1.1 Plan:
Het bestemmingsplan De Hoop 11a met planidentificatiecode NL.IMRO.0450.BPDeHoop11a-VS01 van de gemeente Uitgeest;
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het gml-bestand NL.IMRO.0450.BPDeHoop11a-VS01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aan-huis-gebonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
(para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, niet
zijnde thuisprostitutie, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de
daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie
behouden en herkenbaar blijft;
1.7 Afhankelijke woonruimte:
Een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 Archeologisch onderzoek:
Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.9 Archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 Bebouwingspercentage:
Een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
1.12 Bestaand:
- bij bebouwing: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
- bij gebruik: gebruik zoals dat bestond ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan.
1.13 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.14 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.17 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 Bouwperceelgrens:
Een grens van een bouwperceel;
1.19 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.20 Bouwvlakgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.21 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.22 Bouwwerk, geen gebouw zijnde:
Ieder bouwwerk dat niet kan worden aangemerkt als gebouw.
1.23 Bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.24 Dakkapel:
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.25 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 Hoofdgebouw:
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.28 Kantoor:
Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.29 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
1.30 NEN:
Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;
1.31 Nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.32 Overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;
1.33 Peil:
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 Seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zijn bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 Voorgevel:
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.36 Voorgevelrooilijn:
De voorgevel of het verlengde van de voorgevel, evenwijdig aan de straat of weg;
1.37 Wonen:
Het verblijven in een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld als de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, met dien verstande dat groepswonen wordt beschouwd als één huishouden indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid met een duurzaam en-/of bestendig karakter tussen de bewoners;
1.38 Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.39 Zijerf:
De gronden, niet zijnde gronden met de bestemming Tuin, die behoren bij het hoofdgebouw en
gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het
verlengde van de voor- en achtergevel;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand:
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;
2.2 Bouwhoogte van een gebouw:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
2.4 Goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn , het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij overschrijdingen van de voorgeschreven goothoogte over maximaal 1/3 deel van de lengte van het bestaande gevelvlak van het hoofdgebouw niet als overschrijding worden aangemerkt;
2.5 Oppervlakte vn een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 Vloeroppervlakte:
De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580;
2.7 Uitzondering:
Bij toepassing van het bepaalde in deze regels ten aanzien van de maatvoering worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en ongebouwde parkeervoorzieningen ten behoeve van op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van bijbehorende bouwwerken (erkers) aan het hoofdgebouw toegestaan, waarbij geldt dat:
- de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 5 m en de diepte niet meer bedraagt van 1 m;
- de goothoogte van het het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag vermeerderd met 0,3 m, van de woning waaraan wordt gebouwd;
- de hellingshoek van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan het hoofdgebouw;
- de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 4 m;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, waarbij het aantal woningen maximaal het aantal bedraagt zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1 Hoofdgebouwen
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' ten hoogste de aangegeven goothoogte;
- de dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°;
de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, mits:
- de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
- de afstand tot de dakvoet, ten minste 0,5 m en maximaal 1 m bedraagt;
- de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
- de dakkapel is voorzien van een plat dak;
- indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° is een aangekapte dakkapel toegestaan;
- de breedte van de dakkapel aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van het dakvlak beslaat.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken:
- de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
- de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
- de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 1 m minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tot maximaal 5 m;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m², indien:
- het bijbehorend zij- en achtererf van de woning groter is dan 200 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 75 m2;
- het bijbehorend zij- en achtererf van de woning groter is dan 500 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100 m2;
- het bijbehorend zij- en achtererf van de woning groter is dan 800 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 125 m2;
- het bijbehorend zij- en achtererf van de woning groter is dan 1000 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 200 m2;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
- de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1m;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, indien:
- erfafscheidingen op meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
- erfafscheidingen op meer dan 1 m van de weg of openbaar groen worden geplaatst;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.1 sub c, en toestaan dat woningen met een platte afdekking worden afgedekt of een hogere of lagere hellingshoek toestaan, mits:
- in de huidige situatie ook al sprake is van een dergelijke afdekking, of;
- past binnen het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot gebruik gelden de volgende regels:
Binnen de bestemming mogen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfmatige activiteiten plaatsvinden mits:
- de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 40 m² bedraagt;
- er geen in- of externe verbouwingen ten behoeve van het bedrijf worden verricht waardoor afbreuk wordt gedaan aan de woonomgeving; in dit kader is het aanbrengen van storende commerciële reclame teksten of - objecten op of aan de woning of het omringende erf in welke vorm dan ook niet toegestaan, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders;
- het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgevoerd. Verhuur van de bedrijfsruimte aan derden is niet toegestaan;
- de werkzaamheden op geen enkele wijze overlast bezorgen aan de omwonenden;
- er geen detailhandelsactiviteiten worden uitgevoerd.
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of onafhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering opt het uitvoeringsverbod
Het verbod van
artikel 5 lid 3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5 lid 2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning:
De werken en werkzaamheden, zoals in
artikel 5 lid 3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of laten gebruiken op een wijze welke in strijd met het bestemmingsplan is.
7.1 Strijdig gebruik:
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van de al dan niet onbebouwde gronden en/of bouwwerken als:
- opslagplaats voor vaten en kisten en containers, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond- en baggerspecie;
- uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- seksinrichting.
7.2 Niet strijdig gebruik:
- vormen van gebruik als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a en b, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels mag worden gebruikt;
- het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan, tenzij de uitoefening van detailhandel in de regels expliciet is uitgesloten.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Overige regels
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, mits:
- het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
- voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken:
10.1.1 Algemeen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
10.1.2 Afwijking:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in
artikel 10 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 10 lid 1 met maximaal 10%;
10.1.3 Uitzondering:
artikel 10 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
10.2 Overgangsrecht gebruik:
10.2.1 Algemeen:
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
10.2.2 Strijdig gebruik:
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 10 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
10.2.3 Onderbroken gebruik:
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 10 lid 2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
10.2.4 Uitzondering:
artikel 10 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Hoop 11a.