Plan: | Texel - Den Hoorn - Naalrand |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0448.DHN2021BP0003-on01 |
De vraag naar betaalbare woningen in de gemeente Texel is groter dan het aanbod. De gemeente Texel heeft de wens om snel sociale huurwoningen en betaalbare koopwoningen te realiseren en is bezig om de woningbouw op het eiland te versnellen. Hiertoe heeft de gemeente een aantal ontwikkellocaties aangewezen. Eén van deze locaties is de Jan Drijverschool in Den Hoorn. Het gebouw van de Jan Drijverschool wordt gesloopt en er worden vervolgens 32 betaalbare woningen gerealiseerd, waarvan 20 sociale huurwoningen. De woningen bestaan uit 8 rijwoningen, 16 rug-aan-rugwoningen en 8 smalle rijwoningen.
In het geldende bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming is woningbouw niet toegestaan. In paragraaf 1.3 wordt hier nader op ingegaan.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
Het plangebied ligt aan de westrand van de kern Den Hoorn. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Den Hoorn 2014, dat is vastgesteld op 12 juli 2016 door de gemeente Texel en het reparatieplan Den Hoorn, dat is vastgesteld op 19 december 2018. Een uitsnede van de bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied (rood omlijnd) is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplannen
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk', met daarbij de aanduiding 'kantoor' ter plaatse van de bestaande bebouwing. De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening al dan niet in combinatie met ondergeschikte lichte horeca. De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvak gerealiseerd te worden. De maximale goot– en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 6 en 10 meter. Dit is als zodanig op de verbeelding weergeven. Verder heeft het plangebied aan de noordkant de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en aan de zuidkant de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is in ondergeschikte mate maximaal één woonhuis toegestaan. De bouw van 32 woningen is binnen de bestemming niet toegestaan.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan en hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
Het plangebied bestaat uit het schoolterrein van de Jan Drijverschool en is gelegen aan de Naalrand, aan de westkant van het dorp Den Hoorn. Het plangebied grenst aan de noordkant aan de Naalrand, een doorgaande weg in Den Hoorn. De oostkant van het plangebied grenst aan de bebouwing van de Naalrand. Deze bebouwing is een uitbreidingswijk van Den Hoorn en sluit aan op de historische lintbebouwing. De percelen ten zuiden en ten westen van het plangebied zijn agrarische percelen. De zuidkant van het plangebied wordt van het agrarisch gebied gescheiden door een sloot. Ook een gedeelte van de westkant van het plangebied wordt begrensd door een sloot. De randen van het plangebied aan de oost-, zuid- en westkant bestaan uit boomsingels. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie
In figuur 2.2 is een foto met zicht op het plangebied weergegeven vanaf de Naalrand.
Figuur 2.2 Huidige situatie Naalrand - Jan Drijverschool (bron: Google Maps)
Na de sluiting van de school in 2013 zijn diverse alternatieven aan de orde gekomen voor invulling van het schoolterrein. De bewoners en de dorpscommissie van Den Hoorn zijn intensief betrokken bij het planproces.
Het voornemen is om het plangebied te transformeren naar een woonlocatie met 32 betaalbare woningen, waarvan 20 sociale huurwoningen. De woontypologieën zijn divers. De woningen bestaan uit 8 rijwoningen, 16 rug-aan-rug woningen en 8 smalle rijwoningen. De rug-aan-rug woningen en smalle rijwoningen zijn zeer geschikt voor een- en tweepersoons huishoudens.
Ontwerp
Het ontwerp sluit aan op de stedenbouwkundige U-vormige ordening ten oosten van het plangebied (woningen Naalrand) met behoud van de bestaande bomen op het perceel. De woningen in het plangebied zijn ook in een U-vorm gepositioneerd, waarbij de meeste woningen op het midden van het plangebied zijn georiënteerd en de achterkanten van de woningen naar buiten gericht. Het middengebied krijgt een groene inrichting en biedt ruimte voor ontmoeting en een speelgelegenheid. In figuur 2.3 is het stedenbouwkundig ontwerp (indicatief) voor het plangebied weergegeven.
Figuur 2.3 Stedenbouwkundig ontwerp (indicatief)
Woningcategorieën
De volgende woningcategorieën zullen worden gerealiseerd in het plangebied.
Woningen | Woontypologie | Aantal | |
Eengezins sociale huur | rug-aan-rug | 16 | |
rijwoning | 4 | ||
Eengezins betaalbare koop | goedkope rijwoning klein | 8 | |
rijwoning | 4 | ||
Totaal | 32 |
Bouwvolume
Alle woningen zullen worden gebouwd in de laagste bestemmingsplancategorie 4,5/9,0 (goothoogte 4,5 meter, nokhoogte 9,0 meter), aansluitend op de systematiek van de bestemmingsplannen kernen. De woningen zullen daardoor uit 1 bouwlaag met kap bestaan, waarbij variatie mogelijk is in de goothoogte van 3 tot 4,5 meter.
Deze bestemmingsplancategorie past het beste bij de doelstelling om betaalbare woningen te realiseren. Bovendien past deze categorie stedenbouwkundig goed bij het bouwen aan de dorpsrand.
Groen
De bestaande bomen in het plangebied zijn ingemeten en kwalitatief beoordeeld met een bomeninventarisatie (zie bijlage 1). De bomen verkeren in goede staat en zullen zo veel als mogelijk behouden blijven binnen het ontwerp, waarbij de locatie van de bomen op een aantal plekken de inrichting van het plan accentueert. De bomen aan de rand van het plangebied zullen in zuidelijke en westelijke richting een belangrijke rol spelen als buffer voor onder andere windhinder. Opgaand groen en bosschages tussen de bomen zullen wel weggehaald of gesnoeid worden.
Ruimtelijke inpassing
Door aansluiting te zoeken bij de stedenbouwkundige structuur van het dorp, wordt het plangebied bij het dorp betrokken. De parkeervoorziening van het hele plangebied wordt voornamelijk aan de oostzijde gerealiseerd in (een deel van) de bestaande groenstructuur, waardoor een fraaie buffer tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw in het plangebied ontstaat. Door deze buffer grenzen de woningen ten oosten van het plangebied niet direct aan de woningen in het plangebied. Tevens wordt een aantal parkeerplaatsen aan de noordwestkant van het plangebied gerealiseerd.
