1.1 Aanleiding
Initiatiefnemers hebben het voornemen om de bestemming van twee verschillende plangebieden met elkaar uit te ruilen. Molenbuurt 5 is een recreatief opstal bij het agrarisch bedrijf Molenbuurt 3. Op grond van het bestemmingsplan is hier ook één recreatief opstal toegestaan. Deze bestemming dient geruild te worden met de bestemming die geldt op de Spangerweg 23, namelijk: 'wonen'. Er is gekozen voor deze constructie van bestemmingswijziging omdat het de mogelijkheid biedt om het monumentale gebouw aan de Spangerweg 23 te kunnen beschermen. Spangerweg 23 heeft een bijzondere verschijningsvorm. Het is een van de laatst overgebleven woningen uit de wederopbouwperiode op Texel en is het behouden waard. De gemeente wil het gebouw op Spangerweg 23 aanwijzen als gemeentelijk monument. De aanwijzing als monument heeft tot gevolg dat in de toekomst geen sloop/nieuwbouw of wijziging van het pand mag plaatsvinden zonder een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument.
Ter plaatse van de twee plangebieden geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Texel 2013' en het 'Reparatieplan Buitengebied' Het plangebied van Molenbuurt 5 heeft de bestemming 'Agrarisch - Oude land' met 'maximum aantal recreatieve opstallen: 1'. Ter plaatse van Molenbuurt 5 wordt de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' opgenomen en de aanduiding voor een recreatief opstal wordt van de verbeelding verwijderd. De gronden van Spangerweg 23 hebben nu de bestemming van 'wonen' en deze dienen te veranderen naar 'Recreatie - Recreatief opstal' en 'Agrarisch - Oude land'.
Voor beide gronden geldt dat er een bestemmingswijziging dient plaats te vinden. Het voorliggend plan beschrijft deze bestemmingswijziging.
1.2 Ligging plangebied
Beide plangebieden liggen in het buitengebied van het Waddeneiland Texel, niet ver gelegen van het dorp De Waal. De Waal ligt in het midden van Texel en staat met 290 inwoners bekend als kleinste dorp van het eiland. Beide plangebieden liggen circa 2 km ten oosten van het dorp in het landelijk gebied. Hoewel beide plangebieden in hetzelfde omgeving liggen, zijn er op kleinere schaal toch enkele verschillen te onderscheiden. De ligging wordt per plangebied hieronder kort besproken
Molenbuurt 5
Het meest noordelijke plangebied ligt aan de Molenbuurt 5, een kleine rustige binnenweg. Het plangebied zelf is onderdeel van een groter geheel dat wordt gebruikt als fruitboomgaard. Met name appel- en perenbomen worden hier geteeld. Het plangebied vormt samen met de andere nabij gelegen agrarische gebouwen een boerenensemble.
Spangerweg 23
750 meter ten zuiden van het plangebied van de Molenbuurt 5, ligt Spangerweg 23. Dit plangebied wordt omgeven door een weids en open landschap en heeft daarmee een meer open karakter. Net zoals het plangebied van de Molenbuurt 5 is het plangebied van de Spangerweg 23 gelegen aan een landelijke weg.
De onderstaande figuren geven de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1: ligging van beide plangebieden (rood omkaderd) (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 2: globale begrenzing plangebied - Molenbuurt 5 (rood omkaderd) (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 3: globale begrenzing plangebied - Spangerweg 23 (rood omkaderd) (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
1.3 Geldend bestemmingsplan
Beide plangebieden liggen binnen de plangrenzen van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Texel 2013' van de gemeente Texel (vastgesteld op 12 juni 2013) en het 'Reparatieplan Buitengebied Texel' (vastgesteld op 17 oktober 2018). Hieronder volgt per planlocatie een beschrijving van de bestemming. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van het geldende bestemmingsplan voor beide planlocaties:
Figuur 4: bestemmingsplan Molenbuurt 5 'Bestemmingsplan Buitengebied, plangebied rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Molenbuurt 5
Voor Molenbuurt 5 geldt nu de enkelbestemming 'Agrarisch - Oude land'. Het grondgebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dergelijke gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Op het bouwvlak van het plangebied geldt een 'maatvoering van wonen: 2', wat de maatvoering van de woning aangeeft (goot- en bouwhoogte).
In de toekomstige situatie dient ter plaatse van molenbuurt 5 de functieaanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' te worden opgenomen. De andere waarden zullen worden overgenomen. De aanduiding 'Maatvoering - maximum aantal recreatieve opstallen: 1' dient van de verbeelding te worden verwijdert.
Figuur 5: bestemmingsplan Spangerweg 23 'Bestemmingsplan Buitengebied, plangebied rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Spangerweg 23
Op het plangebied van Spangerweg 23 geldt op dit moment de enkelbestemming 'Wonen'. De voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning. Het grondgebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dergelijke gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. In de toekomstige situatie dient de bestemming van het plangebied te worden gewijzigd naar 'Recreatie - Recreatief opstal' en 'Agrarisch Oude land'
In het beoogde plan wordt de bestemming van beide planlocaties met elkaar uitgeruild. De bestemming voor beide locaties dient dus gewijzigd te worden. Daarom wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 komen de verschillende omgevingsaspecten aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat vervolgens een juridische toelichting. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
2.1 Huidige situatie
Omdat er twee verschillende plangebieden zal de huidige situatie van de beide plangebieden hieronder apart worden besproken.
Molenbuurt 5
Het plangebied van Molenbuurt 5 maakt onderdeel uit van een groter geheel. Direct ten zuiden van Molenbuurt 5 staat een agrarische bedrijfswoning (Molenbuurt 3) en een agrarische schuur (Molenbuurt 3A). Op het boerenensemble is onder meer het 'fruitbedrijf Molenbuurt' aanwezig. Het Fruitbedrijf Molenbuurt beheert de fruitboomgaard in het plangebied waar met name appels en peren worden geteeld en sappen van worden gemaakt. Op de onderstaande afbeelding is te zien dat het perceel waar de Molenbuurt 5 deel van uitmaakt uit meerdere gebouwen bestaat. De entree naar het plangebied is gedeeld met de gebruikers van de andere gebouwen. De fruitboomgaard wordt omsloten door struikjes en bomen. Het desbetreffende gebouw heeft nu een recreatieve bestemming maar wordt al jaren strijdig gebruikt als permanente woning.
