Plan: | Kalverdijk 30 en 30a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0441.WPTHNKalverdijk30-VA01 |
Aan de Kalverdijk 30 en 30a in Tuitjenhorn is een kunststofverwerkend bedrijf gevestigd met de aanwezigheid van een bedrijfswoning. Eigenaar en tevens initiatiefnemer is van plan de bedrijfsactiviteiten te beëindigen en het plangebied te transformeren tot een woonperceel. Hiervoor wordt het bedrijfsgebouw gesloopt. Daarvoor in de plaats wordt een twee-onder-een-kapwoning gebouwd. De bestaande bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als particuliere woning.
De gemeente heeft in haar brief van 18 april 2018 aangegeven mee te willen werken met deze ontwikkeling. De bebouwing aan de Kalverdijk kenmerkt zich door hoofdzakelijk particuliere woningen. Het wijzigen van de bedrijfsbestemming in een woonbestemming is dan ook passende ontwikkeling. Het komt de leefbaarheid van de buurt ten goede. Daarop aanvullend wordt door de sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing ruimte gecreëerd op het perceel Kalverdijk 30a. De invulling met een twee-onder-een-kapwoning op deze locatie is door het gekozen ontwerp (zie paragraaf 2.2) een goede stedenbouwkundige ontwikkeling. De twee-onder-een-kapwoning is specifiek voor deze locatie ontworpen.
Om de bedrijfsbestemming te wijzigen in een woonbestemming is in het bestemmingsplan Tuitjenhorn een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit wijzigingsplan geeft invulling aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid.
Het plangebied ligt aan de Kalverdijk. Deze weg vormt de verbinding tussen Tuitjenhorn en De Dijken en is gelegen ten oosten van de kern. In onderstaande figuur is met een rode cirkel de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied
Het plangebied is momenteel opgenomen in het bestemmingsplan Tuitjenhorn, dat is vastgesteld op 25 februari 2014. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de bijbehorende Bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2. Tevens is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor mantelzorg. Tot slot geldt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf', waar een kunststofverwerkend bedrijf is toegestaan.
Tevens geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Hier geldt dat voor het realiseren van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,35 meter onder het maaiveld een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 5 lid 6 onder d, die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen van 'Bedrijf' naar 'Wonen - 3'. Daarvoor gelden de volgende wijzigingscriteria:
In paragraaf 2.5 wordt het voornemen aan deze wijzigingscriteria getoetst.
De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt aan de Kalverdijk, ten oosten van de dorpskern van Tuitjenhorn. De Kalverdijk betreft de verbindingsweg tussen Tuitjenhorn en De Dijken. De Kalverdijk is een kronkelige weg met aan beide zijden voornamelijk woningen. Ook aan weerszijden van het plangebied, evenals aan de overzijde van de weg, zijn woningen gelegen. Aan de Kalverdijk staan met name vrijstaande woningen, bestaande uit één laag met kap. Ten noorden van het plangebied zijn agrarische cultuurgronden gelegen. Achter de agrarische gronden is Campingpark De Bongerd gevestigd.
In het plangebied zijn twee gebouwen aanwezig. Het gaat hier op het oostelijke deel om een bedrijfswoning, die bestaat uit één laag met een kap. In het westelijke deel van het plangebied is het bedrijfsgebouw gevestigd van het bedrijf Pronk Polyesterprodukten. Het gebouw bestaat eveneens uit één bouwlaag met een kap. Vlak voor beide gebouwen staan twee grote essen. Beide gebouwen worden via opritten ontsloten op de Kalverdijk. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht vanaf de Kalverdijk op het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van het plangebied
Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied
De bedrijfsvoering op het perceel is inmiddels beëindigd. De bedrijfswoning wordt echter nog wel bewoond. In de voorgenomen situatie zal de bedrijfswoning als particuliere woning bewoond gaan worden. Hier vinden verder geen (externe) nieuwbouwwerkzaamheden plaats. Het huidige bedrijfsgebouw zal worden gesloopt en vervangen door twee-onder-één-kapwoningen. De twee grote bomen die in de huidige situatie voor het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning staan, blijven ook in de toekomstige situatie behouden.
De twee-onder-één-kap woning bestaat uit een starterswoning en een levensloopbestendige woning, met een totale oppervlakte van circa 125 m². De woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap. Aan beide zijden van de twee-onder-één-kap woningen worden opritten aangelegd, zodat de woningen onafhankelijk ontsloten worden aan de Kalverdijk en hier tevens kan worden geparkeerd. In figuur 2.3 is de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven. In het vooraanzicht is het toekomstige straatbeeld weergegeven met aan weerszijden van de nieuwe woningen de bestaande (bedrijfs)woningen.