De woningen in het plangebied zijn in een U-vorm gepositioneerd, waarbij de voorzijde van de meeste woningen op de groene inrichting en de activiteiten van het middengebied is gericht en de achtertuinen naar de omgeving. Door de oriëntatie van de woningen op het midden ontstaat er een formele aansluiting op het middengebied. Aan de zuidwestzijde wordt een waterberging gerealiseerd. Deze waterberging vormt met de tuinen aan de west- en zuidzijde van het plangebied een overgang van de bebouwing naar de landelijke omgeving, waardoor een informele aansluiting op de landschapszijde ontstaat. De landschappelijke inpassing aan zowel de voor- als achterkant van de woningen kan als verlenging van de tuin worden gezien.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De beoogde ontwikkeling wordt ontsloten via de Naalrand. De Naalrand is een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/uur. In de westelijke richting leidt de Naalrand via de Klif naar de westelijke kust van het eiland. In de oostelijke richting komt de Naalrand uit op de Stolpweg. De Stolpweg is een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom en 60 km/uur buiten de bebouwde kom. Richting het zuiden leidt de Stolpweg via de Watermolenweg naar de veerhaven en richting het noorden leidt de weg naar het centrum van Den Hoorn. Vanaf hier leiden de Westerweg en de Hoornderweg verder naar het noorden van het eiland.
Langzaam verkeer
Aan beide zijden van de Naalrand zijn voetgangersvoorzieningen aanwezig. In de huidige situatie ligt bij het plangebied een voetgangersoversteekplaats. Er zijn geen vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig in de straat, waardoor fietsers de weg delen met het gemotoriseerde verkeer.
Openbaar vervoer
Op circa 180 meter loopafstand van het plangebied ligt een bushalte aan de Naalrand. Deze halte maakt geen deel uit van een vaste lijnbusverbinding, maar er kan op reservering gebruik worden gemaakt van een belbus (Texelhopper).
Verkeersstructuur in het plangebied
De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de Naalrand, waarbij alleen een toegang tot parkeren is voorzien. De ruimte tussen de woningen is autoluw van opzet en is alleen toegankelijk voor langzaam verkeer. Hierdoor ontstaat er een veilige en kindvriendelijke binnenruimte. Het hoofdpad is wel toegankelijk voor calamiteitenverkeer en/of een verhuiswagen.
Verkeersgeneratie
Voor het berekenen van het gegenereerde verkeer vanuit het plangebied worden kengetallen uit CROW-publicatie 381 gehanteerd. De gebruikte kengetallen zijn voor de rest bebouwde kom in een niet stedelijk gebied. Er wordt uitgegaan van de gemiddelde van de bandbreedte. Voor het evalueren van de verkeersafwikkeling is de gemiddelde werkdagintensiteit maatgevend. Daarom worden de waardes voor de weekdagintensiteiten omgerekend naar werkdagintensiteiten met een omrekenfactor van 1,11 (CROW-publicatie 381).
De verkeersgeneratie van het plangebied
Functie | Aantal | Kengetal | Weekdagintensiteit | Werkdagintensiteit |
Rug-aan-rug, sociale huur |
16 | 5,6 per woning | 89,6 mvt/etmaal | 99,5 mvt/etmaal |
Rijwoning, sociale huur |
4 | 5,6 per woning | 22,4 mvt/etmaal | 24,9 mvt/etmaal |
Rijwoning, koop goedkoop |
12 | 7,4 per woning | 88,8 mvt/etmaal | 98,6 mvt/etmaal |
Totaal | 201 mvt/etmaal | 223 mvt/etmaal |
In de toekomstige situatie zal de ontwikkeling van de Drijverschool leiden tot een verkeerstoename van 223 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Voor het bepalen van de verkeersafwikkeling is het spitsuur maatgevend, waarin doorgaans 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. In een gemiddeld spitsuur zorgt de ontwikkeling van het plangebied voor een verkeersgeneratie van 22 mvt/uur.
Verkeersafwikkeling
De afwikkeling van het plangebied in de toekomstige situatie is gebaseerd op inschattingen van de gemeente en expert judgement. Vanaf de Naalrand zal de volledige verkeersgeneratie ontsloten worden via de Stolpweg. Vanaf de Stolpweg zal 85% (190 mvt/etmaal) van het gegenereerde verkeer afgewikkeld worden richting het noorden, terwijl de overige 15% (33 mvt/etmaal) afslaat richting het zuiden. In het noorden zal 65% (145 mvt/etmaal) afslaan richting de Westerweg en 20% (45 mvt/etmaal) zal via de Diek naar de Hoornderweg rijden. In figuur 2.5 is de verdeling van het verkeer weergegeven.
Figuur 2.5 De verkeersafwikkeling van het plangebied
Vanuit de gemeente is aangegeven dat de verkeersintensiteiten op de Naalrand gemiddeld circa 1.000 mvt/etmaal bedraagt. De Naalrand is ingericht als een erftoegangsweg type II, wat leidt tot een wegcapaciteit van 4.000 mvt/etmaal. De toename in het verkeer ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is dermate klein dat dit niet leidt tot knelpunten. Bij de afwikkeling van verkeer zijn kruispunten doorgaans maatgevend. Het voornaamste kruispunt is tussen de Naalrand en de Stolpweg. Gedurende de spits worden hier 22 mvt/uur afgewikkeld. Deze toename is dermate klein dat het geen invloed zal hebben op de afwikkeling van het kruispunt.
Parkeren
Parkeerbehoefte
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte worden de gemeentelijke parkeernormen uit Nota Parkeernormen Texel 2015 gehanteerd. De berekende resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel.
De parkeerbehoefte van het plangebied
Woning | Aantal | Parkeernorm |
Totaal parkeerplaatsen |
|
Rug-aan-rug, sociale huur |
16 | 1,0 per woning | 16,0 | |
Rijwoning, sociale huur |
4 | 1,7 per woning | 6,8 | |
Rijwoning, koop goedkoop |
4 | 1,7 per woning | 6,8 | |
Smalle rijwoning koop goedkoop |
8 | 1,0 per woning | 8 | |
Totaal | 32 | 38 |
De totale parkeerbehoefte van het plangebied bedraagt 38 parkeerplaatsen. Gebaseerd op het gemeentelijke parkeerbeleid is er geen mogelijkheid voor het toepassen van dubbelgebruik om het benodigd aantal parkeerplaatsen te verlagen, immers betreft het in alle gevallen woningen waardoor er van dubbelgebruik van parkeerplaatsen geen sprake is.
Parkeeraanbod
In de openbare ruimte is binnen het plangebied een parkeeraanbod van 38 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.
Verkeersveiligheid
De toename in de verkeersgeneratie zal niet leiden tot knelpunten in de verkeersveiligheid. Alhoewel er geen fietsstroken aanwezig zijn in de Naalrand en de omliggende wegen, wordt wegens de lage maximumsnelheid en de inrichting van de wegen de verkeersveiligheid van fietsers gewaarborgd.
