landschapsontwikkeling/-behoud en ecologie;
  • b. activiteiten die verband houden met dagrecreatie;
  • c. verkeer en verblijven alsmede de ontsluiting van functies, activiteiten en voorzieningen;
  • d. het verrichten van activiteiten gericht op de waterhuishouding;
  • e. waterberging en watercompensatie;

alsmede voor bijbehorende ondergeschikte functies:

  • f. ondergrondse en bovengrondse technische infrastructuur;
  • g. tuinen;
  • h. speelvoorzieningen op on- en/of verhard terrein;
  • i. wegen, fiets- en voetpaden;
  • j. verkeersvoorzieningen en nautische verkeersvoorzieningen;
  • k. geluidswerende voorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. energie opwekking en energie opslag;
  • n. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • o. een reclamemast;
  • p. overige voorzieningen ten behoeve van deze functie.
5.2 Gebruik

Voor het gebruik gelden de volgende voorwaarden:

5.2.1 Direct toegestaan gebruik

op de gronden met de functie Groen is zonder melding het starten of wijzigen van het volgende gebruik toegestaan:

  • a. landschapsontwikkeling/-behoud en ecologie;
  • b. dagrecreatie;
  • c. verkeer en verblijven alsmede de ontsluiting;
  • d. waterhuishouding;

voorts zijn de ondergeschikte activiteiten, genoemd in 5.1 onder f t/m p zonder melding toegestaan.

5.2.2 Afwijken van gebruik

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van evenementen en congressen onder de voorwaarden dat:

  • a. de activiteit voldoet aan het bepaalde in de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel evenementen';
  • b. de activiteit naar de aard en visueel geen afbreuk doet aan het karakter van het Hembrugterrein, zoals bepaald in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
5.3 Bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende voorwaarden:

5.3.1 Randvoorwaarden activiteit bouwen
  • a. het is uitsluitend toegestaan een bouwwerk te realiseren, uit te breiden of te wijzigen ten behoeve van een activiteit of voorziening als genoemd in dit artikel;
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt verleend, indien ten minste de samenhang van het gebied behouden blijft, zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
  • c. bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de reclamemast mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
    • 2. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter en een brutovloeroppervlakte (bvo) van maximaal 25 m2;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • de maximum bouwhoogte van terreinafscheidingen 2 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van speeltoestellen/- voorzieningen 5 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van verkeer, kunstobjecten en lichtmasten 10 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van een reclamemast 20 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter bedraagt;
    • 4. ondergronds bouwen van nieuwe bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat buiten de footprint van het gebouw het ondergronds bouwwerk volledig onder maaiveld dient te liggen;
  • d. de materialen van de nieuw te bouwen bouwwerken en de te gebruiken materialen bij de verbouw van bestaande bouwwerken moeten vanuit oogpunt circulair bouwen worden gekozen, conform de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel duurzaamheid';
  • e. er wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven.
5.3.2 Afwijken van bouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder c1 voor het bouwen van een reclamemast op gronden zonder aanduiding 'specifieke vorm van groen - reclamemast', mits de reclamemast geen nadelige gevolgen heeft:

  • a. op de verkeersveiligheid;
  • b. voor het woon- en leefklimaat;
  • c. voor het stadslandschap en het historisch industrieel karakter zoals weergegeven in de beleidsregel 'Gebiedskwaliteit Hembrug'.
5.4 Aanleggen

Voor het aanleggen gelden de volgende voorwaarden:

5.4.1 Verbod (algemeen)

Het is verboden op of in de gronden bedoeld in dit artikel, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. aanleggen van verhardingen en ontsluitingswegen ten behoeve van de in lid 5.1 onder c bedoelde functie;
  • c. ontwateren, veranderen van het waterpeil;
  • d. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden.
5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterhuishouding niet onevenredig wordt of kan worden verstoord en daarover een positief advies is verkregen van de waterbeheerder;
  • c. bij de aanleg van de wegen en verhardingen als bedoeld in lid 5.4.1 onder b een verkeersveilige inrichting is zekergesteld, zoals weergegeven in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug', met dien verstande dat:
    • 1. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de buitenruimte wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 2. er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden en cultuurhistorische waarden;
    • 3. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam, zoals bedoeld in artikel 25;
  • d. wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven en kabels en leidingen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Toegestane activiteiten en voorzieningen

Ter plaatse van de functie Verkeer - Verblijfsgebied zijn de volgende activiteiten en voorzieningen toegestaan:

  • a. verkeer en verblijven met uitzondering van parkeren maar met inbegrip van de ontsluiting van functies, activiteiten en voorzieningen;
  • b. het verrichten van activiteiten gericht op de waterhuishouding;

alsmede voor bijbehorende ondergeschikte functies, zoals:

  • c. groen;
  • d. ondergrondse en bovengrondse technische infrastructuur;
  • e. speelvoorzieningen op on- en/of verhard terrein;
  • f. wegen, fiets- en voetpaden;
  • g. verkeersvoorzieningen en nautische verkeersvoorzieningen;
  • h. waterberging en watercompensatie;
  • i. geluidswerende voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • l. overige voorzieningen ten behoeve van deze functie;
  • m. energie opwekking en energie opslag.
6.2 Gebruik

Voor het gebruik gelden de volgende voorwaarden:

6.2.1 Direct toegestaan gebruik

op de gronden met de functie Verkeer - Verblijfsgebied is zonder melding het starten of wijzigen van het volgende gebruik toegestaan:

  • a. verkeer en verblijven alsmede de ontsluiting;
  • b. waterhuishouding;

voorts zijn de ondergeschikte activiteiten, genoemd in 6.1 onder c t/m m zonder melding toegestaan.

