direct naar inhoud van Regels
Plan: Achtergracht-Groeneweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP01HZ03SG-oh01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Achtergracht-Groeneweg van de gemeente Weesp.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0457.BP01HZ03SG-oh01 met de bijbehorende regels en eventuele behorende bijlagen.

1.3 Verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan Achtergracht-Groeneweg bestaande uit kaart

NL.IMRO.0457.BP01HZ03SG-oh01.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aanduidingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.7 Archeologische monumentenzorg

Zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.8 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.10 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 Bestaande maten

Afstanden, goot- en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn of in uitvoering zijn, dan wel in uitvoering zijn of mogen worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd.

1.12 Bestaand gebouw

Een gebouw, dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd.

1.13 Bijgebouw

Een al dan niet vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.14 Bodemverstorende activiteiten

Het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

 

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.17 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.19 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

 

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.21 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.22 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 Dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting.

1.24 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.26 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken - niet zijnde traiteur en catering -, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij een categorisering van toepassing is, zoals opgenomen in bijlage 1 Horeca-categorisering;

1.28 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 Kap

Constructie, gebouwd onder een bepaalde hoek, dienend om dakbedekking te dragen.

1.30 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.31 Ondersteunende functie

Onzelfstandige functie die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;

1.32 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan tenminste een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport.

1.34 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.35 Peil
  • de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil.

1.36 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.39 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.40 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.41 Welstands- / monumentencommissie

Gemeentelijke commissie, of andere door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ter zake deskundige persoon of instelling, die belast is met het toetsen van bouw- en/of sloopaanvragen aan de regels van artikel 6 van dit plan.

1.42 Winkelondersteunende horeca

Horecavoorzieningen van ten hoogste categorie 2, die ruimtelijk en functioneel ondergeschikt zijn ten opzichte van de ter plaatse aanwezige detailhandel.

1.43 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De breedte van de gevels

Boven de begane grondvloeren, tussen de, op de gevels loodrecht staande buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, liftschachten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en daarbijbehorende ondersteunende functies, op de begane grond, al dan niet in combinatie met winkelondersteunende horeca;
  • b. detailhandel, op de verdieping(en), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel op de verdieping' op de verbeelding, al dan niet in combinatie met winkelondersteunende horeca;
  • c. maatschappelijke voorzieningen en dienstverlenende functies uitsluitend op de verdieping(en), met dien verstande dat de entree van deze functies/vestigingen zich wel op de begane grond mag bevinden;

met de daarbij horende:

  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, alsmede tuinen ten behoeve van woningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. parkeervoorzieningen, met inbegrip van een parkeerdek. Het parkeerdek is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeerdek' op de verbeelding;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeerdek' is tevens een in- en uitrit van het parkeerdek als genoemd onder h toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' op de verbeelding, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is weergegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding, mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is weergegeven.

3.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' op de verbeelding is per bouwperceel maximaal 1 bijgebouw of overkapping toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte per bijgebouw bedraagt 30 m2;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,5 meter.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van nood- / brandtrappen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van de hellingbaan van het parkeerdek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit parkeerdek' mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

3.2.4 Bouwen op parkeerdek

In afwijking en aanvulling op het bepaalde in 3.2.2 en 3.2.3 gelden voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een parkeerdek als bedoeld in 3.1 onder h de volgende regels:

  • a. op het parkeerdek zijn maximaal 3 bijgebouwen toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte per bijgebouw bedraagt 30 m2;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter;
  • d. de bouwhoogte van afscheidingen ten behoeve van het parkeerdek mag niet meer bedragen dan 1,8 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. prostitutie;
  • c. recreatief nachtverblijf;
  • d. verkeersontsluiting, ten behoeve van gemotoriseerd verkeer, ter plaatse van de Achtergracht.