Conclusie verkeer en parkeren
De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is dermate klein dat het niet tot knelpunten zal leiden op het omliggende wegennet. Alhoewel er geen fietsstroken aanwezig zijn op de omliggende wegen, wordt door middel van de lage maximumsnelheid en de inrichting van de wegen de verkeersveiligheid geborgd. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte op basis van de parkeernormen en de gegevens.
Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de lange termijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
De regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen.
De beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee zijn relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied. Gezien de afstand van het plangebied tot het Waddengebied en de omvang van het plan, leidt de ontwikkeling niet tot significante aantasting van de waarden van de Waddenzee en het Waddengebied.
Het plangebied ligt in het stedelijk gebied en grenst aan de dorpskern van Den Hoorn. Door het slopen van een verouderde school en op die locatie woningen te bouwen , leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking heeft op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in het Barro.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking (ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Voor wonen geldt dat een ontwikkeling vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).
De beoogde ontwikkeling op de locatie Drijverschool in Den Hoorn bestaat uit het realiseren van 32 woningen en wordt hierdoor aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. In paragraaf 3.3.2 zijn de regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de kop van Noord-Holland 2020 - 2030 opgenomen. Met dit convenant beogen partijen een actieve regionale samenwerking woningbouw te continueren ten behoeve van een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad/-markt van de regio Kop van Noord-Holland. Hiervoor maken de partijen afspraken over de woningbouwplannen in programma('s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de regio Kop van Noord-Holland. Het woningbouwprogramma voor Texel is vanwege de 'status aparte' als aparte bijlage opgenomen en is onderdeel van het woningbouwprogramma van de regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt.
Bijlage 2 bestaat uit de onderbouwing van de woningbehoefte in Den Hoorn. Het woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 zoals dat als bijlage is opgenomen in het convenant ligt ten grondslag aan deze onderbouwing, waarin wordt gemotiveerd dat er behoefte is aan de 32 woningen zoals op de ontwikkellocatie in Den Hoorn worden gerealiseerd.
De regio waarvan de gemeente Texel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI. Bovendien wordt de kernkwaliteit van het Barro die betrekking heeft op het Waddengebied niet aangetast. Ook is duidelijk behoefte aan de beoogde ontwikkeling.
De ontwikkeling aan de locatie Jan Drijverschool past binnen de kaders van het rijksbeleid.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid'. In de visie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
Het plangebied bevindt zich op Texel, een gedeelte van de Kop van Noord-Holland, één van de Noord-Hollandse kwaliteiten. In deze regio heeft Texel een bijzondere positie, als enige (wadden)eiland van Noord-Holland, met zijn diversiteit aan landschappen en kenmerkende cultuurhistorie, bron voor recreatie en nieuwe energie.
In de Omgevingsvisie is de ambitie ten aanzien van wonen als volgt geformuleerd:
Onze ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn of komen. De woningbouw wordt vooral in of aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, overeenkomend met de kwalitatieve behoefte en demografische trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.
Een goede afstemming tussen vraag en aanbod op de woningmarkt is een speerpunt in de provinciale Omgevingsvisie NH2050. Specifiek voor het woonbeleid van de provincie geldt dat de vraag leidend is. Dat heeft niet alleen betrekking op de kwantiteit, bepaald door de huishoudensgroei, maar eerst en vooral op de kwaliteit: het juiste type woningen voor alle verschillende doelgroepen. Betaalbaar, duurzaam en passend bij de huishoudensgrootte en woonwensen van de inwoners van Noord-Holland.
Gemeenten maken conform de Omgevingsverordening samen een regionale woningbouwprogrammering. Belangrijk uitgangspunt voor de programmering is dat de afspraken niet statisch zijn, maar uitgaan van regionaal maatwerk, flexibel zijn en ook adaptief. De afspraken moeten ruimte bieden om te kunnen anticiperen op een veranderende vraag en toekomstige ontwikkelingen. In het woonakkoord met de provincie kunnen regio’s algemene afspraken maken over de uitgangspunten voor de programmering. Gemeenten bepalen daarbij zelf wat de regio is. De regionale programmering voor alle binnenstedelijke plannen wordt door de regio vastgesteld en is zelf geen onderdeel van het woonakkoord tussen regio en provincie. Eventuele buitenstedelijke plannen in de woningbouwprogrammering worden wel onderdeel van het woonakkoord, zodat er aan de voorkant duidelijk is of een locatie wel of niet in het provinciaal beleid past.
Op 16 november 2020 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen.
De volgende artikelen uit de omgevingsverordening zijn van toepassing op het plangebied:
Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
De ontwikkeling aan de Naalrand is een stedelijke ontwikkeling dat op regionaal en gemeentelijk niveau is afgestemd (via KwK/KwT). Artikel 6.3 sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het accent van dit artikel ligt op datgene wat niet in de wet is vastgelegd. Dat zijn de regionale afspraken.
In figuur 3.1 is een uitsnede van de omgevingsverordening opgenomen. Hier zijn de volgende provinciale belangen van het plangebied aangegeven:
De regels met betrekking tot het thema bodemsanering geven invulling aan de provinciale taken uit de Wet bodembescherming. Dit houdt voor de planontwikkeling in dat de provincie het bevoegd gezag is met betrekking tot de Wet bodembescherming.
Deze regels hebben betrekking op minimumafstanden voor helikopterstarts- en landingen nabij Natura 2000-gebieden en het gebruik van een ontbrandingstoestemming. Deze aspecten zijn niet van toepassing op de planontwikkeling.
Het provinciale stiltegebiedenbeleid is erop gericht dat mensen en dieren stilte kunnen ervaren. Het vaststellen van stiltegebieden is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Het gebied 'Texel-West' is vastgesteld als stiltegebied. Met de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de ligging in een stiltegebied door directe aansluiting te zoeken op de bestaande bebouwing in Den Hoorn.
Figuur 3.1 Uitsnede Provinciale Omgevingsverordening
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap. Noord-Holland is onderverdeeld in 20 gebieden, de zogenaamde ensembles, en 10 provinciale structuren. Elk ensemble en elke structuur biedt een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, van de dynamiek en van de belangrijkste drie kernwaarden: landschappelijke karakteristiek, openheid en ruimtebeleving, en ruimtelijke dragers. Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren.
Het gebruik van de Leidraad is verankerd in paragraaf 6.4.2 Bijzonder Provinciaal Landschap van de Omgevingsverordening NH2020.
Het plangebied is gelegen in het ensemble Texel. Texel kent een grote landschappelijke en cultuurhistorische diversiteit. Het plangebied ligt in het reliëfrijk keileemlandschap, Het Oude land. Dit gebied heeft een matig open tot open karakter. Hier zijn het reliëf en de kleinere bebouwings- en beplantingselementen van invloed op de beleving van de ruimte. In de Leidraad zijn ambities en ontwikkelprincipes aangegeven die het vertrekpunt zijn bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.
