Plan: | Den Burg - Marsweg Zuid |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0448.DNB2023UP0001-on01 |
De vraag naar betaalbare woningen in de gemeente Texel is groter dan het aanbod. De gemeente Texel wil met de bouw van flexwoningen in het gebied Marsweg Zuid in Den Burg inspelen op dit tekort. Er is gekozen voor flexwoningen omdat dit soort woningen veel sneller gerealiseerd kunnen worden dan met conventionele bouw. Het is mogelijk om woningzoekenden op relatief korte termijn te huisvesten, waarbij ruimte slim kan worden benut.
Het gaat in het plangebied om de bouw van 120 flexwoningen in de midden en sociale huursector (50) en de middeldure huur (70). De woningen bestaan uit 110 aaneen gebouwde woningen en 10 twee aan één gebouwde woningen. De woningen zijn onder andere bedoeld voor starters, gezinnen en senioren. In de gemeente Texel is een concrete opgave voor het huisvesten van deze doelgroepen. Op dit moment lukt dat niet of onvoldoende. De gemeente heeft onderzoek gedaan naar kansen om flexwoningen te realiseren.
De woningen worden gebouwd voor een periode van 40 jaar. Na deze periode zal opnieuw naar de balans op de woningmarkt gekeken worden en eventuele nieuwe besluitvorming plaatsvinden.
In het bestemmingsplan Den Burg (2019) heeft het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken 1'. Dit betekent dat deze gronden bestemd zijn voor woonhuizen en dat de bestemming per woningtype wordt uitgewerkt. Bovendien moet het plan vergezeld gaan van een beeldkwaliteitsplan, omdat in het plangebied sprake moet zijn van een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing. Op de voorwaarden die aan het uitwerkingsplan worden gesteld wordt in hoofdstuk 1.3 verder ingegaan.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een uitwerkingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
Het plangebied ligt aan de oostrand van de kern Den Burg. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied Bron: Rho Basisviewer
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Den Burg, dat is vastgesteld op 27 februari 2019 door de gemeente Texel. In het bestemmingsplan Den Burg heeft het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken 1'. Deze gronden zijn bestemd voor woonhuizen, maar deze bestemming moet worden uitgewerkt in een uitwerkingsplan alvorens hier woningen kunnen worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan zijn de voorwaarden opgenomen voor het uitwerkingsplan, welke in paragraaf 1.3.2 aan de orde komen. Verder heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Den Burg Bron: Rho Basisviewer
De bestemming 'Uit te werken -1' is bestemd voor woonhuizen. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming uitwerken waarbij de volgende regels in acht worden genomen:
Verder moet het uitwerkingsplan vergezeld gaan van:
Deze analyse is uitgevoerd als onderdeel van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hier wordt in hoofdstuk 3.1.3 verder op ingegaan. Daarnaast omschrijft het beeldkwaliteitsplan uit hoofdstuk 2.2.2 de aanwezige ruimtelijke situatie en de manier waarop de voorgenomen ontwikkeling ruimtelijk wordt ingepast.
In hoofdstuk 3 wordt het beleid op gemeentelijk, regionaal, provinciaal en rijksniveau beschreven dat van toepassing is op het plangebied. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het beleid op de verschillende schaalniveau's. Door middel van een onderbouwing van de woningbouwbehoefte (Bijlage 5) wordt de noodzaak van de voorgenomen ontwikkeling gemotiveerd. De voorgenomen locatie is passend, omdat er sprake is van een binnenstedelijk gebied. Daarnaast wordt in de huidige planologische regeling de mogelijkheid geboden om het plangebied in te richten ten behoeve van woningen.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten in en om het plangebied. Hieruit blijkt dat de omliggende gronden niet nadelig zullen worden beïnvloed door de voorgenomen ontwikkeling.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het uitwerkingsplan en hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
Het westelijke deel van het plangebied bestaat uit een stuk grond dat op dit moment agrarisch in gebruik is. Het oostelijke deel van het plangebied wordt gebruikt als tijdelijke bouwplaats/opslagdepot voor het woningbouwproject van Buurtskap de Tuunen dat ten zuiden van het plangebied is gelegen. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door water, wat tevens de grens vormt tussen het plangebied en de bestaande woonwijk. Verder grenst het plangebied aan de zuidwest kant aan de woningen aan de Middelton in Den Burg. Ten westen van het plangebied is een volkstuincomlex gelegen. Ten noorden van het plangebied liggen agrarische percelen die door een watergang van het plangebied worden gescheiden. Ten oosten van het plangebied bevindt zich de Marsweg. Ten oosten hiervan is een akkerbouwbedrijf gesitueerd. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied met de directe omgeving weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie Bron: Basisviewer
Het voornemen is het plangebied te transformeren tot woningbouwlocatie. Dit is conform het bestemmingsplan Den Burg waarin het plangebied met 'Wonen - Uit te werken 1' is bestemd. Het plan bestaat uit de bouw van in totaal 120 flexwoningen in twee woontypologieën. De woningen bestaan uit 110 aaneen gebouwde woningen en 10 twee aan één gebouwde woningen. De woningen worden gerealiseerd in de sociale huur sector (50) en de middeldure huur (70). Er is een exploitatietermijn van 40 jaar afgesproken. Na deze 40 jaar wordt de behoefte van de woningmarkt opnieuw beoordeeld.
Met het realiseren van deze woonwijk wordt een nieuwe dorpsrand gecreëerd. In het plangebied zijn 6 blokken van 3 of 4 blokken met aaneen- en twee aan een gebouwde woningen gesitueerd in een groene omgeving. De woningen hebben geen tuin, maar een terras aansluitend aan de woning. Bovendien bestaat elk blok uit een groene binnenruimte. Door de planopzet van een bundeling van bebouwing komt het groene karakter en de openheid van de wijk tot zijn recht. De ruimtelijke opzet sluit aan op de hoven/erven-structuur van de aansluitende woonwijk Buurtskap de Tuunen, ook qua type woningen en uitstraling. De twee aan één gebouwde woningen worden aan de zuidwest kant en aan de zuidoost kant van het plangebied gesitueerd. In figuur 2.2 is de stedenbouwkundige schets (indicatief) voor het plangebied weergegeven. In bijlage 1 is deze schets ook opgenomen met onder andere een massastudie.
Figuur 2.2 Stedenbouwkundige schets (indicatief) Bron: gemeente Texel
Woningcategorieën
De volgende woningcategorieën (tabel 1) zullen worden gerealiseerd in het plangebied.
Woningen | Woontypologie | Aantal | |
Eengezinswoning klein - vrije sector | aaneen gebouwd | 30 | |
Eengezinswoning groot - vrije sector | aaneen gebouwd | 30 | |
Seniorenwoning - vrije sector | twee aan één gebouwd | 10 | |
Eengezinswoning - sociale huur | aaneen gebouwd | 50 | |
Totaal | 120 |
Tabel 1: Woningcategorieën Marsweg Zuid Den Burg
Het opstellen van een beeldkwaliteitsplan is één van de uitwerkingsregels die in het bestemmingsplan Den Burg (2019) zijn opgenomen. Deze uitwerkingsregel stelt dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een beeldkwaliteitsplan. Het is de bedoeling dat met behulp van het beeldkwaliteitsplan de beoogde ruimtelijke kwaliteit en uitstraling wordt gewaarborgd bij de verdere architectonische uitwerking van de bebouwing, de percelen en de inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast heeft het beeldkwaliteitsplan de volgende doelen:
- een aantrekkelijk woonmilieu en leefomgeving;
- inspireren en informeren over de welstandscriteria;
- de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een kader bieden voor de toetsing van de bouwplannen.
Samengevat geeft het beeldkwaliteitsplan een meer concrete invulling aan de ruimtelijke aspecten voor het plangebied. Het sluit aan op de mogelijkheden die het bestemmingsplan Den Burg (2019) biedt. Daarbij wordt ingegaan op de welstandcriteria behorend bij dit plangebied. In het beeldkwaliteitsplan worden de criteria voor de bebouwing en openbare ruimte uitgewerkt. Een open en natuurlijke uitstraling naar de openbare ruimte en groen ingerichte binnenplaatsen zijn het uitgangspunt.
Samengevat vormt de voorgenomen ontwikkeling een passende en aantrekkelijke overgang tussen het landelijk gebied en de aangrenzende woonwijken De Mars en Buurtskap De Tuunen. Het volledige beeldkwaliteitsplan is te vinden in bijlage 2.
Verkeersgeneratie
Om te bepalen wat de verkeersdruk zal zijn na de realisatie van de 120 flexwoningen op de Marsweg, worden de meest recente verkeerstellingen (2019) als basis gebruikt. Deze tellingen volstaan, omdat de verwachting is dat er op de Marsweg geen sterke autonome toe- of afnames van verkeer plaatsvinden. Op dit moment moet de Marsweg gemiddeld 464 verkeersbewegingen per etmaal verwerken (bijlage 3). Aan de berekende 464 verkeersbewegingen moet het verkeer van en naar de 120 flexwoningen nog worden toegevoegd. Om dit te berekenen, wordt gebruik gemaakt van CROW-publicatie 381 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. De nieuw te bouwen woonwijk ligt in een niet stedelijk gebied, in de schil centrum. Voor het kental is het midden van de bandbreedte gehanteerd.
