direct naar inhoud van Regels
Plan: Velserbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP1000VELSERBROEK1-R001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Velserbroek met identificatienummer NL.IMRO.0453.BP1000VELSERBROEK1-R001van de gemeente Velsen;

1.2 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.4 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 afhaalpunt e-commerce

locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, totstandgekomen na aan- en/of verkoop via internet en zonder rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage;

1.9 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.11 agrarische bedrijfswoning

een woning, toegestaan en gelegen bij een als zodanig bestemd agrarisch bedrijf en/of gelegen binnen een agrarisch bouwvlak, opgericht ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf, bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.12 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.13 antennemast

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van het zenden en ontvangen van electromagnetische golven;

1.14 ballenvanger

vangnet voor ballen die buiten het speelterrein terecht zouden kunnen komen;

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtings- en verblijfaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfsvloeroppervlak

Het totale oppervlak welke ten dienste staat van de (commerciële) bedrijfsvoering, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten, terrassen en dergelijke;

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar vanwege de bedrijfsvoering van de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.20 begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,0 m boven het peil ligt;

1.21 beroepsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 bestaande situatie

gebruik: de situatie zoals die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond;

bouwen: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.26 BEVI

Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.28 bijgebouw

een op zichzelf staand (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;

1.29 bijzondere woonvoorzieningen

woonvoorziening anders dan ten behoeve van een huishouden;

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

1.33 bouwperceel

een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 carport

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 2 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg;

1.38 cultuurhistorische waarde

de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling;

1.39 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, zoals podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra feestzalenverhuur, met dien verstande dat seksinrichtingen hieronder niet worden verstaan;

1.40 dagrecreatieve voorzieningen

recreatie-elementen, zoals wandelparken, lig- en speelweiden, dierenweiden, dagkampeerterreinen (facultatief), trimbanen, recreatie te water, uitzichtheuvels, speelvijvers, picknickplaatsen;

1.41 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.42 dakkapel

uitbouw op een hellend dakvlak;

1.43 dakopbouw

een ondergeschikte bouwlaag van het hoofdgebouw;

1.44 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het ter plaatse verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.45 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.46 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, belwinkel en internetcafé, met uitzondering van seksinrichtingen;

1.47 dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar vanwege de bedrijfsvoering van de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.48 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.49 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.50 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat feitelijk ingericht mag worden ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.51 erker

een uitgebouwd venster;

1.52 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.53 evenement

een georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

1.54 gastouderopvang

kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van de Wet kinderopvang aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft;

1.55 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.56 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies/object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.57 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen die dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven) als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.58 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

1.59 huishouden

een verzameling van één of meer personen die een gezamenlijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.60 hogere waarde voor de geluidsbelasting

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.61 hoofdgebouw

Een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.62 hoogspanningsleiding

een ondergrondse leiding ten behoeve van het transport van electrische energie met een electrische spanning van minimaal 150kV;

1.63 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:

Horeca A

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1. Daghoreca:

bedrijven zoals een broodjeszaak; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; tearoom; traiteur;

2. Overige lichte horeca:

zoals een bistro; snackbar; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

3. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:

bedrijven genoemd onder 1 en 2 met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²;

restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in);

4. Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken (hotel/pension);

Horeca B

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

5. Algemeen:

zoals een bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal; dansscholen;

6. Bedrijven waar verkoop van (soft)drugs plaatsvindt:

coffeeshops;

Horeca C

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

7. Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum;

1.64 kampeermiddel

a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.65 kampeerterrein

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.66 kamerverhuur

de verhuur van een woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;

1.67 kantine

een onderdeel van een gebouw waar tegen beperkte vergoeding dranken en etenswaren worden verstrekt ten behoeve van de gebruikers van de hoofdfunctie;

1.68 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie;

1.69 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,0 m boven het peil ligt;

1.70 kwetsbaar object

kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.71 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare –al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.72 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook een kantine;

1.73 manege

gebruiksgerichte paardenhouderij in dienst staande van derden voor het gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport;

1.74 milieudeskundige

een rechtspersoon die/dat vanwege, de beschikbaarheid aan kennis opgedaan uit opleiding en ervaring, kan worden aangemerkt als deskundig op het gebied van milieuvraagstukken;