Met dit bestemmingsplan wordt het kleinschalige en open karakter van het Oude Land niet aangetast. Er is hierbij nadrukkelijk geen sprake van een grootschalige ruimtelijke ontwikkeling, maar van een mooie en passende ruimtelijke afronding van de Naalrand. De nieuwe woningen betreffen kleinschalige woningen, welke passend zijn binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Door de kleinschalige woningen en de verdere groene inrichting van het plangebied wordt er aangesloten bij het kleinschalige karakter.
De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland voor de komende vijf jaar. De Woonagenda volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050 en het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken’. Vanuit het provinciaal én regionaal belang dat de woningmarkt goed functioneert en het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de kwaliteiten van Noord-Holland, maakt deze agenda de inzet en bijdrage van de provincie daaraan concreet.
Eén van de richtinggevende principes is dat de woningbouwprogrammering regionaal en adaptief is. De programmering houdt rekening met fasering en haalbaarheid, zodat de in het woonakkoord af te spreken regionale productiedoelstellingen kunnen worden gehaald.
In de Woonagenda staan concrete actiepunten en kaders voor de uitvoering van de Woonagenda. Via ’woonakkoorden’ maakt de provincie afspraken met regio’s en gemeenten daarbinnen over woningbouw, programmering en fasering van woningbouwplannen. Uitgangspunt is de juiste balans tussen vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief. De woonakkoorden dienen in overeenstemming te zijn met de provinciale Omgevingsvisie en de uitgangspunten, speerpunten, richtinggevende principes van de Woonagenda. Conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening (later: Omgevingsverordening) is opname in de regionale programmering voorwaardelijk voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Binnen de regio heeft de gemeente Texel de status aparte vanwege de andersoortige woningmarkt.
In de Woonagenda is ook aangegeven dat provincie gemeenten helpt om de woningbouwproductie te verhogen en sneller te realiseren.
Naar aanleiding van de Woonagenda is een Woonakkoord gesloten. Gezien de regionale functie komt dit akkoord in paragraaf 3.3.3 aan de orde bij het regionaal beleid.
De ontwikkellocatie voldoet aan de verschillende beleidsaspecten die op provinciaal niveau aan de orde zijn. De ontwikkeling wordt ingepast in de omgeving en er wordt voldaan aan de woningbouwafspraken. Bovendien wordt met de ontwikkeling voldaan aan het gestelde in de Omgevingsverordening.
De ontwikkeling aan de locatie Jan Drijverschool past binnen de kaders van het provinciaal beleid.
In de Uitvoeringsagenda: 'Meer passende woningen in de Kop' voor de Kop van Noord-Holland 2021-2026 zijn afspraken gemaakt over de woningmarkt in de regio (gemeente Schagen, gemeente Texel, gemeente Den Helder, gemeente Hollands Kroon en provincie Noord-Holland). Hierbij wordt in de regio gekeken naar potentiële woningbouwlocaties in samenhang met aanverwante relevante thema's als biodiversiteit, klimaatadaptatie, bereikbaarheid, werkgelegenheid en de ontwikkeling van de regio als een aantrekkelijke en duurzame woon- en leefomgeving vanuit de ambities. Voor Texel (status aparte) wordt dit overleg zelfstandig georganiseerd.
In de uitvoeringsagenda wordt onder andere afgesproken dat de handvatten van de beweging 'Sterke kernen, sterke regio's' op de eerste plaats nader worden uitgewerkt in een lokale omgevingsvisie en/of woonvisie. Er wordt afgesproken dat met betrekking tot het woningtekort de behoefte inzichtelijk wordt gemaakt en dat de mogelijkheden inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is het streven de woningvoorraad betaalbaar te houden.
Het Kwalitatief woningbouwprogramma van de Kop (KwK) is een convenant 'Regionale samenwerkingafspraken over de woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030'. Dit besluit is genomen op 10 november 2020. De partijen die betrokken zijn bij dit convenant, zijn de gemeenten van de Kop van Noord-Holland, waaronder de gemeente Texel en provincie Noord-Holland. Met dit convenant beogen partijen een actieve regionale samenwerking woningbouw te continueren ten behoeve van een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad/-markt van de regio Kop van Noord-Holland. Hiervoor maken de partijen afspraken over de woningbouwplannen in programma('s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de regio Kop van Noord-Holland (verder te noemen de Kop). In dit convenant is het woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 (KwT) apart opgenomen en is niet gebonden aan de kaders en het woningbouwprogramma van de regiogemeenten, in verband met de status aparte.
Met het Regionaal (concept) woonakkoord Kop van Noord-Holland 2021-2026: "Meer passende woningen in de Kop" geven de vier gemeenten in de Kop samen met de provincie invulling aan artikel 6.3 uit de omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland. Het woonakkoord bestaat uit een bestuursakkoord en een uitvoeringsagenda. Partijen geven inhoud en vorm aan het regionaal woonakkoord van de Kop van Noord-Holland 2021-2026 door de onderlinge relatie tussen partijen te baseren op gelijkwaardigheid, transparantie, wederzijds begrip en vertrouwen. De regio de Kop van Noord-Holland heeft het Woonakkoord samen met de provincie Noord-Holland opgesteld. In dit akkoord wordt beschreven welke woonopgaven er liggen, welke richting ze op willen en hoe ze hier gezamenlijk aan gaan werken.
Naast het convenant uit paragraaf 3.3.2 heeft de regio ook samen met de andere gemeenten in de regio Noord-Holland-Noord de 'Woondeal NHN' opgesteld. In deze woondeal geven regio Noord-Holland Noord en provincie Noord-Holland de grootste opgaven weer, wordt de huidige, innovatieve wijze van samenwerking om deze opgaven aan te pakken toegelicht en wordt afgesloten met een overzicht van concrete maatregelen.
De woonvisie Texel, opgesteld in 2016, heeft als doel de Texelse bevolking naar wens en tevredenheid te laten wonen op Texel en zoveel mogelijk de woonwensen en de woningbehoefte van de bewoners te realiseren (vooral) binnen de bestaande voorraad met bijzondere aandacht voor de betaalbaarheid van de woningen en het faciliteren van het zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen van senioren. Op zich is wonen geen op zichzelf staand thema, maar levert een bijdrage aan de sociale en economische ontwikkeling van Texel. Tevens helpt de woonvisie bij de toewijzing van woningbouwprogramma'. De provincie bepaalt op regioniveau de benodigde totale nieuwbouwbehoefte. Op regionaal niveau is bestuurlijk afgesproken het afwegingskader (KwK/KwT) te hanteren voor nieuwbouwplannen. Dit is een objectieve beoordeling, maar er is ook een beleidsmatige afweging.