In het mobiliteitsonderzoek van Goudappel (2022) is uitgegaan van een worst case-scenario met de hoogste mogelijke verkeersgeneratie. Dit betekent dat er gerekend is met het type woning dat het meeste verkeer genereert, namelijk een vrijstaande koopwoning. De berekening is gebaseerd op een worst case-scenario omdat het exacte ruimtelijke programma nog niet bekend was. Uit het mobiliteitsonderzoek van Goudappel (bijlage 3) komt een etmaalintensiteit van circa 1436 motorvoertuigen per etmaal.
De type woningen zijn inmiddels bekend (tabel 1). Er is daarom opnieuw een berekening uitgevoerd gebaseerd op de voorgenomen situatie (tabel 2). Hiermee is de toekomstige verkeersgeneratie nauwkeurig berekend.
De verkeersgeneratie is opnieuw bepaald voor een gemiddelde weekdag en een gemiddelde werkdag. De CROW-kentallen gaan uit van weekdagintensiteiten. De gemiddelde werkdagintensiteit is bepaald door gebruik te maken van een omrekenfactor 1,11 voor woonfuncties (CROW-381). De beoogde ontwikkeling heeft een verkeersgeneratie van 798 mvt/ etmaal voor een weekdag en 886 mvt/etmaal voor een werkdag (tabel 2). In totaal bedraagt de etmaalintensiteit na realisatie van de 120 flexwoningen tussen de 1262 en 1350 motorvoertuigen per etmaal.
Functie | Aantal | Functie CROW | Kental | Weekdag intensiteit |
Werkdag intensiteit |
Eengezinswoning klein - vrije sector | 30 | huur, huis, vrije sector | 7,4 per woning | 222,0 mvt/ etmaal | 246,4 mvt/ etmaal |
Eengezinswoning groot- vrije sector | 30 | huur, huis, vrije sector | 7,4 per woning | 222,0 mvt/ etmaal | 246,4 mvt/ etmaal |
Seniorenwoning- vrije sector | 10 | huur, huis, vrije sector | 7,4 per woning | 74,0 mvt/ etmaal | 82,1 mvt/ etmaal |
Eengezinswoning- sociale huur | 50 | huur, huis, sociale sector | 5,6 per woning | 280,0 mvt/ etmaal | 310,8 mvt/ etmaal |
Totaal | 120 | 798 mvt/ etmaal | 886 mvt/ etmaal |
Tabel 2: Toekomstige verkeersgeneratie Marsweg
In de toekomstige situatie zal de ontwikkeling in het plangebied Marsweg Zuid leiden tot een verkeerstoename. Op basis van de berekende verkeersintensiteiten van Buurtskap de Tuunen en Marsweg Zuid en de gemeten huidige verkeersintensiteiten uit 2019, concludeert het onderzoek van Goudappel (2022) dat nog ruimschoots wordt voldaan aan kritische grenswaarden voor leefbaarheid en verkeersveiligheid (bijlage 3).
Zodra de verkeersintensiteiten te hoog worden, komt de oversteekbaarheid en daarmee de verkeersveiligheid onder druk te staan. Het CROW schrijft voor dat de oversteekbaarheid op een erftoegangsweg onder druk komt te staan tussen de 5.000 á 6.000 motorvoertuigen per etmaal. Goudappel adviseert echter om iets lagere verkeersintensiteiten als criterium aan te houden (4.000 á 5.000 mvt/etmaal), omdat bij 6.000 motorvoertuigen per etmaal de oversteekbaarheid al behoorlijk onder druk staat.
Op de Marsweg is dit echter niet aan de orde. Ook na de realisatie van de 120 flexwoningen blijven de verkeersintensiteiten ruim binnen de bovengenoemde normen.
Ondanks dat de relatieve verkeerstoename op de Marsweg toeneemt, zal dit niet direct ten koste gaan van de leefbaarheid en de verkeersveiligheid. Toch kan het gevoelsmatig een groot effect hebben op verkeersdeelnemers en omwonenden. Daarom heeft Goudappel (2022) een aantal maatregelen geadviseerd die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de verkeersveiligheid en de leefbaarheid rondom het plangebied. Het gaat om de onderstaande maatregelen.
Het verplaatsen van de komgrenzen richting de Waalderweg
Momenteel ligt de komgrens op de Kadijksweg ter hoogte van de Luzernevlinder, waarmee een deel van de Kadijksweg binnen de bebouwde kom ligt en een deel erbuiten. De Marsweg ligt in zijn geheel buiten de bebouwde kom. Door het verplaatsen van de komgrenzen kan het effect van de verkeerstoename worden verminderd. Hierdoor gaat de maximumsnelheid namelijk omlaag van 60 km/h naar 30 km/h. Een lagere maximumsnelheid komt ten goede aan de verkeersveiligheidsbeleving van met name het langzame verkeer (lagere snelheid autoverkeer) en de leefbaarheid voor omwonenden (reductie van geluid en uitstoot). Voorgesteld wordt om te zorgen dat de ontsluiting van de Klaverspanner (Buurtskap de Tuunen) binnen de bebouwde kom komt te liggen. De komgrenzen komen hierdoor op een locatie die meer past bij een logische overgang tussen buitengebied en bebouwde omgeving.
Attentieverhogende en snelheidsremmende maatregelen
Als ervoor wordt gekozen om de komgrenzen te verplaatsen, moeten aanvullende maatregelen worden getroffen om de weginrichting overeen te laten komen met de maximumsnelheid. Ten eerste moeten de komgrenzen duidelijk gemarkeerd worden. Dit geldt ook voor de kruispunten. Kruispunten binnen het plangebied zijn gelijkwaardig en dienen te worden voorzien van verhoogde plateaus, bij voorkeur in een afwijkende kleur verharding. Daarnaast wordt geadviseerd om op een aantal locaties snelheidsremmende maatregelen te treffen. Dit omdat met name de Marsweg lange rechtstanden met veel overzicht kent. Het remmen van de snelheid kan bijvoorbeeld worden gedaan door markeringen op het wegdek te plaatsen of door wegversmallingen aan te brengen op de locaties waar de hoogste snelheden worden gemeten. Ter hoogte van de bestaande uitritten van het agrarische bedrijf op de Marsweg wordt geadviseerd om de uitritconstructies te accentueren. Zeker omdat er regelmatig zwaar verkeer rijdt, moeten weggebruikers op de Marsweg alert zijn op de uitritten.
Het aanpassen van de omgevingskenmerken
Tot slot kan het rijgedrag van automobilisten worden beïnvloed door de omgevingskenmerken aan te passen. In een drukke omgeving (bijvoorbeeld een winkelstraat) zijn automobilisten geneigd om langzamer te rijden dan op een rustige weg met veel overzicht en weinig onderbrekingen. Een eerste stap voor het beïnvloeden is het verplaatsen van de komgrenzen zodat de snelheid van het autoverkeer omlaag gaat na het binnenrijden van de 30 km/h-zone. Een aanvullende maatregel is het aanpassen van de omgevingskenmerken. Door bijvoorbeeld meer groen langs wegen aan te brengen versmalt het wegbeeld en is er minder overzicht dan nu het geval is. De snelheid van het autoverkeer gaat hierdoor naar verwachting nog verder omlaag. Er is op dit moment al veel groen aanwezig langs de Marsweg waardoor deze al versmalt lijkt.
Daarnaast is er al een maatregel voor verkeersveiligheid toegepast vooruitlopend op de woningbouwontwikkeling. Over de gehele lengte van de Marsweg zijn graskeien aangebracht. Hiermee wordt niet alleen de passeerruimte groter, maar wordt ook schade aan de bermen zo veel mogelijk voorkomen. De voorgestelde maatregelen zullen nader bekeken en overwogen worden of deze ook daadwerkelijk zullen worden toegepast.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen aan de Marsweg en zal ook via deze weg worden ontsloten. De Marsweg is een gebiedsontsluitingsweg van 60 km/uur die de verbinding vormt tussen de Waalderweg ten noorden van Den Burg en de Kadijksweg. De nieuw aan te leggen wijkontsluitingsweg in het plangebied bestaat uit een oostwestverbinding, waarbij de weg aan de westkant naar de zuidkant wordt doorgetrokken. Deze weg wordt ingericht als een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Vanaf de oostwestverbinding is op een aantal plaatsen een verbinding gemaakt naar de woonblokken. Door de nieuw te realiseren woningen zal er sprake zijn van een verkeerstoename. Daarom heeft adviesbureau Goudappel onderzoek gedaan naar de verkeerseffecten als gevolg van de 120 flexwoningen aan de Marsweg Zuid. Het volledige mobiliteitsrapport is te vinden in bijlage 3.
Langzaam verkeer
Langs de oostwestverbinding in het plangebied zijn voetgangersvoorzieningen aanwezig. Fietsers delen de weg met het gemotoriseerde verkeer. Daarnaast is er een langzaamverkeerroute aan de zuidkant van het plangebied gesitueerd die aan de zuidwestkant wordt aangesloten op de Middelton, een wijkontsluitingsweg in Den Burg. De woningen zijn allemaal gelegen aan een voetgangersverbinding die wordt aangesloten op de doorgaande langzaamverkeerverbindingen. Door de verschillende verbindingen voor langzaam verkeer wordt de verkeersdruk verspreid en de mogelijke overlast voor omwonenden in het gebied verdeeld. Conform het principe duurzaam veilig voor erftoegangswegen binnen de bebouwde kom zijn er geen specifieke oversteekplaatsen voor voetgangers aanwezig. Wel dienen deze verbindingen veilig ingericht te worden.
