Plan: | Primus Park, IJmuiden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.BP0810PRIMUSPARK1-R001 |
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de locatie Zuiderkruisstraat 38 t/m 64 en Eenhoornstraat 139 t/m 169 te IJmuiden. Het voornemen is hier om de bestaande bebouwing te slopen en een nieuw appartementencomplex met maximaal 55 woningen te bouwen. Met dit plan kan de uitstraling van het gebied worden verbeterd en kan een bijdrage worden geleverd aan de grote woningbehoefte.
Het bouwplan is niet passend binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, waarmee de ontwikkeling binnen het plangebied planologisch mogelijk wordt gemaakt.
De ontwikkellocatie ligt aan de Zuiderkruisstraat 38 t/m 64 en Eenhoornstraat 139 t/m 169 in IJmuiden, tussen de Plutostraat en de Eenhoornstraat. Op dit moment bevindt zich hier een vervallen complex met (voorheen) gemengde functies op de begane grond en appartementen op de tweede en derde bouwlaag. Op het achterterrein bevinden zich een aantal garageboxen.
Aan de achterkant van het complex ligt vanaf de Plutostraat gezien een doodlopend straatje dat toegang geeft tot garageboxen. Tegenover de locatie ligt een parkje waar het voornemen is om ook een woningbouwplan ote ontwikkelen. Rondom de locatie liggen verder vooral
woongebouwen en een aantal maatschappelijke functies.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied op luchtfoto
Voor de gronden van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'IJmuiden West', vastgesteld op 20 juni 2013. Voor de aanwezige gebouwen geldt de bestemming 'Gemengd - 1' met de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1a uitgesloten'. Detailhandel en dienstverlening zijn op de begane grond toegestaan en woningen zijn op de verdiepingen toegestaan.
Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en zijn toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 9 meter ter plaatse van het drielaagse gebouw en maximaal 4 meter voor het eenlaagse gedeelte aan de zijde van de Plutostraat.
Het achterterrein heeft de bestemming 'Verkeer' met een bouwvlak en aanduiding 'garage' ter plaatse van de aanwezige garageboxen. Deze mogen maximaal 3 meter hoog zijn. Het trafohuisje ligt ook binnen de bestemming 'Verkeer' en heeft een aanduiding 'nutsvoorzieining'. Er geldt een maximale bouwhoogte van 4 meter.
De locatie ligt verder binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' en op de gebouwen ligt een aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4'. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Omdat het toekomstige gebouw voor een klein deel buiten de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid is geprojecteerd, kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
Binnen het hele plangebied geldt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ter bescherming van mogelijk in de ondergrond aanwezige archeologische waarden.
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan IJmuiden West
In aanvulling op het bestemmingsplan IJmuiden West geldt ter plaatse ook het Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing en kamerverhuur waarin regels zijn opgenomen voor het splitsen van woningen en het gebruik van woningen voor onder andere shortstay en kamerverhuur. Tevens geldt het Paraplubestemmingsplan parkeren Velsen waarin is bepaald dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid.
Aan de Zuiderkruisstraat 38 t/m 64 en Eenhoornstraat 139 t/m 169 in IJmuiden, tussen de Plutostraat en de Eenhoornstraat, bevindt zich een vervallen complex met (voorheen) gemengde functies op de begane grond en appartementen op de tweede en derde bouwlaag. Op het achterterrein bevinden zich een aantal garageboxen en tegen het complex aan staat een trafohuisje.
Aan de achterkant van het complex ligt vanaf de Plutostraat gezien een doodlopend straatje dat toegang geeft tot garageboxen. Tegenover de locatie ligt een parkje waar, in een gedeelte daarvan, ook een woningbouwplan ontwikkeld kan worden. Rondom de locatie liggen verder vooral woongebouwen en een aantal maatschappelijke functies.
Afbeelding 2.1: Foto huidige situatie
Het bouwblok bevindt zich op de kop van het plantsoen tussen de Venus- en Eenhoornstraat. Deze groenstrook maakt onderdeel uit van het wederopbouwplan van Dudok. De ankervorm van het Stadspark, haaks op de ruggengraat van IJmuiden (Lange Nieuwstraat Planetenweg) is een kenmerkend gegeven voor dit wederopbouwplan. De randbebouwing aan de oost- en westzijde van het Stadspark fungeert als een duidelijke omlijsting van het park en bestaat uit lange gevelwanden. Op bepaalde plaatsen worden deze wanden onderbroken en wordt door middel van open groene zones met afwijkende bebouwing een relatie gelegd met het achterliggende woongebied. De groenstrook aan de Venus- en Eenhoornstraat is zo'n dwarsverbinding die beëindigd wordt door deze bouwlocatie.
Afbeelding 2.2: Dwarsrelatie Dudok met locatie rood omcirkeld
Aan de westzijde van deze groenstructuur bevindt zich een veld met beeldbepalende bomen. Ter hoogte van dit bomenveld wordt het plantsoen doorsneden door een strook met hogere bebouwing van 5 lagen. Het overige gebied is lager en varieert van 2 tot 3 lagen met kap. Aan de zijde van het Stadspark wordt het plantsoen gemarkeerd door een bouwblok van 4 lagen. In de toekomst zal het midden van de groenstrook worden bebouwd. Daarbij wordt uitgegaan van los gepositioneerde bouwblokken die in hoogte ondergeschikt zijn aan de omringende bebouwing zodat de nadruk op de groenverbinding blijft liggen.