In het Kwalitatief Woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland 2020-2030 (KwK) (zie paragraaf 3.3.2) / Regionaal Woonakkoord (zie paragraaf 3.3.3) is aangegeven dat voor de gemeente Texel (status aparte) een eigen (dynamisch) woningbouwprogramma wordt gehanteerd: Woningbouwprogramma 2020 - 2030.
Het Woningbouwprogramma Texel 2020 - 2030 moet leiden tot:
Texel geeft hiermee invulling aan de woningbehoefte en dat is niet gelijk aan de woningvraag. Dit betekent dat er gekeken wordt naar de bevolkingssamenstelling in relatie tot de woningvoorraad.
Woningbouwprogramma Texel 2020 – 2030 dient mede ter uitvoering en verfijning van de Woonvisie Texel (2016) en het Actieplan Wonen (2019).
Al langere tijd beschikt Texel door haar andersoortige woningmarkt over een 'status aparte' in het regionale woningbouwbeleid. Texel heeft als eiland een uniek karakter en dat werkt ook door op de woningmarkt. Huizen zijn duurder en er is een tekort aan sociale en middel-dure huurwoningen. Ook de vergrijzing is groter dan in de omliggende gemeenten. Dit betekent dat veel vacatures door mensen van buiten Texel moeten worden ingevuld. Daarnaast is betaalbare woonruimte nodig voor jonge Texelaars en Texelse gezinnen. De Provincie heeft begrip voor de situatie op Texel en steunt dat Texel aan de slag gaat met een eigen woningbouwprogramma, dat meegenomen wordt in de regionale afspraken: Het Convenant Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030 (KwK) (september/oktober 2020) en het regionale woonakkoord. Ondanks dat er geen directe regionale samenhang is tussen de woningmarkt van Texel en de woningmarkten van Den Helder, Hollands Kroon en Schagen, hecht de gemeente Texel in breder verband aan goede regionale samenwerking en ziet het Texelse hoofdstuk daarom als onderdeel van de regionale woningbouwprogrammering (KwK 2020 - 2030) en het regionale woonakkoord met de Provincie.
Het Woningbouwprogramma Texel 2020 – 2030 is niet in beton gegoten, maar kan gaandeweg aangepast worden als blijkt dat dit nodig is.
In het KwT wordt de situatie van de Texelse woningmarkt beschreven, hoe er met de woningnood wordt omgegaan en welke maatschappelijke effecten beoogd worden te bereiken. Verder wordt ingegaan op de hoeveelheid en de locatie van de woningen.
In het KwT is onder meer aangegeven dat woningbouw op vier kleinschalige locaties bij een aantal dorpen zal plaatsvinden, waaronder Oudeschild. In deze dorpen zijn er geruime tijd nagenoeg geen woningen gebouwd. Voor de leefbaarheid en om te voorzien in de autonome behoefte is dit wel wenselijk. Daarnaast wordt de vrijkomende schoollocatie in Den Hoorn genoemd.
In het Actieplan Wonen van de gemeente Texel zijn de verschillende activiteiten van de gemeente weergegeven met betrekking tot het wonen op Texel. Het Actieplan Wonen en het Woningbouwprogramma Texel 2020 – 2030 omschrijven het belang om snel veel woningen te realiseren met grote aandacht voor de betaalbare sector. Het tekort aan woningen is met name voor starters hoog (zie bijlage 2). In de gepresenteerde plannen ligt de focus op sociale huurwoningen (uitwerking Prestatieafspraken 2021 t/m 2025), maar is er ook ruimte voor middeldure huur en betaalbare koop om starters de kans te geven in te stappen in de koopwoningmarkt. Om snel aan de woningvraag te kunnen voldoen is het belang van versnelling bij de opgaves groot. Versnelling houdt in dat de woningbouwproductie die normaliter in 10 jaar wordt uitgevoerd, in 5 jaar wordt gerealiseerd. Er zijn verschillende woningbouwplannen die zo snel mogelijk gerealiseerd dienen te worden, zodat de gemeente een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid van de dorpen. Eén daarvan is de bouw van de woningen in Den Hoorn.
De Prestatieafspraken voor 2021 t/m 2025 met Woontij zijn uitgewerkt. Hierin is vastgelegd dat sociale huurwoningen moeten worden gebouwd om de wachttijden te verkorten. Eén van de woonconcepten is het bouwen van rug-aan-rug woningen. Rug-aan-rug woningen hebben een compact woonoppervlak, waardoor ze in het lagere segment vallen en daarmee geschikt zijn voor een- of tweepersoonshuishoudens. Deze woningen beschikken over een iets kleinere privé tuin, maar hebben direct zicht op het goed vormgegeven openbare en gezamenlijk groen. De woningen zijn zeer geschikt als sociale huurwoning. Dit type woning zal ook in Den Hoorn worden gerealiseerd.
In 2008 heeft de gemeenteraad van Texel de welstandsnota voor haar grondgebied vastgesteld. Het beleid geeft op lokaal niveau inhoud aan de nieuwe wijze van welstandstoezicht zoals vastgelegd in de Woningwet 2003.
Het doel van de nota is als volgt:
Elk bouwplan wordt getoetst aan het welstandsbeleid, wat leidt tot een welstandsadvies.
De kern van Den Hoorn heeft een beschermd dorpsgezicht. Het plangebied heeft het welstandsniveau 'Dorpsranden'. Binnen dit gebied geldt thematisch beleid voor het bouwen aan en nabij dorpsranden. In de nota is een aantal criteria met betrekking tot dorpsranden opgenomen waaraan de ontwikkeling zal worden getoetst.
De woningmarkt is sterk in beweging. De woningbouwontwikkeling in Den Hoorn past binnen het gemeentelijk en regionaal beleid, omdat invulling wordt gegeven aan:
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, spuitzones en kabels en leidingen.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Het plangebied ligt tegen de dorpskern van Den Hoorn. Er is aan de Herenstraat en de Klif een aantal bedrijven met horeca en detailhandel. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. Bovendien is op een afstand van circa 250 meter van het plangebied een agrarisch bedrijf gelegen, waarvoor een richtafstand van 100 meter van toepassing is. Er zijn reeds woningen die op veel kortere afstand zijn gelegen van de betreffende bedrijven dan de woningen in het plangebied. Deze woningen zijn hierdoor maatgevend voor de genoemde bestaande bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Toetsing
De ontwikkeling van het plangebied betreft sloop en vervangende nieuwbouw binnen de bebouwde kom van Den Hoorn. Ten behoeve van deze sloop en nieuwbouw heeft een ecologische quickscan plaatsgevonden. Op deze manier is onderzocht of als gevolg van de uitvoering van het plan sprake is van effecten op wettelijk beschermde soorten flora en fauna en/of natuurgebieden (Natura 2000), alsook in het kader van houtopstanden. De resultaten van de quickscan zijn opgenomen in bijlage 3.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de 'Duinen en Lage Land Texel '. Dit gebied strekt zich langs de hele Noordzeekust van Texel en ligt ten zuiden en ten westen van het plangebied. De kleinste afstand van het plangebied naar dit Natura 2000-gebied is circa 550 meter. Ten oosten en ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Waddenzee'. De kleinste afstand van het plangebied naar dit Natura 2000-gebied is circa 1,4 kilometer. Het plangebied ligt buiten de grenzen van de Natura 2000-gebieden, maar de ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden.
