Plan: | Den Burg, Anne Frankstraat |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0448.DNB2016BP0001-on01 |
In het westen van Den Burg vinden diverse woningbouwprojecten plaats. Deze projecten zijn in verschillende stadia, van planontwikkeling tot reeds gerealiseerd. CPO Noord Holland ontwikkeld aan de westzijde van de Anne Frankstraat een project bestaande uit 13 woningen door middel van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). Voor vijf van deze woningen is een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan verleend. Deze woningen zijn inmiddels gerealiseerd. Ook de overige 8 woningen wijken af van het bestemmingsplan.
De gemeente en de collectieve ontwikkelende partij hebben de wens om dit project op korte termijn te realiseren. Omdat de bouwplannen voor de woningen nog niet volledig zijn uitgewerkt en met het oog op flexibiliteit richting de toekomst is gekozen om de ontwikkeling mogelijk te maken door middel van een 'postzegelbestemmingsplan'. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling van de 8 woningen mogelijk wordt gemaakt.
Het plangebied ligt ten westen van de Anne Frankstraat, in een gebied dat is ingesloten tussen de Pontweg, Keesomlaan en Emmalaan. Dit gebied ligt in het westen van Den Burg. De ligging en begrenzing van het plangebied is gevisualiseerd in figuur 1.1.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Den Burg dat is vastgesteld op 27 juli 2004 en is goedgekeurd op 22 februari 2005. De structuur van de openbare ruimte (groen, verkeer en water), de functies (wonen en maatschappelijk) en de bouwmogelijkheden (bouwvlakken) zijn hierin vastgelegd. De plannen zijn inmiddels verder uitgewerkt en op onderdelen gewijzigd.
De voorgestelde hoofdstructuur van het gebied is grotendeels, maar niet geheel in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. De nieuwe woonkavels zijn geprojecteerd op gronden die een maatschappelijke bestemming hebben. Binnen die bestemming is het gebruik voor in hoofdzaak wonen niet toegestaan. Ook wijkt de situering van de bouwvlakken af en liggen de woonkavels gedeeltelijk in de groenbestemming. Overigens komt de hoofdopzet van de wijk wel overeen. Een fragment van het plankaart van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Fragment geldend bestemmingsplan
Momenteel bereidt de gemeente Texel een nieuw bestemmingsplan voor Den Burg voor. Het uitgangspunt voor dat bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch kader voor de kern. Vanwege de aard en omvang van de ontwikkelingen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is besloten om hiervoor een aparte planologische procedure te doorlopen. Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt buiten het actualisatieplan voor Den Burg gelaten.
Dit bestemmingsplan is afgestemd op het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor Den Burg. Het is opgesteld binnen de uitgangspunten van de Nota van Uitgangspunten komplannen en het vigerende beleid. De Nota van Uitgangspunten is opgenomen in Bijlage 1.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de voorgestelde ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 worden het initiatief en de randvoorwaarden vertaald naar uitgangspunten voor de juridische regeling. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 7 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.
Het gebied tussen de Pontweg en de Beatrixlaan wordt ontwikkeld tot woongebied. Enkele delen van dit gebied hebben momenteel nog een agrarische functie. Voor het grootste deel van het gebied geldt dat inmiddels is begonnen met het bouwrijp maken van de gronden en de aanleg van infrastructuur. Ook is reeds een aantal woningen gerealiseerd in Den Burg West.
Centraal door het gebied ligt de Keesomlaan, die na de Pontweg en de Beatrixlaan de belangrijkste ontsluitingsweg vormt. Deze wegen vormen tezamen met de Gasthuisstraat en de Emmalaan de primaire verkeersstructuur voor het gebied.
Het gebied is vooral bestemd voor wonen en een aantal zorgfuncties. Aan de Keesomlaan liggen naast woningen ook enkele kantoren, een benzinestation met autowasserij, een openbaar parkeerterrein en een begraafplaats.
Vanaf de primaire verkeersstructuur zijn door het nieuwe woongebied enkele woonstraten aangelegd of gepland. Het gaat om de Verzetstraat, die tussen de Gasthuisstraat en de Keesomlaan ligt en de Anne Frankstraat en Molenstraat, die ten zuiden van de Keesomlaan liggen.
Het plangebied betreft een geheel onbebouwde locatie, die bouwrijp is gemaakt. De infrastructuur is inmiddels grotendeels voorbereid. In een hoek aan de zuidoostzijde van het plangebied zijn vooruitlopend op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt vijf aaneengebouwde woningen gebouwd. Voor de gronden ten zuiden van het plangebied is onlangs een bestemmingsplan vastgesteld voor een wooncomplex met zorgfuncties. De bouw hiervan is gestart.
Een luchtfoto van Den Burg West en daarop aangegeven de globale begrenzing van het plangebied van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 2.1
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en directe omgeving
Het plan maakt het realiseren van woningbouw aan de westzijde van de Anne Frankstraat mogelijk. De opzet van deze locatie ligt in het verlengde van een aantal rijenwoningen die in 2008 aan de oostzijde van deze weg zijn gebouwd. De locatie wordt ontwikkeld door middel van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). Dit betekent dat de kavels worden uitgegeven en individueel of collectief binnen de gestelde kaders worden uitgewerkt door particulieren of ontwikkelaars. Het kader wordt bepaald door dit bestemmingsplan en door het beeldkwaliteitsplan Den Burg West (zie paragraaf 2.3).