De gemeente Texel heeft Goudappel opdracht gegeven om een kort aanvullend onderzoek uit te voeren naar de verwachte langzaam verkeer bewegingen op verschillende ontsluitingen en welke inrichting hierbij hoort. In deze paragraaf zijn de resultaten van het onderzoek kort samengevat. De volledige notitie is te vinden in bijlage 4.
De volgende aandachtspunten komen voor langzaam verkeer naar voren:
Parkeren
Parkeerbehoefte
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte worden de gemeentelijke parkeernormen uit Nota Parkeernormen Texel 2015 gehanteerd. De berekende resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Functie | Aantal | Functie P-beleid | P-norm | Parkeerbehoefte |
Eengezinswoning klein - vrije sector | 30 | Woning kleiner dan 75 m² bvo | 0,7 per woning | 21,0 |
Eengezinswoning groot- vrije sector | 30 | Woning van 75 m² bvo en groter | 1,3 per woning | 39,0 |
Seniorenwoning- vrije sector | 10 | Woning van 75 m² bvo en groter | 1,3 per woning | 13,0 |
Eengezinswoning- sociale huur | 50 | Woning kleiner dan 75 m² bvo | 0,7 per woning | 35,0 |
Totaal | 120 | 108 |
Tabel 3: parkeerbehoefte plangebied Marsweg Den Burg
De totale parkeerbehoefte van het plangebied bedraagt 108 parkeerplaatsen. In het stedenbouwkundige plan zijn op dit moment 131 parkeerplaatsen opgenomen. Dit is ruim voldoende ten opzichte van de parkeernorm.
Parkeeraanbod
Door de grootte van het gebied is het mogelijk om in de parkeerbehoefte voor de 120 flexwoningen te voorzien. Hier is in de stedenbouwkundige schets al rekening mee gehouden.
Conclusie verkeer en parkeren
De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is dermate klein dat het niet tot knelpunten zal leiden op het omliggende wegennet. Toch kan dit gevoelsmatig een groot effect hebben op verkeersdeelnemers en omwonenden. Daarom is een aantal aanvullende maatregelen voorgesteld die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de leefbaarheid en verkeersveiligheid rondom het plangebied.
Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte op basis van de parkeernormen en de gegevens. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid van de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat de NOVI gebiedsdekkende structuurvisies, verkeers- en vervoerplannen, strategische gedeelten van nationale en provinciale waterplannen en milieubeleidsplannnen vervangt. In de NOVI staat de lange termijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling om nu meer aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, leefbaarheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgen een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, en niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, deze belangen worden verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
De regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale belangen als opgenomen in de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het Barro bestaat uit uitvoeringsregels, waaronder voor de in de NOVI 21 opgenomen nationale belangen. De betreffende onderdelen en/of artikelen in het Barro blijven ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden.
In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen, per onderwerp (14 onderwerpen) aangegeven welke beperkingen er per welk gebied gelden.
De beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee zijn relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze voorwaarden worden in het Barro genoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied. Ditzelfde geldt voor uitwerkingsplannen.
Het plangebied grenst aan de dorpskern van Den Burg. Met het realiseren van flexwoningen op deze locatie wordt er een nieuwe dorpsrand gecreëerd. Door middel van een beeldkwaliteitsplan zal worden gemotiveerd dat er rekening wordt gehouden met de landschappelijke waarden in het gebied. Door tegen de bestaande kern aan te bouwen, leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking heeft op het Waddengebied. Daarnaast zal er niet hoger gebouwd worden dan de bestaande omgeving. De bouwhoogte van de nieuwe woningen zullen aansluiten op de bouwhoogtes van de bestaande wijken De Mars, Buurtskap de Tuunen en Volmolen.
Ook zijn er geen cultuurhistorische aspecten die de voorgenomen ontwikkeling onmogelijk maken. Hier wordt in hoofdstuk 4.9 verder op ingegaan. Daarnaast heeft de projectlocatie in het huidige bestemmingsplan Den Burg (2019) al een uit te werken woonbestemming. Een woonfunctie is reeds geschikt bevonden en wordt door middel van dit uitwerkingsplan verder uitgewerkt. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Voor wonen geldt dat een ontwikkeling vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).
De voorgenomen ontwikkeling ligt op de planlocatie Marsweg Zuid in Den Burg en bestaat uit het realiseren van 120 flexwoningen. Er is hierbij sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' binnen de bestaande stedelijke omgeving. Beoordeeld moet worden of er gemotiveerd kan worden dat de behoefte en ruimte voor de stedelijke ontwikkeling voldoende is afgewogen.
Toetsing behoefte
De vraag naar woningbouw is groot. Er is op Texel op dit moment een tekort aan woningen voor verschillende doelgroepen. Met de ontwikkeling van Marsweg Zuid wordt de woningvoorraad op Texel uitgebreid. Door het realiseren van flexwoningen kan op relatief korte termijn het huidige woningtekort worden aangevuld. Na de periode van 40 jaar zal opnieuw naar de balans op de woningmarkt gekeken worden.
In bijlage 5 Onderbouwing behoefte woningbouw Den Burg wordt een uitgebreide onderbouwing gegeven voor de woningbehoefte op Texel. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling van 120 woningen bij de Marsweg Zuid in Den Burg past binnen de behoefteraming. Het woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 ligt ten grondslag aan deze onderbouwing, hier wordt in hoofdstuk 3.3.2 verder op ingegaan.
Toetsing beoogde locatie
De locatie voor de 120 flexwoningen bevindt zich volgens de Omgevingsverordening NH2020 binnen bestaand stedelijk gebied. In het bestemmingsplan Den Burg, dat is vastgesteld in 2019, is voor de locatie Marsweg Zuid al een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen. Middels een uitwerkingsplan kunnen hier woningen ontwikkeld worden. De te realiseren woningen zijn dus in de huidige planologisch regeling al beoogd. Bij de uitwerkingsbevoegdheid gelden geen specifieke uitgangspunten over het aantal woningen. Wel moet er worden voldaan aan de verdere voorwaarden uit de uitwerkingsregels (1.3.2). Het aantal te realiseren woningen moet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid. Daarnaast moet er sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening en passende stedenbouwkundige kwaliteit. Hier wordt in hoofdstuk 3.4 en door middel van het beeldkwaliteitsplan (bijlage 2) verder op ingegaan.
De regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale belangen als opgenomen in de NOVI. Bovendien wordt de kernkwaliteit van het Barro die betrekking heeft op het Waddengebied niet aangetast. Ook is duidelijk behoefte aan de beoogde ontwikkeling. Door middel van de uitwerkingsbevoegdheid wordt de voorgenomen locatie van Marsweg zuid gemotiveerd.
De ontwikkeling aan de Marsweg past binnen de kaders van het rijksbeleid.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid'. In deze visie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Ook zijn er randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
Het plangebied bevindt zich op Texel, een gedeelte van de Kop van Noord-Holland, één van de Noord-Hollandse kwaliteiten. In deze regio heeft Texel een bijzondere positie, als enige (wadden)eiland van Noord-Holland, met zijn diversiteit aan landschappen en kenmerkende cultuurhistorie, bron voor recreatie en nieuwe energie.
In de Omgevingsvisie is de ambitie ten aanzien van wonen als volgt geformuleerd:
Een goede afstemming tussen vraag en aanbod op de woningmarkt is een speerpunt in de provinciale Omgevingsvisie NH2050. Specifiek voor het woonbeleid van de provincie geldt dat de vraag leidend is. Dat heeft niet alleen betrekking op de kwantiteit, bepaald door de huishoudensgroei, maar eerst en vooral op de kwaliteit: het juiste type woningen voor alle verschillende doelgroepen. Betaalbaar, duurzaam en passend bij de huishoudensgrootte en woonwensen van de inwoners van Noord-Holland. Er is een duidelijke vraag naar sociale en middeldure huur op Texel (Bijlage 5). Door de ontwikkeling van flexwoningen aan de Marsweg Zuid in Den Burg wordt er op een betaalbare, snelle en duurzame manier gereageerd op deze behoefte.
Gemeenten maken conform de Omgevingsverordening samen een regionale woningbouwprogrammering. Belangrijk uitgangspunt voor de programmering is dat de afspraken niet statisch zijn, maar uitgaan van regionaal maatwerk, flexibel zijn en ook adaptief. De afspraken moeten ruimte bieden om te kunnen anticiperen op een veranderende vraag en toekomstige ontwikkelingen. In het woonakkoord met de provincie kunnen regio’s algemene afspraken maken over de uitgangspunten voor de programmering. Gemeenten bepalen daarbij zelf wat de regio is. De regionale programmering voor alle binnenstedelijke plannen wordt door de regio vastgesteld en is zelf geen onderdeel van het woonakkoord tussen regio en provincie. Eventuele buitenstedelijke plannen in de woningbouwprogrammering worden wel onderdeel van het woonakkoord, zodat er aan de voorkant duidelijk is of een locatie wel of niet in het provinciaal beleid past.
Op 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen.
In de toelichting van de Omgevingsverordening is aangegeven dat de sturingsfilosofie is veranderd. De regels die zijn gesteld richten zich meer op het doel dan het middel. De Omgevingsverordening geeft bijvoorbeeld de weerslag van de afweging tussen ruimte voor ontwikkelingen en bescherming van het landelijk gebied. En geeft daarmee een verdere invulling van de hoofdambitie van de Omgevingsvisie, een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De regels geven de kaders waarbinnen deze ruimte voor afweging en maatwerk mogelijk is en zijn in overeenstemming met het ontwikkelprincipes en ambities zoals verwoord in de Omgevingsvisie. Deze regels zijn er onder andere op gericht om zoveel mogelijk binnenstedelijk te verdichten en het landschap te behouden en beschermen. Dat wil niet zeggen dat er niets mogelijk is in het landelijk gebied, maar het vraagt wel om een goede onderbouwing en landschappelijke inpassing.