6.2.2 Afwijken van gebruik

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van evenementen en congressen onder de voorwaarden dat:

  • a. de activiteit voldoet aan het bepaalde in de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel evenementen';
  • b. de activiteit naar de aard en visueel geen afbreuk doet aan het karakter van het Hembrugterrein, zoals bepaald in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug'.
6.3 Bouwen
6.3.1 Randvoorwaarden activiteit bouwen
  • a. het is uitsluitend toegestaan een bouwwerk te realiseren, uit te breiden of te wijzigen ten behoeve van een activiteit of voorziening als genoemd in dit artikel;
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt verleend, indien ten minste de samenhang van het gebied behouden blijft , zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug'.
  • c. bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter en een brutovloeroppervlakte (bvo) van maximaal 25 m2;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • de maximum bouwhoogte van terreinafscheidingen 2 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van speeltoestellen/- voorzieningen 5 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van verkeer, kunstobjecten en lichtmasten 10 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 meter bedraagt;
      • de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter bedraagt;
    • 3. ondergronds bouwen van nieuwe bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat buiten de footprint van het gebouw het ondergronds bouwwerk volledig onder maaiveld dient te liggen;
  • d. de materialen van de nieuw te bouwen bouwwerken en de te gebruiken materialen bij de verbouw van bestaande bouwwerken moeten vanuit oogpunt circulair bouwen worden gekozen, conform de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel duurzaamheid';
  • e. er wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven.
6.4 Aanleggen
6.4.1 Verbod (algemeen)

Het is verboden op of in de gronden bedoeld in dit artikel, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. aanleggen van verhardingen en ontsluitingswegen ten behoeve van de in lid 6.1 onder a bedoelde functie;
  • c. ontwateren, veranderen van het waterpeil;
  • d. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden.
6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. bij de aanleg van de wegen en verhardingen als bedoeld in lid 6.4.1 onder b een verkeersveilige inrichting is zekergesteld, zoals weergegeven in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug', met dien verstande dat:
    • 1. ten aanzien van de hoogwaardige inrichting van de buitenruimte wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 2. er geen sprake is van een ontoelaatbare aantasting van de zich daar bevindende ecologische waarden en cultuurhistorische waarden;
    • 3. er sprake is van een positief advies van het kwaliteitsteam, zoals bedoeld in Artikel 25;
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven en kabels en leidingen.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen consolideren

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor- en zijtuinen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
  • b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw en op de aangrenzende gronden met de bestemming 'Wonen';
  • c. toegangsvoorzieningen tot de aangrenzende percelen of het bijbehorende hoofdgebouw;

met de daarbij behorende:

  • d. parkerenvoorzieningen;
  • e. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend erkers en erfafscheidingen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker/serre toegestaan, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de breedte van de erker/serre niet meer mag bedragen dan 65 % van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. de voorzijde van de erker/serre niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw mag beslaan;
    • 3. de hoogte van de erker/serre niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter mag bedragen;
    • 4. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een doorgaande functie voor de aanliggende gronden;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. verkeersvoorzieningen en nautische verkeersvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • j. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • 2. de brutovloeroppervlakte (bvo) per gebouw mag niet meer dan 25 m² bedragen;
  • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 is, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak, een gebouw toegestaan ten behoeve van de veerhaven, met dien verstande dat:
    • a. het gebouw uitsluitend in het bouwvlak is toegestaan;
    • b. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 10 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en vliegtuigen.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen en oevers;
  • c. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter.

Artikel 10 Water - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;
  • c. een afmeerlocatie voor maximaal 2 schepen per aanduidingsvlak voor charter/verhuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3';
  • d. een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • e. een veerhaven ter plaatse van de aanduiding 'veerhaven';

met de daarbij behorende:

  • f. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • g. oeverstroken en groenvoorzieningen;
  • h. sluizen, kaden, havenvoorzieningen;
  • i. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • j. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • k. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum lengte van een steiger: 6 meter;
  • c. maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden van:
    • 1. schepen anders dan ten behoeve van het gebruik ten dienste van de bestemming dan wel het gebruik van de aangrenzende gronden;
    • 2. woonschepen;
    • 3. recreatievaartuigen;
  • b. het belemmeren van een vlotte, veilige, doelmatige en milieuvriendelijke afwikkeling van het scheepvaartverkeer en in stand houden van de oevers.

Artikel 11 Water - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;

met de daarbij behorende:

  • c. kaden, havenvoorzieningen;
  • d. oeverstroken en groenvoorzieningen;
  • e. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • f. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken die niet ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.3.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in 11.3.1 wordt getoetst of er geen belemmering plaatsvindt van een vlotte, veilige, doelmatige en milieuvriendelijke afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij Centraal Nautisch Beheer en Rijkswaterstaat.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden van:
    • 1. schepen;
    • 2. woonschepen;
    • 3. recreatievaartuigen;
  • b. het belemmeren van een vlotte, veilige, doelmatige en milieuvriendelijke afwikkeling van het scheepvaartverkeer en in stand houden van de oevers.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.4 ten behoeve van het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden van schepen, woonschepen en recreatievaartuigen.

11.5.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in 11.5 wordt getoetst of er geen belemmering plaatsvindt van een vlotte, veilige, doelmatige en milieuvriendelijke afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij Centraal Nautisch Beheer en Rijkswaterstaat.

Artikel 12 Water - Scheepvaartvoorzieningen - Voorlopig

12.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Water - Scheepvaartvoorzieningen - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;
  • c. afmeerlocatie voor de in- en verkoop van vaartuigen kleiner dan 22 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1';
  • d. een bunkerstation, met ondergeschikte detailhandel en maximaal drie bij de inrichting behorende leurboten, ten behoeve van de scheepvaart ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2';

met de daarbij behorende:

  • e. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • f. kaden;
  • g. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • h. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
12.2 Bouwregels voorlopige bestemming

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het aanleggen, of laten aanleggen, dan wel afmeren van kegelschepen.

12.4 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming, zoals bedoeld in lid 12.1, geldt voor een periode van maximaal 10 jaar, te rekenen vanaf het moment van inwerkingtreding van het omgevingsplan. De voorlopige bestemming vervalt in ieder geval op het moment dat de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 12.1 sub c en d feitelijk en duurzaam zijn beëindigd.