Het schetsontwerp gaat uit van 13 woningen, waarvan voor de vijf aaneen gebouwde woningen in het zuidoosten reeds een omgevingsvergunning is verleend. De overige acht kavels kunnen nog worden ingevuld. Hiervoor is een inrichtingsplan gemaakt, dat uitgaat van vier twee-aaneen gebouwde en vier vrijstaande woningen.
De woningen worden aan nieuwe woon-/erfstraten gebouwd. Centraal ligt een groenvoorziening met daarin een wadi. Deze sluit aan op een groen/blauwe zone langs de westzijde van Den Burg West. De voorgestelde inrichting voor de woningbouwlocatie is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Voorgestelde inrichting locatie Anne Frankstraat
Een belangrijk uitgangspunt voor de invulling van het projectgebied is het realiseren van een goede beeldkwaliteit. Dit geldt vooral voor de zone langs de Pontweg. Voor Den Burg West is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld dat als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota een toetsingskader voor bouwaanvragen vormt.
De groene hoven, waarlangs de woningen binnen het plangebied worden gebouwd, staan in de stedenbouwkundige hoofdopzet van Den Burg West centraal. Deze structuur is in dit bestemmingsplan vastgelegd. De westelijk gelegen woningen liggen langs de Pontweg. Hier heeft de gemeente aanvullende ambities voor de beeldkwaliteit.
De ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte wordt mede bepaald door de vormgeving van de erfafscheidingen aan de voorzijde en andere grenzen tussen privé gebied en het openbare gebied. Op deze locaties wordt naar groene erf-afscheidingen gestreefd. Op plaatsen waar dat niet mogelijk is, geldt het principe dat schuttingen, schuurtjes en garages in materiaal, kleur en hoogte moeten aansluiten bij de architectuur. Erfafscheidingen dienen op privéterrein geplaatst te worden, dus binnen de woonbestemming.
Het inrichtingsplan dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt is binnen de kaders van het beeldkwaliteitsplan tot stand gekomen. De eisen uit het beeldkwaliteitsplan vormen een onderdeel van deze toetsing. Op deze wijze wordt de gewenste beeldkwaliteit gewaarborgd.
Een impressie van het straatbeeld, gezien vanaf de Anne Frankstraat is weergegeven in fguur 2.3.
Figuur 2.3 Impressie straatbeeld vanaf de Anne Frankstraat
Het woningbouwplan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt maakt, wordt ontsloten op de nieuwe infrastructuur van Den Burg West. De nieuwe wegen sluiten goed aan op de hoofdinfrastructuur van Den Burg (Gasthuisstraat). Bij het ontwerp van de wegenstructuur is rekening gehouden met de voorgestane projecten.
Voor parkeren is van belang dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij de woningen. Hierbij geldt het gemeentelijke parkeerbeleid (Nota parkeernormen 2015). Vanuit dit beleid geldt als norm dat in Den Burg per woning 1,3 parkeerplaatsen aangelegd moeten worden. Ook moeten opstelplaatsen voor hulpdiensten beschikbaar zijn.
Bij de uitwerking van de plannen is hiermee rekening gehouden. Voor de woningen aan de Anne Frankstraat wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Daarnaast heeft elke woning een garage. Als gevolg van de ontwikkeling zal daardoor geen overlast ontstaan door geparkeerde auto's.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (laatste aanvulling op 1 oktober 2012 vastgesteld) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Het plangebied valt binnen het Waddengebied. Het Barro bepaalt dat een bestemmingsplan in dat gebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt, geen significante negatieve gevolgen mag hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. Nieuwe bebouwing in het stedelijk gebied moet qua toelaatbare bouwhoogte aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing. Hiervan is in dit plan sprake. Bouw -en goothoogtes zijn in dit bestemmingsplan vastgelegd in de regels.
Verder worden er geen rijksbelangen geraakt. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Een plan om acht woningen te realiseren wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro. Bovendien is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het vigerende bestemmingsplan zijn op deze locatie al stedelijke functies mogelijk gemaakt. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
Structuurvisie en Provinciale Verordening
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door provinciale staten op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'
Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (eveneens vastgesteld door provinciale staten op 21 juni 2010, daarna zijn verschillende aanpassingen geweest.
De provincie Noord-Holland zet de komende dertig jaar in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden en dorpen omringd door aantrekkelijk recreatie en groen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden en dorpen optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.
Bebouwde gebieden of gebieden waar de ontwikkeling van stedelijk gebied is gepland zijn aangegeven als 'Bestaand Bebouwd Gebied'. Omdat er op de beoogde bouwlocaties al bouwmogelijkheden zijn voor stedelijk functies is er op basis van artikel 9 van de Verordening sprake van Bestaand Bebouwd Gebied. Bij het maken van plannen in het bestaande bebouwde gebied hebben gemeenten een grote mate van beleidsvrijheid. Wel moet rekening worden gehouden met de waarden van het gebied. In dit geval is er sprake van aardkundige waarde. Hierop wordt in hoofdstuk 4 ingegaan.