1.75 monument

een rijks/provinciaal/gemeentelijk monument zoals bedoeld in de monumentenwet;

1.76 museum

een permanente instelling, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat van de samenleving en haar ontwikkeling, die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie en recreatie;

1.77 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.78 nevenactiviteiten

activiteiten die ondergeschikt zijn aan de primair aan de gronden toegekende functie en die qua ruimtegebruik en omzet minder dan 40% uitmaken van de totale bedrijfsvoering;

1.79 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;

1.80 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.81 onderdoorgang

openbare langzaamverkeersverbinding die door een gebouw heen loopt;

1.82 ondergeschikte paardenhouderij

het houden van pensionpaarden op een agrarisch bedrijf, met een omvang van ten hoogste 49% van de totale bedrijfsvoering, uitgedrukt in NSO (Nederlandse Standaard Opbrengst);

1.83 overig bouwwerk

bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.84 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak of een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.85 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.86 parkeernormenbeleid

Een door het college of de gemeenteraad vastgesteld beleidsstuk waarin de parkeernormen voor de gehele, of voor een gedeelte van de, gemeente zijn opgenomen;

1.87 perceel

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik;

1.88 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf;

1.89 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.90 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.91 recreatieve bewoning

bewoning van een gebouw voor weekend- en/of verblijfsrecreatie waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.92 recreatiewoning

een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor weekend- en/of verblijfsrecreatie en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.93 REVI

de regeling externe veiligheid inrichtingen, houdende regels met betrekking tot afstanden de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico ter uitvoering van het besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.94 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.95 scheidingslijn

een lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogte/ bebouwingspercentages mogelijk zijn toegelaten;

1.96 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.97 short stay

het structureel aanbieden van een kamer, appartement of deel daarvan voor tijdelijk verblijf, niet per se zijnde een huishouden, voor een aaneensluitende periode van maximaal zes maanden;

1.98 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.99 stacaravan

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.100 straatmeubilair

objecten in het openbare gebied zoals verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, vlaggenmasten, informatieborden, zitbanken, bloembakken, reclameborden, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;

1.101 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.102 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen gericht op recreatief nachtverblijf, zoals standplaatsen, was- en toiletgebouwen en gebouwen ten behoeve van receptie, kantine en andere groepsruimten;

1.103 verdieping

de boven de begane grond gelegen bouwlagen;

1.104 verkoopvloeroppervlakte

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.105 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels;

1.106 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan;

1.107 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting die acceptabel kan worden geacht op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.108 vrije beroepen

met name professionele dienstverleningen, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, die van oudsher wordt uitgeoefend in een woonhuis. Concrete voorbeelden van dergelijke vrije beroepen op basis van jurisprudentie zijn oa. Architect, accountant, advocaat, administratieconsulent, assurantiebemiddelaar, belastingconsultant, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, juridisch adviseur, logopedist, kunstenaar, makelaar O.G., medisch specialist, notaris, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, therapeut, verloskundige en overige hiermee gelijk te stellen vrije- beroepen;

1.109 waterpartijen

meren, sloten, rivieren, waterlopen en daaraan gelijk te stellen;

1.110 welness

activiteiten ten behoeve van lichamelijke, sociale, emotionele, intellectuele en spirituele gezondheid van de mens;

1.111 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.112 wonen

huisvesten met vast karakter;

1.113 woning

gebouw of een gedeelte daarvan, bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.114 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.115 woonwagenstandplaats

voorziening waar uitsluitend een woonwagen kan en mag staan;

1.116 zakelijke dienstverlening

dienstverleningsfaciliteiten met winstoogmerk zonder milieubeperkingen;

1.117 zorgwoning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven. Verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 Bebouwingspercentage

een deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.4 De breedte van een boot

tussen de linker- en rechterzijde van een boot, waar deze afstand in het horizontale vlak het grootst is bij projectie van de boot van de voor- en achterzijde op ware grootte, ondergeschikte of in uiterlijk ondergeschikte delen van de boot zoals boegspriet, antennes, trapjes, netten, ladders en vergelijkbare onderdelen niet meegerekend;

2.5 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de dakkapel

een uitstekend dakvenster in een hellend vlak van het hoofdgebouw, waarbij de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de vloer van de daar ondergelegen bouwlaag minimaal 0,8 m bedraagt en de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goothoogte van de dakkapel maximaal 1,7 m bedraagt. De afstand die aanwezig dient te zijn tussen goothoogte, dakkapel en bouwhoogte van de woning bedraagt minimaal 1 rij dakpannen.