12.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming Water-1

De voor 'Water - Scheepvaartvoorzieningen - Voorlopig' aangewezen gronden zijn, na het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 12.4, bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;

met de daarbij behorende:

  • c. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • d. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • e. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
12.6 Bouwregels definitieve bestemming

Op en onder de in lid 12.5 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter;
  • b. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van huisgebonden beroep of huisgebonden bedrijf;
  • b. garages ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden uitgebreid;
  • c. de woningen mogen zowel vrijstaand, twee aaneen en aaneengebouwd worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en/of bouwhoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. dakkapellen zijn toegestaan, onder de voorwaarden zoals opgenomen in lid 13.2.2 onder i.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de bouwvlakken en op de bij het hoofdgebouw behorende erven die liggen binnen de bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van het achter de achtergevel van het hoofdgebouw gelegen deel van de in lid 13.1 bedoelde gronden tot een maximum van 75 m². Indien het oppervlak van het erf achter de achtergevel van het hoofdgebouw groter is dan 300 m², mag maximaal 100 m² worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 meter;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ligt minstens 1,50 meter onder de nok van het hoofdgebouw;
  • f. naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van de woning;
  • g. de maximale breedte van naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5 meter;
  • h. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en het hoofdgebouw (inclusief eventuele aanwezige bijbehorende bouwwerken) moet ten minste 2 meter bedragen;
  • i. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
    • 2. de zijkant meer dan 0,5 meter van de erfgrens of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    • 3. de bovenkant meer dan 0,5 meter van de nok is gelegen;
    • 4. de voet tussen 0,5 meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
    • 5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de voorgevel met een maximum van 4,5 meter; dan wel
      • 70% van de zijgevel;
    • 6. niet meer dan twee dakkapellen per dakvlak zijn toegestaan;
    • 7. bij het plaatsen van twee dakkapellen op een dakvlak deze op één lijn en met een minimale tussenruimte van 0,6 meter gebouwd moeten worden.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximum bouwhoogte van andere bouwwerken: 3 meter.
13.2.4 Dakterras

Voor het bouwen van een dakterras gelden de volgende bepalingen:

  • a. het dakterras wordt vanuit de woning ontsloten;
  • b. op het dakvlak is alleen een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan in de vorm van een terrasafscheiding;
  • c. het onder b bedoelde bouwwerk is maximaal 1,5 meter hoog;
  • d. zowel het onder b bedoelde bouwwerk als het dakterras liggen minstens 1 meter terug ten opzichte van de voorgevel;
  • e. als de zijgevel gericht is naar het openbaar toegankelijk gebied, ligt het onder b bedoelde bouwwerk en het dakterras minstens 1 meter terug ten opzichte van de zijgevel;
  • f. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en vanuit een kap wordt ontsloten, is de toegang geregeld via een dakkapel of dakloggia;
  • g. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en het terras vanuit een rechte gevel wordt ontsloten, is de toegang geregeld via de bestaande, eventueel aangepaste gevel zonder verdere uitbreidingen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken met betrekking tot hoofdgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.1 ten behoeve van de vergroting van een vrijstaand hoofdgebouw in achterwaartse richting, met dien verstande dat de woning met 10% van de diepte van het erf achter de achtergevel mag worden vergroot wanneer deze diepte van het erf meer dan 10 meter bedraagt tot een maximum van 12 meter, behalve wanneer het erf achter de achtergevel van de belendende percelen kleiner is dan 10 meter.

13.3.2 Afwijken met betrekking tot dakkappellen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.2 onder i ten behoeve van het plaatsen van dakkapellen, met dien verstande dat er is getoetst aan de redelijke eisen van welstand en hierop een positief advies is gegeven.

13.3.3 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in artikel 13.3.1 en 13.3.2 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de gebouwtypologie;
  • c. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • e. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het brutovloeroppervlak (bvo) in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het brutovloeroppervlak (bvo) van de woning, met een maximum van 65 m²;
  • c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
  • d. ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd Bed & Breakfast;
  • g. het beroep of bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.

Hoofdstuk 4 Sectorale functies en waarden

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.2 Voorrangsregeling

Voor zover nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

14.3 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • b. Het bepaalde onder a is, met uitzondering van beschermde rijks-, provinciale- of gemeentelijke monumenten, niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 14.3 onder a en toestaan dat bouwwerken ten behoeve de op deze gronden liggende overige bestemmingen of functies worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming of functie van toepassing.

14.4.2 Voorwaarden
  • a. er kan worden afgeweken indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor wordt afgeweken, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het beveogd gezag afwijken van het bepaalde in lid 14.3 onder a indien aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. afwijken vindt niet eerder plaats dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens af te wijken vraagt het bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsverguning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
14.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder dan 50 m² bedraagt of niet dieper gaan dan 50 cm, met uitzondering van beschermde rijks-, provinciale- of gemeentelijke monumenten.
14.5.3 Voorwaarden
  • a. de aanlegvergunning kan worden verleend indien gebleken is dat de in lid 14.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover de in lid 14.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien daaraan de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de vergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 4

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

15.2 Voorrangsregeling

Voor zover nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

15.3 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • b. Het bepaalde onder a is, met uitzondering van beschermde rijks-, provinciale- of gemeentelijke monumenten, niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 80 cm.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.3 onder a en toestaan dat bouwwerken ten behoeve de op deze gronden liggende overige bestemmingen of functies worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming of functie van toepassing.

15.4.2 Voorwaarden
  • a. er kan worden afgeweken indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor ontheffing wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor wordt afgeweken, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 15.3 onder a indien aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. afwijken vindt niet eerder plaats dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens af te wijken vraagt het bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsverguning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 80 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
15.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder dan 50 m² bedraagt of niet dieper gaan dan 80 cm, met uitzondering van beschermde rijks-, provinciale- of gemeentelijke monumenten.
15.5.3 Voorwaarden
  • a. de aanlegvergunning kan worden verleend indien gebleken is dat de in lid 15.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover de in lid 15.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien daaraan de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de vergunning te verlenen vragen bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. dijklichaam;
  • b. water met een functie voor de waterhuishouding, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige werken en waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  • c. oeverstroken, oevervoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  • d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  • e. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

16.2 Voorrangsregeling

Voor zover nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

16.3 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterkeringen toegestaan.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.3 teneinde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan.

16.4.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 16.4.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de dijk. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden bedoeld in dit artikel, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden of parkeervoorzieningen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 800 m²;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • d. het graven, dempen, verbreden of verdiepen van waterlopen, waterpartijen en andere wateren;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het verwijderen van bomen, houtgewas, de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
16.5.2 Uitzondering

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
16.5.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 16.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 17 Gebiedsaanduidingen

17.1 Geluidzone - bedrijfshinder
17.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - bedrijfshinder' mogen geen geluidgevoelige objecten en functies worden opgericht.