Conclusie en randvoorwaarden
De ontwikkelingen binnen het plangebied passen binnen de beleidsruimte die de provincie Noord-Holland hiervoor biedt.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Als gevolg van ontwikkelingen wordt de inrichting en het gebruik van het stedelijk en landelijk gebied voortdurend aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'.
De Provincie Noord-Holland wil ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen en tegelijkertijd verantwoord omgaan met het verleden. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het provinciale beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Uitgangspunt hiervoor is de leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld op 21 juni 2010), waarin de visie op de gewenste ruimtelijke is vastgelegd.
Het uitgangspunt van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is dat ontwikkelingen op basis van de kernkwaliteiten van de omgeving plaatsvinden. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen drie lagen: de ondergrond, het 'landschaps-DNA' en het 'dorps-DNA'. Bij de ondergrond gaat het om de aardkundige en archeologische waarden. Bij het landschaps-DNA zijn historische structuren en de maat en schaal van het landschap bepalend. Ook zijn de aardkundige waarden in de bodem onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit. Bij het dorps-DNA gaat het om de karakteristieken van de historische dorpsstructuur, de verkaveling, de typering, schaal en samenhang van de gebouwen en openbare ruimte.
Conclusie en randvoorwaarden
Voor de ontwikkeling van Den Burg West is de stedenbouwkundige structuur op hoofdlijnen vastgelegd en is de kwaliteit gewaarborgd door middel van een beeldkwaliteitsplan. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, sluiten aan bij de gewenste structuren en kwaliteiten. Op deze wijze is rekening gehouden met de kernkwaliteiten van de omgeving. Het plangebied ligt niet in een weidevogelleefgebied. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de aardkundige en archeologische waarden van de omgeving. In het plan wordt bovendien rekening gehouden met de ligging in de overgang van het landelijk gebied naar het stedelijk gebied. De nieuwe dorpsrand wordt op een verantwoorde manier vormgegeven. Zie hiervoor paragraaf 2.3.
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is conform de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie tot stand gekomen.
Regionaal Actie Programma Wonen
In het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) zijn regionale afspraken gemaakt over woningbouw in de Kop van Noord-Holland. Dit is een uitwerking van de Provinciale Woonvisie 2010-2020. In het RAP 2011 zijn de te bouwen woningbouwaantallen naar beneden bijgesteld, ten opzichte van de eerdere Regionale Woonvisie.
Texel is als woonregio uniek. Het heeft een hoog recreatief gebruik van tweede woningen en kent, naast een lokale woningmarkt, vooral een landelijke in plaats van regionaal georiënteerde uitwisseling. Het zit dus op geen enkele manier de rest van de Kop van Noord-Holland in de weg bij eventuele woningbouwproductie. Ook migratiecijfers tonen dat aan. Vooralsnog schat de gemeente de behoefte vanuit de eigen lokale bevolking in, op circa 200 woningen tot 2020. Deze inschatting is opgebouwd uit concrete woningbouwplannen in diverse fasen, die allen binnen Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) liggen.
Er is afgesproken, dat Texel conform eigen inzichten verder gaat met ontwikkelen en bouwen. Dit is ook geconcludeerd na een extra overlegmoment tussen provincie en gemeente. Texel heeft het akkoord gekregen om door te gaan op de ingeslagen weg. Texel krijgt aldus een status aparte binnen de regio en het RAP.
Kwalitatief woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland
Op 28 oktober 2015 is, in vervolg op de afspraken in het RAP, een convenant ondertekend tussen regio, gemeenten en provincie over een kwalitatief woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland (KWK). Ook hierin is voor Texel de status aparte opgenomen en bovendien zijn proces afspraken gemaakt voor de beoordeling van nieuwe woningbouwplannen en nieuwe demografische prognoses.
Conclusie en randvoorwaarden
De woningen die in dit bestemmingsplan zijn geregeld vallen binnen een concreet woningbouwplan. De woningen zijn opgenomen in het Regionaal Actieprogramma Wonen en passen in de afspraken van het KWK.
Structuurvisie 'Texel op koers'
In de Structuurvisie worden op hoofdlijnen de gewenste ontwikkelingen voor het eiland aangegeven op het gebied van economie, ruimtelijke ordening, zorg en welzijn. Hieronder volgen de hoofdpunten uit de Structuurvisie die een ruimtelijke relatie hebben.
De Structuurvisie schetst een toekomstbeeld dat er op Texel geen woningnood meer is. Er worden dan alleen voor de eigen bevolking voldoende woningen bijgebouwd, vooral in de dorpskernen. Daarbij wordt aandacht geschonken aan ouderen en jongeren. Er wordt vooral ingezet op de prijscategorieën sociaal tot middelduur.
De voor wonen en werken benodigde warmte en energie moet in de toekomst op het eiland zelf worden opgewekt. Daarbij wordt de energie duurzaam opgewekt met windturbines en zonnedaken/zonnepanelen/WKO/ houtkachels.
