Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Westergeest 61
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0450.BPWestergeest61-VS02
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan NL.IMRO.0450.BPWestergeest61-VS02van de gemeente Uitgeest.
 
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.3 aangekapte dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de bovenzijde van de
constructie overloopt in het dakvlak.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.6 achtererf
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit
evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw
opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
 
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen
uit oude tijden.
 
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van
goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens de Woningwet, danwel krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bordeelprostitutie
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek
bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden.
 
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
 
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
 
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
bouwwerken zijn toegelaten.
 
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, bedoeld om ter
plaatse te functioneren en die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een
dak
 
1.22 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de
constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en
leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie)
te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures,
wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.25 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw
en dat is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en waarvan het bestemmingsplan
die inrichting toestaat.
 
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
 
1.27 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,
gelet op die bestemming het belangrijkst is
 
1.28 hoofdverblijf
Woonadres van een persoon zoals bepaald in artikel 1 van de Wet basisregistratie personen.
 
1.29 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en
dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken
van nachtverblijf.
 
1.30 huishouding
een of meerdere personen die een woning bewonen in gezinsverband of
daarmee gelijk te stellen samenlevingsverband van bestendige aard voor onbepaalde tijd.
 
1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover
sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie
behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie
in overeenstemming is.
 
1.32 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt
geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks
voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van
huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts,
wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan
worden aangetoond;
 
1.33 onafhankelijke woonruimte
Gedeelte van het hoofdgebouw en/of een (gedeelte van een) bijbehorend bouwwerk dat blijkens de
inrichting daarvan kennelijk bestemd is voor de huisvesting van een huishouding, anders dan de
huishouding die in het hoofdgebouw haar hoofdverblijf heeft. Hieronder wordt niet verstaan
huisvesting in verband met mantelzorg.
 
1.34 ontsluitingsweg
Weg die ingericht en bestemd is voor de ontsluiting van aan die weg gelegen percelen
 
1.35 raamprostitutie
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg wordt
aangeboden.
 
1.36 seksinrichting
een inrichting waarin bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt –
gelegenheid wordt geboden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van
seksuele handelingen of seksueel-erotische dienstverlening.
 
1.37 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw zoals die op de verbeelding is aangeduid als ‘
gevellijn';
  
1.38 voorgevelrooilijn
de voorgevel of een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel, waarbij de voorgevel is
aangeduid op de plankaart?
 
1.39 woning
Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding,
niet zijnde een bijzondere woonvorm.
 
1.40 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat
hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij overschrijdingen van de voorgeschreven goothoogte over maximaal 1/3 deel van de lengte van het bestaande gevelvlak van het hoofdgebouw niet als overschrijding worden aangemerkt.
 
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6    peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.7 vloeroppervlakte
De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Bij toepassing van het bepaalde in deze regels ten aanzien van de maatvoering worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluitingsweg', uitsluitend een ontsluitingsweg;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, ongebouwde parkeervoorzieningen, tuinen en water.
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan; woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en mogen een maximale oppervlakte hebben van 155 m2;
  3. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  4. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  5. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' ten hoogste de aangegeven goothoogte;
  6. De hoofdgebouwen dienen met een kap worden afgedekt, waarbij de dakhelling van het hoofdgebouw ten minste 25° en ten hoogste 60° bedraagt;
  7. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, mits:
    1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    2. de afstand tot de dakvoet, ten minste 0,5 m en maximaal 1 m bedraagt;
    3. de dakkapel is voorzien van een plat dak;
    4. indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° is een aangekapte dakkapel toegestaan;
    5. de dakkapel aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van het dakvlak beslaat;
    6. de hoogte van de dakkapel maximaal 1,75 m bedraagt.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken is gelijk aan de maximale goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tenzij sprake is van het doortrekken van het dakvlak van het hoofdgebouw;
  3. de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  4. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 1 m minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tot maximaal 5 m;
  6. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het achtererf met een maximum van 50 m², indien het bijbehorend zij- en achtererf van de woning groter is dan 200 m², bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 75 m²;
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot gebruik gelden de volgende regels:
  1. Binnen de bestemming mogen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden mits:
    1. het vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m² bedraagt;
    2. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgevoerd. Verhuur van de bedrijfsruimte aan derden is niet toegestaan;
    3. er geen detailhandelsactiviteiten worden uitgevoerd;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of onafhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 4.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Parkeren
 
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of uitbreiden van gebouwen wordt slechts verleend,
  1. indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor bewoners/gebruikers en indien van toepassing werknemers en bezoeker, volgens de normering zoals is opgenomen in het geldende parkeerbeleid van de gemeente.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid a indien
    1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit
    2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of laten gebruiken op een wijze welke in strijd met het bestemmingsplan is.
 
8.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van de al dan niet onbebouwde gronden en/of bouwwerken als:
  1. opslagplaats voor vaten en kisten en containers, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond- en baggerspecie;
  2. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  3. seksinrichting, bordeelprostitutie of raamprostitutie.
  4. bedrijf, anders dan bedoeld in artikel 3.1, onder a;
  5. horeca;
  6. detailhandel, tenzij dit ondergeschikt is aan en rechtstreeks voortvloeit uit een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf als bedoeld in artikel 3.1, onder a
8.2 Niet strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 8.1, is niet begrepen: 
  1. vormen van gebruik als bedoeld in lid 8.1 onder a en b, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels mag worden gebruikt;
  2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan – tenzij reeds afgeweken kan worden – bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Overige regels
 
10.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Bestemmingsplan Westergeest 61’.