17.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 17.1.1 voor het oprichten van geluidgevoelige objecten en functies, mits:

  • a. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat het geluidniveau op de gevel voldoet aan de norm(en) uit het Activiteitenbesluit;
  • b. advies is verkregen van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
17.1.3 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning maatwerkvoorschriften op te leggen ter beperking van de geluidhinder, zoals de toepassing van bronmaatregelen, met dien verstande dat vooraf advies dient te zijn ingewonnen bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

17.1.4 Aanpassen of verwijderen geluidszone

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - bedrijfshinder' geheel of gedeeltelijk vervalt, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf duurzaam zijn beëindigd of de bedrijfsvoering is aangepast.

17.2 Geluidzone - industrie
17.2.1 Algemeen
  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 1' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies en activiteiten, mede bestemd tot de geluidszone - industrie behorend bij het industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor;
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 3' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies en activiteiten mede bestemd tot de geluidszone - industrie behorend bij het industrieterrein Westpoort, zoals vastgesteld bij provinciaal inpassingsplan 'Aanpassing geluidzones Westpoort en Hoogtij' van 2 maart 2015.
17.2.2 Randvoorwaarden vanwege industrielawaai

Voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige objecten en functies in de zin van de Wet geluidhinder op de gronden met de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 1' dan wel 'Geluidzone - industrie - 3' gelden de volgende regels:

  • a. voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde dan wel aan de hogere waarden, zoals opgenomen in Artikel 27;
  • b. wanneer niet kan worden voldaan aan de vereiste, zoals bedoeld onder a, dient de gevel van het gebouw waar een te hoge geluidsbelasting voorkomt als dove gevel, dan wel als geluidwerend vlies, te worden uitgevoerd, met dien verstande dat:
    • 1. ten minste één compenserende maatregel dient te worden gerealiseerd uit trede 1 én de compenserende maatregel uit trede 2 van de compensatieregeling, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit;
    • 2. dit uitsluitend van toepassing is op (delen van de) gevel(s) waarachter sprake is van het vestigen van een activiteit welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder;
  • c. in uitzondering op het bepaalde onder b zijn de dove gevels, dan wel het geluidwerend vlies, niet verplicht voor zover de functies en objecten worden gerealiseerd op de gronden waar tevens de aanduiding 'Overige zone - stap 3-besluit 1', dan wel 'Overige zone - stap 3-besluit 2' geldt, onder de voorwaarde dat alle compenserende maatregelen uit trede 1, 2 en 3 worden gerealiseerd volgens de compensatieregeling, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit, met dien verstande dat de compensatiemaatregel uit trede 3 een gezamenlijke inspanning betreft die dient te zijn gerealiseerd binnen 10 jaar na het realiseren van de eerste woning met toepassing van het Stap 3-besluit op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering dan wel de eerste woning op de gronden met de aanduiding Overige zone - milieugebruiksruimte.
17.2.3 Afwijken van de randvoorwaarden voor Stap 3-besluit

Het bevoegd gezag is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder c, met dien verstande dat kan worden afgeweken van de verplichting om alle compenserende maatregelen te treffen, indien:

  • a. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; of
  • b. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de hogere grenswaarde, zoals bepaald in Artikel 27 onder voorwaarde dat:
    • 1. voor zover het woningen betreft deze beschikken over ten minste één geluidsluwe gevel;
    • 2. ten minste één compenserende maatregel dient te worden gerealiseerd uit trede 1 en de compenserende maatregel uit trede 2 van de compensatieregeling, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit;
    • 3. het stap 3 - besluit op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering, wordt gewijzigd.
17.2.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 1' dan wel 'Geluidzone - industrie - 3' wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het realiseren, verbouwen, herstellen of vervangen van geluidsgevoelige objecten en functies en activiteiten, waarbij de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai dan wel industrielawaai op een geluidsgevoelig object hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de hogere waarden, zoals bepaald in Artikel 27;
  • b. het ongedaan maken van geluidsmaatregelen die zijn gerealiseerd om te voldoen aan de in Artikel 27 bepaalde hogere waarden, is niet toegestaan, tenzij via een gelijkwaardige maatregel minimaal hetzelfde geluidsreducerend effect wordt bereikt voor de betreffende gevoelige objecten en functie(s);
  • c. het gebruik van niet geluidgevoelige objecten als geluidgevoelig object.
17.3 Geluidzone - weg
17.3.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - weg' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies en activiteiten, mede bestemd tot de geluidszone - weg behorend bij de Provinciale weg en de Dr J.M. den Uylweg.

17.3.2 Randvoorwaarden vanwege wegverkeerslawaai

Voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige objecten en functies in de zin van de Wet geluidhinder op de gronden met de aanduiding 'Geluidzone - weg' gelden de volgende regels:

  • a. voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde dan wel aan de hogere waarden, zoals opgenomen in Artikel 27;
  • b. wanneer niet kan worden voldaan aan de vereiste, zoals bedoeld onder a, dient de gevel van het gebouw waar een te hoge geluidsbelasting voorkomt als dove gevel, dan wel als geluidwerend vlies, te worden uitgevoerd, met dien verstande dat:
    • 1. ten minste één compenserende maatregel dient te worden gerealiseerd uit trede 1 én de compenserende maatregel uit trede 2 van de compensatieregeling, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit;
    • 2. dit uitsluitend van toepassing is op (delen van de) gevel(s) waarachter sprake is van het vestigen van een activiteit welke is aan te merken als gevoelig in de zin van de Wet geluidhinder;
  • c. in uitzondering op het bepaalde onder b zijn de dove gevels, dan wel het geluidwerend vlies niet verplicht voor zover de functies en objecten worden gerealiseerd op de gronden waar tevens de aanduiding 'Overige zone - stap 3-besluit 1', dan wel 'Overige zone - stap 3-besluit 2' geldt, onder de voorwaarde dat alle compenserende maatregelen uit trede 1, 2 en 3 worden gerealiseerd volgens de compensatieregeling, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit, met dien verstande dat de compensatiemaatregel uit trede 3 een gezamenlijke inspanning betreft die dient te zijn gerealiseerd binnen 10 jaar na het realiseren van de eerste woning met toepassing van het Stap 3-besluit op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering dan wel de eerste woning op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - milieugebruiksruimte'.
17.3.3 Afwijken van de randvoorwaarden voor Stap 3-besluit