De volgende instructieregel uit de omgevingsverordening is van toepassing op het plangebied:
Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
De ontwikkeling in Den Burg is een stedelijke ontwikkeling dat op regionaal en gemeentelijk niveau is afgestemd (via KwK/ KwT). Artikel 6.3 sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het accent van dit artikel ligt op datgene wat niet in de wet is vastgelegd. Dat zijn de regionale afspraken. Het plangebied ligt binnen stedelijk gebied.
Buiten de relevante instructieregel uit de omgevingsverordening zijn de volgende provinciale belangen bij het plangebied aangegeven:
De regels met betrekking tot het thema bodemsanering geven invulling aan de provinciale taken uit de Wet bodembescherming. Dit houdt voor de planontwikkeling in dat de provincie het bevoegd gezag is met betrekking tot de Wet bodembescherming.
Deze regels hebben betrekking op minimumafstanden voor helikopterstarts- en landingen nabij Natura 2000-gebieden en het gebruik van een ontbrandingstoestemming. Deze aspecten zijn niet van toepassing op de planontwikkeling.
Het plangebied ligt in een gebied waar een peilbesluit moet worden vastgesteld door het hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap zal tijdens het wettelijk vooroverleg betrokken worden bij de planontwikkeling en heeft het aspect water uitgewerkt
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied. De voorgenomen locatie voor de flexwoningen ligt niet binnen landelijk gebied, dus toetsing aan de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is in principe niet noodzakelijk. Voor de ruimtelijke kwaliteit van een ontwikkeling grenzend aan landelijk gebied is het van belang dat er wel aangsloten wordt bij de ontwikkelprincipes uit de Leidraad. Ondanks dat de Leidraad niet van toepassing is op de voorgenomen locatie wordt er kort ingegaan op de ontwikkelprincipes voor een passende kwaliteit en ruimtelijke inpassing.
Noord-Holland is onderverdeeld in 20 gebieden, de zogenaamde ensembles, en 10 provinciale structuren. Elk ensemble en elke structuur biedt een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, van de dynamiek en van de belangrijkste drie kernwaarden: landschappelijke karakteristiek, openheid en ruimtebeleving, en ruimtelijke dragers. Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren. Het gebruik van de Leidraad is verankerd in paragraaf 6.4.2 Bijzonder Provinciaal Landschap van de Omgevingsverordening NH2020.
Ensemble Texel
Het plangebied is gelegen in het ensemble Texel. Texel kent een grote landschappelijke en cultuurhistorische diversiteit. Het plangebied is gelegen in het 'Oude land', een reliëfrijk keileemlandschap. Het 'oude land' strekt zich uit van Den Hoorn tot het buurtschap Oost. Dit gebied heeft ondanks de ruilverkaveling een kleinschalig en open karakter. Hier zijn het reliëf en de kleinere bebouwings- en beplantingselementen van invloed op de beleving van de ruimte. Cultuurhistorische elementen op het Oude Land zijn de schapenboeten (stolpen), de tuunwallen (gestapelde grasplaggen die de graslandpercelen scheiden), de Wezenputten (drinkwaterputten), de kolken, de eendenkooien en Fort de Schans met bijbehorende verdedigingswerken.
Structuur Waddenkust
De Waddenkust van Noord-Holland loopt van De Cocksdorp op Texel tot aan Den Oever aan de oostkant van Wieringen. Samen met de Afsluitdijk vormt ze de structuur Waddenkust. De waddenkust heeft grote natuur- en cultuurhistorische waarden. De Waddenzeedijk (Lancasterdijk) op Texel heeft een sterk gestroomlijnd tracé over een grote lengte en weinig scherpe bochten. Op verschillende plaatsen zijn er relaties binnendijks-buitendijks in de vorm van geulen, uitwateringen, havens en cultuurhistorische elementen (bijv. Fort De Schans) uit de VOC-tijd.
Ambities en Ontwikkelprincipes
In de Leidraad zijn ambities en ontwikkelprincipes aangegeven die het vertrekpunt zijn bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit. Het uitgangspunt is om bij ontwikkelingen aan te sluiten op de gebiedseigen karakteristieken en structuren van de verschillende landschapstypen. Bij de ontwikkeling van het plangebied moet worden voortborduurt op de maat en schaal van de verkaveling, de bebouwing en het grondgebruik.
Toetsing locatie Marsweg Zuid
De ontwikkelingen aan de Marsweg Zuid in Den Burg tasten de ruimtelijke kwaliteit van het keileemlandschap en de structuur van de Waddenkust niet aan. Bij de planontwikkeling wordt de aansluiting gezocht met de bestaande situatie. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de bestaande woonwijken de Mars en buurtskap de Tuunen in Den Burg. Door de planopzet van een bundeling van bebouwing komt het groene karakter en de openheid van de aansluitende wijken terug. De ontwikkeling van de woningen op deze locatie wordt beschouwd als een logische ruimtelijke afronding van het bestaande stedelijk gebied aan de oostkant van Den Burg. Daarnaast wordt door middel van een beeldkwaliteitsplan aangesloten op de schaal en maat van het dorp Den Burg. Daarbij is ook aandacht besteed aan de overgang van het plangebied naar het landelijk gebied.
De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland voor de komende vijf jaar. De Woonagenda volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050 en het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken’. Vanuit het provinciaal én regionaal belang dat de woningmarkt goed functioneert en het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de kwaliteiten van Noord-Holland, maakt deze agenda de inzet en bijdrage van de provincie daaraan concreet.
Eén van de richtinggevende principes is dat de woningbouwprogrammering regionaal en adaptief is. De programmering houdt rekening met fasering en haalbaarheid, zodat de in het woonakkoord af te spreken regionale productiedoelstellingen kunnen worden gehaald.
In de Woonagenda staan concrete actiepunten en kaders voor de uitvoering van de Woonagenda. Via ’woonakkoorden’ maakt de provincie afspraken met regio’s en gemeenten daarbinnen over woningbouw, programmering en fasering van woningbouwplannen. Uitgangspunt is de juiste balans tussen vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief. De woonakkoorden dienen in overeenstemming te zijn met de provinciale Omgevingsvisie en de uitgangspunten, speerpunten, richtinggevende principes van de Woonagenda. Conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening (later: Omgevingsverordening) is opname in de regionale programmering voorwaardelijk voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Binnen de regio heeft de gemeente Texel de status aparte vanwege de andersoortige woningmarkt.
In de Woonagenda is ook aangegeven dat provincie gemeenten helpt om de woningbouwproductie te verhogen en sneller te realiseren.
Naar aanleiding van de Woonagenda is een Woonakkoord gesloten. Gezien de regionale functie komt dit akkoord in paragraaf 3.3.3 aan de orde bij het regionaal beleid.
De voorgenomen woningbouwlocatie raakt de provinciale belangen niet. Er wordt voldaan aan de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de Provincie Noord-Holland. Er is een concrete behoefte naar sociale en middeldure huur op Texel. Daarnaast gaat het om een binnenstedelijke locatie met een bestaande uitwerkingsbevoegdheid. Er zijn woningbouw afspraken gemaakt. En het beeldkwaliteitsplan en de opzet van de flexwoningen maakt een aanvaardbare inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het Leidraad Landschap en cultuurhistorie mogelijk. De ontwikkeling aan de Marsweg Zuid in Den Burg past binnen de kaders van het provinciaal beleid.
In de Uitvoeringsagenda: 'Meer passende woningen in de Kop' voor de Kop van Noord-Holland 2021-2026 zijn afspraken gemaakt over de woningmarkt in de regio (gemeente Schagen, gemeente Texel, gemeente Den Helder, gemeente Hollands Kroon en provincie Noord-Holland). Hierbij wordt in de regio gekeken naar potentiële woningbouwlocaties in samenhang met aanverwante relevante thema's als biodiversiteit, klimaatadaptatie, bereikbaarheid, werkgelegenheid en de ontwikkeling van de regio als een aantrekkelijke en duurzame woon- en leefomgeving vanuit de ambities.
In de uitvoeringsagenda wordt onder andere afgesproken dat de handvatten van de beweging 'Sterke kernen, sterke regio's' op de eerste plaats nader worden uitgewerkt in een lokale omgevingsvisie en/of woonvisie. Er wordt afgesproken dat met betrekking tot het woningtekort de behoefte inzichtelijk wordt gemaakt en dat de mogelijkheden inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is het streven de woningvoorraad betaalbaar te houden.
Door de realisatie van woningbouw aan de Marsweg in het dorp Den Burg wordt uitvoering gegeven aan de beweging 'sterke kernen, sterke regio'. En wordt er gereageerd op het tekort aan woningen in de sociale huur en middeldure sector. Eerder zijn de mogelijkheden voor deze locatie al inzichtelijk gemaakt middels de uitwerkingsbevoegdheid in het huidige bestemmingsplan Den Burg (2019). Flexwoningen maakt betaalbare en duurzame woningen op korte termijn mogelijk. De ontwikkeling past in de uitvoeringsagenda van de regio.