De breedte van de dakkapel mag aan de voorzijde van het gebouw maximaal 2,8 m bedragen, waarbij de afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur minimaal 1 m moet bedragen. Indien een woning breder is dan 5,6 m mag de breedte van de dakkapel maximaal 50% van de gevelbreedte bedragen, waarbij de afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur minimaal 1,0 m moet bedragen.

Voor een dakkapel aan de zijkant van een gebouw gelden dezelfde regels als voor een dakkapel aan de voorzijde.

Aan de achterzijde bedraagt de afstand van dakkapel tot hart bouwmuur minimaal 0,5 m, voor de achterzijde geldt geen maximale breedte;

2.7 De goot- (of boeibord) hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dakkapellen niet meegerekend;

2.8 De hoogte van bouwlagen

Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;

2.9 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.10 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.12 De inwendige nokhoogte

van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok;

2.13 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.14 De verdiepingshoogte

van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.

2.15 Het peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;
2.16 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en recreatief medegebruik in de vorm van ruitersportactiviteiten, en een paardenbak met een maximale oppervlakte van 800m²;
  • b. maximaal één bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels, tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

3.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte, maximum bebouwingspercentage' mogen de aangegeven goot-, bouwhoogte en bebouwingspercentage niet worden overschreden;
  • c. de maximale inhoud van een bedrijfswoning is 500m³;
3.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder silo's, mogen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak is 2 meter;
  • c. buiten het bouwvlak mogen ook erf- en terreinafscheidingen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 1 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 6 meter.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt motorbrandstoffen (SBI code 473.3) zonder lpg',

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterpartijen en watergangen;
  • d. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • e. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

4.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden.
4.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 1 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' is een overkapping ten behoeve van het verkooppunt motorbrandstoffen toegestaan ter grootte van de aangegeven maximale oppervlakte en een maximale bouwhoogte van 6,0 m.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horecabedrijven van categorie 1 en 2;

ter plaatse van de aanduiding:

  • e. horeca 5, is eveneens een horecabedrijf in maximaal categorie 5 toegestaan op de begane grond en op de verdieping;
  • f. (spc), is eveneens een sportschool toegestaan op de begane grond en op de verdieping;
  • g. 'onderdoorgang', is er sprake van een onderdoorgang.

met de daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterpartijen en watergangen;
  • j. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • k. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

5.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen, aan-, uit- en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ''maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden.
5.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en terrasschermen is 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 4 meter.
5.2.3 Onderdoorgang

Op de gronden die op de plankaart de aanduiding “onderdoorgang” hebben, dient een onderdoorgang vrijgehouden te worden van bebouwing, met dien verstande dat:

a. de onderdoorgang een minimale doorrijhoogte heeft van 4,5 m boven de rijweg.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Wonen is uitsluitend op verdiepingen toegestaan. Overige toegestane functies zijn, voor zover niet anders bepaald, uitsluitend op de begane grond toegestaan.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;

ter plaatse van de aanduiding:

met de daarbij behorende:

  • f. waterpartijen en watergangen;
  • g. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • h. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

6.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  • b. aanwezige gebouwen mogen niet worden gewijzigd in maatvoering;
6.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. er mogen geen nieuwe bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht met uitzondering van speeltoestellen en straatmeubilair;
  • b. aanwezige bouwwerken geen gebouw zijnde mogen niet worden gewijzigd in maatvoering.
6.2.3 Speelterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' mogen ballenvangers of soortgelijke voorzieningen ten behoeve van een speelterrein worden opgericht, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden;
  • b. kinderdagverblijven;

ter plaatse van de aanduiding:

  • c. 'sportschool', is tevens een sportschool toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterpartijen en watergangen;
  • g. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • h. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

7.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte, maximum bebouwingspercentage' mogen de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage niet worden overschreden;
7.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 4 meter;
7.2.3 Onderdoorgang

Op de gronden die op de plankaart de aanduiding “onderdoorgang” hebben, dient een onderdoorgang vrijgehouden te worden van bebouwing, met dien verstande dat:

a. de onderdoorgang een minimale doorrijhoogte heeft van 4,5 m boven de rijweg.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. erkers;

ter plaatse van de aanduiding:

