Niet-agrarische bedrijven
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals wonen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestiging op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen) in ruimtelijke plannen.
De VNG heeft een rapportage uitgegeven "Bedrijven en Milieuzonering". In deze rapportage worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in verschillende (milieu)categorieën. Uitgegaan wordt van 6 categorieën: van heel licht (milieucategorie 1) tot heel zwaar (milieucategorie 6). In dit bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. De categorisering betreft een indicatieve indeling die is gebaseerd op een tweeledige invalshoek, te weten:
- in de eerste plaats is uitgegaan van emissies die zich laten vertalen in een ruimtelijke maat, te weten emissies van geur, stof, geluid en gevaar;
- in de tweede plaats is de indeling gebaseerd op een index die de aspecten verkeersaantrekkende werking en visuele hinder weergeeft. Voor bodemverontreiniging en luchtverontreiniging is met respectievelijk de letters B en L aangegeven of een bedrijfstype een verhoogde kans daarop geeft.
De indeling van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de ‘Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten’, waarin de diverse aspecten van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een selectie worden gemaakt van de toe te laten bedrijfsactiviteiten in een gebied.
Per bedrijf wordt een waardering gegeven op de aspecten geur, stof, geluid en gevaar en wordt aangegeven wat de gewenste minimale afstand is tot een gevoelige bestemming. Deze gegevens, met de op de diverse aspecten genoemde afstanden, leiden vervolgens tot de indeling in een milieucategorie van de betreffende bedrijfsactiviteit.
De genoemde afstanden in de tabel zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype, zoals een rustig buitengebied. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. Dit geldt voor gebieden waarbij de functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. De afstanden gelden alleen voor nieuwe situaties en zijn indicatief.
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit buitengebied waar verspreid niet-agrarische bedrijfsactiviteiten voorkomen. Tevens is er in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om in voormalig agrarische bebouwing te wonen of een bedrijf te realiseren. Deze verzoeken worden dan ook getoetst aan de ‘richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten’. Nieuwvestiging is niet mogelijk als er in de nabijheid gelegen milieugevoelige bestemmingen zijn. Daar tegenover staat ook dat in de nabijheid van bedrijven ook geen woningen gevestigd mogen worden, die een bedrijf in zijn ontwikkelingsmogelijkheden belemmeren. Het gaat hierbij om ontwikkelingsmogelijkheden, die bestemmingsplantechnisch reeds mogelijk zijn zonder het voeren van een planologische procedure.
Agrarische bedrijven
Wet geurhinder en veehouderij
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet heeft uitsluitend betrekking op geurhinder vanwege dierenverblijven, niet op andere geurbronnen, zoals mestopslagen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning).
Het beoordelingskader is als volgt:
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld. In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen de situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten. Ook hier is onderscheid gemaakt tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.
Het beoordelingskader voor veehouderij is samengevat in onderstaande tabel:
| | | | Afstand buitenzijnde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object |
| | | | |
| Min. 100m tov geurgevoelig object | Min. 100m tov geurgevoelig object |
| | | | |
| Min. 50m tov geurgevoelig object | Min. 50m tov geurgevoelig object |
Geldende waarden/afstanden veehouderij
Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij (zoals bijvoorbeeld een bedrijfswoning of nevenactiviteit) gelden niet de in de tabel genoemde maximale geurbelastingen maar de minimale afstanden van 100 meter binnen de bebouwde kom en 50 meter buiten de bebouwde kom.
De Wgv bepaalt welke afstand moet worden aangehouden tussen bedrijven en geurgevoelige bestemmingen en is daarmee bepalend voor de uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen en de ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe geurgevoelige functies. Voor nieuwe geurgevoelige functies moet worden onderzocht of naburige veehouderijbedrijven door de ontwikkeling niet in hun functioneren worden belemmerd en of ter plaatse een goed, respectievelijk aanvaardbaar, woon en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Wet ammoniak en veehouderij
De in april 2002 in werking getreden Wet ammoniak en veehouderij (Wav) heeft de bescherming van zeer kwetsbare gebieden tegen de effecten van ammoniakdepositie ten doel. De wet bevat daarom regels met betrekking tot kwetsbare gebieden en binnen een zone van 250 meter rondom deze gebieden een ammoniakemissieplafond voor veehouderijen. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande veehouderijen in of rondom deze gebieden beperkt of niet mogelijk, omdat binnen dit ammoniakemissieplafond gebleven moet worden. Uitbreiding / wijziging van een veehouderij binnen de zone van 250 meter is wel toegestaan als de vergunde ammoniakemissie niet wordt overschreden. De vestiging van nieuwe veehouderijen is in deze zones niet mogelijk.
Besluit landbouw milieubeheer
Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, teeltbedrijven, spoelbassins en opslagen van vaste mest.
Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf vergunnings-of meldingsplichtig.
De minimale afstanden van het Blm zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Naast de in de tabel genoemde afstanden gelden minimale afstanden tot opgeslagen mest, afgedragen gewassen, ed.
| Inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden | Inrichtingen waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden |
Min. afstand tot objecten cat. I en II | | |
Min. afstand tot objecten cat. III, IV en V | | |
minimale afstanden landbouwbedrijven
De indeling van objecten wordt in onderstaande tabel weergegeven: | | |
|
- bebouwde kom met stedelijk karakter
- ziekenhuizen, sanatorium en internaat
- objecten voor verblijfsrecreatie
|
|
- bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overwegend agrarische omgeving;
- objecten voor dagrecreatie
|
| 1. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent |
|
- woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;
- verspreid liggende niet-agrarische bebouwing
|
| Woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn |
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe akkerbouw- en veeteeltbedrijven mogelijk gemaakt. Tevens worden in de omgeving van deze bedrijven geen nieuwe gevoelige functies gerealiseerd.
Nieuwvestiging van agrarische bedrijven of burgerwoning is uitsluitend mogelijk na het voeren van een planologische procedure. Per situatie dient te worden beoordeeld of het agrarische bedrijf of de nieuwe woning milieuhygiënisch inpasbaar is. Dit geldt tevens voor eventuele hindergevoelige nevenfuncties, die met een planologische procedure mogelijk gemaakt kunnen worden en woningen die in het kader van vrijkomende agrarische bebouwing worden gerealiseerd.
Op het moment van het schrijven van deze toelichting is op 1 oktober 2012 gepubliceerd, dat de bestaande regels van onder andere het Besluit Landbouw onder het Activiteitenbesluit wordt gebracht. Dit besluit zal op 1 januari 2013 in werking treden.