Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: Park Krayenhoff Deel B
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0451.UPParkkrayenhoffB-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

  1. plan:
    het uitwerkingsplan 'Park Krayenhoff Deel B' met identificatienummer  NL.IMRO.0451.UPParkkrayenhoffB-VG01  van de gemeente Uithoorn;
  2. bestemmingsplan:
    De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
  3. aanbouw:
    een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  4. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  5. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  6. aaneengebouwd:
    blokken van meer dan twee aaneengebouwde gebouwen;
  7. aan-huis-gebonden beroep:
    het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  8. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  9. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;
  10. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  11. bijgebouw:
    een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, waarmee het niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  12. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
    bouwwerk;
  13. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak; 
  14. bouwlaag:
    een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
  15. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  16. bouwperceelgrens:
    de grens van een bouwperceel;
  17. bouwvlak;
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
  18. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
  19. bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;  
  20. dak:
    iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
  21. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  22. dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
    bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische, medische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen schoonheidsinstituten, fysiotherapiepraktijk, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
  23. dienstverlening:
    het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
  24. eerste bouwlaag:
    de bouwlaag op de begane grond;
  25. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  26. hoofdgebouw:
    een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  27. horecabedrijf:
    een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik al dan niet ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie;
  28. kantoor:
    een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
  29. kampeermiddel:
    1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
    2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
  30. kampeerterrein:
    terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  31. maatschappelijke voorzieningen:
    educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
  32. mantelzorg:
    het beiden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorische verband;  
  33. nutsvoorzieningen:
    voorzieningen ten behoeve van het al dan niet openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
  34. overkapping:
    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
  35. peil:
    1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen: de laagste weg;
    2. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;
    3. indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse van dat water aan te houden waterpeil;
    4. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
  36. prostitutie:
    het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  37. raam- en straatprostitutie:
    het op of aan de weg, vanachter een raam of op een andere voor publiek toegankelijke plaats door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken;
  38. seksinrichting:
    een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  39. straatmeubilair:
    de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, vlaggenmasten, rijwielstandaards, papierbakken, afvalcontainers, openbare toiletten, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelplekvoorzieningen, telefooncellen, kunstobjecten en abri's;
  40. uitbouw:
    een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  41. voorgevel:
    de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
  42. vrij beroep:
    een beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;
  43. woning:
    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
  44. zijerf:
    de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 
  1. de dakhelling:   
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
   
 
      

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

3.2 Bouwregels

3.2.1
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming worden gebouwd:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2.2
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - aanbouw" is een aanbouw toegestaan, behorende bij het hoofdgebouw, die dient te voldoen aan de volgende bepalingen:
  1. de diepte bedraagt maximaal 50 % van de diepte van het hoofdgebouw;
  2. de bovenzijde (dakrand) mag niet hoger worden gesitueerd dan 30 cm boven de bovenzijde van de vloer van de 1e verdieping.
3.2.3
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter bedragen en daarvoor niet meer dan 1 meter bedragen;  
  2. de hoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  3. de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.  

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 en toestaan dat een erker of uitbouw met daar boven op een balkon wordt gebouwd, mits:
  1. de diepte niet meer bedraagt dan 1 meter;
  2. de breedte niet meer bedraagt dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
  3. de hoogte van de erker of uitbouw niet meer bedraagt dan 70 cm boven de bovenzijde van de vloer van de 1e verdieping;
  4. de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd.
 

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. water;
  4. bermen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. straatmeubilair;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. geluidwerende voorzieningen.
   