Het bevoegd gezag is bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.3.2 onder c, met dien verstande dat kan worden afgeweken van de verplichting om alle compenserende maatregelen te treffen, indien:

  • a. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; of
  • b. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de hogere grenswaarde, zoals bepaald in Artikel 27 onder voorwaarde dat:
    • 1. voor zover het woningen betreft deze beschikken over ten minste één geluidsluwe gevel;
    • 2. ten minste één compenserende maatregel dient te worden gerealiseerd uit trede 1 en de compenserende maatregel uit trede 2 van de compensatieregeling, zoals opgenomen in bijlage 3 Compensatiemaatregelenbij deze regels, in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit;
    • 3. het stap 3 - besluit op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering, wordt gewijzigd.
17.3.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de aanduiding 'Geluidzone - weg' wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het realiseren, verbouwen, herstellen of vervangen van geluidsgevoelige objecten en functies, waarbij de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai dan wel industrielawaai op een geluidsgevoelig object hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de hogere waarden, zoals bepaald in Artikel 27;
  • b. het ongedaan maken van geluidsmaatregelen die zijn gerealiseerd om te voldoen aan de in Artikel 27 bepaalde hogere waarden, is niet toegestaan, tenzij via een gelijkwaardige maatregel minimaal hetzelfde geluidsreducerend effect wordt bereikt voor de betreffende gevoelige objecten en functie(s);
  • c. het gebruik van niet geluidgevoelige objecten als geluidgevoelig object.
17.4 Veiligheidszone - brandstofopslag
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - brandstofopslag' mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gebruikt voor een kwetsbare functie.
  • b. Na het verlopen van de voorlopige bestemming, als bedoeld in lid 12.4, vervalt deze veiligheidszone.
17.5 Veiligheidszone - gasontvangstation
17.5.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangstation' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

17.5.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 17.5.1 voor het realiseren van kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangstation', mits:

  • a. de belangen van het gasontvangstation niet worden geschaad;
  • b. de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.
17.5.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder 17.5.2, te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van het gasontvangstation omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van het gasontvangstation niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

17.5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, in die zin dat de aanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangstation' geheel of gedeeltelijk komt te vervallen of wordt gewijzigd, indien het gasontvangstation ter plaatse is beëindigd of wordt gewijzigd.

17.6 Vrijwaringszone - Noordzeekanaal
17.6.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Noordzeekanaal' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.6.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Noordzeekanaal' wordt als strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

17.6.3 Afwijken van de bouw en gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, in aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3, bij een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.6.1 voor het toestaan van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, na verplichte advisering door het Centraal Nautisch Beheer, Rijkswaterstaat en de brandweer waarbij de volgende aspecten in acht moeten worden genomen:
    • 1. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
    • 2. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
    • 3. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
    • 4. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
    • 5. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg;
  • b. lid 17.6.2 en toestaan dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
    • 1. er geen sprake is van een functie voor mensen met een lage zelfredzaamheid (verminderde mobiliteit);
    • 2. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
    • 3. de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om een nieuw kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object toe te staan, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
    • 4. het groepsrisico wordt afgewogen en de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en de zelfredzaamheid voldoende is gemotiveerd;
    • 5. voldaan wordt aan een veilige leefomgeving conform de vereiste van de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel externe veiligheid'.
17.7 Overige zone - stap 3-besluit

Binnen deze aanduiding mogen geluidgevoelige objetcen en functies uitsluitend worden gebouwd en in gebruik worden genomen als toepassing is gegeven aan de bepalingen in lid 17.2.2 en/of lid 17.3.2 én met dien verstande dat:

  • a. op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - stap 3-besluit 1 niet meer dan 125 woningen mogen worden gebouwd waar toepassing van het Stap 3 besluit voor benodigd is;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - stap 3-besluit 2 niet meer dan 170 woningen mogen worden gebouwd waar toepassing van het Stap 3 besluit voor benodigd is.
17.8 Overige zone - milieugebruiksruimte

Bij het realiseren van geluidgevoelige objecten en functies op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - milieugebruiksruimte' geldt dat alle maatregelen uit trede 1, 2 en 3 worden gerealiseerd volgens de compensatieregeling, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit, met dien verstande dat de compensatiemaatregel uit trede 3 een gezamenlijke inspanning betreft die dient te zijn gerealiseerd binnen 10 jaar na het realiseren van de eerste woning met toepassing van het Stap 3 besluit op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering dan wel de eerste woning op de gronden met de aanduiding Overige zone - milieugebruiksruimte.

Hoofdstuk 5 Algemene regels

Artikel 18 Emissie- en immissienormen

Degene die de activiteit verricht of de voorziening realiseert, als bedoeld in Hoofdstuk 2, dan wel laat verrichten of laat realiseren, voldoet aan de volgende regels.

18.1 Geluid - bedrijfshinder

De 50 dB(A) contour van een bedrijf in de zin van de Wet geluidhinder of van het Activiteitenbesluit dient, met uitzondering van de met 'Geluidzone - bedrijfshinder' aangeduide zones, op ten hoogste 1 meter uit de gevel van het betreffende bedrijf te zijn gelegen.

18.2 Geluid - binnenwaarde

De binnenwaarde voor geluid in woningen dient maximaal 35 dB(A) te bedragen, met dien verstande dat wanneer op grond van dit plan in Artikel 17, met daarbij behorende bijlagen, een lager geluidsniveau is vereist dit lagere geluidsniveau moet worden bereikt.

18.3 Geur

De H = -1 contour van bedrijven dient op ten hoogste 1 meter uit de gevel van het betreffende bedrijf te zijn gelegen.

Artikel 19 Zorgplicht

19.1 Algemeen
  • a. Een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht:
    • 1. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
    • 2. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;
    • 3. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, zodat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.
  • b. Aan de verplichtingen, bedoeld onder a, wordt in ieder geval voldaan, voor zover in het omgevingsplan of een van de in lid 25.1 genoemde beleidsregels of een andere gemeentelijke verordening specifieke regels zijn gesteld met het oog op de leefomgeving, en die regels worden nageleefd.
  • c. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ter invulling van de verplichting onder a.
19.2 Onderhoud sloten en andere wateren

De rechthebbende op sloten en andere wateren en riolen en putten buiten gebouwen onderhoudt deze op zodanige manier dat deze geen nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of anderen opleveren.