  • c. specifieke vorm van 'tuin - carport' is een carport toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • d. waterpartijen en watergangen;
  • e. wegen en paden;
  • f. in- en uitritten.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen van gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

8.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 1 meter;
8.2.3 Bouwen van erkers

voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels;

  • a. de maximale diepte is 1,5 meter;
  • b. de maximale breedte mag ten hoogste 60 % van de breedte van de voorgevel bedragen, met een maximum van 4 meter;
  • c. de maximale hoogte is niet hoger dan de eerste volledige bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. een erker is ondergeschikt aan het hoofdgebouw en maakt hier een functioneel onderdeel van uit;
8.2.4 Carport

Ter plaatse van de aanduiding 'tuin - carport' is een carport toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte is 15m².

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeerplaatsen;

ter plaatse van de aanduiding:

  • c. 'evenemententerrein', is tevens een (week)markt toegestaan;
  • d. 'brug', een brug; 
  • e. 'nutsvoorzieningen', nutsvoorziening groter dan 15m²;
  • f. 'parkeerterrein' , is uitsluitend een parkeerterrein toegestaan';
  • g. 'tunnel', is een tunnel toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterpartijen en watergangen;
  • j. wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. terrassen bij de op de aangrenzende gronden gelegen horecabedrijven.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

9.2.1 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, is 6 meter

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;

ter plaatse van de aanduiding:

  • b. 'brug', is een brug toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. aanlegvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

10.2.1 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 4 meter.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waarbij het aantal woningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan het aantal bestaande woningen ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van een aanduiding;

ter plaatse van de aanduiding:

  • b. 'woonwagenstandplaats', uitsluitend een standplaats voor een woonwagen;
  • c. 'zorgwoning', zijn uitsluitend zorgwoningen toegestaan, met dien verstande dat zorgwoningen uitsluitend op de verdiepingen zijn toegestaan;
  • d. 'dienstverlening' is op de begane grond dienstverlening toegestaan;
  • e. 'onderdoorgang', is sprake van een onderdoorgang;
  • f. 'parkeergarage, is een ondergrondse parkeergarage toegestaan
  • g. 'opslag', zijn bergingen toegestaan ten behoeve van het bijbehorende appartementengebouw.

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen en erven.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

11.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' mogen de aangegeven goot- en bouwhoogte niet worden overschreden;
  • d. de maximale bouwhoogte is 10 meter.
11.2.2 Bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan-, uit- en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen is 50% van het erf, met een maximum van 70 m2;
  • c. de maximale goothoogte is 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte is 4 meter. 
11.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 4 meter
11.2.4 Woonwagenstandplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende regels;

  • a. het maximale oppervlakte van de woonwagen is 140 m²;
  • b. de minimale afstand tussen woonwagens is 5 meter.
  • c. per woonwagen is 1 bijgebouw toegestaan met een maximaal oppervlak van 10 m² en maximale hoogte van 3 meter.
  • d. per aanduiding is maximaal 1 woonwagen toegestaan.
11.2.5 Aan huis gebonden beroep

Voor 'aan huis gebonden beroep' gelden de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende erfbebouwing, tot een maximum van 50 m2, mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van een aan huis gebonden beroep;
  • b. het uitoefenen van een beroep dient een ruimtelijke uitstraling te hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Het uitoefenen van een beroepsmatige activiteit mag derhalve geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu, het karakter van de buurt en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de beroepsmatige activiteit niet vergunningsplichtig mag zijn ingevolge de Wet Milieubeheer. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van deze eis indien de beroepsactiviteit niet van invloed is op de woonomgeving;
  • d. het parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein, tenzij in de directe omgeving voldoende parkeermogelijkheden aanwezig zijn conform de geldende parkeernormen;
  • e. de beroepsmatige activiteit binnen de woonbestemming dient alleen verricht te worden door de gebruiker(s) van de eigenlijke woning;
  • f. geen detailhandel is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit;
  • g. indien de beroepsmatige activiteit plaatsvindt in een garage dient er voor vervangende parkeergelegenheid op eigen erf gezorgd te worden.
11.2.6 Bed & Breakfast