Door de ontwikkelingen in het plangebied wordt de bedrijfsfunctie geheel beëindigd en wordt het perceel uitsluitend in gebruik genomen voor particuliere bewoning.
Figuur 2.3 Voorgenomen inrichting van het plangebied
Bebouwingsstructuur en straatbeeld Kalverdijk
Aan de Kalverdijk is over het algemeen aan de zuidzijde een gesloten- en aan de noordzijde een veel opener bebouwingsstructuur aanwezig waarbij de bebouwing meer zelfstandig op de kavels is gepositioneerd (zie figuur 2.4)
Figuur 2.4 Bebouwingsstructuur Kalverdijk
Het plangebied is aan de straatzijde ongeveer 19 meter breed, dat geeft in principe voldoende ruimte om aan te sluiten op de bestaande bebouwingsstructuur zoals die aanwezig is op de Kalverdijk. Met de eis dat het hoofdgebouw minimaal 3 meter van de zijdelingse erfgrens dient te blijven (conform de bepalingen binnen de bestemming Wonen-3) kunnen er woningen worden gerealiseerd van circa 6 tot 6,5 meter. Dat is een redelijke standaardmaat voor dergelijke woningen. Op deze manier blijft de 'open' structuur van de noordzijde van de Kalverdijk behouden.
Verkeer
De nieuwe woningen worden vanaf de Kalverdijk ontsloten met een eigen oprit. Hier is in de huidige situatie ook sprake van. De verkeersgeneratie als gevolg van de realisering van de nieuwe woningen is op basis van publicatie 317 van het CROW 18 mvt/etmaal. Dit is op basis van een ligging in de rest van de bebouwde kom en een matig stedelijke stedelijkheidsgraad in de gemeente Schagen. Deze verkeersgeneratie kan zonder problemen afgewikkeld worden op de Kalverdijk. Bovendien is geen sprake meer van de huidige verkeersgeneratie als gevolg van de aanwezigheid van het aanwezige bedrijf. De verkeersgeneratie neemt daardoor niet met de volledige 18 mvt/etmaal toe. Daarom is de uiteindelijk extra verkeersgeneratie als gevolg van de realisering van de woningen als niet significant te beschouwen.
Parkeren
De gemeente Schagen heeft met betrekking tot parkeren haar Nota Parkeernormen. Bij realisatie van nieuwe woning geldt dat parkeren op het eigen erf de voorkeur heeft. Dit maakt dat de straten overzichtelijk zijn. Voor de woningen geldt een parkeerbehoefte van 4 parkeerplaatsen. Hier is op eigen terrein ruimte voor, waarmee op eigen terrein kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.
Het initiatief is niet toegestaan op basis van de geldende regeling. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk maakt. Hiervoor moet worden voldaan aan een aantal wijzigingscriteria. In deze paragraaf wordt het voornemen aan de betreffende criteria getoetst:
1. Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden moeten de regels van artikel 18 van toepassing zijn.
In dit wijzigingsplan is opgenomen dat de regels van artikel 18, bestemming 'Wonen - 3' van het bestemmingsplan 'Tuitjenhorn' van overeenkomstige toepassing zijn.
2. Deze bevoegdheid mag niet worden toegepast bij stolpen.
In het plangebied is geen sprake van een stolp.
3. Deze bevoegdheid moet primair worden toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden.
De bestaande bedrijfswoning zal voor particuliere bewoning gebruikt worden. Het bestaande bedrijfsgebouw is niet geschikt voor bewoning. Om toch een starterswoning en een levensloopbestendige woning in het plangebied te kunnen realiseren wordt daarom een nieuwe twee-onder-één-kap woning gebouwd.
4. De toename van woningen moet in overeenstemming zijn met het op het moment van wijziging geldende gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid.
In paragraaf 3.2 en 3.3 is gemotiveerd dat de toename van twee woningen in het plangebied past binnen het provinciale en gemeentelijke woningbouwbeleid.
5. De geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Voor dit plan is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. De nieuw te realiseren woningen ondervinden een maximale geluidbelasting van 57 dB als gevolg van wegverkeerlawaai afkomstig van de Kalverdijk. Hiervoor zal een hogere grenswaarde worden vastgesteld.