Figuur 6: Molenbuurt bovenaf, beoogde woning rood omkaderd (Bron: google)
Figuur 7: Ver aanzicht Molenbuurt, gezien vanaf het noordwesten(Bron: google)
Spangerweg 23
Het plangebied op de Spangerweg betreft op dit moment een oud gebouw dat in 1945 is gebouwd als noodwoning en vormt met het gebouw op Spangerweg 21 en 22 een ensemble. De noodwoning is bijna nog geheel in originele staat en is daarmee een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van Texel, zoals ook besproken wordt in
toelichting paragraaf 4.3.2. Het gebouw staat op een open weide dat wordt gebruikt ten behoeve van begrazing van schapen. Parkeren gebeurt op eigen terrein.
Het gebouw van Spangerweg 23 heeft nu de bestemming 'Wonen'. Dit houdt in dat er op dit moment planologisch de mogelijkheid bestaat om het gebouw te slopen en om er een nieuwe woning van 150 m² met 100 m² aan bijbehorende bouwwerken neer te zetten. Het gehele bouwvlak bedraagt momenteel ca. 700 m².
Onderstaande figuren geven een impressie van de huidige situatie van het plangebied en omgeving.
Figuur 8: Spangerweg van bovenaf (plangebied rood omkaderd) (Bron: google)
Figuur 9: bestaande situatie Spangerweg, gezien vanaf het zuidoosten. Links Spangerweg 21, rechts Spangerweg 23 (Bron: google)
2.2 Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zal de bestemming van beide gronden met elkaar geruild zijn. Dit houdt in dat de woning op Molenbuurt 5 de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' moet krijgen. De gronden op Spangerweg 23 dienen de bestemming 'Recreatie - Recreatief Opstal' en Agrarisch - Oude land' te krijgen aangezien deze woning zeer geschikt is als recreatief opstal. Het idee achter deze constructie is dat initiatiefnemer nu op planlocatie Molenbuurt 5 kan gaan wonen zonder dat dit in strijd is met het bestemmingsplan en dat Spangerweg 23 als vakantiewoning kan blijven worden gebruikt. Door de bestemming van de twee plangebieden uit te ruilen verandert het aantal toeristische accommodaties zowel als het aantal woningen in de gemeente niet. Het recreatieve gebruik van Spangerweg 23 wordt nu gedoogd in afwachting van deze planologische procedure.
Behalve de bestemmingswijziging wordt ook het gebouw op Spangerweg 23 vanwege haar cultuurhistorische waarde aangewezen als gemeentelijke monument. Door het plangebied op Spangerweg 23 een recreatieve bestemming te geven kan het historische gebouw beter beschermd worden. Het bouwvlak op het plangebied zal worden aangepast passend aan het historische gebouw zodat andere bebouwing op het plangebied niet meer nodig is. Daarnaast wordt het moeilijk om aanpassingen te doen aan een gebouw dat is aangewezen als gemeentelijk monument. De aanwijzing heeft tot gevolg dat in de toekomst geen sloop/nieuwbouw of wijziging van het pand mag plaatsvinden zonder een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument.
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI schrijft een toekomstperspectief met de ambities van het rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Planspecifiek
De aard en kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkeling maakt dat er, los van de ladder voor duurzame verstedelijking, geen raakvlak is met het Rijksbeleid. In
toelichting paragraaf 3.1.3 wordt op de ladder voor duurzame verstedelijking ingegaan.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014 en 1 juli 2016 op onderdelen aangevuld.
Het rijk kent volgens de SVIR 3 doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (tot 2028), te weten:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Planspecifiek De voorgenomen ontwikkeling kent weinig tot geen raakvlak met de opgestelde nationale belangen. Vanuit het Barro zijn er geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' die op 1 juli 2017 in werking is getreden.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
- De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
- Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
- Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een 'stedelijke ontwikkeling' verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien ligt vanaf 12 woningen. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
In de beoogde ontwikkeling vindt er een uitruil plaats van de bestemming van twee plangebieden. Er wordt op beide planlocaties niet gebouwd of gesloopt. Bij de de beoogde ontwikkeling is dus niet sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Derhalve is het beoogde plan ook niet ladderplichting.
3.2.1 Omgevingsvisie NH2050
De Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.
De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:
Leefomgeving
- Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
- Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
- Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.
Gebruik van de leefomgeving
- Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
- Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
- Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
- Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Energietransitie
- De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.
Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten en houvast te bieden. Daarvoor wordt een aantal bewegingen voor de toekomst benoemd:
- Noord-Holland in beweging: Op weg naar een economisch duurzame toekomst.
- Dynamisch schiereiland: Benutten van een unieke ligging.
- Metropool in ontwikkeling: Vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem.
- Sterke kernen, sterke regio's: Sterke kernen houden regio's vitaal.
- Nieuwe energie: Economische kansen benutten van energietransitie.
- Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector.
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
Planspecifiek
De ambitie van de provincie is onder andere het streven naar een goede balans tussen leefbaarheid en economische ontwikkeling. Om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en te versterken is een goed beheer van de bestaande kwaliteiten en het toevoegen van nieuwe kwaliteiten van belang. Er dient voldaan te worden aan de wettelijke basiskwaliteit voor een gezonde en veilige leefomgeving. De beoogde ontwikkeling betreft de uitruil van twee bestemmingen van plangebieden op Texel. Met de ontwikkeling kan de kwaliteit van accommodaties op Texel worden versterkt en leefbaarheid worden verbeterd en kan de cultuurhistorische woning op Spangerweg 23 in deze vorm behouden blijven. Gesteld kan worden dat het beoogde initiatief de ambities uit de Omgevingsvisie NH2050 niet schaadt.