Per 1 juli 2021 is voor de aanlegfase de wetgeving gewijzigd met het in werking treden van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). Deze wet en het bijhorende besluit regelt een vrijstelling voor de vergunningsplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Dit is de vergunningplicht voor Wnb-projecten. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De Wsn en de Bsn regelt slechts indirect een vrijstelling voor de aanlegfase van Wnb-plannen.
Voor de gebruiksfase is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met het rekenprogramma AERIUS Calculator. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 4. Uit de berekening blijkt dat de maximaal berekende stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt tijdens de gebruiksfase. In verband met de nieuwe versie van de AERIUS Calculator per 13 januari 2022 is eind januari 2022 een nieuwe berekening uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 5. Deze berekening geeft geen andere uitkomst dan de vorige berekening. Het aspect stikstofdepositie staat de planontwikkeling niet in de weg. Op basis van de AERIUS-calculatie is geen vergunning nodig in het kader van de stikstofdepositie.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De dichtstbijzijnde NNN-gebieden liggen op circa 500 meter afstand, waardoor de ontwikkeling van het plangebied geen invloed heeft op deze gebieden.
Soortenbescherming
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van de ecologische quickscan wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van gierzwaluwen in de te slopen school vast te stellen, danwel uit te sluiten. Dit geldt ook voor de verblijfplaatsen van op Texel voorkomende gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger). Verder wordt geadviseerd om de aanwezigheid van de Noordse woelmuis en de hermelijn in het plangebied te onderzoeken. Met betrekking tot de rugstreeppad wordt nader onderzoek verricht naar de mogelijke aanwezigheid van voortplantingswater en landhabitat in het plangebied. Indien nodig wordt een ontheffing Wnb aangevraagd. Verder geldt dat er met betrekking tot de vogelsoorten rekening moet worden gehouden met het broedseizoen. Op licht beschermde of vrijgestelde soorten is de zorgplicht van toepassing.
Binnen het plangebied worden enkele bomen verwijderd. Conform de gemeentelijke afspraken met betrekking tot kap van bomen in de bebouwde kom, worden de bomen één op één gecompenseerd (herplant) in het plangebied en/of elders.
De Omgevingsdienst geeft aan dat nader onderzoek naar de huismus, gierzwaluw, gebouwbewonende vleermuizen, Noordse woelmuis, hermelijn en rugstreeppad dient te worden uitgevoerd. Indien de aanwezigheid van de betreffende soorten wordt aangetoond zal van de desbetreffende soort(en) een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie Noord-Holland. Het is mogelijk dat mitigerende en/of compenserende maatregelen nodig zijn.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toetsing
Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en een asbest in grondonderzoek conform NEN 5707 uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond lichte verhogingen aan koper en/of kwik en lood zijn gemeten ten opzichte van de achtergrondwaarden. Ondanks de lichte verhogingen van lood geeft de Omgevingsdienst aan (zie bijlage 9) dat lood in de bodem (ook onder de interventiewaarde) een risico kan zijn voor de gezondheid, vooral bij kinderen onder de zes jaar. In de bijlage wordt verwezen naar een website voor verdere informatie en tips om risico's te beperken. De gemeente zal met de lichte verhogingen aan lood rekening houden bij de inrichting van eventuele speelvoorzieningen. In het grondwater zijn lichte verhogingen aan barium en molybdeen gemeten ten opzichte van de streefwaarden. In de zintuiglijk schone bovengrond is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetoond.
In verband met mogelijke afvoer van grond zijn de mengmonsters van de boven- en ondergrond aanvullend geanalyseerd op de 28 PFAS verbindingen zoals vastgesteld in het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie”.
De aangetoonde gehalten overschrijden niet de toetsingswaarden voor nader onderzoek. Voor nader onderzoek bestaat geen aanleiding.
In het bodemrapport is tevens aangegeven dat er op de locatie van de school een ondergronds HBO-tank aanwezig is of aanwezig is geweest. In verband met een mogelijke verontreiniging door de aanwezigheid van de tank, geeft de Omgevingsdienst aan dat er nog een nader onderzoek dient te worden uitgevoerd na sloop van de huidige bebouwing.
Met betrekking tot het aspect bodem kan worden gesteld dat voor wat betreft het uitgevoerde bodemonderzoek geen sprake is van belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied. Extra onderzoek ter plaatse van de huidige bebouwing in verband met mogelijke verontreiniging door een brandstoftank en loodverontreiniging dient nog wel te worden uitgevoerd.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De wegen in de nabijheid van het plangebied betreffen allen 30 km/uur wegen. Voor deze wegen is het niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uit te voeren. Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Door middel van de watertoets wordt het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels (https://www.hhnk.nl/keur/).
Toetsing
Het plan in Den Hoorn is kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Op basis van de plangegevens zal de normale procedure moeten worden gevolgd. Het Hoogheemraadschap heeft het plan beoordeeld en heeft advies uitgebracht over de watercompensatie.
Verharding en compensatie maatregelen
De verharding van dit plan bedraagt 3.937 m2 en de huidige verharding bedraagt 1.763 m2. Dit betekent een verhardingstoename van 2.174 m2 voor dit plan. Het hoogheemraadschap heeft voor het plangebied een planspecifiek verhardingspercentage berekend. Voor dit peilgebied komt dat percentage uit op 12%, wat neerkomt op een compensatie-eis van 261 m2 wateroppervlak. Rondom het plangebied liggen watergangen die gebruikt kunnen worden voor de waterberging van het gebied. Om te kunnen voldoen aan de benodigde waterberging zullen de watergangen worden uitgebreid met 261 m2. Aanvullend zijn er twee infiltratiegreppels opgenomen in het middengebied welke nog niet zijn meegerekend in de compensatie. Daarmee voldoet het plan aan de compensatieberekening.
Waterkwaliteit en riolering
De ambitie van het hoogheemraadschap is om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
Er is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Voor de ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel aangelegd door de initiatiefnemer.