19.3 Afkoppelen regenwater

De rechthebbende op sloten en andere wateren en riolen en putten buiten gebouwen voorziet in het afkoppelen en lozen van regenwater van het riool op het open water.

19.4 Monumenten

De eigenaar van de monumenten beschermt deze door de bouwwerken ten minste wind- en waterdicht te maken.

19.5 Cultuurhistorie en natuur

De gebiedseigenaar beschermt bij de herontwikkeling de natuur- en ecologische waarden dan wel de cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie', zodanig dat deze niet onevenredig worden aangetast.

19.6 Verkeersveiligheid

De gebiedseigenaar zorgt er voor dat de buitenruimte verkeersveilig is, zoals bedoeld in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug'.

Artikel 20 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op de kwaliteitseisen voor het gebied, zoals beschreven in de beleidsregel 'gebiedskwaliteit Hembrug' en de zorgplicht zoals genoemd in artikel 19, nadere eisen stellen aan de activiteiten genoemd in de artikelen 3 en 4, met betrekking tot:

  • a. de verkeersveiligheid, zoals opgenomen in de beleidslijnen Gezond en Veilig en Gebiedskwaliteit Hembrug;
  • b. de sociale veiligheid, zoals opgenomen in de beleidslijn Gezond en Veilig, onderdeel aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. de externe veiligheid (voorkoming en bestrijding van calamiteiten), zoals opgenomen in de beleidslijn Gezond en Veilig, onderdeel externe veiligheid;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing, zoals opgenomen in de beleidslijn Gebiedskwaliteit Hembrug;
  • e. het woon- en leefklimaat (waaronder onder andere wordt begrepen lichthinder), zoals opgenomen in de beleidslijn Gezond en Veilig, onderdeel aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • f. de bedrijfsvoering van andere bedrijven, zoals opgenomen in de beleidslijn Gezond en Veilig, onderdeel niet onevenredig schaden van bedrijfsvoering.

Artikel 21 Gedoogplicht

21.1 Onderhoud voorzieningen ten behoeve van verkeer en water

De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd op of aan het bouwwerk.

21.2 Geluidsmetingen evenementen

De rechthebbende op een bouwwerk en bijbehorende gronden is verplicht toe te laten dat geluidsmetingen worden verricht tijdens evenementen op of in het bouwwerk dan wel op de bijbehorende gronden.

Artikel 22 Geboden

22.1 Watercompensatie

Het transformeren van de gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in voldoende watercompensatie ten behoeve van een goede waterhuishouding, zoals bepaald in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel water', met dien verstande dat de watercompensatie:

  • a. gerealiseerd moet worden op de gronden die aangewezen zijn voor transformatie zoals bedoeld in Hoofdstuk 2;
  • b. ten behoeve van een ontwikkeling gerealiseerd is alvorens de ontwikkeling uit te voeren;
  • c. niet is toegestaan op de gronden die aangewezen zijn als Bos.
22.2 Parkeren

Het transformeren van de gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen voor de bestaande en de te realiseren activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. het aantal parkeervoorzieningen voldoet aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de beleidslijn 'gezond en veilig, onderdeel parkeren';
  • b. bij het in gebruik nemen van de gronden de benodigde parkeervoorzieningen, als bedoeld onder a, zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
22.3 Duurzame ontwikkeling

Het transformeren van de gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning aangetoond wordt dat de ontwikkeling ten minste voldoet aan de vereisten ten aanzien van duurzaamheid:

  • a. minimaal 25% van de nieuw te realiseren parkeervoorzieningen is voorzien van een elektrisch oplaadpunt of is daarop voorbereid;
  • b. geen gebruik wordt gemaakt van uitlogende materialen.
22.4 Niet gesprongen explosieven

Het transformeren van de gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning ten minste wordt voldaan aan de bepalingen in de beleidslijn 'Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden' ten aanzien van niet gesprongen explosieven.

22.5 Luchtfilters

Ieder nieuwe woning dient te worden uitgevoerd met een luchtfilter om grof stof en geur te weren.

22.6 Soortenbescherming
  • a. Het transformeren van de gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 is uitsluitend toegestaan indien de ontwikkeling geen belemmering vormt voor de bescherming van de aanwezige flora- en faunasoorten als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is het transformeren van de gronden als bedoeld in Hoofdstuk 2 toegestaan, indien voor de belemmering als bedoeld onder a een ontheffing is verleend op grond van de Wet natuurbescherming.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de bepalingen in lid 22.3 aan te vullen en eisen te stellen aan de energieprestatie coëfficiënt (epc), waarbij geldt dat:

  • a. nieuwe woningen gebouwd worden met een epc-norm kleiner of gelijk aan 0,15;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid slechts mag worden toegepast wanneer het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet daar de mogelijkheid voor biedt;
  • c. de bepaling vervalt op het moment dat de wet- en regelgeving strengere normen stelt.

Artikel 23 Verboden

  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de toelaatbaar gestelde functies en/of activiteit. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
    • 2. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 3. het gebruiken en of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en/of D van het Besluit M.e.r. 1994;
    • 4. het gebruiken en/of laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
    • 5. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of seksbedrijf;
    • 6. het gebruiken en of laten gebruiken van een woning als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, met uitzondering van huisgebonden beroepen en bedrijven;
    • 7. het gebruiken en/of laten gebruiken van woningen anders dan voor één huishouden;
    • 8. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor onderkomens;
    • 9. het opslaan en/of laten opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 10. het al dan niet ten verkoop opslaan en/of laten opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 11. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 12. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal;
    • 13. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
    • 14. het gebruiken en/of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes, voor handelsreclame doeleinden;
    • 15. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor een cruiseterminal;
    • 16. het ontsluiten van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' op de aangrenzende functie Verkeer - Verblijfsgebied.
  • b. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de provinciale milieuverordening.