6. Er moet een positief wateradvies worden afgegeven door het waterschap.
Het plan zal worden voorgelegd aan het waterschap om een beoordeling te geven. Gezien het feit dat geen waterlopen worden beïnvloed en de totale verharding afneemt, is het aannemelijk dat het waterschap een positief wateradvies afgeeft.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zette het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Het plan raakt geen van de 14 nationale belangen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
Duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in de ladderonderbouwing voor duurzame verstedelijking. De regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het plan voorziet in de realisatie van twee nieuwe woningen. Voor woningbouwprojecten geldt dat pas sprake is van een stedelijke ontwikkeling voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen (Raad van State, 18 december 2013, 201302867/1/R4). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
Structuurvisie Noord-Holland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door provinciale staten op 21 juni 2010 en geactualiseerd op 28 september 2015). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. De provincie kiest daarbij om het bijzondere karakter van Noord-Holland te willen bewaken. Tegelijkertijd constateert de visie ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends, zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden en dorpen optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) (eveneens vastgesteld door provinciale staten op 21 juni 2010, daarna zijn verschillende aanpassingen geweest, waarvan de laatste op 23 april 2018) zijn de provinciale belangen vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.
De PRV stelt in artikel 5a dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Hierop gaat paragraaf 3.3.4 in.
Stedelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moeten op basis van artikel 15 volgens de principes van de ruimtelijke kwaliteitseis worden onderbouwd. Dit houdt in dat de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen, aardkundige waarden en (dorps)structuur worden gerespecteerd.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Als gevolg van ontwikkelingen wordt de inrichting en het gebruik van het stedelijk en landelijk gebied voortdurend aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigen'.
De Provincie Noord-Holland wil ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen en tegelijkertijd verantwoord omgaan met het verleden. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het provinciale beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Uitgangspunt hiervoor is de leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld op 21 juni 2010), waarin de visie op de ruimtelijke ontwikkeling is vastgelegd.
In de structuurvisie kiest de provincie ervoor om het bijzondere karakter van Noord-Holland te willen bewaken. Tegelijkertijd constateert de visie ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends, zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier met deze ontwikkelingen en keuzes wordt omgegaan en hoe de provincie er in 2040 moet uitzien.
Het plangebied, als onderdeel van de 'Productielandschappen', bevindt zich binnen een gebied wat door de provincie wordt aangeduid als een gebied dat geschikt is voor grootschalige landbouw. In dit gebied is ruimte voor schaalvergroting, structuurverbetering en (mondiaal) concurrerende productielandbouw, de bijbehorende been verwerking, handel en distributie en het uitplaatsen van groeiende bedrijven uit stedelijk of kwetsbaar gebied.
Met betrekking tot nieuwe woonlocaties wordt in de structuurvisie benoemd dat deze zoveel mogelijk aansluiten bij de bodemfysieke kwaliteiten, de kwaliteit en identiteit van het landschap en de cultuurhistorie (landschaps-DNA en dorps-DNA), in samenhang met recreatief groen en natuur.
Het bouwen met identiteit op basis van landschap en cultuurhistorie gaat uit van een samenhangende, integrale ontwikkeling en één sluitende financiële constructie. Dit houdt in dat bijvoorbeeld woningbouw, natuur en recreatie in samenhang worden ontworpen, ontwikkeld en gefinancierd. Dit betekent dat plangrenzen zorgvuldig moeten worden vastgesteld met alle betrokken partijen.
Bovengenoemde kernkwaliteiten zijn als uitgangspunt gehanteerd bij het opstellen van het ontwerp voor de beoogde ontwikkeling (zie tevens paragraaf 2.2). Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Het gemeentelijke beleid dat van toepassing is op het plangebied is tot uiting gekomen in het geldende bestemmingsplan Tuitjenhorn. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak in het plangebied te vergroten en op deze wijze de nieuwe woning mogelijk te maken. Met dit plan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Door te voldoen aan de wijzigingscriteria (zie paragraaf 2.5) is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid als verwoord in het geldende bestemmingsplan.
Op 25 mei 2015 is de Reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen opgesteld waarmee initiatiefnemers een koers wordt gegeven bij ruimtelijke ontwikkelingen. De beoogde ontwikkeling ziet toe op de sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen en vervolgens de transformatie tot een woonperceel. Door de sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen wordt de ruimtelijke kwaliteit op het perceel sterk verbeterd. Het toekomstige woonperceel zal tot stand komen door de aanwezige bedrijfswoning ingebruik te nemen als reguliere woning en de realisatie van een twee-onder-één-kapwoning. Bij het realiseren van nieuwe woningbouwplannen wordt gekeken naar de verkaveling van het plangebied, het soort woningen, de plattegronden en de inrichting van het openbaar gebied. Daarbij wordt ook gekeken hoe met de kopers het plan wordt ontwikkeld en gerealiseerd (vraag gestuurd ontwikkelen). Een voorwaarde die in ieder geval wordt gesteld is dat het plan binnen een beperkte tijdsperiode wordt ontwikkeld.