Afbeelding 2.3: Overzicht bouwhoogtes directe omgeving
Het plangebied maakt onderdeel uit van een blok met portiekflats tussen Zuiderkruisstraat, Planetenweg en Eenhoornstraat. Het binnengebied van dit blok bestaat uit eengezinswoningen van 2 lagen met kap, de randen met portiekflats aan de noord- en zuidzijde bestaan uit 3 lagen met kap. Aan de zuid- en westzijde zijn de portiekflats 4 lagen met kap met uitzondering van de betreffende bouwlocatie die uit 3 lagen bestaat. De randen van dit blok hebben een duidelijke samenhang door de toepassing van een flauwe kap, de betreffende bouwlocatie is het enige blok zonder kap.
In de Metropoolregio Amsterdam is een grote en groeiende vraag naar woningen. Voor Velsen is tot 2030 een toevoeging van 1900 woningen vastgesteld (Woonvisie 2040). Ook op de langere termijn zijn nieuwe locaties noodzakelijk. Om tegemoet te komen aan de woningbehoefte zijn in de Structuurvisie Velsen 2025 verschillende potentiële woningbouwlocaties aangewezen. De locatie Zuiderkruisstraat is in de Structuurvisie niet expliciet als woningbouwlocatie aangewezen, maar valt wel binnen de algemene inzet voor herstructurering en intensivering, die vooral in IJmuiden is voorzien. Hierbij moet worden ingezet op variatie en kwaliteit.
De locatie Zuiderkruisstraat ligt in een buurt met een hoog percentage sociale huurwoningen. De locatie ligt relatief dichtbij diverse voorzieningen waardoor het geschikt is voor diverse doelgroepen. Het meest recente woningmarkt- en woonbehoefteonderzoek uit 2017 geeft aan dat er met name behoefte is aan woningen die de doorstroming op de lokale woningmarkt stimuleren. Doorstromers zoeken met name naar woningen tussen de 80 en 100 m2 en tussen 120 en 160 m2. De belangrijkste verhuisredenen zijn groter en mooier wonen.
De Woonvisie 2040 stelt voor ieder woningbouwproject (herstructurering en uitbreiding) een gemiddeld oppervlak van de woningen van minimaal 60 m2 gebruiksoppervlak op projectniveau. Dit betekent dat kleinere woningen mogelijk zijn, mits hier woningen van méér dan 60 m2 tegenover staan.
In de stedenbouwkundige opzet van dit gebied maakt het plangebied duidelijk onderdeel uit van het bouwblok tussen Zuiderkruisstraat, Planetenweg en Eenhoornstraat. Door op deze locatie eveneens een hoogte van 4 lagen met een flauwe kap toe te passen wordt de samenhang van dit gehele blok hersteld waarbij de kop van het plantsoen geaccentueerd wordt zoals dit ook aan de zijde van het Stadspark het geval is. Deze samenhang kan worden versterkt door ook de architectuur te laten aansluiten op de overige randbebouwing van dit blok. De zijde van het plantsoen kan daarbij architectonisch geaccentueerd worden door een verschil in geleding in het gevelbeeld aan te brengen. Ook is het belangrijk om de koppen van het blok zorgvuldig aan te laten sluiten op de aangrenzende randbebouwing. Op de hoek van de Plutostraat worden de bomen behouden. De bebouwing moet worden afgestemd op de daar aanwezige traforuimte, het heeft de voorkeur om deze te integreren in het bouwvolume.
Vanuit deze visie zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:
Met in achtneming van de in de vorige paragraaf beschreven uitgangspunten is een stedenbouwkundig plan voor de locatie gemaakt. Het nieuwe woongebouw bestaat uit één bouwblok en maximaal 58 appartementen. Het indicatieve woonprogramma bestaat uit 55 middelgrote appartementen van circa 80 m2 BVO. In de regels van dit bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen op basis waarvan het aantal onder voorwaarden kan worden vergroot tot 58.
Het bouwblok bestaat uit een primair volume aan de Zuiderkruisstraat en een secundair volume met een kleinere korrel dat aansluit bij de Eenhoornstraat. Het primaire volume wordt gezien als hoofdvolume en bestaat uit vier bouwlagen en een kap. De nok van de kap loopt parallel vanaf de Zuiderkruisstraat en wordt onderbroken door een hoogte accent. Dit hoogte accent staat direct tegenover het Stadspark en accentueert daarmee het stadspark en de zichtlijn en zorgt voor dynamiek in het primaire volume. Het primaire volume heeft een goothoogte van circa 12,50 meter en een nokhoogte van 16 meter met uitzondering van het accent dat naar circa 18,50 meter nokhoogte gaat.
Het secundaire volume heeft een kleinere korrel dat aansluit bij de bebouwing van de Eenhoornstraat. Aan de Eenhoornstraat wordt het volume 3 lagen en een kap doorgezet waarbij de nokhoogte op circa 13 meter uitkomt. Aan de Eenhoornstraat is ook de hoofdentree van het woongebouw gesitueerd.
Het parkeren wordt op maaiveld op het achterrerrein gesitueerd, dat bereikbaar is via de Plutostraat. Daarnaast kan geparkeerd worden aan de Zuiderkruisstraat zelf. Waneer gebruikt wordt gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor het vergroten van het aantal woningen tot 58, zal één parkeerplaats worden gereserveerd voor een deelauto (zie paragraaf 4.6). Het binnenterrein zal op een esthetische wijze worden vormgegeven, waarbij het parkeren alleen toegankelijk is voor de bewoners van het nieuwe appartementencomplex.
Inpandig wordt ruimte geboden aan een fietsenstalling.
Afbeelding 2.4: Voorlopig ontwerp begane grond (indicatief)
Afbeelding 2.5: Visualisatie aanzicht Zuiderkruisstraat (indicatief)
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid op Europees, Rijks, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen de nieuwe ontwikkeling plaats dient te vinden.