Voor een bed & breakfast gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsmatig tegelijkertijd aan maximaal 8 personen logies verleend wordt;
  • b. de woning door de hoofdgebruiker wordt bewoond;
  • c. het parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein, tenzij in de directe omgeving voldoende parkeermogelijkheden aanwezig zijn conform de geldende parkeernormen;
  • d. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, tot een maximum van 50 m2, mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van deze functie;

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van gasleidingen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:

12.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

12.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3,0 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Toestaan van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan, mits geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 12.2.1 en 12.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in artikel 12.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

mits:

  • c. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  • d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • e. er vooraf door het bevoegd gezag schriftelijke advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 12.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen of rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
12.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 12.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

12.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 12.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

12.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

12.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 12.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 13 Leiding - Hoogspanning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van ondergrondse hoogspanningsleidingen

13.2 Bouwregels
13.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

13.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Toestaan van bouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 13.2.1 en 13.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 13.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 13.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
13.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 13.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

13.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 13.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

13.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

13.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 13.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

14.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Toestaan van bouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 14.2.1 en 14.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 14.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 14.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
14.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 14.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

14.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 14.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

14.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

14.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 14.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 15 Waarde - Archeologie categorie 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwen ten behoeve van de basisbestemmingen

Ten behoeve van de basisbestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
15.2.2 Uitzondering op de bouwregels

Het bepaalde in lid 15.2.1 onder a en b, is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
15.3 Regels voor werken en werkzaamheden
15.3.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een planomvang van meer dan 100 m² uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.3.2 Niet van toepassing

Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke plaatsvinden in een gebied dat is aangewezen als archeologisch monument of:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
15.3.3 Verlening vergunning

De in lid 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de archeologische waarden van de gronden.

15.3.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Indien op basis van artikel 15.2.1 een vergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 16 Waarde - Archeologie categorie 5

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie categorie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwen ten behoeve van de basisbestemmingen

Ten behoeve van de basisbestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
16.2.2 Uitzondering op de bouwregels

Het bepaalde in lid 16.2.1 onder a en b, is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 60 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
16.3 Regels voor werken en werkzaamheden
16.3.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een planomvang van meer dan 2500 m² uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 60 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
16.3.2 Niet van toepassing

Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke plaatsvinden in een gebied dat is aangewezen als archeologisch monument of:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
16.3.3 Verlening vergunning

De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de archeologische waarden van de gronden.

16.3.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de waarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Indien op basis van artikel 16.2.1 een vergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Overschrijding bouwgrenzen
18.1.1 Bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding, de bestemmingsregels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter.

18.1.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 meter onder peil;
  • c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik;
  • d. de grondwatersituatie in de omgeving van de gebouwen mag niet verslechteren. Indien er verslechtering optreedt dienen maatregelen genomen te worden om het nadelig effect te niet te doen.

18.1.3 Bouwen boven een weg

Indien boven een weg wordt gebouwd, mag niet lager worden gebouwd dan:

  • a. 4,5 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5 m breedte aan weerszijden van de rijweg;
  • b. 2,5 m boven de hoogte van een ander deel van de weg, mits de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.

18.1.4 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;

c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Gebiedsaanduidingen
19.1.1 Overige zone - evenemententerrein 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - evenemententerrein 1' (Vestingplein) mogen - onverminderd het bepaalde in de regels per bestemming - evenementen worden gehouden. Hierbij gelden de volgende maxima:

Aantal per jaar   Bezoekers per dag   Dagen per evenement   Dagen incl. op- en afbouw (betreft: circus)   Geluid *
14.30 - 16.30 uur  
2   500   4   7   75 dB(A)  
Aantal per jaar   Bezoekers
per dag  
Dagen per evenement   dagen incl. op- en afbouw
(betreft: kermis)  
Geluid
10.00 - 24.00 uur  
2   1.500   5   7   75dB(A)  

* het maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming.