3.4.2 Parkeren

Er dient voorzien te worden in voldoende parkeercapaciteit binnen het plangebied. Hiervoor gelden de volgende normen:

  • 3,5 parkeerplaats per 100 m² bvo;

met dien verstande dat bij de bepaling van de parkeerbehoefte van nieuwe functies rekening gehouden mag worden met de parkeerbehoefte van de voorgaande functies indien deze verdwijnen en aangetoond is dat de parkeerdruk niet onevenredig zal toenemen.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en daarbijbehorende ondersteunende functies;
  • b. wonen uitsluitend op de verdieping inclusief een aan huis gebonden beroep of bedrijf, zoals bepaald in lid 9.2;
  • c. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal woningen mag zijn;
  • d. een aan- en uitbouw, bijgebouw en overkapping op niet minder dan 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;
  • e. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen tot niet meer dan 3 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • f. het bij het bouwvlak aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd waarvan de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 30 m2 mag zijn;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 3 meter mag zijn;
  • h. de goothoogte van een aan- en uitbouw en aangebouwde bijgebouwen niet meer mag zijn dan 0,25 meter boven de begane grondlaag van het gebouw waartegen wordt aangebouwd met een maximum van 4 meter;
  • i. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw niet meer dan 5 meter mag zijn.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag zijn dan:

  • a. 1 meter voor erfafscheidingen, gelegen voor de voorgevel;
  • b. 3 meter voor overkappingen;
  • c. 5 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de verdiepingen van de gebouwen voor andere functies dan wonen en kantoor en opslag ten dienste van detailhandel, zoals bedoeld in lid 7.1 onder b en c.

4.3.2 Parkeren

Er dient voorzien te worden in voldoende parkeercapaciteit binnen het plangebied. Hiervoor gelden de volgende normen:

  • 3,5 parkeerplaats per 100 m² bvo;

met dien verstande dat bij de bepaling van de parkeerbehoefte van nieuwe functies rekening gehouden mag worden met de parkeerbehoefte van de voorgaande functies indien deze verdwijnen en aangetoond is dat de parkeerdruk niet onevenredig zal toenemen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte groter dan 1 meter, dan wel dieper dan de reeds aantoonbaar verstoorde (aard)lagen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

5.2.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.2.1 is niet vereist, indien de gronden reeds eerder geroerd zijn door eerdere bebouwing of anderszins. Een en ander dient onderbouwd te worden met een rapport als bedoeld in 5.2.1.

5.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen.
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 5.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende provinciaal archeoloog.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 100 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 1 meter, dan wel dieper dan de reeds aantoonbaar verstoorde (aard)lagen uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte-verhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergronds transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, egaliseren en ontginnen.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Voorts geldt dat het verbod niet van toepassing is, indien de gronden reeds eerder geroerd zijn door eerdere bebouwing of anderszins. Een en ander dient onderbouwd te worden met een rapport als bedoeld in 5.2.1.

5.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 5.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. voor zover de in 5.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.5.1 Verbod
  • a. het is verboden voor de aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en een diepte groter dan 1 meter dan wel dieper dan de reeds aantoonbaar verstoorde (aard)lagen;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

5.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 is niet vereist, indien de gronden reeds eerder geroerd zijn door eerdere bebouwing of anderszins. Een en ander dient onderbouwd te worden met een rapport als bedoeld in 5.2.1.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 6.2 bedoelde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de ondersteuning en versterking van het beschermd stadsgezicht en ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de gebouwen uitsluitend aaneengesloten binnen de bouwvlakken worden gebouwd op de bestaande voorgevellijn;
  • b. de gevelbreedte, gevelindeling, dakvorm, nokrichting en dakhelling in overeenstemming zijn met de bestaande situatie

6.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.2 is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in uitvoering dan waarvoor vergunning is aangevraagd voorafgaand aan of gelijktijdig met de ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