Begin 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In de NOVI zijn de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:
1. Ruimte voor klimaat en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering over het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik, en waar dat kan meeprofiteren in de opbrengsten. De aanleg van zonneparken in het landschap wordt zoveel mogelijk beperkt. Zonnepanelen worden bij voorkeur zoveel mogelijk eerst op daken en gevels geplaatst. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan het land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Er wordt ingezet op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Er wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
3. Sterke en gezonde steden en regio's
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk streeft men naar een verbetering naar de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap. We zorgen dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd. Niet alleen groei heeft aandacht. Ook in gebieden met bevolkingsdaling wordt de vitaliteit en leefbaarheid versterkt.
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit. Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
Betekenis voor het project
Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI. Met het plan wordt invulling gegeven aan de aanwezige woningbehoefte door middel van een gevarieerd woningbouwprogramma en woningen die voldoen aan de huidige duurzaamheids-eisen.
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Per 1 juli 2017 is het Bro op enkele onderdelen gewijzigd.
Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
In het Woonakkoord voor Zuid-Kennemerland/IJmond 2021-2025 staat de ambitie dat de betrokken gemeenten en de provincie samenwerken met partijen, zoals woningcorporaties, marktpartijen en zorgaanbieders aan de regionale woonopgaven. Alle regionale corporaties hebben aangegeven het Woonakkoord te onderschrijven. Behalve het zorgdragen voor voldoende betaalbare en duurzame woningen voor alle inwoners, beoogt het akkoord ook een betere doorstroming op de woningmarkt, zodat meer mensen kunnen wonen in een huis dat past bij hun inkomen, levensfase en woonwensen.
Betekenis voor het project
De woningbouwopgave voor de periode 2020 - 2030, zoals opgenomen in het regionale Woonakkoord, bedraagt voor de gemeente Velsen 1.300 woningen. De realisatie van maximaal 55 woningen op een locatie waar 16 woningen worden gesloopt, past hier binnen. De bouw van de woningen op deze locatie levert een bijdrage aan de actuele regionale behoefte op een locatie binnen het bestaand stedelijk gebied.
Het plan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is passend binnen de regionale afspraken. De geplande ontwikkeling voorziet in een behoefte en is gebaseerd op een zorgvuldig gebruik van de ruimte.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De provincie wil dat de kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod van werk- en woonlocaties met elkaar in overeenstemming zijn en streeft naar behoud en versterking van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en cultuurhistorie.
Het beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Omgevingsverordening NH2020 zoals vastgesteld op 22 oktober 2020.
Betekenis voor het project
Hieronder zijn de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening benoemd.
Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkeling
In artikel 6.3 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Zoals in paragraaf 3.2.2 is aangegeven is de voorgenomen woningbouwontwikkeling passend binnen het regionale Woonakkoord.
Het voornemen is passend binnen de regels van de Omgevingsverordening NH2020.
Met het Woonakkoord Zuid-Kennemerland/IJmond geeft Velsen met zes andere gemeenten en provincie Noord-Holland een vervolg aan de regionale samenwerking op het gebied van wonen. De afgelopen jaren is al regionaal intensief samengewerkt om doelstellingen rondom wonen te realiseren. Dit betreft het toevoegen van (sociale huur)woningen, het verduurzamen van bestaande woningen, het huisvesten van bijzondere (zorg)doelgroepen en het realiseren van woningen buiten het huidige bebouwd gebied. Met de nieuwe afspraken in het Woonakkoord krijgt deze samenwerking een nieuwe impuls. Provincie en gemeenten werken samen met corporaties, marktpartijen en zorgaanbieders om 20 geformuleerde doelen uit te voeren. Het Woonakkoord draagt daarmee ook bij aan de lokale opgaven op de woningmarkt in Velsen.
Betekenis voor het project
De woningbouwopgave voor de periode 2020 - 2030 bedraagt voor de gemeente Velsen 1.300 woningen. De realisatie van maximaal 55 woningen op een locatie waar 16 woningen worden gesloopt, past hier binnen. De bouw van de woningen op deze locatie levert een bijdrage aan de actuele regionale behoefte op een locatie binnen het bestaand stedelijk gebied.
Op 12 mei 2016 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Velsen 2025 'Rauw, Slim en Lommerrijk' vastgesteld. In de structuurvisie worden de kernkwaliteiten van Velsen verder verankerd. De Structuurvisie Velsen is de integrale visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie zet de stip op de horizon in 2040 en toont de ruimtelijke visie tot 2025.
Het plangebied ligt binnen het deelgebied 'Duinstad & Land-Goed'. Hiervoor is in de structuurvisie als ambitie benoemd dat de diversiteit aan karakteristieke metropolitane woonmilieus in Velsen behouden moet blijven en zoveel mogelijk moet worden versterkt. Deze ambitie wordt ondersteund door de volgende deelambities:
Betekenis voor het project
De realisatie van de nieuwe woningen vindt plaats via inbreiding binnen de bebouwde kom. Het plan geeft invulling aan de uitgangspunten uit de structuurvisie waarbij tegemoet wordt gekomen aan de aanwezige woningbehoefte en wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit.
De woonvisie beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities op het gebied van wonen. Met de Woonvisie Velsen 2040 wordt de eerste stap gezet om:
Dit uit zich concreet in het vaststellen van een gewijzigd nieuwbouwprogramma, het geven van ruimte aan bewonersinitiatieven en nieuwe woonvormen en het stellen van meer eisen aan duurzaamheid bij nieuwbouw en het sturen op differentiatie in de woningvoorraad.
Met betrekking tot IJmuiden is in de Woonvisie aangegeven dat sprake is van een eenzijdige betaalbare voorraad van wisselende kwaliteit bestaande uit veel eengezinswoningen afgewisseld met etagebouw. Er is meer aandacht nodig voor betaalbare/middeldure koop en/of markthuur met een oppervlak van minimaal 60 m2. De doelgroepen zijn vooral jonge gezinnen en ouderen.