3.2.2 Omgevingsverordening (Noord-Holland)
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 22 oktober 2020 de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn de eerste stappen gezet om de ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie, vastgesteld op 19 november 2018, vorm te geven en wordt er een start gemaakt met werken in de geest van de Omgevingswet. Echter valt de Omgevingsverordening NH2020 nog onder de huidige wet- en regelgeving.
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn alle regels van de provincie die gaan over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Merendeel van de regels in deze verordening zijn vrijwel ongewijzigd gebleven ten opzichte van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2010. Echter zijn een aantal onderdelen wel gewijzigd of nieuw. Belangrijke gewijzigde en nieuwe onderdelen zijn het Landelijk gebied, Bijzonder provinciaal landschap, de mogelijkheden voor kleinschalige woningbouw in landelijk gebied en de ruimte voor windenergie in de MRA regio. De omgevingsverordening heeft de volgende doelstellingen:
- het bereiken van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit te bereiken;
- het behoud en herstel van de biologische diversiteit;
- het in standhouden en doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
Daarnaast is het doel om de provinciale regels in meer samenhang en op een meer overzichtelijke manier kenbaar te maken.
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling betreft de uitruil van de bestemming tussen twee plangebieden. Er zal geen sprake zijn van een toename van het aantal burgerwoningen in de regio. In artikel 6.10 van de Omgevingsverordening NH2020 wordt gesteld dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakt schriftelijke afspraken. In
toelichting paragraaf 3.1.3 is ingegaan op de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Hieruit blijkt dat het plangebied zich buiten het stedelijk gebied bevindt en is de behoefte aangetoond.
Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied moet ook worden gelet op de Landschap en Cultuurhistorie.
Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk
gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
a. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de
toepasselijke provinciale structuren;
b. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
c. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke
ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.
Verder zijn er geen relevante aanvullende eisen ten aanzien van het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening NH2020 waarmee gesteld kan worden dat het plan in overeenstemming is met het provinciale ruimtelijke beleid.
3.3.1 Structuurvisie Texel op Koers
Texel op Koers is de structuurvisie van de gemeente Texel (vastgesteld op 3 Maart 2009). In Texel Op Koers wordt de structuurvisie van Texel beschreven tot aan 2020. De gemeente streeft naar behoud van wat de moeite waard is om te behouden en naar vernieuwing waar dat kansen biedt om de positie van Texel te versterken. Bij alles wat de gemeente van plan is, gaan ze uit van de Texelse kernkwaliteiten of kernwaarden. Deze kernwaarden zijn:
- de rust en ruimte;
- de rijkdom aan natuur en cultuurlandschappen;
- de grote afwisseling van landschappen en landgebruiksvormen;
- de Texelse identiteit;
- het specifieke eilandkarakter;
- de nachtelijke duisternis; en
- de maritieme monumenten.
De gewenste ontwikkelingen van Texel tot 2020 wordt uitgewerkt aan de hand van drie hoofdlijnen:
- Economie;
- Ruimte en Milieu; en
- Vitale Samenleving.
Binnen de bovenstaande hoofdlijnen worden 20 verschillende onderwerpen besproken. Per onderwerp is beschreven hoe de gewenste toekomst eruitziet, welke ideeën, meningen en belangen er bij de burgers en organisaties leven en tenslotte welke beleidskeuze de gemeente heeft gemaakt en hoe ze die keuzen actief wil uitwerken.
Planspecifiek
Toerisme en recreatie
De gemeente beheert het aantal uit te geven rechten op slaapplaatsen. De gemeente ziet dan ook niet graag een uitbreiding van het aantal accommodaties, maar ziet juist liever een kwaliteitsverbetering.
Wonen
In de structuurvisie legt de gemeente uit dat er geen woningnood (dit is inmiddels anders) is op het eiland. Er zijn genoeg woningen op het eiland gebouwd, daarnaast was er de afgelopen jaren sprake van vergrijzing en ontgroening. Het aantal jongeren is de afgelopen jaren afgenomen en het aantal ouderen op Texel is juist toegenomen. De druk om nieuwe woningen te bouwen op het Texel ligt dus niet hoog. Toch is de gemeente ook actief als het gaat om de aanwijzing van nieuwe woonlocaties om de Texelse kernkwaliteiten te kunnen blijven handhaven. In het beoogde plan krijg het plangebied op Molenbuurt 5 de bestemming 'Agrarisch - Plattelandswoning'. Het plangebied van Molenbuurt 5 maakt onderdeel uit van een boerenensemble. In de structuurvisie is beschreven hoe wordt verwacht dat steeds meer boerenbedrijven zullen stoppen en dat deze geschikt kunnen worden gemaakt voor bewoning van één of meer gezinnen.
Uit de structuurvisie wordt duidelijk dat er geen toename van woningen wordt gestimuleerd in het buitengebied. Ditzelfde geldt voor het aantal toeristische slaapplaatsen die niet zozeer meer dient te stijgen. In het beoogde plan vindt de uitruil van twee verschillende bestemmingen plaats. Op deze manier vindt er geen uitbreiding van het aantal accommodaties plaats en woningen plaats. Gezien deze punten kan geconcludeerd worden dat het beoogde plan afgesteld is aan de structuurvisie van Texel.
3.3.2 Woonvisie Texel
Op 3 oktober 2016 is door de gemeente van Texel de woonvisie vastgesteld. Het doel van de woonvisie is om de Texelse bevolking naar wens en tevredenheid te laten wonen. Hierbij is aandacht voor belangrijke thema's zoals betaalbaarheid, bestaande voorraad en zelfstandig thuis blijven wonen van senioren. In de woonvisie worden de trends en ontwikkelingen op het gebied van wonen in Texel genoemd. Er wordt verder ingegaan op de woonvisie die Texel heeft. De Texelse woonvisie bestaat uit vier beleidslijnen:
1. Texel richt zich op de bestaande woningvoorraad
Het overgrote deel van de toekomstige woningen van Texel staan er nu al en nieuwbouw heeft hier maar een klein aandeel in. Nieuwbouw dient niet te gaan concurreren met de bestaande voorraad aan woningen.