Artikel 24 Monitoring

24.1 Programma

Degene die een activiteit als bedoeld in Hoofdstuk 2 verricht, voldoet aan de volgende regels:

  • a. het totaal brutovloeroppervlak (bvo) van de in Hoofdstuk 2 aangewezen gronden mag niet meer bedragen dan 180.000 m2, waarbij geldt dat:
    • 1. niet meer dan 120.000 m2 brutovloeroppervlak (bvo) voor wonen mag worden gebruikt, met dien verstande dat vanaf het moment dat 60.000 m2 brutovloeroppervlak (bvo) voor wonen gerealiseerd is, tenminste 20% van het totaal aantal woningen gebouwd is als sociale huurwoning;
    • 2. ten minste 60.000 m2 brutovloeroppervlak (bvo) wordt gerealiseerd in de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 3. de bouwwerken, zoals aangewezen op de voorschriftenkaart 2 in bijlage 2, niet meetellen in dit maximale brutovloeroppervlak (bvo);
  • b. er is te allen tijde voorzien in voldoende parkeervoorzieningen binnen het plangebied volgens de normering, zoals die hiervoor is opgenomen in de beleidslijn 'gezond en veilig, onderdeel parkeren' en is voorgeschreven in lid 22.2 Parkeren;
  • c. er is te allen tijde voorzien in voldoende waterberging/watercompensatie binnen het plangebied volgens de normering zoals die hiervoor is opgenomen in de beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel waterhuishouding'.
24.2 Monitoring programma

Monitoring van de volgende (onderdelen van) activiteiten is verplicht:

  • a. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks:
    • 1. het totale brutovloeroppervlak (bvo) dat is vergund, dan wel gemeld;
    • 2. het totale brutovloeroppervlak (bvo) van de vergunde, dan wel gemelde woningen;
    • 3. het totale oppervlak (bvo) van de vergunde, dan wel gemelde eenheden voor tijdelijk verblijf in relatie tot het brutovloeroppervlak (bvo) van de vergunde, dan wel gemelde woningen in relatie tot de effecten op de omgeving;
    • 4. het aantal woningen dat is vergund, dan wel gemeld met toepassing van stap 3 op grond van de stad en milieubenadering, zoals bedoeld in lid 17.7;
  • b. de monitoringsgegevens worden jaarlijks gepubliceerd in een rapportage, die digitaal raadpleegbaar is via internet en wordt toegezonden aan de gemeenteraad.
24.3 Monitoring parkeren

Ten behoeve van het waarborgen van voldoende parkeervoorzieningen voor de in Hoofdstuk 2 beoogde functies en activiteiten is monitoring verplicht van het aantal gerealiseerde parkeervoorzieningen in relatie tot het aanwezige brutovloeroppervlak (bvo) en het aantal woningen:

  • a. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks het totaal aantal parkeervoorzieningen dat is aanwezig is afgezet tegen de parkeerbehoefte op grond van het totaal in gebruikgenomen brutovloeroppervlak (bvo) en het aantal woningen;
  • b. de monitoringsgegevens worden jaarlijks gepubliceerd in een rapportage, die digitaal raadpleegbaar is via internet en wordt toegezonden aan de gemeenteraad.
24.4 Monitoring waterhuishouding

Ten behoeve van het waarborgen van een goede waterhuishouding is monitoring verplicht van een goede waterhuishouding in relatie tot de gerealiseerde verharding en bebouwing op grond van Hoofdstuk 2:

  • a. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks de totaal gerealiseerde watercompensatie afgezet tegen de gerealiseerde oppervlakte verharding en bebouwing;
  • b. de monitoringsgegevens worden jaarlijks gepubliceerd in een rapportage, die digitaal raadpleegbaar is via internet en wordt toegezonden aan de gemeenteraad.
24.5 Monitoring verkeer

Ten behoeve van het waarborgen van een goede verkeersafwikkeling is monitoring verplicht van het verkeer als gevolg van de ontwikkelingen op grond van Hoofdstuk 2:

  • a. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks de doorstroming van de Provinciale weg, de Dr J.M. Den Uylweg, de Artillerieweg, de Middenweg en Grote Hulzen;
  • b. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks de verkeersveiligheid door het uitvoeren van een verkeersveiligheidsaudit door een gecertificeerd specialist;
  • c. de monitoringsgegevens worden jaarlijks gepubliceerd in een rapportage, die digitaal raadpleegbaar is via internet en wordt toegezonden aan de gemeenteraad.
24.6 Monitoring evenementen

Monitoring van de evenementen die hebben plaatsgevonden is verplicht:

  • a. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks het aantal evenementen dat heeft plaatsgevonden;
  • b. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks de tevredenheid over de evenementen die hebben plaatsgevonden;
  • c. de monitoringsgegevens worden jaarlijks gepubliceerd in een rapportage, die digitaal raadpleegbaar is via internet en wordt toegezonden aan de gemeenteraad.
24.7 Monitoring geluid

Monitoring van de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijfsactiviteiten is verplicht:

  • a. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks de actuele geluidssituatie;
  • b. de monitoringsgegevens worden jaarlijks gepubliceerd in een rapportage, die digitaal raadpleegbaar is via internet en wordt toegezonden aan de gemeenteraad.
24.8 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen wanneer de resultaten van de monitoring, zoals bedoeld in lid 24.2, lid 24.3, lid 24.4, lid 24.5, lid 24.6 en lid 24.7, daartoe aanleiding geven waarbij ten aanzien van de monitoring als bedoeld in lid 24.3 en lid 24.5 geldt dat:
    • 1. wanneer blijkt dat de parkeerdruk te groot wordt, kan het plan worden gewijzigd door gronden binnen de functie Gemengd - Gebied aan te wijzen waarbinnen uitsluitend parkeren is toegestaan, overeenkomstig de randvoorwaarden uit de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 2. wanneer blijkt dat de doorstroming dan wel de verkeersveiligheid in en om het plangebied niet voldoet, kan het plan worden gewijzigd door het wijzigen van de functie van de gronden naar Verkeer - Verblijfsgebied;
  • b. Wijziging als bedoeld onder a is uitsluitend toegestaan met in achtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. aangetoond wordt dat de wijziging bijdraagt aan de verbetering van de fysieke leefomgeving en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de bestaande en reeds gerealiseerde van wel vergunde functies niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de wijzigingsbevoegheid is niet van toepassing op reeds verleende vergunningen.