Betekenis voor het project
Het plangebied betreft een stedelijk woonmilieu. Het plan bestaat uit huurappartementen met een oppervlak van meer dan 60 m2. De appartementen zijn gericht op gezinnen die in IJmuiden willen blijven wonen. Met het bouwplan wordt invulling gegeven aan de in de Woonvisie aangegeven doelstelling tot versterking en differentiatie van het woningaanbod.
Archeologie
In 2017 is de Beleidsnota Archeologie Velsen vastgesteld. Deze vormt de basis voor de in ruimtelijke plannen op te nemen regels voor bescherming van archeologie. In de beleidsnota worden zes verschillende niveau's van bescherming onderscheiden.
Bij elk niveau hoort een regime, met een vrijstellingsoppervlak en vrijstellingsdiepte. Als het plangebied waarbinnen de bodemverstorende activiteit plaatsvindt kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, is geen wettelijke afweging van het archeologisch belang noodzakelijk.
Betekenis voor het project
Op de archeologische beleidskaart is het plangebied gelegen in een zone aangeduid als categorie 5. Hiervoor geldt een relatief lage archeologische verwachtingswaarde. Voor deze zone geldt de volgende beleidsregel: Bij bodemverstorende activiteiten in plangebieden > 2.500 m2 en dieper dan 60 cm onder maaiveld dient een waardestellend archeologisch rapport te worden overlegd. In paragraaf 4.11 is hier nader op ingegaan.
Monumentenbeleid
De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren.
Betekenis voor het project
Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 4.10 wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.
Onderstaande groenbeleidsplannen zijn van toepassing:
Het bomenplan is een beheerplan waarin de vervanging van gemeentelijke bomen is vastgelegd. Dit bomenplan is in 2013 geëvalueerd en geactualiseerd. In 2014 is de APV gewijzigd en zijn in beginsel alle bomen vrijgesteld van kapvergunning. Voor een aantal situaties is een uitzondering gemaakt. Bomen die op de lijst van waardevolle of monumentale bomen staan, zijn kapvergunningsplichtig. Ook is er een gebied aangewezen waarbinnen alle bomen met een stamdiameter groter dan 15 centimeter op een hoogte van 130 cm boven maaiveld kapvergunningsplichtig blijven.
Betekenis voor het project
De aanwezige bomen, op de hoek Zuiderkruisstraat - Plutostraat, blijven behouden.
In juli 2019 is het Groenstructuurplan Velsen vastgesteld. De groennorm die is opgenomen in het groenstructuurplan GSP 2030 is van toepassing. Deze norm gaat uit van het realiseren van 15% openbaar groen van het totale projectgebied van de ruimtelijke ontwikkeling. Als dit niet haalbaar blijkt zijn er compenserende maatregelen mogelijk.
De achterzijde van het terrein wordt vergroend waarbij het parkeren plaatsvindt op grasbetontegels en groen wordt ingepast door middel van aan te planten haagbeplanting. Uitgangspunt is om op platte daken sedumbeplanting toe te passen.
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat.
Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening). Duurzame stedenbouw is een belangrijk en voorwaardenscheppend onderdeel van duurzaam bouwen. Verschillende nieuwe, maar zeker ook al bestaande, initiatieven en/of maatregelen worden in het kader van duurzaam bouwen samengevoegd tot het concept van een plan. Deze initiatieven en maatregelen vormen samen de bouwstenen.
GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen.
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10. Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. Per project wordt door Omgevingsdienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.
Betekenis voor het project
In paragraaf 4.9 is toegelicht op welke wijze duurzaamheid een rol speelt bij de ontwikkeling van het plan.
In het kader van de ruimtelijke procedure wordt het project, in het kader van wet- en regelgeving en het kader van een goede ruimtelijke ordening, getoetst op een groot aantal milieu- en omgevingsaspecten. Hieronder is per aspect de betekenis voor het plan aangegeven.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Betekenis voor het project
De VNG-brochure geeft indicatieve afstanden tussen bedrijven en gevoelige functies met betrekking tot de aanvaardbaarheid van een plan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Binnen gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Een gemengd gebied is volgens de VNG-brochure een gebied met matige tot sterke functiemenging. Daar is hier gelet op de diversiteit aan functies in de omgeving sprake van.
Ten zuiden van het plangebied is het Tender College gesitueerd. Het betreft een middelbare school. In de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met een indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. In de handreiking is voor scholen (SBI-code 852, 8531) binnen gemengd gebied een richtafstand van 10 meter tot woningen van toepassing in verband met het aspect geluid. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
Voor de functies in de omgeving van het plangebied geldt dat het woningbouwplan niet leidt tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden. Anderzijds staan de bedrijven in de omgeving een goed woon- en leefklimaat ter plaatse niet in de weg. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op de nieuwe woningen (geluidgevoelige bestemming) te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Tevens is in deze wet bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen.
Betekenis voor het project
De planlocatie is gelegen binnen de invloedssfeer van wegverkeer en industriegebied IJmond. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai en industrielawaai (zie bijlage 1 Akoestisch onderzoek). Hieronder zijn de resultaten toegelicht.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen aan de Zuiderkruisstraat, de Eenhoornstraat en de Plutostraat. Deze wegen maken onderdeel uit van het aanwezige 30 km/uur-gebied. Deze wegen kennen geen wettelijke geluidzone maar zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel meegenomen in het onderzoek. Op een afstand van circa 75 meter ten westen van de planlocatie ligt de Planetenweg. Dit is een 50 km/uur-weg.
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de geluidsbelasting bij alle toetspunten en op alle toetshoogten als gevolg van het verkeer op de Planetenweg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidsbelasting op de planlocatie is 39 dB. Omdat geen sprake is van normoverschrijding is nader onderzoek naar c.q. het treffen van geluidsbeperkende maatregelen niet nodig.