Het Kwalitatief woningbouwprogramma van de Kop (KwK) is een convenant 'Regionale samenwerkingsafspraken over de woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030'. Dit besluit is genomen op 10 november 2020. De partijen die betrokken zijn bij dit convenant, zijn de gemeenten van de Kop van Noord-Holland, waaronder de gemeente Texel en provincie Noord-Holland. Met dit convenant beogen partijen een actieve regionale samenwerking om woningbouw te continueren ten behoeve van een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad/-markt van de regio Kop van Noord-Holland. Hiervoor maken de partijen afspraken over de woningbouwplannen in programma('s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de regio Kop van Noord-Holland (verder te noemen de Kop).
Al langere tijd beschikt Texel door haar andersoortige woningmarkt over een 'status aparte' in het regionale woningbouwbeleid. Texel heeft als eiland een uniek karakter en dat werkt ook door op de woningmarkt. Huizen zijn duurder en er is een tekort aan sociale en middeldure huurwoningen. Ook de vergrijzing is groter dan in de omliggende gemeenten. Dit betekent dat veel vacatures door mensen van buiten Texel moeten worden ingevuld. Daarnaast is betaalbare woonruimte nodig voor jonge Texelaars en Texelse gezinnen. De Provincie heeft begrip voor de situatie op Texel en steunt dat Texel aan de slag gaat met een eigen woningbouwprogramma, dat meegenomen wordt in de regionale afspraken: Het Convenant Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030 (KwK) (september/oktober 2020) en het regionale woonakkoord.
In dit convenant is het woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 (KwT) apart opgenomen en is niet gebonden aan de kaders en het woningbouwprogramma van de regiogemeenten, in verband met de status aparte. De voorgenomen ontwikkeling aan de Marsweg Zuid in Den Burg past in het woningbouwprogramma Texel 2020- 2030.
Met het Regionaal woonakkoord Kop van Noord-Holland 2021-2026: "Meer passende woningen in de Kop" geven de vier gemeenten in de Kop samen met de provincie invulling aan artikel 6.3 uit de omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland. Het woonakkoord bestaat uit een bestuursakkoord en een uitvoeringsagenda. Partijen geven inhoud en vorm aan het regionaal woonakkoord van de Kop van Noord-Holland 2021-2026 door de onderlinge relatie tussen partijen te baseren op gelijkwaardigheid, transparantie, wederzijds begrip en vertrouwen. De regio de Kop van Noord-Holland heeft het Woonakkoord samen met de provincie Noord-Holland opgesteld. In dit akkoord wordt beschreven welke woonopgaven er liggen, welke richting ze op willen en hoe ze hier gezamenlijk aan gaan werken. De woningbouwlocatie bij de Marsweg Zuid is als woningbouwlocatie in het stedelijk gebied in het Woonakkoord opgenomen.
Naast het convenant uit paragraaf 3.3.2 heeft de regio ook samen met de andere gemeenten in de regio Noord-Holland-Noord de 'Woondeal NHN' opgesteld. In deze woondeal geven regio Noord-Holland Noord en provincie Noord-Holland de grootste opgaven weer, wordt de huidige, innovatieve wijze van samenwerking om deze opgaven aan te pakken toegelicht en wordt afgesloten met een overzicht van concrete maatregelen.
De ontwikkeling voor flexwoningen in Den Burg past in de uitvoeringsagenda om te anticiperen op de huidige woningbouwbehoefte en te streven naar een betaalbare woningvoorraad. Daarnaast heeft Texel een eigen woningbouwprogramma waarin Texel ruimte heeft om hier mee bezig te gaan. Dit woningbouwprogramma wordt meegenomen in de regionale afspraken en het woonakkoord. Hier past de ontwikkeling van Den Burg in. Daarnaast wordt in Woondeal NHN samengewerkt met de andere gemeente in de regio Noord van Noord- Holland.
De woonvisie Texel, opgesteld in 2016, heeft als doel de Texelse bevolking naar wens en tevredenheid te laten wonen op Texel. Hierbij is aandacht voor belangrijke thema's zoals betaalbaarheid, bestaande voorraad en zelfstandig thuis blijven wonen. De Texelse woonvisie bestaat uit vier beleidslijnen:
1. Texel richt zich op de bestaande woningvoorraad
2. Texel zet in op robuuste kernen
3. Texel richt zich op strategische programmering
4. Texel maakt zich sterk voor betaalbaarheid en oudere of zorg vragende doelgroepen
De provincie bepaalt op regio niveau de benodigde totale nieuwbouwbehoefte. Op regionaal niveau is bestuurlijk afgesproken het afwegingskader van het Kwalitatief woningbouwprogramma van de Kop (KwK) te hanteren voor de objectieve beoordeling van nieuwbouwplannen. Door middel van de beleidsrichtlijnen uit de woonvisie is er ook ruimte voor een beleidsmatige afweging bij de toewijziging van het woningbouwprogramma. Hierbij past de voorgenomen ontwikkeling van de flexwoningen aan de Marsweg in Den Burg in de onderste drie beleidslijnen van de woonvisie. Er wordt ingezet op de kern Den Burg. Daarnaast biedt de voorgenomen ontwikkeling de mogelijkheid om op korte termijn woningen te realiseren voor een doelgroep waar op dit moment grote tekorten voor zijn. Als laatste zijn de flexwoningen betaalbaar en duurzaam en worden op een levensloopbestendige manier gebouwd.
In het Kwalitatief Woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland 2020-2030 (KwK) (zie paragraaf 3.3.2) / Regionaal Woonakkoord (zie paragraaf 3.3.3) is aangegeven dat voor de gemeente Texel (status aparte) een eigen (dynamisch) woningbouwprogramma wordt gehanteerd: Woningbouwprogramma 2020 - 2030.
Het Woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 moet leiden tot:
Texel geeft hiermee invulling aan de woningbehoefte en dat is niet gelijk aan de woningvraag. Dit betekent dat er gekeken wordt naar de bevolkingssamenstelling in relatie tot de woningvoorraad.
Woningbouwprogramma Texel 2020 – 2030 dient mede ter uitvoering en verfijning van de Woonvisie Texel (2016) en het Actieplan Wonen (2019).
In het Actieplan Wonen van de gemeente Texel zijn de verschillende activiteiten van de gemeente weergegeven met betrekking tot het wonen op Texel. Het Actieplan Wonen en het Woningbouwprogramma Texel 2020 – 2030 omschrijven het belang om snel veel woningen te realiseren met grote aandacht voor de betaalbare sector. Het tekort aan woningen is met name voor starters hoog. In de gepresenteerde plannen ligt de focus op sociale huurwoningen (uitwerking Prestatieafspraken 2021 t/m 2025), maar is er ook ruimte voor middeldure huur en betaalbare koop om starters de kans te geven in te stappen in de koopwoningmarkt. Om snel aan de woningvraag te kunnen voldoen is het belang van versnelling bij de opgaves groot. Versnelling houdt in dat de woningbouwproductie die normaliter in 10 jaar wordt uitgevoerd, in 5 jaar wordt gerealiseerd. Er zijn verschillende woningbouwplannen die zo snel mogelijk gerealiseerd dienen te worden, zodat de gemeente een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid van de dorpen. Eén daarvan is de bouw van de woningen aan de Marsweg Zuid in Den Burg.
De Prestatieafspraken voor 2021 t/m 2025 met Woontij zijn uitgewerkt. Hierin is vastgelegd dat sociale huurwoningen moeten worden gebouwd om de wachttijden te verkorten. Eén van de woonconcepten om dit te kunnen realiseren is het bouwen van flexwoningen. Flexwoningen zijn kleine woningen die verplaatsbaar, stapelbaar of splitsbaar zijn. Daarnaast heeft één van de volgende aspecten een tijdelijk karakter:
- de woning zelf;
- de bewoning of
- de locatie
Flexwoningen zijn een aanvulling op de bestaande woningvoorraad. Door flexwoningen kan de woningvoorraad relatief snel worden uitgebreid. De bouwtijd is een stuk korter. Ook zorgen flexwoningen voor minder bouwafval en overlast. In anticipeer- en krimpgebieden kan flexwonen juist een tijdelijke piek in de woningbehoefte opvangen. Op deze manier voorkomt flexwonen leegstand of een grote sloopopgave. De woningen zijn zeer geschikt als sociale huurwoning. Dit type woning zal ook in Den Burg aan de Marsweg worden gerealiseerd.
In 2004 heeft de gemeenteraad van Texel de welstandsnota voor haar grondgebied vastgesteld. Het beleid geeft op lokaal niveau inhoud aan de nieuwe wijze van welstandstoezicht zoals vastgelegd in de Woningwet 2003.
Het doel van de nota is als volgt:
Het plangebied grenst aan de huidige dorpsrand van Den Burg. Door de voorgenomen ontwikkeling ontstaat er een nieuwe dorpsrand waar het welstandsniveau 'Dorpsranden' van toepassing is. Binnen dit gebied geldt thematisch beleid voor het bouwen aan en nabij dorpsranden. In de nota is een aantal criteria met betrekking tot dorpsranden opgenomen waaraan ontwikkelingen normaal gesproken aan getoetst worden.
Naast de welstandstoets is voor de ontwikkeling aan de Marsweg in Den Burg als voorwaarde voor de uitwerkingsbevoegdheid een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een beeldkwaliteitsplan. Dit beeldkwaliteitsplan wordt gezamenlijk met het uitwerkingsplan vastgesteld.