Artikel 25 Beleidsregels, kwaliteitsteam en geluidsarchitect

25.1 Beleidsregels
  • a. Ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de in de artikelen 3, 4, 5 en 6 genoemde functies worden de beleidsregels uit de volgende beleidslijnen betrokken:
    • 1. beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug';
    • 2. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel parkeren';
    • 3. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel duurzaamheid';
    • 4. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel waterhuishouding';
    • 5. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel evenementen';
    • 6. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel graafwerkzaamheden';
    • 7. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel externe veiligheid';
    • 8. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel terrassen bij horeca;
    • 9. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel aanvaardbaar woon- en leefklimaat';
    • 10. beleidslijn 'Gezond en veilig, onderdeel niet onevenredig schaden van bedrijfsvoering'.
  • b. De beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug' kan na de vaststelling van dit plan uitsluitend door de gemeenteraad worden gewijzigd, ingetrokken of herzien.
  • c. De beleidslijn 'Gezond en veilig' kan na de vaststelling van dit plan door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd, ingetrokken of herzien.
  • d. Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment luiden, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, rekening wordt gehouden met die wijziging(en).
25.2 Kwaliteitsteam:
25.2.1 Toetsingskader supervisieteam

Het kwaliteitsteam adviseert voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij het toetsingskader wordt bepaald door de beleidslijnen als genoemd in lid 25.1.

25.2.2 Advies kwaliteitsteam

Algemeen

  • a. Het bevoegd gezag is slechts bevoegd een omgevingsvergunning, als bedoeld in onderstaande leden, te verlenen wanneer het kwaliteitsteam geadviseerd heeft:
  • b. Het bevoegd gezag is slechts bevoegd af te wijken van het plan, als bedoeld in lid 4.3.2, wanneer het supervisieteam geadviseerd heeft.

Geluid

  • c. Aanvullend op het bepaalde onder a geldt dat indien een omgevingsvergunning, als bedoeld in onderstaande leden, betrekking heeft op geluid (akoestiek), en in samenhang daarmee een goed- woon en leefklimaat, is het bevoegd gezag slechts bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen wanneer de geluidsarchitect positief geadviseerd heeft:
  • d. Aanvullend op het bepaalde onder b geldt dat indien een afwijking, als bedoeld in onderstaande leden, betrekking heeft op geluid (akoestiek), en in samenhang daarmee een goed woon- en leefklimaat, is het bevoegd gezag slechts bevoegd af te wijken van het plan, wanneer de geluidsarchitect positief geadviseerd heeft:
25.2.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder c en d voor het verlenen van een omgevingsvergunning dan wel het afwijken van het plan zonder positief advies van de geluidsarchitect, mits met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is.

Artikel 26 Procedureregels

26.1 Melding
  • a. De melding omvat:
    • 1. een duidelijke omschrijving van de aard, de omvang en de locatie (inclusief begrenzing) van de activiteit en de te verrichten werkzaamheden;
    • 2. een omschrijving dat en hoe wordt voldaan aan de in dit plan gestelde voorwaarden voor de melding;
    • 3. naam en adres van degene die de activiteit gaat verrichten.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd binnen vier weken na ontvangst van de melding:
    • 1. een initiële controle voorafgaand aan de activiteit uit de voeren;
    • 2. maatregelen in het beheer van de leefomgeving te treffen, die een betere bescherming van de leefomgeving waarborgen.
26.2 Omgevingsvergunning
  • a. Op het aanvragen van een omgevingsvergunning is het bepaalde in de Wabo van toepassing, voor zover dit betrekking heeft op een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a sub 1 Wabo.
  • b. Bij de aanvraag moet worden aangetoond dat voldaan is aan de in dit plan gestelde voorwaarden voor de betreffende omgevingsvergunning.
26.3 Welstandscriteria

In afwijking van artikel 12b van de Woningwet baseert de welstandscommissie het advies ten behoeve van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit op de criteria zoals bepaald in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug'.

Artikel 27 Hogere waarden

27.1 Hogere waarden Achtersluispolder en Westerspoor-Zuid

In aanvulling op de bepalingen in Hoofdstuk 2 moeten de volgende hogere waarden in acht worden genomen:

Naam   Achtersluispolder – Westerspoor Zuid  
DG1 (1,5 meter)   55  
DG2 (15 meter)   55  
DG4 (15 meter)   55  
DG5 (5 meter)   55  
DG7 (10 meter)   55  
DG9 (15 meter)   55  
Havenstraat 102   55  
Havenstraat 103   51  
Havenstraat 155   58  
Hemkade 24B   n.v.t.  
Hemkade 24C   n.v.t.  
A3 De Garage   55  
27.2 Stap 3-besluit

In aanvulling op de bepalingen in Hoofdstuk 2 en de bepalingen in lid 27.1 moet na toepassing van artikel 2, lid a van de Interimwet Stad en Milieubenadering de volgende hogere waarden in acht worden genomen:

Naam   Achtersluispolder – Westerspoor Zuid  
DG2 (15 meter)   58  
DG4 (15 meter)   56  
DG5 (5 meter)   57  
DG7 (10 meter)   58  
A3 De Garage   57  
27.3 Hogere waarden Westpoort

In aanvulling op de bepalingen in Hoofdstuk 2 moeten de volgende hogere waarden in acht worden genomen:

Naam   Westpoort  
DG1 (5 meter)   60  
DG2 (5 meter)   60  
DG4 (15 meter)   59  
DG5 (5 meter)   60  
DG7 (5 meter)   56  
DG9 (15 meter)   57  
Havenstraat 102   n.v.t.  
Havenstraat 103   54  
Havenstraat 155   n.v.t.  
Hemkade 24B   n.v.t.  
Hemkade 24C   n.v.t.  
A3 De Garage   57  
27.4 Hogere waarden wegverkeerslawaai

In aanvulling op de bepalingen in Hoofdstuk 2 moeten de volgende hogere waarden in acht worden genomen:

Naam   Dr. J.M. den Uylweg   Provinciale weg  
DG7   49   n.v.t.  
DG9   62   53  
27.5 Situering deelgebieden hogere waarden

De situering en begrenzing van de deelgebieden, zoals opgenomen in de leden 27.1, 27.3 en 27.4 zijn aangegeven op voorschriftenkaart 3 in bijlage 4 bij deze regels.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel/Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het 'omgevingsplan Hembrug e.o.' van de gemeente Zaanstad.