Het uitgangspunt is het 100% afkoppelen van schoon hemelwater van het rioleringsysteem. Bij toepassing van een gescheiden stelsel zal een inschatting worden gemaakt naar potentieel vervuilde oppervlakken (parkeerterreinen) en schone verhardingen (pleinen en daken). Voor de nieuwe bebouwing worden uitloogbare materialen zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien materialen als koper, lood en zink worden gebruikt, is voor de afvoer van hemelwater maatwerk vereist.
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt er in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde concentratie fijnstof (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3, wat betekent dat in de directe omgeving van het plangebied sprake is van een goede luchtkwaliteit. Op voorhand kan worden gesteld dat de planontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Toetsing
Voor de gemeente Texel is de beleidskaart van Vestigia Bv (2007, update 2013) vigerend. Op de beleidskaart zijn zones met een archeologische waarde of verwachting aangeduid, die zich laten vertalen in vrijstellingsgrenzen. Bodemingrepen die binnen de geldende vrijstellingsgrens blijven, zijn niet onderzoeksplichtig. Het noordelijke deel van het plangebied ligt in de historische kern van Den Hoorn. Hier geldt een vrijstellingsgrens van 40 m². Het zuidelijke deel ligt in de zone waar archeologisch onderzoek voor ingrepen van boven de 500 m² is vereist. In het vigerend bestemmingsplan is aangegeven dat dit in het zuidelijke deel van het plangebied van toepassing is voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 100 m².
Aangezien de planontwikkeling groter is dan 500 m² is een archeologische quickscan uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 7.
In de quickscan is aangegeven dat door de planontwikkeling te verwachten is dat veel van de bodem geroerd gaat worden en dat zowel in het noord- als zuiddeel de vrijstellingsgrens wordt overschreden. Op de locatie van diepe ontgravingen zoals de school, zal weinig archeologie aanwezig zijn. In de omliggende gebieden, vooral in het noordelijk deel van het terrein kunnen archeologische resten aanwezig zijn. Dit zal nader moeten worden onderzocht door middel van enkele proefsleuven.
Vanuit het gemeentelijk beleid wordt geadviseerd om archeologie-vriendelijk te bouwen, dat wil zeggen de bodem niet te verstoren. Een archeologie-vriendelijk bouwplan kan worden getoetst door Archeologie West-Friesland en dient te worden goedgekeurd door de gemeente. Een niet archeologie-vriendelijk bouwplan houdt in dat de huidige situatie van de bodem zal worden verstoord tijdens het bouwproces. Indien bodemverstorende werkzaamheden worden uitgevoerd, dan wordt het bouwproject als niet archeologie-vriendelijk geclassificeerd en dient nader onderzoek te worden uitgevoerd. Dit archeologisch onderzoek dient te bestaan uit een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven. Als leidraad voor het proefsleuvenonderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen te worden opgesteld. Indien archeologische resten worden aangetroffen, dient te worden doorgestart naar een meer dekkende archeologische opgraving voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden. Na het opgraven van de archeologische waarden kan het plangebied worden vrijgegeven met betrekking tot het aspect archeologie.
Om inzicht te krijgen in het aspect archeologie zal een archeologisch onderzoek dienen plaats te vinden. De resultaten hiervan zullen worden opgenomen in dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
kerngebieden
Om duidelijk te maken welke gebieden op Texel van grote waarde zijn is een kerngebiedenkaart opgesteld. Op de kerngebiedenkaart zijn de gebieden met de grootste cultuurhistorische dichtheid aangegeven. De uitwerking en beschrijving van de gebieden geeft inzicht en verdieping op cultuurhistorische waarden. Het plangebied in Den Hoorn ligt in het kerngebied 'Oude Land'. Den Hoorn heeft een beschermd dorpsgezicht sinds 1968. Den Hoorn is gebouwd na 1398 tegen de flank van een keileembult. Het dorp kent daardoor een groot hoogteverschil (de Klif) en heeft een vorkstructuur van Herenstraat (aantal loodswoningen) en twee parallelstraten. Het kerkje ligt nu buiten het dorp omdat het dorp is gekrompen. De omliggende landerijen zijn bij het gebied als beschermd dorpsgezicht getrokken. Net buiten Den Hoorn, aan de Westerweg, nu bekend van het Torenhuis lag het dorp de Westen. Dit dorp is verdwenen, ondergronds zijn nog resten terug te vinden. De ontwikkeling wordt voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK), zodat in het gebied meer wordt ingezet op ontwerpkwaliteit om de ruimtelijke kwaliteit te borgen en mogelijk te versterken. Het plangebied is reeds als dorpsrand opgenomen in de Welstandsnota.
Plangebied
De cultuurhistorische achtergrond wordt beschreven in de quickscan archeologie en is opgenomen in bijlage 7. Voor het bepalen van de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Nieuwe Tijd kan gebruik worden gemaakt van historisch kaartmateriaal. Het meest hiervoor geschikt is de kadastrale kaart van 1828. Volgens de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT) is het perceel in bezit van de kerkmeesters van de gereformeerde kerk van Den Hoorn en in gebruik als weiland. Ten zuiden van het plangebied loopt de Naal. Het staat dan ook te boek als 'Kerkeland' in 1827. In 1874 wordt het de Gasthuisput genoemd. Ten zuiden van Kerkeland kavel 492 liep de kronkelende Sluissloot. Dit is nog steeds, ook na de ruilverkaveling de overgang van het iets hogere naar het lagere gebied. In 1953 blijft de vorm van de kavel onveranderd en de Sluissloot is nog niet gekanaliseerd. Deze situatie bleef tot aan de ruilverkaveling in de periode 1954-1967 bestaan. In 1969 zijn alle kavels rechtgetrokken en de kenmerkende sloot kaarsrecht geworden. De kanalisering van de Naal vormt de zuidelijke begrenzing van het plangebied.
Het dorp Den Hoorn lag aan de zuidkust van Texel en vormde een natuurlijk strandhaven. Deze verlandde in de loop der tijd omdat aan het zuidelijk deel telkens nieuwe kustbogen ontstonden. Den Hoorn werd daardoor een beschutte baai met ondiep water. De bevolking woonde op de hooggelegen delen in de straat Klif, Herenstraat en Diek.
De Jan Drijverschool is gebouwd in 1969. De school is vernoemd naar Jan Drijver (Den Hoorn 1886-Westermient 1963). Hij was vogeldeskundige (ornitholoog) en natuurbeschermer en tevens directeur van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, tegenwoordig 'Natuurmonumenten'. In zijn nagedachtenis is op de noordgevel van het gebouw een kunstwerk met staande strandlopers gemonteerd. Alhoewel het pand geen monument is, is het wenselijk de objecten van dit kunstwerk te behouden en te plaatsen op een kopgevel in het plangebied.
Doordat de plannen worden getoetst door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en het schoolgebouw geen monument is, vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor de planontwikkeling.