19.1.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' (locatie Spitsaak/Platbodem) zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer', waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:

  • 1. er zijn maximaal 50 grondgebonden eengezinswoningen of levensloopbestendigeappartementen mogelijk (of een combinatie hiervan);
  • 2. er moet voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd, conform tijdens de aanvraag geldende parkeernormen, en wordt opgelost langs de straatzijden;
  • 3. de bebouwing bestaat uit 2 bouwblokken ten noorden van het Zeilpad en 3 bouwblokken ten zuiden van het Zeilpad binnen de in afbeelding 19.1.2 aangegeven maximale rooilijnen;
  • 4. het bebouwingspercentage binnen deze rooilijnen is maximaal 70 %;
  • 5. de maximale bouwhoogte is 7 meter;
  • 6. de ruimte tussen de bouwblokken en langs de straatzijden krijgt een groene invulling en maakt deel uit van deze ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1000VELSERBROEK1-R001_0014.png"

Afbeelding 19.1.2, locatie Spitsaak/Platbodem

Beoordeling wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt, ter beoordeling van de toelaatbaarheid, een integrale belangenafweging plaats, waarbij onderstaande zaken aangetoond zijn:

- de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, waterhuishoudkundige, archeologische, ecologische en verkeerstechnische toelaatbaarheid;

- de stedenbouwkundige inpasbaarheid.

Indien van toepassing dient gelijktijdig met de procedure voor de wijziging een procedure voor het vaststellen van hogere waarden voor de geluidsbelasting worden gevoerd.

Als de toelaatbaarheid in inpasbaarheid van het plan niet is aangetoond, is de wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing.

19.1.3 veiligheidszone - Activiteitenbesluit

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - Activiteitenbesluit' gelden de volgende afstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten:

Categorie-indeling   Opstellingswijze   kwetsbare objecten   beperkt kwetsbare objecten  
B










 
kast
__________________
(semi-)ondergronds station
_________________
Kaststation
__________________
Open opstelling/ vrijstaand gebouw  
4 meter
__________________
4 meter

__________________
6 meter
__________________
10 meter  
2 meter
__________________
2 meter

__________________
4 meter
__________________
4 meter  
c





 

Alle stations t/m 40000 normaal kubieke meter per uur aardgas
__________________
Alle stations boven 40000 kubieke meter per uur aardgas  

15 meter



__________________
25 meter  

4 meter



__________________
4 meter  

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

20.1 Verboden

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.

20.2 Strijdig gebruik

Onder strijdige gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • d. seksinrichting;
  • e. het opsplitsen van woningen in meerdere appartementen;
  • f. het kamergewijs verhuren van een woning;
  • g. het toevoegen of onttrekken van een woning.
20.3 Uitzonderingen op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 20.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond;
20.4 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 20.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen, met ten hoogste 3,0 m worden overschreden en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft(laatste is facultatief);

Bij de beoordeling van een verzoek om een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met eerder verleende omgevingsvergunningen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het in geringe mate wijzigen van het aangeduide bebouwingsvlak en/of de bestemming, mits:

a. de structurele opzet van het plan niet aanmerkelijk zal worden aangetast;

b. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk zal worden aangetast;

c. de bebouwingscapaciteit van het bebouwingsvlak niet meer dan 15% zal worden gewijzigd

Bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt rekening gehouden met eerder gepleegde wijzigingen op basis van dit artikel om te beoordelen of maximale maten en/of oppervlakten al dan niet worden overschreden.

Artikel 23 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis wordt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis en via de gemeentelijke website ter inzage gelegd;
  • b. burgemeester en wethouders maken voor de terinzagelegging het voornemen tot het nemen van een nader eis op de gebruikelijke wijze via het huis-aan-huisblad bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 24 Overige regels

Onverminderd het bepaalde in voorgaande artikelen dient worden te voldaan aan onderstaande regels.

24.1 Parkeren

Bij de bevoegdheid van college tot het verlenen van een vergunning waarbij dit bestemmingsplan als toetsingsgrond geldt is tevens het op het moment van indiening vigerende parkeernormenbeleid van toepassing. Indien niet wordt voldaan aan de in dit parkeernormenbeleid genoemde parkeernormen zal de vergunning worden geweigerd.

24.1.1 Afwijking

Van het bepaalde in artikel 24.1 kan worden afgeweken indien

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.1.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

25.1.2 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik
25.2.1 Voortzetting strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.2.2 Verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in 25.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.2.3 Geldigheidsduur

Indien het gebruik, als bedoeld in 25.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten

25.2.4 Niet van toepassing

Lid 25.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Velserbroek' met idn: NL.IMRO.0453.BP1000VELSERBROEK1-R001