Bij nieuwe ontwikkelingen gaat de gemeente uit van de Texelse kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om de rust en ruimte, de rijkdom aan natuur en cultuurlandschappen, de grote afwisseling in landschappen en landgebruiksvormen, de Texelse identiteit, het specifieke eilandkarakter, de nachtelijke duisternis en de maritieme monumenten.
Conclusie en randvoorwaarden
De inrichting van het plangebied sluit aan op de stedenbouwkundige structuur die voor Den Burg West is uitgezet. Daarbij is rekening gehouden met de 'Texelse identiteit'. De voorgestelde woningen liggen in de bebouwde kom en vallen in het segment waarop wordt ingezet. Verder wordt in het plan ruimte geboden voor kleinschalige duurzame energiewinning.
Woonvisie Texel (2016)
Naar aanleiding van grote veranderingen op de woningmark, in het woningbeleid en aanpalend beleid is in september 2016 een nieuwe Texelse woonvisie vastgesteld. De nieuwe woonvisie is een krachtige visie die perspectief biedt voor lokale woonpartners. Deze woonvisie vormt een meerjarig kader en geeft input voor het maken van prestatieafspraken voor de komende jaren. Het doel van de woonvisie is om de Texelse bevolking naar wens en tevredenheid te laten wonen. Hierbij is aandacht voor belangrijke thema’s zoals betaalbaarheid, bestaande voorraad en zelfstandig thuis blijven wonen.
De woonvisie bestaat uit vier beleidslijnen, namelijk:
Conclusie en randvoorwaarden
De voorgestelde woningen passen zowel kwalitatief als kwantitatief binnen de woonvisie.
Welstandsnota
De Welstandsnota geeft een helder en actueel beeld van de bestaande architectonische en stedenbouwkundig - landschappelijke kwaliteiten van de gemeente Texel. De Welstandsnota gaat uit van een gebieds- en objectgerichte benadering. Verder wordt uitgegaan van een specifieke, thematische benadering als het gaat om (nieuw) bouwen aan dorpsranden en als het gaat om het bouwen aan of nabij monumenten.
In de Welstandsnota worden drie welstandsniveaus onderscheiden, namelijk 'bijzonder', 'welstandsvrij' en 'dorpsranden'. Het plangebied kent het welstandsniveau 'dorpsranden'. Hier geldt thematisch beleid met als doel het voorkomen dat de randen het landschap gaan domineren. Voor het bouwen nabij monumenten geldt dat de beeldruimte die een monument inneemt gerespecteerd moet blijven.
In de directe nabijheid van het plangebied is wel een schapenboet aanwezig die is aangewezen als gemeentelijk monument. Deze staat ten noorden van het plangebied, aan de Keesomlaan. De beeldruimte van deze schapenboet wordt gerespecteerd. Langs de perceelsgrens met het perceel waarop de schapenboet staat is een beperking opgenomen in de bouwhoogte van de bebouwing. Verder wordt bij de welstandstoetsing de beeldruimte van de schapenboet in acht genomen, waarmee een verantwoorde inpassing is gewaarborgd.
Conclusie en randvoorwaarden
Het plangebied ligt in een dorpsrand. De woningen aan de westzijde grenzen direct aan het landschap. De welstandsnota stelt daarom specifieke voorwaarden aan de oriëntatie, bijgebouwen, erfafscheidingen en beplantingen. Er is sprake van een planmatige uitbreiding waarbij de nieuwe dorpsrand in één keer is ontworpen. Daarbij is aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing en is, onder andere om op een verantwoorde wijze met de dorpsrand om te gaan, voor het hele gebied een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Door de aanvullende welstandstoetsing wordt het beleid voor de dorpsrand gerespecteerd. Op deze wijze wordt aangesloten bij de beleidsambitie zoals verwoord in de Welstandsnota.
Parkeerbeleid
De CROW normering vormt de basis van het gemeentelijk parkeerbeleid. Uitgangspunt van het gemeentelijk parkeerbeleid is dat er wordt geparkeerd op eigen terrein.
Conclusie en randvoorwaarden
Bij de uitwerking van de verschillende deelgebieden is (en wordt) de gemeentelijke parkeernormering gehanteerd (zie paragraaf 2.4). Hieraan wordt in dit plan voldaan. Hiermee is de inrichting in overeenstemming met het parkeerbeleid van de gemeente Texel.
Nota van Uitgangspunten Komplannen
Voor de nieuwe bestemmingsplannen op Texel is een Nota van Uitgangspunten komplannen opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 2. Deze Nota van Uitgangspunten is op 14 september 2011 vastgesteld op 22 oktober 2014 aangevuld. Dit bestemmingsplan is opgesteld binnen de kaders van de Nota van Uitgangspunten. In de nota van uitgangspunten is een aantal aspecten aangegeven die voor dit plan relevant zijn. Voor het wonen geldt dat buiten de aanwezige historische kern, uitbreidingswijken zijn ontstaan waar voornamelijk wordt gewoond.
Er is sprake van verschillende typen woningen: aaneengebouwd, gestapeld, twee-aaneen en vrijstaand. Deze woningtypen zijn apart bestemd. Openbare groengebieden zijn bestemd als 'Groen' en wegen in woon- en winkelgebieden waar een snelheid is toegestaan van 30 km/u zijn bestemd als 'Verkeer – Verblijf'.
