Hoe mogen gronden en gebouwen gebruikt worden?
Wat mag er gebouwd worden?
Dat zijn de twee belangrijkste vragen waar het bestemmingsplan antwoord op geeft.
Dit plan is opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan. Voor alle bestaande functies is gezocht naar de meest passende bestemming, rekening houdend met geldend beleid en wetgeving. De bestaande situatie is echter geen vaststaand gegeven. Er vinden voortdurend nieuwe ontwikkelingen plaats. Het bestemmingsplan moet dus ook flexibiliteit bieden om op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Voor een deel is dat mogelijk gemaakt. In het plan zijn daarvoor afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen (ook wel flexibele bepalingen genoemd). Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld, bijvoorbeeld een hogere bouwhoogte of een andere functie voor agrarische bebouwing. Voor grotere ontwikkelingen is een buitenplanse planlogische procedure nodig, zoals een projectafwijkingsprocedure of een postzegel-bestemmingsplan.
Het is goed om te kijken naar de werking van een bestemmingsplan in het algemeen. Er zijn 3 lagen te onderscheiden:
- De bestaande rechten laag: rechtstreekse vergunningverlening
- De ontwikkelingslaag: binnenplanse wijzigingen en ontheffingen~ toetsing aan het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied
- De kwaliteitslaag: projectbesluiten en bestemmingsplan herzieningen ~ toetsing aan vastgesteld beleid en breed toetsingskader
In het kader van de deregulering is het uitgangspunt om zoveel mogelijk zaken in de 'bestaande rechten' laag te krijgen. Dan kunnen aanvragen rechtstreeks leiden tot vergunningverlening.
Soms is een nadere afweging nodig: doet de gevraagde ontwikkeling geen afbreuk aan de kernwaarden van Texel? Dan zijn ontwikkelingen mogelijk gemaakt via een flexibele bepaling.
Er zijn in het bestemmingsplan drie soorten flexibele bepalingen mogelijk:
- Afwijkingen;
- Wijzigingen;
- Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk.
In de betreffende regel staat telkens waar precies van kan worden afgeweken, en wat de voorwaarden daarbij zijn. Een afwijking volgt de reguliere procedure van een omgevingsvergunning. Een wijziging, wijzigt echt de bestemming. Dus in plaats van de ene bestemming, gaat er na wijziging een andere bestemming gelden. Ook wordt deze bevoegdheid wel gebruikt om een bepaalde functieaanduiding op of af te voeren op een bepaalde locatie op de verbeelding.
De "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk" heette vroeger ook wel een aanlegvergunning, en is bedoeld voor het uitvoeren van werken geen gebouwen of overige bouwwerken zijnde. Het gaat dan veelal om ingrepen in de grond, die een grote impact op het landschap of de natuur kunnen hebben. Daarom zijn bepaalde, in de regels omschreven werkzaamheden, pas toegestaan nadat het college daarvoor een omgevingsvergunning heeft afgegeven. Ook hierbij vindt toetsing plaats aan criteria, en aan het Beeldkwaliteitsplan.
Om objectief af te wegen of de gevraagde flexibele bepaling in een specifiek geval kan worden toegepast, zijn criteria opgenomen in de regels, en wordt er altijd getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan dat onderdeel uitmaakt van de regels van het bestemmingsplan. Het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied is gebiedsgericht opgezet. Er zijn 7 gebieden:
Oude Land
Strandpolders
Zeepolders
Binnenduinrand
Duinen
Zeereep
Buitendijks land
Per gebied zijn de kenmerken van het landschap, de infrastructuur en de bebouwing aangegeven. Voor toepassing van de flexibele bepalingen zoals functiewijziging, overschrijding maatvoering etc, zijn criteria opgenomen, die ervoor zorgen dat deze nieuwe ontwikkelingen aansluiten bij, en voortborduren op deze kenmerken. Zo zorgt het Beeldkwaliteitsplan ervoor dat de bestaande waarden in stand gehouden en zo mogelijk versterkt worden.
Voor ontwikkelingen die nu nog niet bekend zijn, geldt de structuurvisie ‘Texel op koers’ als toetsingskader met daarbij het toetsingskader van het Beeldkwaliteitsplan. Per verzoek wordt maatwerk geleverd en er is een (buitenplanse) planologische procedure nodig, zoals een (postzegel)bestemmingsplan of een projectafwijkingsprocedure.
Texel heeft een ambitieuze doelstelling op het gebied van duurzaamheid. In 2020 wil Texel op duurzame wijze in de eigen energiebehoefte voorzien. Daartoe zijn in dit bestemmingsplan een aantal zaken opgenomen die dat mede mogelijk moeten maken.:
1. In bijna alle bestemmingen is als toegestaan medegebruik opgenomen "kleinschalige duurzame energieopwekking". Hiermee wordt het mogelijk om bijvoorbeeld bij een woning of een (agrarisch) bedrijf urban windmills te plaatsen of andere gebouwen of bouwwerken die op duurzame wijze energie kunnen opwekken. Omdat dit veld erg in ontwikkeling is, valt niet op voorhand te zeggen waar dit allemaal uit zou kunnen bestaan. Om te zorgen dat de impact op het landschap en de oorspronkelijke functie niet te groot wordt, kan het alleen maar gaan om een ondergeschikt en kleinschalig gebruik. Dus ten behoeve van de bestemming ter plaatse.
2. In de bestemmingen agrarisch is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen om zonneakkers te realiseren. De procedure wordt niet eerder gestart dan nadat de raad van de gemeente Texel hiervoor toestemming heeft gegeven.
De raad ziet wel nut en noodzaak van zonneakkers, maar is bezorgd over de effecten van zonneakkers op het landschap. Vandaar deze extra procedurele stap, om te kunnen toetsen of zonneakkers op een bepaalde plek wel/niet goed inpasbaar zijn in het landschap ter plaatse. Er is een maximum aan verbonden van 10 hectare voor geheel Texel.
3. Bio-energie, indien kleinschalig en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, dus als nevenfunctie, als binnenplanse afwijking, is dit nu binnen het agrarische bouwblok mogelijk gemaakt. Van ondergeschikte nevenfunctie is sprake als er in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en/of aangevoerde mest geproduceerd door derden en eigen en/of van derden op Texel afkomstige co-substraten zijn toegevoegd, uitgezonderd energiegewassen. De mest kan dus ook vanaf de 'overkant' worden aangevoerd. Alle digestaat (co-vergiste mest) wordt op Texel afgezet en op Texel verwerkt. Het aantal biovergisters op Texel wordt vooralsnog beperkt tot maximaal 3 locaties. Bij de beoordeling van de aanvraag kan onder meer de landschappelijke inpasbaarheid ervan nader worden afgewogen en kunnen ongewenste locaties worden geweerd. De procedure wordt niet eerder gestart dan nadat de raad van de gemeente Texel hiervoor toestemming heeft gegeven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld, in heel Nederland. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform Wro en Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtname van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Het Bro bepaalt dat bij een bestemmingsplan een toelichting hoort. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.