4.2 Bouwregels

4.2.1
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming worden gebouwd:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
4.2.2
Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in artikel 4 lid 2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen worden plat afgedekt en de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 18 m2;
  3. de hoogte van lichtmasten, verkeerslichten en wegwijzers mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  4. de hoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. watergangen;
  2. waterpartijen;
  3. bruggen;
  4. dammen met duikers;
  5. taluds;
  6. bermstroken;
  7. oevers;
  8. ondergeschikte groenvoorzieningen;
  9. en andere tot de bestemming behorende water en/of verkeersvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits voldaan wordt aan de regels van de Keur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

Artikel 6 Waterstaat- Waterkering (Dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat – Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:
  1. werken ten behoeve van de waterkering;
  2. de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen;

6.2 Bouwregels

6.2.1
Op of in deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de waterkering.
6.2.2
Voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen geldt dat dit:
  1. geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  2. niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterkering;
  3. geen negatieve invloed heeft op de bestaande waterkering;
  4. alleen is toegestaan na overleg met de beheerder van de waterkering.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  3. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen van een vooroeverconstructie.  
6.3.2
Uitzonderingsbepaling:
 
Het in artikel 6 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  3. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
6.3.3
Toelaatbaarheid:
 
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor ‘Wonen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. erven;
  3. parkeren;
  4. beroepen en (bedrijf) aan huis.

7.2 Bouwregels

7.2.1
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de hierboven genoemde bestemming worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. overkappingen.
 
7.2.2
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgen bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd” mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen, minimaal twee aaneen worden gebouwd.
7.2.3
Voor het bouwen van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50%, van de gronden buiten het bouwvlak met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2;  
  2. de hoogte van de overkapping niet meer bedraagt dan 3 meter;  
  3. de bovenzijde (dakrand) van een aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouwen mag niet hoger worden gesitueerd dan 70 cm boven de bovenzijde van de vloer van de 1e verdieping;
  4. de diepte van de aan de achtergevel te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag ten hoogste 3 meter bedragen, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
  5. de breedte van de aan de oorspronkelijke achtergevel te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
  6. een aan de zijgevel van de woning te bouwen aan- of uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw mag op niet minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn en op niet meer dan 3 meter achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd en mag niet breder zijn dan 3 meter;
  7. de aan- of uitbouwen of (aangebouwde) bijgebouwen mogen uitsluitend plat worden afgedekt.
 
7.2.4
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter en daarvoor niet meer dan 1 meter bedragen;
  2. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.3 sub g voor het toestaan van een kap op een bijgebouw, mits:
  1. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige, architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woongenot van omwonende.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Een woning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als in de hiervoor omschreven bestemmingsomschrijving mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, mits:
  1. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woning en bijbehorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 45m²;
  2. het geen horecabedrijf of detailhandel betreft;
  3. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvindt;
  4. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is, en
    • behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;   
  1. reclame-uitingen en naamborden uitsluitend in de vorm van opschriften en aankondigingen zijn uitgevoerd die betrekking hebben op het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, en mits deze reclame-uitingen en naamborden gezamenlijk geen groter oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan een onroerende zaak.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoelt in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
  1. seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
  2. opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond- en baggerspecie;  
  3. uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  4.  kampeerterrein.

9.2 Uitzondering bijzonder gebruiksverbod

Het in het artikel 9 lid 1 bepaalde is niet van toepassing op het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden.

9.3 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd kan worden afgeweken van het gestelde in de bepaling, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9 lid 1 strijdig gebruik.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden voor het bepaalde in de regels van dit plan voor:  
  1. de bouw van straatmeubilair en utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, wachthuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  2. afwijkingen van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan herleiden maten uitsluitend indien bij definitieve uitmeting van het terrein bij de nieuwbouwwerkzaamheden blijkt dat die overschrijding in het belang is van een betere realisering van de bestemming en/of bebouwing, met dien verstande dat dit geen vergroting van bouwvlakken mag inhouden;
  3. het plaatsten van lichtmasten op gronden met de bestemming verkeer, met dien verstande dat de hoogte niet meer bedraagt dan 15 m.

10.2 Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten

  1. indien afstanden ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van de bebouwing op grond van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
 

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 11 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de  inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11 lid 1 sub a met maximaal 10%; 
  3. artikel 11 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van het plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld artikel 11 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde onder artikel 11 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.3 Persoongebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het uitwerkingsplan "Park Krayenhoff Deel B" van de gemeente Uithoorn.