De woningmarkt is sterk in beweging. De woningbouwontwikkeling in Den Burg past binnen het gemeentelijk beleid, omdat invulling wordt gegeven aan:
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Deze richtafstanden zijn gekoppeld aan de milieucategorie waar een bedrijf in zit. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstand wordt bepaald door de grootste afstand van deze aspecten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de richtafstanden voor de verschillende milieucategorieën (t/m 3.2).
Milieucategorie | Richtafstand | |
Rustige woonwijk en rustig buitengebied | Gemengd gebied | |
1 | 10 meter | 0 meter |
2 | 30 meter | 10 meter |
3.1 | 50 meter | 30 meter |
3.2 | 100 meter | 50 meter |
Tabel 4.1: richtafstanden per milieucategorie
Toetsing
Bedrijven
Het plangebied ligt tegen de dorpskern aan van Den Burg. Rondom het plangebied wordt voornamelijk gewoond. Er wordt daarom gesproken van een rustig gebied. Aan de noordoost kant van het plangebied bevinden zich agrarische percelen. Aan de Marsweg liggen in deze agrarische bestemming bouwvlakken met de mogelijkheid voor een agrarisch gebonden bedrijf. Het dichtstbijzijnde bedrijf is een akkerbouwbedrijf. Door de activiteiten van dit bedrijf is het bedrijf te plaatsen in categorie 2. Met hierbij een richtafstand van 30 meter. Er is niet gebleken van concrete plannen van de agrariër om de bedrijfsvoering uit te breiden naar een categorie 3.1 bedrijf. Er wordt aan de 30 meter afstand tussen het bouwvlak van het agrarische bedrijf en de voorgenomen locaties voor de woningen voldaan. Op deze manier zullen de woningen geen onaanvaardbare hinder ervaren van het bedrijf.
Daarnaast is er ten zuidoosten van een plangebied een bedrijfsbestemming aanwezig. Op dit moment zit op dit perceel een bedrijf in handel en restauratie van motorfietsen. Een dergelijke bedrijf valt onder categorie 2 met een richtafstand van 30 meter. Er wordt ruimschoots aan deze richtafstand voldaan; De afstand tussen de bedrijfsbestemming en het plangebied is ongeveer 200 meter.
Volgens het bestemmingsplan Buitengebied Texel (2013) zijn er bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. Hier geldt voor een categorie 3.2 bedrijf een richtafstand van 100 meter. Bij eventuele vestiging van een bedrijf in deze milieucategorie zal de voorgenomen woningbouwlocatie daarom ook geen belemmering opleveren.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
• overige soorten.
Toetsing
De ontwikkeling van het plangebied betreft nieuwbouw op een locatie wat op dit moment in gebruik is voor agrarische doeleinden en als tijdelijke bouwplaats/opslagdepot voor het woningbouwproject van Buurtskap de Tuunen dat ten zuiden van het plangebied is gelegen. Ten behoeve van de planontwikkeling heeft een stikstofdepositieberekening en ecologische quickscan plaatsgevonden. Op deze manier is onderzocht of als gevolg van de uitvoering van het plan sprake is van effecten op wettelijk beschermde soorten flora en fauna en/of natuurgebieden (Natura 2000), alsook in het kader van houtopstanden. In deze paragraaf worden de resultaten van de stikstofdepositieberekening en ecologische quickscan toegelicht.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Duinen en Lage Land Texel', ‘Waddenzee’ en 'Noordzeekustzone' op respectievelijk, 1,9 kilometer, 3,5 kilometer en 5,9 kilometer van het plangebied. Het plangebied ligt buiten de grenzen van de Natura 2000-gebieden, maar de ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden.
Wettelijk kader
Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking getreden. De Wsn en de Bsn regelen een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming.
Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.
AERIUS Calculator
Voor de aanleg- en gebruiksfase is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met het rekenprogramma AERIUS Calculator. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 6. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied, zijnde Het Hoge Berg, ligt op circa 1.200 meter afstand, waardoor de ontwikkeling van het plangebied geen invloed heeft op deze gebieden.
Soortenbescherming
Ten behoeve van de soortenbescherming is een ecologische quickscan uitgevoerd welke is opgenomen in bijlage 7. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van de ecologische quickscan wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van de Noordse woelmuis in het plangebied te onderzoeken. Daarnaast zal bij werkzaamheden die in het broedseizoen starten vooraf gecontroleerd dienen te worden op de aanwezigheid van broedvogels. Eventueel kan door maatregelen het terrein broedvrij gehouden worden. Dit is ook van toepassing als tijdens de aanleg broedvogels verstoord kunnen worden.
Om de aanwezigheid van de Noordse woelmuis in het plangebied vast te stellen dan wel uit te sluiten heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 8. Hieruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor het actuele voorkomen van noordse woelmuizen. Hieruit blijkt dat geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming hoeft te worden aangevraagd.
Conclusie
Met betrekking tot het milieuaspect ecologie staat zowel de gebiedsbescherming als de soortenbescherming de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij een functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toetsing
Ondanks dat de woonfunctie beoogd is in het huidige bestemmingsplan Den Burg (2019) wordt de projectlocatie op dit moment tijdelijk gebruikt voor agrarische doeleinden en tijdelijke opslag van grond uit de naastgelegen woonwijk Buurtskap de Tuunen. Bij het wijzigen van het gebruik naar wonen, een bodemgevoeloge functie, zal er voor lange periodes gebruik worden gemaakt van de gronden. De activiteiten van deze locatie zullen dusdanig wijzigen dat de actuele bodemkwaliteit bekend moet zijn. Om eventuele belemmeringen in te schatten is het bodem loket geraadpleegd (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1 informatie bodem Bron: Bodemloket.nl
Bij het Bodemloket is geen informatie voor deze locatie beschikbaar over bodemonderzoek en/of sanering.
Verkennend bodemonderzoek
Voor de projectlocatie is in augustus en november 2022 verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en een asbest in grondonderzoek conform NEN 5707 uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 10.
Op basis van de beschikbare informatie is de onderzoekslocatie opgedeeld in een viertal deellocaties, zijnde de toegangsdam, een tweetal gedempte watergangen en het overig deel van het perceel. Ter plaatse van de toegangsdam is de bodemlaag met een zwakke bodemvreemde bijmenging licht verontreinigd met PCB maar is in het opgegraven materiaal zowel visueel als analytisch geen asbest aangetroffen. De slibhoudende bodemlaag ter plaatse van de voormalige watergangen is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters en op basis van het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat deze naar verwachting zijn gedempt met gebiedseigen materiaal.Ter plaatse van het ‘overig deel’ van de onderzoekslocatie zijn plaatselijk ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen in zowel de grond als in het grondwater. De resultaten uit het bodemonderzoek vormen geen aanleiding voor aanvullend onderzoek en er zijn geen belemmeringen voor de toekomstige herontwikkeling/ nieuwbouw ter plaatse. Aanbevolen wordt om eventueel in de toekomst vrijkomende grond her te gebruiken binnen de perceelsgrenzen. Bij uitvoering van grondwerkzaamheden onder de CROW400 is geen veiligheidsklasse van toepassing. Echter voor alle werkzaamheden waarbij grond wordt geroerd moet in ieder geval een minimaal niveau van risicobeheersing in acht worden genomen. Dit niveau staat bekend als de basishygiëne.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van de ontwikkeling. De kwaliteit van de bodem is geschikt voor de toekomstige woonfunctie.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
De flexwoningen voor het plangebied Marsweg Zuid zijn bedoeld als tijdelijk, maar langer dan 10 jaar waardoor de Wet geluidhinder van toepassing is. Om te toetsen aan de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer op het plangebied/woningen als gevolg van het wegverkeer op de Marsweg. De uitgangspunten voor het onderzoek, de berekeningen en resultaten zijn opgenomen in bijlage 9. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied binnen de wettelijke zone van de Marsweg, een 60 km-weg, ligt. Bovendien is er sprake van een binnenstedelijke situatie. De maximale grenswaarde bedraagt Lden = 63 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB binnen het plangebied Marsweg Zuid niet wordt overschreden. Daarbij is uitgegaan van een worst-case aanname van de verkeersintensiteit/verkeersgeneratie op de Marsweg.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Door middel van de watertoets wordt het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels (https://www.hhnk.nl/keur/).
Toetsing
De planontwikkeling in Den Burg is kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier via de digitale watertoets (zie bijlage 11). Uit deze digitale watertoets blijkt dat voor dit project de normale procedure gevolgd moet worden. Door de grootschaligheid van dit project geeft het Hoogheemraadschap aan betrokken te willen worden om eventuele eigen doelen, belangen en samenwerkingsmogelijkheden te verkennen. In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft er overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap. Het Hoogheemraadschap zal ook bij de verdere uitwerking van het plan worden betrokken. Onderstaand zijn de resultaten van het vooroverleg en digitale watertoets verder uitgewerkt.
Verharding en compensatie maatregelen
Voor de ontwikkeling is sprake van een toename van de verharding. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2.000 m² de vuistregel dat 10% van de toename aan verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging of infiltratie. Binnen het plangebied vindt een verhardingstoename plaats van circa 16.153 m2. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren.
De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan is verantwoordelijk voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied 8020 AI uitgebreid te worden met 1.190 m2 waterberging (7% van de verhardingstoename). Hierbij is uitgegaan van een toegestane peilstijging van 0.58 meter die statistisch eens in de 100 jaar kan voorkomen, een bemalingscapaciteit van 14,4 mm/dag, een drooglegging van 0.75 meter en grondsoort zand. De geplande hoeveelheid water in het plangebied is momenteel 2.429 m2. Dit wordt nog nader afgestemd met het Hoogheemraadschap. In samenwerking met het Hoogheemraadschap zal het plan verder worden uitgewerkt. Zie ook paragraaf 6.1.