De totale geluidsbelasting van het wegverkeer (incl. 30 km/u wegen) voldoet aan de grenswaarde voor een acceptabel woon- en leefklimaat. Daarmee wordt vanuit het aspect geluid voldaan aan de voorwaarden voor goede ruimtelijke ordening.
Industrielawaai
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein IJmond. De nieuwe woningen dienen als gevolg hiervan te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is 50 dB(A). Bij een hogere geluidsbelasting is het mogelijk tot en met 55 dB(A) een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen. Voor nieuwe woningen binnen de zone bedraagt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 55 dB(A). De berekende etmaalwaarde bedraagt 51,5 dB(A). Er zal voor de woningen een hogere waarde worden aangevraagd.
Bouwbesluit
Ten aanzien van de geluidwering van de gevels van de nieuwe woningen gelden ten opzichte van het Bouwbesluit 2012 geen aanvullende en/of specifieke eisen. Met ontheffing voor het geluid van industrieterrein IJmond kunnen de woningen, vanuit het aspect geluid, volgens plan worden gerealiseerd.
Een watertoets is een essentieel onderdeel van ieder ruimtelijk plan. Hierbij wordt ingegaan op onder andere de beleidsuitgangspunten van het waterschap, de huidige en de toekomstige waterhuishouding in het plangebied. De planontwikkeling kan effecten hebben op de hoeveelheid verharding en het waterschap Hoogheemraadschap van Rijnland beoordeelt het plan op haar effecten.
Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) op een goede manier in te passen in het ontwerp.
Betekenis voor het project
Voor het plan is een watertoets opgesteld (zie bijlage 2 Watertoets). In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt de watertoets voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Watersysteem
Gemiddeld ligt het plangebied op circa 8,0 m +NAP en de omringde straten op circa 7,8 m +NAP. De gemiddelde grondwaterstand ligt op circa 5,0 m +NAP waardoor binnen het plangebied geen grondwateroverlast te verwachten is. Om instroom van hemelwater tegen te gaan, wordt geadviseerd om een vloerpeil zoals bestaand van 20 cm boven de kruin van de weg aan te houden.
Waterkwantiteit
In de huidige situatie is het plangebied volledig verhard. Watercompensatie is niet nodig. Er worden klimaatadatieve maatregelen genomen door toepassing van grasbetontegels bij de toekomstige parkeerplaatsen. Het plan leidt tot meer mogelijkheden voor waterberging ten opzichte van de huidige situatie.
Waterkwaliteit en riolering
Binnen en nabij de onderzoekslocatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Hierdoor kan niet rechtstreeks aangesloten worden op het oppervlaktewater en is geen direct effect te verwachten door de voorgenomen herontwikkeling op het bestaande oppervlaktewaterstelsel. Bij de herontwikkeling zullen de waterstromen gescheiden worden om in te spelen op toekomstige scheiding van het
gemeentelijk rioolstelsel. Door de planontwikkeling zal de afvalwaterstroom toenemen naar circa 1,65 m3/uur. Gezien de aanleg van een nieuw DWA-stelsel op eigen terrein en de afkoppeling van het hemelwater zal het bestaande stelsel dit kunnen verwerken.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen:
De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor LPG-tankstations geldt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen tevens de circulaire effectafstanden externe veiligheid lpg-tankstations.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen waterwegen is het wettelijk kader vastgelegd het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet.
De normen voor ondergrondse buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Betekenis voor het project
Het plangebied is getoetst op het aspect externe veiligheid. Hierbij is gebruik gemaakt van de gegevens op de risicokaart van Noord-Holland. Op afbeelding 4.1 is de ligging van het plangebied aangegeven met de dichtstbijzijnde risicovolle activiteiten zoals aangegeven op de risicokaart.
Afbeelding 4.1: Uitsnede risicokaart met plangebied en risicovolle activiteiten
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied is gelegen op 540 meter afstand van de Dokweg. De Dokweg is door de gemeente Velsen aangewezen als route voor het vervoer voor gevaarlijke stoffen. Van de Dokweg zijn geen telgegevens bekend van gevaarlijke stoffen. Op basis van risicobronnen in de omgeving (LPG-tankstations, tankstations en propaantanks) valt over de Dokweg transport te verwachten van vloeibare brandstoffen (stofcategorie LF1 en LF2) en het transport van LPG/propaan (stofcategorie GF3) in bulk. Maatgevend voor het groepsrisico zijn GF3-transporten, het invloedsgebied heeft een omvang van 355 meter. Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van de Dokweg.
Buisleidingen
Op ca. 395 meter van het plangebied is een ondergrondse buisleiding gelegen voor het transport voor gevaarlijke stoffen (Crude Oil leiding van Petrogas voor aardolieproducten, 20 inch, maximale werkdruk 142,5 bar). Deze buisleiding heeft een plaatsgebonden risicocontour van 30 meter aan beide zijden van de buisleiding en een invloedsgebied van 44 meter aan beide zijden van de buisleiding. Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van de Crude oil leiding. De aanwezigheid van buisleidingen voor het transport voor gevaarlijke stoffen vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Risicovolle inrichtingen binnen inrichtingen (Bevi-inrichtingen)
Voor risicovolle activiteiten is het wettelijk toetsingskader voor externe veiligheid bij ruimtelijke besluiten opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op ca. 565 en 620 meter afstand van het plangebied zijn 2 pontons gelegen waar de opslag van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. De betreffende pontons vallen niet onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, er is geen wettelijk bepaald invloedsgebied aanwezig. De betreffende pontons vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Het plangebied bevindt op 495 meter afstand van het LPG vulpunt en 505 meter afstand van het LPG reservoir van een LPG tankstation (Bikhari Retail Enterprise B.V). Het plangebied is daarmee gelegen buiten het invloedsgebied (150 m rondom het LPG vulpunt en het LPG reservoir) zoals aangegeven in de Regeling externe veiligheid inrichtingen en buiten de effectafstand van 160 meter zoals aangegeven in de circulaire effectafstanden externe veiligheid lpg-tankstations. Het LPG-tankstation vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Het plangebied is gelegen op ca. 840 meter afstand van de inrichting Cornelis Vrolijk’s Visserij Maatschappij BV. Binnen de inrichting is een ammoniak koelinstallatie aanwezig (inhoud 868 kg NH3). De inrichting valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi. De inrichting valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Er gelden geen aan te houden veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico en er is geen sprake van een wettelijk bepaald invloedsgebied. De aanwezigheid van de ammoniak koelinstallatie vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Conclusie
De normen voor externe veiligheid zoals aangegeven in het Bevi, het Bevt en het Bevb vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling
De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het voormalige ministerie van VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.
Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009: de datum waarop het Kabinetsbesluit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden.
Betekenis voor het project
Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat bij het onderhavige plan sprake is van een 'klein project' welke niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide in 2017, 2020 en 2025 langs wegen in de nabijheid van het plangebied onder de 35 µg/m³ liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt. Met betrekking tot luchtkwaliteit is in het plangebied sprake van een goed woon- en leerklimaat.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.
Betekenis voor het project
De verkeersontsluiting van het complex vindt plaats via de Plutostraat. Het verkeer kan goed worden afgewikkeld op het bestaande wegennet.
De basis voor de parkeerberekening is de gemeentelijk Nota Parkeernormen 2022. De daarin opgenomen rekensystematiek gaat uit van het oplossen van de parkeerbehoefte in relatie tot zowel de nieuw te ontwikkelen als de bestaande functie. Voor zover de nieuwe functie overeenkomt met de oude functie kan en mag volgens het beleid onderling met elkaar verrekend worden. De woningen in de oude situatie hadden immers ook een parkeerbehoefte. In de parkeerberekening moet dus alleen voor de extra woningen parkeerplaatsen worden gerealiseerd: de oude parkeerbehoefte mag van de nieuwe behoefte worden afgetrokken. De oude parkeerbehoefte bedroeg 16 appartementen x 1,5 parkeerplaatsen per appartement = 24 parkeerplekken.
Hierbij wordt in ogenschouw genomen dat:
Naast de verrekening met 24 parkeerplaatsen is gebleken dat er een capaciteitsoverschot van 7 parkeerplaatsen was op de Zuiderkruisstraat tijdens een parkeerdrukmeting in november 2020 (op het moment van het maken van afspraken met de initiatiefnemer en het vaststellen van het startdocument in februari 2021 was dat recent). Bij de meting was d e parkeerdruk aan de Zuiderkruisstraat, recht tegenover het plan, 46 procent en in nabijgelegen straten afgerond 81 procent.
De conclusie was dan ook dat een combinatie van parkeren op eigen terrein en in de openbare ruimte mogelijk is. Daarom mogen in totaal 31 parkeerplaatsen worden verrekend. Er dienen 24 parkeerplaatsen te worden aangelegd (op eigen terrein), zoals ook vastgelegd is in de planregels van het bestemmingsplan in artikel 11.
Als gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid om 3 extra woningen te realiseren, moet volgens de planregels worden voldaan aan het de Nota Parkeernormen 2022. Concreet wordt dan een deelauto ingezet, die conform het parkeerbeleid voor 4 plaatsen telt. Dan wordt dus voorzien in 27 parkeerplekken op eigen terrein.
In het gebouw wordt een gezamenlijke fietsenstalling voor circa 112 fietsen opgenomen. Rondom het gebouw wordt door middel van fietsnietjes ruimte geboden voor circa 32 fietsen van bezoekers.
Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit uit 2008 is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. In het Besluit bodemkwaliteit zijn, onder meer, kwaliteitsregels voor bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer).
In artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is neergelegd wanneer een omgevingsvergunning in werking treedt. Een omgevingsvergunning treedt voor gevallen van ernstige verontreiniging, die voor 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, niet eerder in werking dan nadat:
Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Voor gevallen van ernstige verontreiniging die na 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, geldt voor de veroorzaker van de verontreiniging geen uitgestelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning omdat deze worden geacht onmiddellijk te worden opgepakt.
Voor het perceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3 Bodemonderzoek). In het uitgevoerde bodemonderzoek is door middel van de bemonstering en analyse van grond en grondwater de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. In het onderzoek zijn in de bovengrond lichte verontreinigingen met PAK en PCB aangetroffen. De ondergrond is ten hoogste licht verontreinigd met PAK. De bovengrond aan de westzijde van de bebouwing voldoet op basis van het landelijk beleid aan klasse Wonen. De bovengrond aan de oostzijde van de bebouwing is op basis van het landelijk beleid Altijd toepasbaar. Op basis van het lokale beleid van Provincie Noord-Holland is er aan de westzijde sprake van een bodemverontreiniging met PFAS, maar is bodemsanering niet noodzakelijk. Aan de oostzijde wordt de grond geclassificeerd als niet verontreinigd. Er is geen asbest aangetroffen of analystisch aangetoond.
Het grondwater is licht verontreinigd met som (cis, trans) 1,2-dichloorethenen, tetrachloorethaan, vinylchloride en som dichlooretheen-isomeren. De sterke verontreiniging met VOCL uit voorgaande bodemonderzoeken is niet aangetroffen, derhalve kan worden geconcludeerd dat deze op natuurlijke wijze wordt afgebroken danwel door grondwaterstroming wordt verplaatst of verdund.
De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de herontwikkeling van de locatie
Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van planten diersoorten (soortenbescherming).
Betekenis voor het project
Door middel van een verkennend onderzoek is inzicht verkregen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied (zie bijlage 5 Verkennend natuuronderzoek).