2. Texel zet in op robuuste kernen
De samenhang tussen wonen en voorzieningen en relatie tot de leefbaarheid van Texel is een belangrijk thema. Uitstroom van huishoudens uit kernen kan de draagkracht onder voorzieningen in gevaar brengen. Daarom is het belangrijk om de aantrekkelijkheid van de kernen op peil te houden.
3. Texel richt zich op strategische programmering
Het totale aantal benodigde nieuwbouwwoningen wordt niet vastgelegd binnen de vastgestelde bestemmingsplannen. Er zal ruimte blijven voor marktinitiatieven en bewonersinitiatieven die aantrekkelijk en tegelijkertijd ook passen bij het Texelse woonbeleid. de gemeente wil 70% van de woningplannen vaststellen en 30% experimenteerruimte laten. Zo wil de gemeente ook de mogelijkheid bieden om (kleine) woningen samen te voegen of te splitsen of vergroten.
4. Texel maakt zich sterk voor betaalbaarheid en voor oudere en zorgdragende doelgroepen
De gemeente ziet zichzelf als verantwoordelijk voor de betaalbaarheid van woningen op Texel. Sommige doelgroepen hebben wat hulp nodig. Zo wil de gemeente sociale huurwoningen passend toewijzen, Doorstroming op de Texelse woningmarkt stimuleren, starters blijven helpen met de starterlening, voldoende levensloopbestendige woningen en huisvesting voor (tijdelijke) werknemers blijven aanbieden.
Planspecifiek
Bij de uitruil van de twee bestemmingen van de planlocaties zal de woningvoorraad op Texel niet toenemen. De uitruil van bestemming vindt plaats tussen twee planlocaties in het buitengebied van Texel. Er zal door de beoogde plan ontwikkeling geen sprake zijn van onttrekking uit de kernen van Texel. Een deel van de beoogde ontwikkeling is het bestemmen van wonen op Molenbuurt 5, er is geen sprake van nieuwbouw. De beoogde ontwikkeling bevindt zich niet direct in een raakvlak met de belangrijke thema's die zijn genoemd in de Woonvisie Texel. Gezien de genoemde punten kan geconcludeerd kan worden het beoogde plan in lijn is met de woonvisie van Texel.
3.3.3 Nota verblijfsrecreatie 2016
Deze nota (vastgesteld februari 2016) geeft invulling aan de nadrukkelijke wens van de gemeenteraad om te komen tot een breed gedragen beleid voor de verblijfsrecreatie. Het gaat niet om meer (van hetzelfde), maar om beter. Kwaliteitsverbetering staat dan ook voorop in toekomstige ontwikkelingen. Een aantrekkelijk en gevarieerd aanbod in de verblijfsrecreatie is noodzakelijk en gewenst, maar vraagt ook om economische mogelijkheden voor een rendabele exploitatie. Tegelijkertijd biedt het beleid ondernemers een 'routekaart' bij de ontwikkeling. Van nature zijn zij gewend om plannen te ontwikkelen, de financiering rond te breien en pas dan naar buiten te treden. De ervaring leert dat wanneer de gemeente er in een vroeg stadium bij wordt betrokken de kans van slagen groter is; er kan beter worden meegedacht met een constructievere samenwerking tot gevolg.
In de nota verblijfsrecreatie 2016 wordt ook dieper ingegaan op verplaatsing van slaapplaatsen en eventuele conversie naar een andere verblijfscategorie. Het verplaatsen van recreatieve slaapplaatsen leidt in veel gevallen tot een wenselijke kwaliteitsverbetering en biedt ondernemers meer mogelijkheden om te komen tot een rendabele exploitatie. Verplaatsing van bestaande recreatieve slaapplaatsen met de mogelijkheid tot conversie is mogelijk binnen de concentratiegebieden en aangrenzende recreatieve bestemmingen en de dorpskernen volgens het 'ja, mits'-principe indien:
- Dat het gaat om al gerealiseerde en bedrijfsmatig geëxploiteerde slaapplaatsen
- Texelse Kernwaarden via het Beeldkwaliteitsplan
- De motivatie en onderbouwing van de wijze waarop een plan voldoet aan de Texel Principes wordt bij de afweging beoordeeld
- Compensatie landbouwgronden (indien van toepassing)
- Verplaatsing geldt voor concentratiegebieden en aangrenzende recreatieve bestemmingen en de dorpskernen; deelverplaatsing geldt voor heel Texel op voorwaarde dat het tot minder verstening leidt
- De toekenning van een toeristische functie met recreatieve slaapplaatsen mag geen onevenredige afbreuk doen aan de ontwikkelings- en gebruiksmogelijkheden van omringende bedrijven en/of gronden, de milieu- of woonsituatie en natuurwaarden
- Proportionele kwaliteitsverbetering van alle locaties
- De verblijfsrecreatieve accommodaties moeten bedrijfsmatig worden geëxploiteerd
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling vindt de uitruil van twee bestemmingen plaats en daarmee ook een verplaatsing van slaapplaatsen. In het beoogde plan is rekening gehouden met de bovenstaande principes. De twee plangebieden liggen op een steenworp van elkaar verwijderd. Met de uitruil kan de monumentale waarde van het historische pand aan de Spangerweg 23 beter worden beschermd. Het pand aan de Spangerweg heeft op dit moment een woonbestemming en kent verder geen specifieke bescherming. In
toelichting paragraaf 4.3.2 wordt de cultuurhistorische waarde van het pand aan de Spangerweg besproken en wordt duidelijk dat het pand een belangrijke cultuurhistorische waarde heeft voor Texel en Nederland. De uitruil van bestemmingen geeft de mogelijkheid voor de gemeente om de monumentale waarde van het pand te beschermen en behouden. Als het gaat om de kernwaarden van Texel geeft de gemeente in het beeldkwaliteitsplan onder andere aan dat:
'De rijkdom van natuurgebieden en van het cultuurland vormen een belangrijke aantrekkingskracht voor toeristen en bewoners. De cultuurhistorische waarden zijn van belang om de belevingswaarde van Texel te waarborgen'. Met onderhavig plan wordt de cultuurhistorische waarde gewaarborgd.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling niet plaatsvindt binnen een van de toeristische concentratiegebieden is de beoogde ontwikkeling van groot belang voor het beschermen van het historische pand aan de Spangerweg. Zoals eerder vermeld bestaat in de huidige situatie planologisch de mogelijkheid om het gebouw te slopen en een veel grotere woning met bijbehorende bouwwerken terug te bouwen. Met beoogde ontwikkeling kan het gebouw beschermd worden voor toekomstige veranderingen. Daarnaast kan ook de kwaliteit van het landschap worden behouden. Er komen dus niet meer recreatieve slaapplaatsen. Er worden 5 recreatieve slaapplaatsen een steenworp afstand verplaatst en uitgeruild met een (plattelands)woning.