Ruimtelijke adaptie
Het Hoogheemraadschap adviseert in ieder geval om het principe ruimtelijke adaptatie op te nemen.
De verandering van het klimaat heeft gevolgen voor de veiligheid, de economie en de gezondheid van onze inwoners. Hevige buien veroorzaken schade en overlast. Langdurige droge periodes veroorzaken hittestress, met name in stedelijke gebieden. Een slim ingerichte ruimtelijke inrichting helpt deze steeds vaker voorkomende weersextremen het hoofd te bieden. Het uitgangspunt hierbij is om water lokaal op te slaan tijdens (extreme) buien, zodat het vervolgens gebruikt kan worden in droge perioden. Voorbeelden van maatregelen die hierbij helpen zijn wadi's, waterdoorlatende verharding op bijvoorbeeld parkeervakken, waterbergende wegen en opslag in infiltratiekratten. Met de realisatie van de flexwoningen wordt rekening gehouden met het principe van ruimtelijke adaptie.
Waterkwaliteit en riolering
De ambitie van het hoogheemraadschap is om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
Er is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Voor de ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel verder uitgewerkt.
Het uitgangspunt is het 100% afkoppelen van schoon hemelwater van het rioleringsysteem. Bij toepassing van een gescheiden stelsel zal een inschatting worden gemaakt naar potentieel vervuilde oppervlakken (parkeerterreinen) en schone verhardingen (pleinen en daken). Voor de nieuwe bebouwing worden uitloogbare materialen zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien materialen als koper, lood en zink worden gebruikt, is voor de afvoer van hemelwater maatwerk vereist.
Conclusie
Door de grootschaligheid van het project en de belangen van het Hoogheemraadschap is samenwerking van belang. Over de realisatie van de compenserende maatregelen gaat de gemeente bij de verdere uitwerking van het plan met het Hoogheemraadschap in gesprek.
Gelet op de voorgenomen ontwikkeling en het resultaat van de watertoets en het wettelijk vooroverleg wordt gesteld dat de ontwikkeling geen negatief invloed heeft op de waterschapsbelangen. Er kan worden voorzien in de nodige compensatie voor de toename aan verharding.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn voor ruimtelijke projecten langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/ m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt er in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde concentratie fijnstof (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3, wat betekent dat in de directe omgeving van het plangebied sprake is van een goede luchtkwaliteit. Op voorhand kan worden gesteld dat de planontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er niet meer dan 1.500 woningen gerealiseerd. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het plan heeft geen significant effect op de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er zijn er geen belemmeringen voor het plan vanuit dit aspect.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Toetsing
Voor de gemeente Texel is de beleidskaart van Vestigia Bv (2007, update 2013) vigerend. Op de beleidskaart zijn zones met een archeologische waarde of verwachting aangeduid, die zich laten vertalen in vrijstellingsgrenzen. Bodemingrepen die binnen de geldende vrijstellingsgrens blijven, zijn niet onderzoeksplichtig.
Zoals te zien is in figuur 4.2 ligt een deel van het plangebied binnen een zone met een gematigde verwachting (categorie 4) met een vrijstellingsgrens van 500 m2 en een diepte kleiner dan 50 cm. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt in een gebied met een hogere archeologische verwachting (categorie 3). Hier is een vrijstellingsgrens van 100 m2 aan verbonden en een diepte kleiner dan 50 cm. Het gebied met een hoge archeologische verwachting betreft een 'laarpodzolgrond, lemig fijn zand'. Een laarpodzol is gedurende langere tijd ontstaan in goed ontwaterd zand. De gedachtegang is dat bewoning in de prehistorie voornamelijk op de hogere en drogere gebieden plaatsvond. Deze zone ligt direct naast de zone met een gematigde verwachting. Deze grond betreft een 'kalkarme poldervaaggrond, zavel'. Een vaaggrond is een relatief weinig ontwikkelde bodem. Waarschijnlijk gaat op deze locatie om vrij jonge afzettingen van zeeklei, wat aangeeft dat het gebied onder invloed gestaan heeft van de zee en kent daarom een gematigde archeologische verwachting (met de gedachte dat men zich niet vestigde in gebieden die onder water konden lopen).
Figuur 4.2: Het plangebied op de archeologische beleidskaart van de gemeente Texel Bron: Vestigia (2013)
De voorgenomen ontwikkeling zal beide vrijstellingsgrenzen ruimschoots overschrijden, zowel qua oppervlakte als diepte. In het kader van de planontwikkeling is daarom een archeologische quickscan uitgevoerd, waarvan de resultaten in bijlage 12 zijn opgenomen. Met de archeologische quickscan wordt onderzocht of binnen het plangebied sprake is van archeologische waarden of verwachtingen. Hierin is aangegeven dat hier vier archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd, allen in het kader van de ontwikkeling van het plangebied Den Burg West of 'Buurtskap de Tuunen'. Allereerst een inventariserend onderzoek door middel van boringen, waaruit het advies kwam om een deel door middel van proefsleuven te onderzoeken op archeologische sporen. Dit vervolgonderzoek waarbij twee proefsleuven zijn aangelegd, is uitgevoerd in 2002. Hierbij zijn sporen en vondsten uit de IJzertijd aangetroffen, evenals wat nieuwetijdse sloten en kuilen. Het advies was om de vindplaats met minimale verdere middelen te onderzoeken. Een vervolgonderzoek (bureau- en booronderzoek) vond plaats op het oostelijke deel van het plangebied en ten zuiden daarvan. Het laatste onderzoek vond plaats in 2017 waarbij 29 proefsleuven zijn aangelegd op het oostelijke deel van het plangebied en ten zuiden daarvan. De conclusie van dit onderzoek was dat het gebied te laag ligt en te nat was voor bewoning. Sporen uit de prehistorie zijn niet aangetroffen, maar alleen nieuwetijdse sloten en vondsten, waaronder afval uit Den Burg. Het advies was om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling.
Op 14 december 2021 is er opnieuw archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het meest oostelijke deel van het plangebied is tijdelijk ingericht als opstelterrein, gronddepot en overstortbak. Deze delen zijn vermoedelijk al dieper verstoord en zullen geen archeologische resten meer bevatten. Deze delen kunnen worden vrijgegeven. Verder heeft het archeologisch onderzoek in het plangebied uit de prehistorie en middeleeuwen niets opgeleverd. Uit de nieuwste tijd, 1890-1920, zijn sloten vol met huishoudelijk afval gevonden. Daarom is het advies om in plangebied alleen tot onderzoek over te gaan indien er resten uit de 16de-18de eeuw (1550-1800) worden aangetroffen. Dit zijn bijvoorbeeld materiaaldumps van de boerderijen uit de omgeving.
Conclusie
Naar aanleiding van de archeologische quickscan door Archeologie West Friesland heeft nader onderzoek plaatsgevonden op de voorgenomen projectlocatie. Indien de (grondroerende) plannen ongewijzigd blijven, is nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk. De voorgenomen ontwikkeling is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het doen van waarnemingen dient wel in de omgevingsvergunning te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland toekomstige graafwerkzaamheden wil monitoren. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van de ontwikkeling.
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dit geldt ook voor uitwerkingsplannen.
Toetsing
In de Erfgoednota van Texel (2017) wordt het gebied rondom de planlocatie aangewezen als het Oude Land. Met als specifieke benaming 'Het Oude Land en de Reede van Texel'. Hierin zijn de Dubbele Ring van Den Burg en de Hoge Berg van Belang voor de cultuurhistorie in dit gebied.
Dubbele Ring van Den Burg
Den Burg is ontstaan als ringwalburg, tussen 650-750. De resten van de ronde burcht en de gracht en omwalling eromheen, kerk en nederzetting uit de vroege middeleeuwen zijn bewaard gebleven en aangewezen als archeologisch monument. In 1356 werd in Den Burg opnieuw een wal met gracht opgeworpen, die in het stratenplan nog duidelijk herkenbaar is. Ook na WOII is het dorp cirkelvormig uitgebreid.
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats aan de dorpsrand waardoor de cultuurhistorische aspecten van het centrum van het dorp niet worden beïnvloed. Daarnaast wordt door het invullen van locatie aan de Marsweg de cirkelvormige uitbreiding van het dorp vooralsnog aangehouden.
Hoge Berg
De Hoge Berg maakt deel uit van de hoge Texelse keileembult (provinciaal aardkundig monument). Texel is ontstaan met de Hoge Berg als centrum, het enige gebied dat stabiel en onveranderlijk bleef, terwijl het landschap eromheen veranderde. Het gebied kent vele tijdslagen en een divers landgebruik: prehistorische bewoning, en naderhand een voor Texel nu nog karakteristiek landschap voor de schapenhouderij met tuunwallen, drinkkolken en schapenboeten. Hier liggen ook de begraafplaats Hoge Berg en de Georgische begraafplaats Loladse. De ontwikkelingen aan de Marsweg Zuid in Den Burg tasten de kwaliteiten van de Hoge Berg niet aan. Bij de planontwikkeling wordt de aansluiting gezocht met de bestaande situatie van het dorp. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de bestaande woonwijken De Mars en Buurtskap de Tuunen in Den Burg. De ontwikkeling van de woningen op deze locatie worden beschouwd als een logische ruimtelijke afronding van het bestaande stedelijk gebied aan de oostkant van Den Burg. Daarnaast wordt door middel van een beeldkwaliteitsplan aangesloten op de schaal en maat van het dorp Den Burg. Daarbij is ook aandacht besteed aan de kwaliteiten van het 'Oude land'.