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op een afstand circa 370 meter ten zuiden van het plangebied. Dit betreft het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Ook het meest nabijgelegen gebied dat als Natuurnetwerk Nederland is aangewezen, ligt op circa 370 meter van het plangebied. In de aanlegfase ontstaan lokale effecten als gevolg van de werkzaamheden, zoals een toename van geluid en stof. Gezien de afstand en het tussengelegen stedelijke gebied worden geen effecten verwacht op het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebieden als gevolg van de werkzaamheden. Op lange termijn worden ook geen effecten verwacht die van betekenis kunnen zijn voor de natuurwaarden van de beschermde gebieden. Voor effecten als gevolg van stikstofdepositie zijn berekeningen met het programma Aerius uitgevoerd (zie bijlage 8 Onderzoek stikstofdepositie).
Uit de berekeningen volgt dat de maximale projectbijdrage in de aanlegfase 0,20 mol/ha/jaar bedraagt op de meest dichtbijgelegen stikstofgevoelige habitattypen. In de gebruiksfase bedraagt de maximale projectbijdrage 0,01 mol/ha/jaar. In de referentiesituatie was sprake van een stikstofdepositie van 0,26 mol/ha/jaar. Met toepassing van interne saldering is geen sprake van een toename aan stikstofdepositie. Uitvoering van de plannen leidt niet tot een verslechtering van de natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten binnen nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Het project is met betrekking tot stikstofdepositie niet natuurvergunningplichtig.
Soortbescherming
Uit het uitgevoerde natuuronderzoek volgt dat in het plangebied verblijfplaatsen van vleermuizen niet kunnen worden uitgesloten door de aanwezigheid van geschikte invliegopeningen. Een nader onderzoek naar vleermuizen is nodig om verblijfplaatsen vast te kunnen stellen dan wel uit te kunnen sluiten. Nadat een nader onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd, kan worden bepaald of een ontheffing van de Wet natuurbescherming is benodigd. Het aanvullend onderzoek is conform het soortenprotocol uitgevoerd. In het onderzoek is een gecombineerde zomer- en paarverblijfplaats vastgesteld van de gewone dwergvleermuis in de noordelijke gevel van het te slopen gebouw. Andere verblijfplaatsen en functies en/ of andere vleermuissoorten zijn niet vastgesteld. Er is voor de sloop van het gebouw een ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd en op 1 september 2021 verleend. In de ontheffing is bepaald dat mitigerende en compenserende maatregelen moeten worden getroffen (zie bijlage 7 Ontheffing Wet natuurbescherming.
De te slopen gebouwen in het plangebied zijn ongeschikt voor nestlocaties van huismus en gierzwaluw. Een nader onderzoek naar aanwezigheid of afwezigheid van deze soorten in het plangebied is niet nodig.
In de omgeving van IJmuiden wordt steeds vaker melding gemaakt van broedende meeuwen op platte daken. Deze broedgevallen komen vaak pas (te) laat aan het licht, waardoor de sloop vertraging op kan lopen. Indien de sloop tussen maart en juli wordt uitgevoerd, is het voorkomen van broedgevallen van meeuwen van belang. Hiervoor kunnen diverse vormen van verstoringsmiddelen worden ingezet, zoals een vlieger van een roofvogel.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er met betrekking tot natuur geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Energietransitie en duurzaamheid
De energietransitie betekent de overgang van fossiele brandstoffen zoals gas, kernenergie en steenkolen naar volledig duurzame energie. Duurzame, groene energie kennen we nu al vanuit zon, wind, biomassa en water.
Duurzaamheid en energietransitie zijn continue processen; concrete afspraken zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 en het programma 'Nederland Circulair in 2050'. Dit betekent onder andere in 2030 bijna de helft minder CO2-uitstoot realiseren dan in 1990. Met de plannen kan het kabinet een belangrijk startschot geven voor opschaling van de energietransitie.
Het doel van de energietransitie is om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050 in Nederland, die dan voor 100% bestaat uit groene energie. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Energieakkoord. Circulair bouwen is ook een belangrijk onderwerp, zoals geformuleerd in het programma 'Nederland Circulair in 2050'.
De bouwsector neemt 50% van het grondstoffenverbruik in Nederland voor zijn rekening. Veel afval is sloopafval. Om onze leefomgeving duurzaam in te richten is een versnelling van innovaties (circulair en modulair bouwen) binnen de bouwsector nodig. Verbindingen op gebied van duurzame energie & warmte, -mobiliteit, klimaatadaptatie en gebiedsvernieuwing zijn voor deze ontwikkelingen van belang. Aandachtspunt is dat duurzaamheid in een vroeg stadium betrokken wordt bij de planvorming.
Regelgeving
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) van kracht geworden, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.
Per 1 januari 2021 moeten alle nieuw te bouwen gebouwen voldoen aan de Bijna Energieneutrale Gebouw eisen (BENG). Daarmee worden strengere eisen gesteld om zo het energiegebruik te verlagen.
Betekenis voor het project
De nieuwbouw dient aardgasvrij te worden gebouwd en moet vodoen aan de BENG eisen. Voor het project dient minimaal een GPR-score van een 8 voor Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema’s Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde te worden behaald. Er worden klimaatadatieve maatregelen genomen door toepassing van grasbetontegels bij de toekomstige parkeerplaatsen en sedumbeplanting op platte daken. Tevens wordt een insectenhotel toegepast in het plan.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om in de toelichting van het bestemmingsplan een gemotiveerde beschrijving op te nemen van de wijze waarop rekening gehouden is met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.
Betekenis voor het project
De locatie zelf heeft geen specifieke cultuurhistorische waarden. Er is ook geen sprake van een aardkundig waardevol gebied. Het bouwplan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.