Derhalve kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Nota verblijfsrecreatie 2016.
3.3.4 Beeldkwaliteitsplan
Het beeldkwaliteitsplan Texel in ontwikkeling (vastgesteld in 2013) richt zich op de landschappelijke componenten en structuur van het buitengebied van Texel. Het beeldkwaliteitsplan biedt informatie en inzicht als hulp bij planvorming. In aanvulling op Beeld van Texel gaat het in woord en beeld nader in op de kernkwaliteiten van het eiland en noemt het de specifieke aspecten die van belang zijn. Texel wil zijn landschap verder laten uitgroeien. Op sommige plekken, bijvoorbeeld rond De Koog, is de natuur ‘dichtgeslibt’ met recreatieterreinen en liefdeloze bebouwing. Herstel met meer openheid en allure is hier het streven.
De provincie heeft op basis van de oorsprong, leeftijd en staat van de identiteit de landschappen van Noord-Holland onderverdeeld in identiteitstypen. Er zijn zeven typen onderscheiden, waarvan er op Texel vier voorkomen Romantische identiteit, Ontworpen identiteit, Natuurlijke identiteit en Potentie identiteit. Voor elk type is een strategie geformuleerd die ontwikkelingen in de gewenste richting stuurt. Voor Texel betekent dat: Consolideren, Continueren, Eren of Initiëren
Planspecifiek
Romantische identiteit
De twee plangebieden zijn beide onderdeel van een landschap met een romantische identiteit. Een romantische identiteit hebben landschappen met een grote sentimentele of nostalgische waarde. De landschappen zijn sterk beeldgericht, vaak historisch, als van oude landschapsschilderijen, ze zijn pittoresk. Het mooi en oud zijn (of lijken) is de pijler onder de identiteit van het romantisch landschap. Het onderhouden en herstellen en verder ontwikkelen van het pittoreske is primair doel. Dit betekent zorgvuldig omgaan met erfgoed, behoud speelt een grote rol. Toch is in deze landschappen ook veel ontwikkelingsruimte te vinden.
Belangrijk onderdeel van het beoogde plan is het beschermen van het historisch gebouw aan de Spangerweg 23 (
bijlagen bij toelichting, bijlage 1). Het historisch gebouw kan met de bestemmingswijziging beter beschermd worden. Onder andere door het verkrijgen van een gemeentelijk monumentale status., maar ook omdat er geen 150 m2 woning en 100 m2 bijbehorende bouwwerken meer gebouwd kunnen worden. Op deze manier draagt de beoogde ontwikkeling in belangrijke mate bij aan het in stand houden van het open landschap (voorkomen van verstening) en blijft het ensemble met Spangerweg 21 en 22 in zijn huidige vorm behouden. Daarnaast wordt het voor de eigenaar mogelijk om geld te genereren en deze op een gepaste wijze te investeren in de onderhoud van het gebouw. Voor beide plangebieden geldt dat in de toekomstige situatie het romantische landschap word onderhouden.
Het Oude Land
De twee planlocaties zijn ook onderdeel van het gebied 'Het Oude Land'. Het Oude Land met de Hoge Berg als summum is de kern van Texel. Een vormingsgeschiedenis van meer dan 100.000 jaar en een bewoningsgeschiedenis van meer dan 10.000 jaar hebben een zeer gelaagd landschap opgeleverd met een enorme tijdsdiepte. Vooral op de Hoge Berg zijn er ondanks de ruilverkaveling die veel heeft doen verdwijnen nog van alle tijden sporen te vinden die samen een sterk herkenbaar ruimtelijk complex vormen. De grillige kavelstructuur, door de eeuwen heen gevormd. De nooit rechte wegen, soms dicht beplant, soms open. De losse landelijke korrels met groene voet van windsingels en bosjes die het landschap ruimtelijk zo afwisselend maken. De esthetische uitstraling en het historisch karakter van bebouwing is van heel Texel hier het grootst. De functiemenging is hoog. Naast reguliere bewoning en kleine op toerisme gerichte bedrijven zijn er ook grote moderne (agrarische) ondernemingen.
Voor de locatie aan de Spangerweg 23 geldt dat de tuinwallen als grens van het plangebied worden gehouden. Vroeger waren er op Texel geen bossen. Hout was schaars en duur, daarom is de tuinwal uitgevonden. Tuinwallen komen voornamelijk voor op het Oude Land van Texel en geven het eiland een heel eigen landschapsbeeld. De tuinwal wordt in het beoogde plan behouden.
De planlocatie aan de Molenbuurt 5 is onderdeel van een boerenensemble met een grote groene voet. De erven op het Oude Land vormen een belangrijk onderdeel van het landschap. Met hun erfbeplanting wordt het Oude Land ruimtelijk gevarieerd en ontstaat er een romantische sfeer. Op de oude erven neemt de beplanting veel plek in, de bebouwing in verhouding veel minder. Dit geldt ook voor het erf waar de planlocatie van de Molenbuurt 5 onderdeel van is.