Conclusie
De cultuurhistorie van de Dubbele Ring van Den Burg en de Hoge Berg worden door de ontwikkeling aan de Marsweg Zuid in Den Burg niet aangetast. De ontwikkeling vindt plaats aan de dorpsrand waarbij rekening wordt gehouden met de bestaande situatie en de ontwikkeling van het dorp. Het aspect cultuurhistorie vormt voor het voorgenomen plan geen belemmering.
Toetsingskader
Ruimtelijk spoor
Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt uitgegaan van een spuitzone tussen gevoelige objecten en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Er bestaan geen wettelijke bepalingen inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen percelen waarin met gewasbeschermingsmiddelen kan worden gespoten en nabijgelegen gevoelige functies. Uit jurisprudentie van de Raad van State (onder meer in de uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200900570/1/R2) blijkt dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in algemene zin niet onredelijk wordt geacht. Hierbij wordt gemeten vanaf de bestemmingsgrens: vanaf de bestemming die het telen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maakt tot aan de grens van de bestemming die de woning(en) mogelijk maakt.
In bijzondere gevallen kan met een geringere afstand worden volstaan. Uit jurisprudentie (onder meer in de uitspraak van 30 maart 2016 in zaak nr. 201402301/3/R3) blijkt dat het aanhouden van een kortere afstand dan de richtafstand zorgvuldig moet worden onderzocht en goed moet worden onderbouwd. Daarbij gaat het om het aspect gezondheid/woon- en leefklimaat en om de milieuruimte voor agrarische bedrijvigheid waarmee zij hun bedrijfsactiviteiten kunnen uitoefenen. Verder is van belang dat richtafstanden alleen van toepassing zijn op nieuwe situaties.
Milieuspoor
Voor agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven geldt dat zij op grond van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen rekening dienen te houden met voorwaarden en beperkingen. Daarbij gaat het onder meer om het volgende:
Toetsing
Het plan betreft een woningbouwlocatie. Een woning is in het kader van ruimtelijke ordening een gevoelige functie die bescherming tegen de drift van gewasbeschermingsmiddelen behoeft. Op twee percelen aan de noordkant van het plangebied is de bestemming 'Agrarisch - Oude land', waardoor gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk is. Een deel van de aangrenzende percelen bestaat uit blijvend grasland en een deel uit akkerbouwgrond. Op het perceel dat gebruikt wordt voor akkerbouw, het perceel aan de noordoostkant van het plangebied, wordt wisselteelt van aardappels, bieten, uien en mais toegepast. Voor de percelen die beheerd worden als grasland, de percelen ten noorden van het plangebied, is een eventuele blootstelling aan schadelijke stoffen zee beperkt. Bovendien is deze grond in eigendom van de gemeente. Met de gebruiker worden afspraken gemaakt over het gebruik van gewasbeshermingsmiddelen. Op basis hiervan zijn er geen problemen met betrekking tot het aspect spuitzones in relatie tot de planontwikkeling. De teelt van gewassen waarbij sprake is van hoge drift is niet aan de orde op de aangrenzende percelen. De aanplant van fruitbomen (zoals appelbomen) is namelijk niet toegestaan op deze percelen, omdat hiervoor geen vergunning is verleend. Indien wel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen plaats vindt moet voldaan worden aan de daarvoor geldende wetgeving waarbij onder meer de zorgplicht voor mens, dier, plant en water in acht moet worden genomen. Bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen moet altijd driftarme apparatuur worden gebruikt. Daarnaast worden vanuit het activiteitenbesluit eisen gesteld aan de voorwaarden van toepassing (onder andere windkracht). Bovendien dragen nieuwe driftreducerende spuittechnieken bij aan verbeteringen op het gebied het gebied van milieu, waterkwaliteit, voedselzekerheid, menselijke gezondheid en arbeidsomstandigheden. Voor de agrariërs gelden teeltvrije zones langs watergangen. De breedte van een dergelijke zone is afhankelijk van het gewas en mag niet worden voorzien van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Tussen de woningen in het plangebied en het perceel dat voor akkerbouw wordt gebruikt zijn een weg en watergang gelegen, waardoor de woningen op minimaal 20 meter van het bouwland zijn gelegen.
Conclusie
Rekening houdend met een overwegend heersende zuidwestelijke windrichting en gezien de teeltvrije zones, wetgeving op het gebied van (gebruik van) gewasbeschermingsmiddelen en de afstand van de woningen tot het akkerbouwperceel vormt de spuitzone geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 120 woningen en een oppervlakte van circa 4 ha. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Voor de beoogde ontwikkeling is een m.e.r.-aanmeldingsnotitie opgesteld, welke is opgenomen als bijlage 13 in dit uitwerkingsplan.
Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het uitwerkingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan Den Burg (NL.IMRO.0448.DNB2015BP0001-va02).
In het voorliggende uitwerkingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Texel. Hierbij zijn alleen de regels overgenomen uit de bestemmingen overgenomen die van toepassing zijn op de situatie in dit uitwerkingsplan. Het plangebied in dit plan heeft de volgende bestemmingen gekregen:
Wonen - Aaneengebouwd
De gronden met de bestemming 'Wonen - Aaneengebouwd' zijn bedoeld voor woonhuizen. Daarnaast zijn deze gronden bedoeld voor wegen en paden, water, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
Wonen - Twee-aaneen
De gronden met de bestemming 'Wonen - Twee-aaneen' zijn bedoeld voor woonhuizen. Daarnaast zijn deze gronden bedoeld voor wegen en paden, water, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
Waarde - Archeologie 3
De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is een dubbelbestemming. Dit betekent dat de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Er worden voorwaarden gesteld om de archeologische waarden te beschermen indien bouwwerken worden gebouwd met een grotere oppervlakte dan 100 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 m wordt gegraven.
Waarde - Archeologie 4
De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' is een dubbelbestemming. Dit betekent dat de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Er worden voorwaarden gesteld om de archeologische waarden te beschermen indien bouwwerken worden gebouwd met een grotere oppervlakte dan 500 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 meter wordt gegraven.
Verder is in de overige regels opgenomen dat op basis van het parkeerbeleid in het plan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid dat aansluit op de verwachte parkeerbehoefte.
Het uitwerkingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Daarnaast heeft de gemeente Texel een inloopbijeenkomst georganiseerd.
Participatie
Direct aanwonenden van het voorgenomen plangebied aan de Marsweg en Middelton zijn persoonlijk geïnformeerd. Bovendien is voor belanghebbenden en geïnteresserden een inloopbijeenkomst georganiseerd. De gemeente Texel heeft tijdens deze bijeenkomst de plannen toegelicht en input verzameld voor de voorgenomen ontwikkeling. De onderwerpen die tijdens de gesprekken met inwoners voornamelijk aan de orde kwamen zijn:
1. Verkeersveiligheid en de gebiedsontsluiting;
2. de keuze voor het soort woningen en de locatie;
3. de verdere procedure.
De gemeente heeft tijdens de bijeenkomst vragen beantwoord en waar nodig/mogelijk aandachtspunten verwerkt in het uitwerkingsplan.
Vooroverleg
Het ontwerp-uitwerkingsplan is ter beoordeling voorgelegd aan de Omgevingsdienst NHN, provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zowel de provincie en het Hoogheemraadschap hebben gereageerd op het uitwerkingsplan.
De reactie van de provincie heeft geleid tot een aanvulling op de paragraaf van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (paragraaf 3.2.3 van de toelichting), maar heeft niet geleid tot aanpassingen aan het plan. De gemeente gaat bij de verdere uitwerking van het plan in gesprek met het Hoogheemraadschap over de opmerkingen van het waterschap. Zie hiervoor ook paragraaf 4.6 van de toelichting. De vooroverleg reacties zijn opgenomen in in bijlage 14.
Ontwerp-uitwerkingsplan
De resultaten van het vooroverleg zijn waar nodig verwerkt in het ontwerp-uitwerkingsplan. Voor belanghebbenden bestaat tijdens de zienswijzen periode de mogelijkheid zienswijzen in te dienen op het ontwerp-uitwerkingsplan.
Vaststelling
Het uitwerkingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het uitwerkingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het uitwerkingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de woningbouwlocatie aan de Marsweg in Den Burg in de gemeente Texel. De gemeente is en blijft grondeigenaar van het plangebied. De opbrengsten zijn verzekerd via grondopbrengsten. Hiervoor zal de gemeenteraad de grondexploitatie in december 2022 vaststellen. Daarnaast is de Woningbouwimpuls van het ministerie van BZK aangevraagd. Met de woningbouwimpuls worden middelen ter beschikking gesteld om de woningbouw te stimuleren. Indien de Woningbouwimpuls wordt verleend, kan deze bijdragen aan het dekken van de grondexploitatie.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd. De gemeente Texel is een intentieovereenkomst aangegaan met Rabo Smartbuilds en Woontij voor de voorgenomen ontwikkeling van 120 flexwoningen aan de Marsweg. Hierin heeft de gemeente zich gecommitteerd aan de ontwikkelende partijen om met hen tot een haalbaar project en eventuele (anterieure) vervolgovereenkomsten te komen. Dit behoudens de mogelijkheden voor tussentijdse beëindiging zoals opgenomen in de intentieovereenkomst.