In paragraaf 3.4.3 is ingegaan op de Beleidsnota Archeologie Velsen en is aangegeven dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een relatief lage archeologische verwachting. In het plangebied dient bij bodemverstorende activiteiten groter dan 2.500 m² en dieper dan 60 cm een archeologisch waardestellend rapport te worden overgelegd. Het plangebied is kleiner dan 2.500 m2. Een archeologisch onderzoek is dus niet benodigd.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen.
Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn thans verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer).
Betekenis voor het project
Uit het natuuronderzoek en stikstofonderzoek, zoals beschreven in paragraaf 4.8 blijkt dat de ontwikkeling naar verwachting geen invloed heeft op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De voorgenomen ontwikkeling is ook niet direct m.e.r. beoordelingsplichtig op basis van het onderdeel 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Echter, omdat de voorgenomen ontwikkeling wel valt onder de noemer van een 'stedelijk ontwikkelingsproject', is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is in feite een beknopte opsomming van de beoordeling van de ontwikkeling op verschillende milieuaspecten. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is in de volgende tabel opgenomen.
Projectnaam | Primus Park IJmuiden |
Kenmerken van de projecten | |
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst) | D 11.2 Mogelijkheid tot stedelijk ontwikkelingsproject (drempelwaarde: >100 ha of > 2000 woningen of bedrijfsvloeroppervlakte > 200.000 m2) Betreft een ontwikkeling van maximaal 55 woningen op een locatie waar een complex met (voorheen) gemengde functies op de begane grond en appartementen op de tweede en derde bouwlaag wordt gesloopt. |
Cumulatie met andere projecten | Geen |
Gebruik natuurlijke hulpbronnen | Voor de woningbouw worden reguliere natuurlijke hulpbronnen gebruikt als bouwmateriaal (beton, hout, grond). |
Productie afvalstoffen | Enkel relevant tijdens de bouw |
Verontreiniging en hinder | Aanleg: enkel tijdens de bouw. Toename van geluid en verkeer leidt niet tot relevante milieu-effecten. |
Risico voor ongevallen | Nee |
Plaats van de projecten | |
Bestaande grondgebruik | Gemengde functies op de begane grond en appartementen op de tweede en derde bouwlaag. |
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied | Geen |
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang. | Geen significant negatieve effecten op Natura 2000 gebied of andere gevoelige gebieden. |
Kenmerken van het potentiële effect | |
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking) | Lokaal |
Grensoverschrijdend karakter | Nee |
Orde van grootte en complexiteit effect | Nee |
Waarschijnlijkheid effect | Van onevenredige negatieve effecten voor de omgeving is geen sprake. |
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect | In de aanlegfase is er sprake van tijdelijke niet-onomkeerbare effecten. |
CONCLUSIE | De bestemmingswijziging leidt niet tot relevante milieueffecten. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordelinq is niet noodzakelijk. |
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke ontwikkeling juridisch is vertaald.
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en geeft uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de systematiek en leeswijzer bij de verbeelding en regels en de handhaafbaarheid.
De planregels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken die hieronder worden toegelicht.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit artikel geeft de betekenis aan een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot.
Het tweede artikel geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.
In dit bestemmingsplan zijn de gronden van het plangebied bestemd als Verkeer en Wonen. Tevens geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
De gronden van het plangebied waar het parkeren is voorzien en geen bebouwing wordt opgericht is als 'Verkeer' bestemd. Met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet binnen deze bestemming worden gebouwd.
Voor de gronden waar het nieuwe gebouw is voorzien is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Het bouwvlak is gelijk aan het bestemmingsvlak. De maximum goot- en bouwhoogte is met maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding weergegeven. Het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan 55. Er geldt een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid op basis waarvan het aantal onder voorwaarden kan worden vergroot tot 58.
In de algemene regels zijn regels opgenomen waarvan het wenselijk is om deze ten behoeve van de leesbaarheid en raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan in één keer op één plaats in de planregels weer te geven. Zo kunnen in het plan naast de bestemmingsspecifieke aanduidingen ook gebiedsaanduidingen voorkomen die in meerdere bestemmingen gelegen zijn. Deze zijn opgenomen in de algemene regels. In de algemene regels zijn verder de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels opgenomen.
Het afsluitende hoofdstuk bevat de Overgangs- en slotregels. De overgangsregel is - evenals de anti-dubbeltelregel - opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening en dus voor alle bestemmingsplannen verplicht om over te nemen. In de Slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Een overtreding als bedoeld in artikel 7 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:
"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 7 toegelicht.
In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij het onderhavige plan als bouwplan kan worden aangemerkt. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.
De kosten voor het bouwplan alsmede de plankosten worden gedragen door de ontwikkelaar van het plan. Hetzelfde geldt voor eventuele kosten als gevolg van planschade. Hiervoor wordt een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente gesloten. De ambtelijke kosten voor de realisatie van het plan zijn voor de gemeente anderszins verzekerd in deze overeenkomst. Om deze reden is een exploitatieplan niet nodig. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is voldoende gewaarborgd.
Omwonenden werden voorafgaand aan de besluitvorming op het ontwerpbestemmingsplan geïnformeerd over het planvoornemen.
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) wordt bij de voorbereiding van het bestemmingsplan vooroverleg gevoerd met de besturen van de instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan betrokken zijn. In dit kader heeft afstemming plaats gevonden met hoogheemraadschap Rijnland (zie paragraaf 4.3). Vooroverleg met de provincie is gelet op de binnenstedelijke ligging niet noodzakelijk in het kader van het Besluit beperking vooroverleg.
Het bestemmingsplan heeft vanaf 30 juni 2023 gedurende zes weken, zodoende tot en met 10 augustus 2023, ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn drie zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn tijdig ingediend en ontvankelijk.
In de Nota behandeling zienswijzen Bestemmingsplan Primus Park (Bijlage 9) zijn de zienswijzen samengevat en van een beantwoording voorzien.