Gezien de bovenstaande constateringen kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met het beeldkwaliteitsplan van Texel.
4 Randvoorwaarden omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
De Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.
De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:
Leefomgeving
- Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
- Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
- Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.
Gebruik van de leefomgeving
- Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
- Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
- Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
- Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Energietransitie
- De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.
Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten en houvast te bieden. Daarvoor wordt een aantal bewegingen voor de toekomst benoemd:
- Noord-Holland in beweging: Op weg naar een economisch duurzame toekomst.
- Dynamisch schiereiland: Benutten van een unieke ligging.
- Metropool in ontwikkeling: Vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem.
- Sterke kernen, sterke regio's: Sterke kernen houden regio's vitaal.
- Nieuwe energie: Economische kansen benutten van energietransitie.
- Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector.
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
Planspecifiek
De ambitie van de provincie is onder andere het streven naar een goede balans tussen leefbaarheid en economische ontwikkeling. Om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en te versterken is een goed beheer van de bestaande kwaliteiten en het toevoegen van nieuwe kwaliteiten van belang. Er dient voldaan te worden aan de wettelijke basiskwaliteit voor een gezonde en veilige leefomgeving. De beoogde ontwikkeling betreft de uitruil van twee bestemmingen van plangebieden op Texel. Met de ontwikkeling kan de kwaliteit van accommodaties op Texel worden versterkt en leefbaarheid worden verbeterd en kan de cultuurhistorische woning op Spangerweg 23 in deze vorm behouden blijven. De bebouwingsmogelijkheden blijven vrijwel gelijk in vergelijking met de bestaande (planologische) situatie. Er kan dan ook gesteld worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dit betekent dat het Besluit milieueffectrapportage niet van toepassing is en dat er geen m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt.
Desondanks zijn in het kader van dit ruimtelijk plan de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht. Hieruit is niet gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit ruimtelijke plan te nemen. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten. De kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zijn niet van dien aard dat er aanleiding bestaat tot het opstellen van een milieueffectrapportage.
4.2.1 Generiek beleid
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
WaterwetCentraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
4.2.2 Regionaal en lokaal waterbeleid
Waterprogramma 2016-2021
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) presenteert hierin het beleid, de maatregelen, de programma’s en de projecten die ze in die periode zelf en samen met anderen gaan uitvoeren. Ze bouwen voort op de regionale Deltavisie (2012) en verankeren de landelijke Deltabeslissingen.
De komende jaren staat de hoogheemraadschap voor de taak om hun beheergebied klimaatbestendig te maken. De hoogheemraadschap doet zich te richten op vijf thema's:
- waterveiligheid;
- wateroverlast;
- watertekort;
- schoon en gezond water; en
- crisisbeheersing.
Op Texel werkt de Hoogheemraadschap aan tien verschillende dijksecties. Gemeente Texel, provincie Noord-Holland, Ministerie van Infrastructuur & Milieu, Wadden-fonds, Programma Naar een Rijke Waddenzee en HHNK werken intensief samen aan deze versterking.
Keur en Beleidsregels
Op grond van de Waterwet is HHNK bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
- de bodem van kwelgevoelige gebieden;
Maar ook aan:
- Onttrekken en lozen van grondwater;
- Het aanbrengen van verhard oppervlak.
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bv. op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij HHNK. In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.
Water- en rioleringsplan Texel 2016-2021
In dit plan geeft de gemeente aan hoe zij invulling geven aan nieuwe ontwikkelingen als klimaatveranderingen, besparingen in de waterketen, gegevensbeheer, levensduurverlenging. Samen met het integrale beheerplan openbare ruimte, leidraad inrichting openbare ruimte, moederbestek en het basisrioleringsplan vormt dit GRP de invulling van de gemeentelijke rioleringszorg.
4.2.3 Watertoets
Watertoets
Om het waterbelang goed te kunnen meenemen in de planvorming dient overleg plaats te vinden met de waterbeheerders van de locatie. Bij bestemmingsplannen is het wettelijk verplicht om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient er rekening te worden gehouden met de waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn.
In het beoogde plan vindt de uitruil van twee bestemmingen plaats. Op de planlocaties zullen geen veranderingen plaatsvinden. Er is geen sprake van een ruimtelijke ontwikkeling waarin de grond geroerd wordt of waarbij gebouwd of gesloopt zal worden. Er zal geen toename zijn van de verharding op de plangebieden. Derhalve is er geen sprake van watercompensatie. Waterafvoer zal gelijk blijven met de huidige situatie. Geconcludeerd kan worden dat het aspect water vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
4.3 Archeologie en cultuurhistorie
4.3.1 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals-)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
Planspecifiek
Beide plangebieden hebben dezelfde dubbelbestemming betreft archeologie, namelijk 'Waarde - Archeologie 3'. Gronden op de desbetreffende bestemming zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
Omdat er in het beoogde plan geen bouwwerkzaamheden zullen plaatsvinden of andere ingrepen waarbij de grond zal worden geroerd zullen de gronden van het plangebied in stand worden gehouden en zal de archeologische waarden niet worden aangetast. Derhalve zal de Archeologische aspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.
4.3.2 Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in de diverse ruimtelijke plannen. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat 'een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden' in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
Planspecifiek
Texel kent een grote landschappelijke en cultuurhistorische diversiteit. In de uitgave van de provincie Noord-Holland met betrekking tot Texel is de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie opgesteld. Op Texel bevinden zich de volgende landschapstypen: het keileemlandschap, het aandijkingenlandschap, het strandwallen- en strandvlaktenlandschap en het jonge duinlandschap.