Toetsingskader
Ruimtelijk spoor
Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt uitgegaan van een spuitzone tussen gevoelige bestemmingen en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Er bestaan geen wettelijke bepalingen inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen percelen waarin met gewasbeschermingsmiddelen kan worden gespoten en nabijgelegen gevoelige functies. Uit jurisprudentie van de Raad van State (onder meer in de uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200900570/1/R2) blijkt dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in algemene zin niet onredelijk wordt geacht. Hierbij wordt gemeten vanaf de bestemmingsgrens: vanaf de bestemming die het telen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maakt tot aan de grens van de bestemming die de woning(en) mogelijk maakt.
In bijzondere gevallen kan met een geringere afstand worden volstaan. Uit jurisprudentie (onder meer in de uitspraak van 30 maart 2016 in zaak nr. 201402301/3/R3) blijkt dat het aanhouden van een kortere afstand dan de richtafstand zorgvuldig moet worden onderzocht en goed moet worden onderbouwd. Daarbij gaat het om het aspect gezondheid/woon- en leefklimaat en om de milieuruimte voor agrarische bedrijvigheid waarmee zij hun bedrijfsactiviteiten kunnen uitoefenen. Verder is van belang dat richtafstanden alleen van toepassing zijn op nieuwe situaties.
Milieuspoor
Voor agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven geldt dat zij op grond van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen rekening dienen te houden met voorwaarden en beperkingen. Daarbij gaat het onder meer om het volgende:
Toetsing
Het plan betreft een woningbouwlocatie. Een woning is in het kader van ruimtelijke ordening een gevoelige functie die bescherming tegen de drift van gewasbeschermingsmiddelen behoeft. Op de naast gelegen percelen aan de west- en zuidkant van het plangebied is gezien de agrarische bestemming gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk. Ten opzichte van deze agrarische percelen zijn er bestaande woningen gelegen op eenzelfde afstand als de afstand die geldt voor de onderhavige planontwikkeling. Daarmee zijn die woningen maatgevend voor de genoemde bestaande agrarische percelen en niet de planontwikkeling. Bovendien wordt het plangebied omzoomd door bestaand opgaand groen/ bestaande boomsingel, die de woningen ook afschermt in het geval van toepassing van gewasbeschermingsmiddelen.
De spuitzone vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes. Daarmee vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 32 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld (zie bijlage 8) waaruit blijkt dat gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Er is geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure in het kader van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Texel. Het plangebied in dit plan heeft de volgende bestemmingen gekregen:
Groen
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bedoeld voor plantsoenen, velden, groenstroken en parken. Daarnaast zijn deze gronden bedoeld voor parkeren, speelvoorzieningen, paden en waterpartijen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn hoofdzakelijk bestemd voor wegen en straten en fiets- en wandelpaden.
Wonen - Aaneengebouwd
De gronden met de bestemming 'Wonen - Aaneengebouwd' zijn bestemd voor woningen. Deze woningen worden gebouwd in hoofdgebouwen die uitsluitend in rijen worden gebouwd. De hoofdgebouwen op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rug-aan-rug' zijn hoofdgebouwen waar de woningen met de achtergevel aaneengebouwd moeten worden.
Waarde - Archeologie 2
De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' is een dubbelbestemming. Dit betekent dat de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Er worden voorwaarden gesteld om de archeologische waarden te beschermen indien bouwwerken worden gebouwd met een grotere oppervlakte dan 40 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 meter wordt gegraven.
Waarde - Archeologie 3
De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is een dubbelbestemming. Dit betekent dat de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Er worden voorwaarden gesteld om de archeologische waarden te beschermen indien bouwwerken worden gebouwd met een grotere oppervlakte dan 100 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 m wordt gegraven.
Verder is in de overige regels opgenomen dat op basis van het parkeerbeleid in het plan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid dat aansluit op de verwachte parkeerbehoefte.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Daarnaast is de dorpscommissie betrokken bij de planontwikkeling en woningcorporatie Woontij.
Overleg omwonenden/dorpscommissie
Het indicatieve stedenbouwkundig ontwerp is besproken met de dorpscommissie en de direct omwonenden.
Overleg Woontij
Woontij is positief over het indicatieve stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied en het bijbehorende programma. Het woningbouwplan in Den Hoorn is één van de vier plannen voor de buitendorpen. Op deze locatie zijn op basis van de prestatieafspraken 2021-2025 circa 20 sociale huurwoningen beoogd. Woontij is enthousiast over de rug-aan-rug woningen, omdat dit betaalbare woningen zijn met een hoge kwaliteit. Woontij verkiest deze typologie boven het stapelen van woningen (appartementen), welke minder efficiënt zijn in de m² verkeersruimte, trappenhuizen en/of lift. De woningen die door Woontij worden ontwikkeld zullen levensloopbestendig zijn.
Vooroverleg
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan de provincie Noord-Holland, de Omgevingsdienst NHN en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Hun advies is in het ontwerpplan verwerkt en indien nodig is de toelichting daarop aangepast. De adviezen en aanbevelingen vanuit het vooroverleg worden opgepakt bij de verdere uitwerking van het plan en bij de omgevingsvergunning. Voor het bestemmingsplan vormt dit verder geen belemmering.
Reactie Provincie Noord-Holland
De provincie geeft aan dat gezien het feit dat het plan niet in een provinciaal werkingsgebied is gelegen, er geen aanleiding is om het plan te beoordelen. Het plan is reeds opgenomen in de regionale woningbouwafspraken.
Reactie Omgevingsdienst NHN
Het advies van de omgevingsdienst is opgenomen in bijlage 9. De opmerkingen zijn verwerkt in paragraaf 4.2, 4.3, 4.4 en 4.10 van de toelichting op dit bestemmingsplan.
Reactie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
In het kader van het vooroverleg heeft het HHNK een aanvulling op de watercompensatie in de waterparagraaf gegeven. In paragraaf 4.6 is de aanvulling opgenomen.
Ontwerpbestemmingsplan
De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de woningbouwlocatie in Den hoorn in de gemeente Texel. De gemeente is grondeigenaar van het plangebied. De opbrengsten zijn verzekerd via grondopbrengsten. Daarnaast heeft de gemeenteraad een voorziening getroffen voor het tekort en is de grondexploitatie vastgesteld.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De raad van de gemeente Texel heeft op 7 juli 2021 de grondexploitatie van de locatie voormalige Drijverschool in Den Hoorn vastgesteld. Het programma bestaat uit sociale huur en betaalbare koop. Bovendien heeft de raad besloten ten laste van de algemene reserve een voorziening te treffen voor het begrote negatieve resultaat. Het programma bestaat volledig uit sociale huur en betaalbare koop.