Den Burg heeft als enig dorp op Texel grotere woningbouwuitbreidingen die niet bepalend zijn voor het toeristisch-recreatief product Texel. Binnen deze gebieden staat de woonfunctie voorop. Hier kan een globale, flexibele regeling voor worden opgesteld. Aan de randen van het dorp is veelal bebouwing op enige afstand van elkaar gesitueerd. Dit moet behouden blijven.
Conclusie en randvoorwaarden
De Nota van Uitgangspunten is vertaald naar regels in het voorontwerp bestemmingsplan Den Burg. De bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan is hierop afgestemd. Daarmee wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten voor de komplannen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden.
Rondom het plangebied is sprake van een afwisseling van wonen en zorgfuncties. Aan de noordzijde, langs de Keesomlaan, is enige lichte bedrijvigheid aanwezig. Het gaat om een makelaarskantoor, een accountant en een tankstation zonder LPG. Ook is er een begraafplaats aanwezig. Het gaat om allemaal activiteiten uit milieucategorie 1 en één uit categorie 2 (het tankstation). In dit gemengde gebied is het niet nodig om afstanden aan te houden tot categorie 1 activiteiten. Voor het tankstation geldt vanuit een goede ruimtelijke ordening een afstand van 10 tot 30 meter. Het tankstation ligt op meer dan 50 meter vanaf de woningen in het het plangebied. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Deze hogere waarde is te verlenen tot 63 dB in de bebouwde kom. Wegen waarvoor de zoneplicht niet geldt, zijn woonerven en wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
De bebouwde kom van Den Burg is ingericht als 30 km/uur-zone. Echter geldt dit niet voor de doorgaande wegen, zoals de Pontweg, Keesomlaan, Beatrixlaan en Emmalaan. De bouwvlakken voor de woningen liggen binnen de wettelijke geluidszone van deze wegen. De nieuwe woningen liggen achter de bestaande bebouwing aan de Beatrixlaan en Emmalaan. Deze wegen liggen ook op relatief grote afstand. De Pontweg en de Keesomlaan liggen op minimaal 45 en 42 meter vanaf de bouwvlakken voor de woningen.
In het kader van het geldende bestemmingsplan Den Burg is akoestisch onderzoek uitgevoerd (2008). Daarbij is op de plankaart de geluidscontour (voorkeursgrenswaarde) getekend op 33 meter vanaf de Pontweg. De bouwvlakken voor de woningen liggen op 45 meter vanaf het hart van de Pontweg en dus ruim buiten de geluidszone. De Pontweg is van de doorgaande wegen de drukste en bovendien geldt de hoogste maximumsnelheid (60 km/uur). Bij het onderzoek is nog uitgegaan van een maximumsnelheid van 80 km/uur, die inmiddels is verlaagd naar 60 km/uur. Redelijkerwijs kan gesteld worden dat de geluidscontour dus nog dichter op de Pontweg ligt. Echter kan een eventuele toename van de verkeersintensiteit voor een toename van de geluidsbelasting hebben gezorgd. Dit weegt echter niet op tegen de afname van de rijsnelheid. Hoewel het onderzoek verouderd is, is op deze wijze voldoende aangetoond dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau.
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het plan is via de digitale watertoets voorgelegd aan het hoogheemraadschap (kenmerk: 20160628-12-13245). De invloed van het plan op de waterhuishouding is beperkt. Daarom kan de verkorte procedure voor de watertoets worden doorlopen. Volstaand wordt met het opnemen van een standaard waterparagraaf. Deze 'standaarduitgangspunten' zijn in deze paragraaf behandeld. Het bestemmingsplan wordt vervolgens voorgelegd aan het hoogheemraadschap voor een wateradvies. Het wateradvies is opgenomen Bijlage 2.
Waterkwantiteit
De toename aan verharding als gevolg van dit plan is beperkt, namelijk circa 2.000 m2. Door deze toename wordt hemelwater wel sneller afgevoerd. Daarnaast is sprake van een toename van de hoeveelheid afvalwater door de bouw van nieuwe woningen.
Echter, de plannen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt vormen een uitwerking op plannen die al planologisch zijn vastgelegd. Ze maken onderdeel uit van een grotere stedelijke ontwikkeling, namelijk Den Burg West. In het kader van dit plan is rekening gehouden met de waterhuishouding. Aan de westzijde van het plan, langs de Pontweg is waterberging. Ook binnen het plangebied is voorzien in waterberging, in de vorm van een wadi. Deze dienen als bergende capaciteit om afstromend hemelwater op te vangen. Hemelwater afkomstig van de verhardingen in het plangebied wordt via een hemelwaterriolering afgevoerd op deze watervoorzieningen. Afvalwater wordt aangeboden op het rioleringsysteem dat in de wijk is of wordt aangelegd.