De twee planlocaties maken allebei onderdeel uit van hetzelfde soort landschapstype Het Oude land: reliëfrijk keileemlandschap. Het Oude Land strekt zich uit van Den Hoorn tot het buurtschap Oost. Het Oude Land heeft ondanks de ruilverkaveling een kleinschalig en open karakter. Cultuurhistorische elementen op het Oude Land zijn de schapenboeten (stolpen), de tuinwallen (gestapelde grasplaggen die de graslandpercelen scheiden), de Wezenputten (drinkwaterputten), de kolken, de eendenkooien en Fort de Schans met bijbehorende verdedigingswerken.
Figuur 10: landschaapskaart en cultuurhistorie. Plangebieden zwart omkaderd (bron: Provincie Noord-Holland)
Op de bovenstaande kaart zijn beide plangebieden onderdeel van een cultureel historisch gebied. In de omgeving van beide plangebieden zijn ook meerdere stolpboerderijen aanwezig.
Noodwoning Spangerweg 23
Het gebouw op het plangebied van de Spangerweg is van een belangrijke historische waarde voor Texel en voor Nederland (zie
bijlagen bij toelichting bijlage 1). Het is belangrijk omdat het een uniek gebouw is waarvan de hoofdvorm nog ongewijzigd is. Dat is bij de andere overgebleven noodwoningen op Texel niet het geval.
Ter gevolgen van een bombardement in de twee wereldoorlog is de boerderij van gezin Bakker bijna geheel afgebrand. Op 23 november 1943 kwam tijdens een luchtgevecht boven Texel een brandbom in het hooivak van hoeve Schiller terecht. Alle ruiten tot in de verre omtrek sneuvelden en de boerderij stond al snel in lichterlaaie. Van de boerderij resteerden puinhopen (zie figuur 11).
Figuur 11: Hoeve Schiller na bombardement (bron: W. Eelman)
Om de bewoners van de boerderij onderdak te kunnen bieden was met hulp van Bureau Wederopbouw Boerdijen (BWB) een noodwoning op de locatie van Spangerweg 23 gebouwd. Deze woning staat bijna nog in geheel originele staat.
De wederopbouw van Nederland begon kort na de capitulatie in 1940 na het bombardement van Rotterdam. Op 18 mei 1940 werd het 'besluit wederopbouw nummer 1' gevaardigd. Kort na deze periode werd de Bureau Wederopbouw Boerderijen (BWB) opgericht met als taak het herstel van de landbouwproductie en de daarbij in de oorlog gesneuvelde boerderijen. Het BWB liet onder andere noodwoningen en noodstallen bouwen, nam de schade als gevolg van het oorlogsgeweld op, stelde richtlijnen vast voor de wederopbouw, trok architecten aan, versterkte bouwvergunning, verzorgde aanbestedingen, Coördineerde de materiaalvoorziening, hield toezicht op de werken en regelde de financiering. Dergelijke noodwoningen zijn over geheel Nederland gebouwd. Zo werden er in Noord-Holland 28 noodwoningen en 68 noodstallen gebouwd.
Op Texel was, met name als gevolgd van de zogenaamde Russenoorlog, de woningnood na de tweede wereldoorlog hoog. Beschadigde woningen en stallen werden met kunst en vliegwerk en alle voorhanden materialen bruikbaar gemaakt voor bewoning door mens en dier. Bij de bouw van noodstallen, -woningen en- schuren werd volop geïmproviseerd. Alle tot nu toe bekende noodwoningen vertonen in ontwerp de beoogde soberheid die het doel van de tijdelijkheid versterkt. De noodwoning op Spangerweg 23 is de enige BWB-noodwoning waarvan de hoofdvorm ongewijzigd is. Het grootste deel van de andere noodwoningen op Texel zijn inmiddels voorzien van aanbouwen in afwijkende stijl. Dit maakt de noodwoning op Spangerweg 23 extra speciaal en heeft ertoe geleid dat het gebouw als gemeentelijke monument is aangewezen.
Het is van belang dat de historie van Texel zichtbaar blijft. De herbestemming van het plangebied biedt de mogelijkheid om het gebouw beter te kunnen beschermen. Allereerst biedt het de mogelijkheid om het gebouw als gemeentelijke monument te kunnen aanwijzen. De herbestemming biedt de mogelijkheid om het bouwvlak aan te passen zodat verdere uitbreiding van het gebouw en bebouwing onmogelijk wordt. Door de Spangerweg 23 te bestemmen als recreatief opstal, kan de eigenaar geld genereren om de noodwoning op gepaste wijze in stand te kunnen houden.
4.4 Bodem
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er soms een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Planspecifiek
Voor beide plangebieden geldt dat er geen ingrepen in de grond worden gedaan. Bodemonderzoeken voor de betreffende plangebieden zijn dan niet nodig.
4.5 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medisch centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Molenbuurt 5
In het beoogde plan zal de planlocatie Molenbuurt 5 de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - Plattelandswoning' krijgen. In het kader van Wgh worden woningen gezien als geluidsgevoelige objecten. Het plangebied van Molenbuurt 5 is onderdeel van een groter bouwvlak waar al meerdere woningen staan. Derhalve kan gesteld worden dat nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Spangerweg 23
In de toekomstige situatie van het beoogde plan zal de planlocatie van Spangerweg 23 geen geluidsgevoelig object bevatten. Derhalve hoeft hier geen nader onderzoek plaats te vinden.
Geconcludeerd kan worden dat geluid geen belemmering zal vormen voor de uitvoering van het beoogde plan.
4.6 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 μg/ m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'. Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Planspecifiek
De NIBM-tool geeft aan dat, gezien het gebrek aan toename van het aantal motorvoertuigenbewegingen, het project is aan te merken als "niet in betekenende mate”. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM, niet noodzakelijk. Desalniettemin is met behulp van de Atlas Leefomgeving (o.a. ministerie I&M en RIVM) gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. Uit de achtergrondconcentraties over 2018 van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide over 2018 (NO2) blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de locatie voldoende is. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
4.7 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de huidige Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de huidige tabellen 1, 2 en 3 waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kunnen voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Op kleine afstand van de plangebieden ligt ten noorden en ten zuiden het natura-2000 gebied Duinen en Lage Land Texel. Het deelgebied Duinen Texel wordt landschappelijk gekenmerkt door een uitgestrekt duingebied met daar binnen een kweldergebied. Gezien de beoogde ontwikkeling van de uitruil van de twee bestemmingen zal de toenamen van uitstoot van stikstof nihil zijn. De beoogde ontwikkeling zal dan ook geen effect hebben op de natura-2000 gebieden.