6.3 Afwijkingen van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • lid 6.2.1 onder a voor het bouwen in afwijking van de bestaande voorgevellijn tot niet meer dan 0,3 meter voor niet meer dan 50% van de voorgevelbreedte;
  • lid 6.2.1 onder b voor het samenvoegen van gebouwen, mits de verschijningsvorm van de afzonderlijke gebouwen gehandhaafd blijft;
  • lid 6.2.1 onder b voor het plat of anderszins afdekken;
  • lid 6.2.1 onder b voor het veranderen van de nokrichting;
  • lid 6.2.1 onder b alsmede 8.1 voor het bouwen van een dakkapel in de naar de weg gekeerde zijde;
  • lid 6.2.1 onder b voor het veranderen van de gevelindeling.

6.3.2 Beschermde waarden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1, indien het behoud, het herstel en/of de versterking niet meer haalbaar en/of wenselijk is/zijn.

6.3.3 Toepassingsvoorwaarden

Een in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.4.1 Plicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

6.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

6.4.3 Voorwaarden

Een in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Dakkapel

Op woningen mogen dakkapellen worden gebouwd, zowel in de naar de weg gekeerde zijde als in de niet naar de weg gekeerde zijde van de woning, met dien verstande dat:

  • op de gronden bestemd als Waarde - Beschermd stadsgezicht dakkapellen slechts aan de van de weg afgekeerde zijde zijn toegestaan;
  • voldaan dient te worden aan de redelijke eisen van welstand;
  • dakkapellen zijn niet toegestaan op aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

8.2 Bestaande maten
8.2.1 Maximale en minimale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.2.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.2.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval, behoudens voorzover zulks in overeenstemming is met het in hoofdstuk 2 bepaalde:

  • a. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik als sport- of wedstrijd terreinen, parkeerterreinen, kampeer- of caravanterreinen, woonwagen- of andere kampen, dagcampings en lig- of speelweiden; behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met de in hoofdstuk 2 opgenomen bestemmingen;
  • c. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan en het opgeslagen hebben van ongerede en onklare machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  • d. het gebruik als opslagplaats, dan wel stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer en gebruik van de gronden;
  • e. de opslag van bagger en grondspecie behoudens indien en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de wettelijke onderhoudsplicht van naastgelegen waterpartijen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

9.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf in samenhang met het wonen is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van de grondoppervlakte van de begane grond van de woning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen mag worden gebruikt (in de gehele woning) voor de bedoelde activiteiten;
  • b. de gewenste bedrijvigheid dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving en mag niet onder de werkingssfeer van hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer / artikel 2 lid 1 Wabo vallen en niet vergunningspichtig zijn overeenkomstig de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. er mag geen detailhandel of horeca plaatsvinden, anders dan reeds toegestaan op basis van de betreffende bestemming;
  • d. in de nabije omgeving van de woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers-/parkeerdruk optreden;
  • e. er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de woning plaatsvinden, behoudens in- en uitladen;
  • f. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  • g. bed & breakfast is toegestaan (ook op de verdieping), mits:
    • 1. het geen zelfstandige woonruimte wordt;
    • 2. het uiterlijk van de woning gehandhaafd blijft;
    • 3. het totaal aantal bedden niet meer dan 4 bedraagt;
  • h. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  • i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen, welke in het belang en noodzakelijk en/of wenselijk zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • b. het bouwen van antenne-installaties, antennemasten en overige communicatievoorzieningen tot een bouwhoogte van 40 meter;
  • c. voor het bij een aan huis gebonden bedrijf toestaan van meldingsplichtige bedrijfsactiviteiten, als de ruimtelijke uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming blijft.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen voor wat betreft het verwijderen of vervangen van de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) indien en voorzover uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het opgelegde beschermingsregime niet aansluit bij de feitelijk aanwezige archeologische waarden; gehoord de archeologisch deskundige.

Artikel 12 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.6 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.7 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Achtergracht-Groeneweg.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 juni 2014.  
         
 
         
         
  De voorzitter,     De griffier,    
  ……….     ………