Waterkwaliteit
Het uitgangspunt is het 100% afkoppelen van schoon hemelwater van het rioleringsysteem. Bij toepassing van een gescheiden stelsel zal een inschatting worden gemaakt naar potentieel vervuilde oppervlakken (parkeerterreinen) en schone verhardingen (pleinen en daken). Voor de nieuwe bebouwing moeten uitloogbare materialen zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien materialen als koper, lood en zink worden gebruikt, is voor de afvoer van hemelwater maatwerk vereist.
Waterkeringen en wegen hoogheemraadschap
niet van toepassing
Afvalwaterketen
Schoon hemelwater wordt afgekoppeld van het riool en afgevoerd op de daarvoor aangelegde voorzieningen. Van vervuild hemelwater vanaf grote parkeerterreinen, bedrijfspercelen, verkeerstunnels en dergelijke is geen sprake.
Het afvalwater wordt afgevoerd op het rioleringsstelsel. Dit stelsel is aangelegd in het kader van de ontwikkeling van de uitbreidingswijk Den Burg West. Het rioleringsstelsel heeft voldoende capaciteit.
Onderhoud niet oppervlaktewater
Niet van toepassing
Proces watertoets
Dit bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg aan het hoogheemraadschap voorgelegd. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit het wateradvies.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. In het kader van het bestemmingsplan moeten verdachte locaties worden gesignaleerd.
In het kader van de ontwikkeling van het gebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De conclusies zijn opgenomen in Bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat er enkele licht verhoogde gehalten aan onderzochte verontreinigingen zijn aangetroffen. Deze kunnen grotendeels worden toegeschreven aan verhoogde achtergrondconcentraties en vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek. De bodem is geschikt bevonden voor de functie 'wonen'. De onderzoekresultaten vormen geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied. Bij de uitvoering van het plan worden de aanbevelingen uit het onderzoek nageleefd.
De provincie Noord-Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden aangegeven. De provincie maakt hierin onderscheid tussen aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten. De provinciale verordening stelt dat in het bestemmingsplan beschreven moet worden op welke wijze er rekening wordt gehouden met de aanwezige aardkundige waarden. De aardkundige waarden in het plangebied vallen samen met het aardkundig monument. Aardkundige waardevolle gebieden worden beschermd door de PRV en de aardkundige monumenten worden beschermd door de Provinciale Milieuverordening. In dit geval wordt het aardkundig monument gevormd door glaciale lagen in de bodem.
Het plan ligt in een gebied dat is aangewezen als aardkundig monument. Aardkundige monumenten worden beschermd door de Provinciale Milieuverordening (PMV). Het is in principe verboden in of op een aardkundige monument, handelingen te verrichten, die het aardkundig monument kunnen aantasten. In artikel 6.4 sub 2 van de 9e tranche van de PMV is voor aardkundige monumenten binnen onder andere de woonkern Den Burg een vrijstelling op het voorgenoemde verbod opgenomen. Vanuit dit aspect bestaan geen belemmeringen voor de ontwikkeling. Het plan stelt bovendien geen toename van de bouwmogelijkheden voor. De aardkundige waarden worden als gevolg van dit plan dan ook niet onevenredig aangetast.
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt niet in een gebied met specifieke cultuurhistorische waarden. Wel ligt ten noorden van het plangebied een object van cultuurhistorische waarde, namelijk schapenboet. Dit is een gemeentelijk monument. Ook kunnen de algemene structuren en kenmerken van Den Burg en de omgeving als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. Bij de inrichting van het gehele gebied Den Burg West en in het beeldkwaliteitsplan is rekening gehouden met de genoemde waarden.
De nu voorgestelde plannen worden in de stedenbouwkundige structuur van Den Burg West ingepast. Op deze wijze wordt de cultuurhistorische betekenis van de omgeving gerespecteerd. Het is niet noodzakelijk om nadere regels ten aanzien van cultuurhistorische waarden op te nemen.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
Om te kunnen beoordelen of in bepaalde gebieden archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen in de bodem heeft de gemeente de Archeologische beleidskaart vastgesteld (12 juni 2013). Volgens deze beleidskaart geldt voor het grootste deel van het plangebied een gematigde archeologisch verwachting (categorie 4). Voor deze gebieden geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij ingrepen kleiner dan 500 m2 en een diepte van minder dan 50 centimeter. De noordwestelijke hoek valt in een gebied met een hoge verwachtingswaarde (categorie 3). Een fragment van de archeologische beleidskaart is weergegeven in figuur 4.1.
Figuur 4.1 Fragment archeologische beleidskader
In het kader van de gebiedsontwikkeling van Den Burg West is voor de locatie een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 4. Dit onderzoek heeft betrekking op twee locaties, namelijk Den Burg Volmolen en Den Burg West ten zuiden van de Keesomlaan, waaronder op het plangebied.