Ook de effecten van het beoogde plan betreft beschermde dieren zal nihil zijn. Derhalve kan geconcludeerd worden dat met de beoogde ontwikkeling geen effecten zal hebben op de natura-2000 gebieden of op eventuele beschermde dieren in de plangebieden.
4.8 Milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
- het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
Bepaald moet worden of de nieuwe invulling realiseerbaar is op de locatie en dat dit geen belemmering oplevert voor omliggende functies. Hierbij hanteren we de richtafstanden uit de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’.
Molenbuurt 5
Molenbuurt 5 is onderdeel van het agrarisch bouwvlak gedeeld samen met Molenbuurt 3 en 3A. Op het bouwvlak wordt Molenbuurt 3 al gebruikt als bedrijfswoning. De beoogde functieaanduiding van Molenbuurt 5 wordt 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. De functieaanduiding tot plattelandswoning heeft geen effect op de agrarische actiteiten in het bouwvlak. De beoogde ontwikkeling van Molenbuurt 5 zal geen belemmering ondervinden betreft de millieuzonering.
Spangerweg 23
Met de beoogde ontwikkeling wordt de bestemming van Spangerweg 23 gewijzigd van 'Wonen' naar 'Recreatie - Recreatief opstal'. Gronden bestemd voor recreatie zijn een minder gevoelig object dan een woning. Dat is in dit geval een positieve ontwikkeling in verband de gevestigde agrarische (schapen) bedrijven op nummer 22 en 25.. De millieuzonering hoeft daarom niet opgenomen te worden voor dit plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat millieuzonering niet voor belemmeringen van de beoogde ontwikkeling zal zorgen.
4.9 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
- risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Planspecifiek
De navolgende afbeelding toont een fragment van de risicokaart externe veiligheid:
Figuur 12: fragment risicokaart externe veiligheid, plangebieden met rood omkaderd (bron: risicokaart.nl)
Zoals te zien is op bovenstaande afbeelding zijn er geen risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Binnen een straal van 3km zijn voor beide planlocaties geen risicovolle inrichtingen of vervoer van gevaarlijk stoffen aanwezig. Het kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.10 Parkeren en verkeer
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogde nieuwe ontwikkeling op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Voor het maken van een inschatting van het benodigde aantal parkeerplaatsen en de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn parkeerkencijfers en kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld.
Nota parkeernormen
In deze nota is opgenomen hoe de parkeereis bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt berekend. De parkeernormen zijn afgeleid vanuit landelijke kengetallen van CROW. Daar is een Texels accent aan toegevoegd. De parkeernormen in deze nota hebben primair betrekking op nieuw- en verbouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Om te beoordelen of bij ontwikkelingen voldoende parkeervoorzieningen gerealiseerd kunnen worden en de gevraagde vergunning verleend kan worden, toetst de gemeente de aanvraag aan het bestemmingsplan, de bouwverordening en de parkeernormen zoals deze in deze notitie zijn opgenomen.
Planspecifiek
Met de functiewijziging van het plangebied veranderen ook de verkeersgeneratie en parkeernormen. In het beoogde plan vindt de uitruil van twee bestemmingen plaats. Gezien de huidige bestemmingen van de planlocaties zal er voor beide plangebieden weinig veranderen. De verkeersgeneratie van beide planlocaties zal nagenoeg hetzelfde blijven. Parkeren gebeurt in de huidige situatie op eigen terrein. Ook dit zal in de toekomstige situatie onveranderd blijven. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er kan worden voldaan aan de richtlijnen van de gemeentelijke Nota parkeernormen.
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels
Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:
- Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
- Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Wijze van bestemmen
Voor de planregels is zo veel mogelijk aangesloten op de standaard welke binnen de gemeente Texel gangbaar is, in het bijzonder bij het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Texel 2013). Voorliggend bestemmingsplan bevat de enkelbestemming ''agrarisch - Oude land' en 'Recreatie - Recreatief opstal' en dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Agrarisch - Oude land
De woning van Molenbuurt 5 dient de functieaanduiding te krijgen van: 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Een woning als bedoeld in de 'Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen) hetgeen betekent dat deze woning ook door derden, niet werkzaam in het agrarische bedrijf, mag worden bewoond. Deze woningen genieten dus niet de milieubescherming zoals een reguliere burgerwoning.
Recreatie - Recreatief opstal
Het plangebied van Spangerweg 23 dient de bestemming 'Recreatie - Recreatief opstal' en 'Agrarisch - Oude kand' te krijgen. Hiermee wordt een recreatief (onderdeel van een) gebouw, niet staande op een recreatieterrein of deel uitmakende van een complex recreatieappartementen bedoeld.
Waarde - Archeologie 3
Met deze bestemmingen worden archeologische waarden in de bodem beschermd. Beide percelen blijven de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 behouden. Ter bescherming van de archeologische waarden is bouwen niet zonder meer toegestaan. Voor de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 3' geldt dat bij bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 100 m2 op locaties waar de grond nog niet is verstoord en dieper dan 0,50 meter wordt gegraven archeologisch onderzoek vereist is.
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor het realiseren van de ontwikkelingen worden gedragen door de initiatiefnemer.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2.2 Participatie
Er is met de omwonende van de twee locaties gesproken. Hieruit is gebleken dat er voor de beoogde ontwikkeling geen bezwaren zijn.
6.2.3 Overleg
In deze paragraaf of in een separate bijlage worden te zijner tijd de resultaten van het wettelijk vooroverleg opgenomen.
6.2.4 Zienswijzen
In deze paragraaf of in een separate bijlage worden te zijner tijd de eventuele zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.