Hoewel in plangebied Den Burg West geen opgraving met beperkingen heeft plaatsgevonden, zijn er wel een aantal archeologische waarnemingen gedaan. Hierbij zijn, in aansluiting op het eerder uitgevoerde archeologische vooronderzoek, geen archeologische waarden aangetroffen. Voor plangebied Den Burg West wordt derhalve geen aanvullend archeologisch onderzoek aanbevolen. Indien tijdens de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, zal dit onmiddellijk gemeld worden bij de gemeente. Gezien het bovenstaande is het niet nodig een dubbelbestemming op te nemen voor archeologische waarden. Vanuit het aspect archeologie bestaan dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Het dichtstbijzijnde wettelijk beschermde gebied, het Natura 2000-gebied 'Duinen en Lage Land Texel', ligt op ongeveer 2,5 km afstand van het plangebied. Mogelijk verstorende effecten van woningbouwplannen zijn: versnippering, verandering van de waterhuishouding, verstoring door licht, geluid, trillingen en menselijke activiteit. Effecten van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied zijn over deze afstand redelijkerwijs uit te sluiten. Vanuit het plan hoeft daarom geen rekening gehouden te worden met wettelijke gebiedsbescherming. Het plangebied valt daarnaast buiten de invloedssfeer van de voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen gebieden, waardoor vanuit de Flora- en faunawet geen rekening gehouden hoeft te worden met de planologische gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Hierin zijn bepalingen opgenomen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze wet is een aantal planten- en diersoorten aangewezen die licht, middelzwaar of zwaar beschermd zijn. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Indien zwaarder beschermde soorten voorkomen worden nadere eisen gesteld. Er kunnen enkele licht beschermde diersoorten op enige wijze in het gebied voorkomen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De ontwikkelingen vinden plaats in een gebied dat grotendeels bouwrijp is gemaakt en waar diverse ruimtelijke ontwikkelingen worden gerealiseerd. Het wordt momenteel gedeeltelijk gebruikt als graasweide. Hierdoor is het ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. Op basis van algemene verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur is het voorkomen van grondgebonden strenger beschermde soorten op deze locatie redelijkerwijs uit te sluiten. Het plangebied is verder geen noemenswaardig onderdeel van een foerageergebied van vleermuizen. Ook vormt het gebied geen lijnstructuur waar als vliegroute van gebuikt gemaakt wordt door vleermuizen. Ten aanzien van de Noordse Woelmuis geldt dat deze een biotoopvoorkeur heeft die niet in het plangebied aanwezig is.
Binnen het plangebied kunnen algemene broedvogels voorkomen. Broedende vogels mogen in geen geval worden verstoord. Daarom heeft het de voorkeur om buiten het broedseizoen met de werkzaamheen aan te vangen. Indien in het broedseizoen wordt gestart met de werkzaamheden, dan zal voorafgaand aan de uitvoering een veldinspectie plaatsvinden en indien nodig zullen passende beschermende maatregelen genomen worden.
Conflicten met de Flora- en faunawet worden niet verwacht. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. Uit deze kaart blijkt het plangebied zich niet binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen bevindt. Over de Pontweg vindt beperkt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De Pontweg beschikt niet over een plaatsgebonden risicocontour. Wel ligt het plangebied formeel in het invloedsgebied van de Pontweg, waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden.
Vanwege de beperkte intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg (ten behoeve van een LPG tankstation ten noordwesten van Den Burg) en de relatief lage bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied van de Pontweg, is het huidige groepsrisico laag. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan neemt de personendichtheid in het invloedsgebied niet significant toe, waardoor er geen significante effecten op het groepsrisico worden verwacht.
In het kader van het vooroverleg wordt in het kader van dit bestemmingsplan advies gevraagd van de regionale hulpdiensten.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 17 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed. De kleinschalige ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In en rondom het plangebied zijn geen kabels, leidingen of zoneringen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.
Het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het bieden van een planologische regeling waarbinnen de in paragraaf 2.2 beschreven ontwikkelingen mogelijk zijn. In dit hoofdstuk is de gewenste situatie vertaald naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. Hierbij is rekening gehouden met de randvoorwaarden uit het beleidskader en de omgevingsaspecten.
Bouwmogelijkheden
De bouwregels van dit bestemmingsplan zijn afgestemd op de gekozen systematiek in het bestemmingsplan Den Burg,dat de gemeente Texel momenteel voorbereid, en andere recente actualisatieplannen van de kernen op Texel. Dit betekent dat voor de woningen diepe bouwvlakken zijn opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken moeten worden gebouwd. Voor de vrijstaande woningen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 4,5, respectievelijk 9 meter. Voor de twee-aaneen gebouwde woningen is dit 6 en 10 meter.
Overeenkomstig de Nota van Uitgangspunten voor de komplannen (en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Den Burg) wordt onderscheid gemaakt in de woonbestemming voor vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen. Deze systematiek is in dit bestemmingsplan overgenomen. De woningen worden bestemd als aaneen gebouwde woningen of als vrijstaande woningen.
Voor de woonhuizen en de bijbehorende bouwwerken is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Een hoofdgebouw mag maximaal 120 m2 zijn. Bij afwijking kan de oppervlakte worden vergroot tot 150 m2. Ieder bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd.
Per hoofdgebouw is maximaal 80 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag maximaal van 50% van het achtererf zijn. Per woning mogen maximaal twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
Functionele mogelijkheden
De gebieden worden in hoofdzaak bestemd voor de woonfunctie.
Bij een woning die permanent wordt bewoond is een ondergeschikte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toegestaan. De beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte mag maximaal 80 m2 zijn. Als voorwaarde geldt dat er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn. Voor de parkeervoorzieningen moet voldaan worden aan de vastgestelde parkeernormen van de gemeente Texel.
Verder is in een woning mantelzorg en logies met ontbijt toegestaan. Voor logies met ontbijt mogen per woning maximaal zes slaapplaatsen in maximaal drie slaapkamers aanwezig zijn, waarbij de functie ondergeschikt moet zijn aan de woonfunctie. Gegeven is dat de woonfunctie te allen tijde de hoofdfunctie moet blijven.
De vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor bewoning worden gebruikt. Verder mogen de gronden en bouwwerken niet voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan voor logies met ontbijt, worden gebruikt.
Binnen de bestemming is een afwijkingsmogelijkheid (met omgevingsvergunning) opgenomen om vrijstaande bijbehorende bouwwerken te gebruiken voor mantelzorg. Als er mantelzorg wordt toegestaan in de vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt er een anterieure overeenkomst gesloten met de betrokkenen. Mantelzorg in vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt alleen toegestaan als de noodzaak ervan is aangetoond door een deskundig arts of medisch specialist. Daarnaast mag het vrijstaande bijbehorende bouwwerk maximaal 20 meter vanaf het woonhuis liggen. In geval de feitelijke situatie op het achtererf dit niet toelaat, bijvoorbeeld wanneer dit al grotendeels bebouwd is, en het woongenot, de ontwikkelingsmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden niet worden beperkt, mag het vrijstaande bijbehorende bouwwerk maximaal 50 meter vanaf het woonhuis worden gesitueerd.
Openbare ruimte
Ook de openbare ruimte is in overeenstemming met de systematiek van de recente actualisatieplannen voor de kernen op Texel bestemd. De woonstraten zijn bestemd voor verkeer- en verblijfsdoeleinden. Openbare groenvoorzieningen hebben een groenbestemming. De Wadi is bestemd als 'Water', omdat deze hoofdzakelijk een functie voor de waterhuishouding heeft.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit uitwerkingssplan. De in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming wordt hieronder toegelicht.
Groen
Ter bescherming van het openbaar groen is hiervoor een specifieke bestemming opgenomen. Hierin zijn ook speelvoorzieningen mogelijk. Binnen deze bestemming is het in principe niet toegestaan gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen te bouwen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De wegen die naast de verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben vallen onder deze bestemming. Binnen deze bestemming vallen onder andere ook parkeerplaatsen, pleinen, bermen en standplaatsen. Om de wegen vrij te houden van obstakels zijn er geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen toegestaan.
Water
De hoofdwatergangen van het waterschap vallen onder deze bestemming. Deze watergangen zijn belangrijk voor het watersysteem. De overige watergangen, die minder belangrijk zijn voor het watersysteem, vallen onder de andere voorkomende bestemmingen. Verder vallen onder deze bestemming watergangen en -partijen die een beeldbepalende functie hebben. Ook wadi's zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Om de watergangen open te houden mogen er geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen gebouwd worden. Verder is voor een groot aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist. Het gaat dan onder andere om het dempen van watergangen.
Wonen – Twee-aaneen
Deze bestemming is bedoeld voor twee-onder-één-kap woningen. Het bijbehorend terrein kan onder andere gebruikt worden als tuin en/of voor parkeren. Vóór de meest noordelijk gelegen woning wordt een garage gebouwd. Omdat deze afwijkt van de standaard bouwregels, is deze specifiek aangeduid. De strook langs de monumentale schapenboet, aan de Keesomlaan, is ook specifiek aangeduid. Hier geldt voor zowel de woonhuizen als voor de bijbehorende bouwwerken een maximale bouwhoogte van 3 meter.
Wonen - Vrijstaand
Vrijstaande woonhuizen zijn mogelijk binnen deze bestemming. Het bijbehorend terrein kan onder andere gebruikt worden als tuin en/of voor parkeren.
In bijbehorende bouwwerken is elke vorm van bewoning (tijdelijk, permanent en recreatief) niet toegestaan.
Waarde - Kolk
Met deze bestemming wordt de waarde van de kolk op de hoek van het Element en de Keesomlaan behouden. Het gaat daarbij om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De dubbelbestemming regelt dat werkzaamheden (dempen) aan de kolk, niet zonder vergunning mogelijk is. Bij vergunningverlening is het van belang dat aangetoond is dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de kolk niet onevenredig worden aangetast.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een nieuw woongebied in een gebied dat al is aangewezen voor stedelijke ontwikkelingen. De wijzigingen die dit bestemmingsplan voorstelt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan zijn beperkt (zie paragraaf 1.3). Het gaat om het beperkt verruimen van bouwvlakken en voor een klein deel om het wijzigen van een maatschappelijk bestemming naar wonen. Om deze reden wordt afgezien van de gebruikelijke inspraakronde. Wel vindt het wettelijk vooroverleg met de vooroverlegpartners plaats.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. De gemeenteraad besluit vervolgens over de vaststelling van het bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
In dit geval is het kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeente heeft hierover afspraken gemaakt van de collectieve ontwikkelaars van het gebied. Deze afspraken zijn vastgelegd in een anterieure overeenkomst.