Dit wijzigingsplan voldoet aan het uitgangspunt in de reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen dat er
vraag gestuurd en binnen een beperkte tijdsperiode wordt ontwikkeld.
De gemeente Schagen hanteert voor haar welstandsbeleid de ‘Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit’ (9 februari 2016). Het plangebied is daarin opgenomen in het welstandsgebied 'Komgebied'. Dit gebied bestaat onder andere uit de planmatig gerealiseerde wijken in de kernen van de gemeente Schagen. Voor het komgebied geldt een regulier welstandsniveau. Komgebieden zijn zorgvuldig vormgegeven, maar bezitten geen bijzondere cultuurhistorische waarden.
Op het perceel aan de Kalverdijk 30/30a wordt de bedrijfsbebouwing verwijderd, de huidige bedrijfswoning gehandhaafd en wordt een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd. De ruimtelijke kwaliteit op het perceel zal door het verwijderen van de bedrijfsgebouwen toenemen. De beoogde ontwikkeling is hiermee in overeenstemming met de Reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen- en kwaliteit.
De gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel en provincie Noord-Holland hebben overeenstemming bereikt over een Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWK). Hierin staat het overzicht van woningbouwplannen voor de periode tot 2020 en de periode na 2020 in de vier gemeenten samen.
Het KWK is een analyse van de plannen dat kijkt naar de gewenste woonmilieus op de korte, middellange en lange termijn. Het programma geeft inzicht in fasering en dosering van de bouwlocaties tot 2020 en na 2020. De vier gemeenten zijn het dus eens over welke gemeente hoeveel mag bouwen en hoeveel de vier gemeenten in totaal bouwen. De provincie heeft per regio in kaart gebracht aan welk type woonmilieus tussen nu en 2040 behoefte is en die cijfers zijn verwerkt in het KWK. De meeste woningen zullen binnen bestaand bebouwd gebied gebouwd gaan worden; voor een deel zal dat buiten bestaand bebouwd gebied zijn.
Bij dit plan gaat het om de toevoeging van twee woningen. De toevoeging van twee woningen past binnen de beleidsruimte die de gemeente Schagen heeft. In het woningbouwbeleid staat vraaggestuurd bouwen centraal. De woningen worden door de initiatiefnemer gebouwd waarbij het voornemen is dat zij zelf één woning betrekken. De tweede kapwoning en bedrijfswoning zullen verkocht worden. Er is dan ook sprake van vraaggestuurd bouwen.
Geconcludeerd wordt dat het plan passend is binnen het gemeentelijk beleid.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Toetsing
Ten behoeve van dit plan is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (bijlage 1). Hieruit is naar voren gekomen dat de nieuw te realiseren woningen een geluidsbelasting van maximaal 57 dB als gevolg van wegverkeerslawaai op de Kalverdijk ondervinden. De geluidsbelasting vanwege het Kromwater bedraagt maximaal 37 dB en is van ondergeschikt belang.
De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. Wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde. Het realiseren van de nieuwe woningen aan de Kalverdijk is derhalve mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. Wel dient er een hogere waarde te worden vastgesteld. Gezien de schaal van het project is een uitgebreide afweging van maatregelen niet noodzakelijk. Het toepassen van geluidschermen en/of stil asfalt valt buiten de reikwijdte van een kleinschalig project.
De gevelgeluidwering van de nieuw te realiseren woning zal moeten voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (gevel/dak) van een verblijfsgebied mag niet kleiner zijn dan het verschil tussen de vast te stellen hogere waarde en 33 dB. Daarbij dient de aftrek artikel 110 Wgh niet te worden toegepast. Dat betekent dat de karakteristieke geluidwering tenminste moet voldoen aan 62-33 = 29 dB(A). Hier zal in de uitvoering rekening mee worden gehouden, zodat een goed akoestisch binnenklimaat ontstaat. In het kader van de bouwvergunning zal een akoestisch onderzoek naar de geluidwerende werking van de gevels worden uitgevoerd. Dit is in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied, is de risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart is naar voren gekomen dat in of in de nabijheid van het plangebied geen relevante risicobronnen, in de vorm van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen, aanwezig zijn. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid wordt dit wijzigingsplan uitvoerbaar geacht.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Het referentiekader voor de opgenomen richtafstanden is een rustige woonwijk of een rustig buitengebied.
Toetsing
In de directe omgeving van het plangebied zijn vrijwel uitsluitend woningen aanwezig. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door agrarische cultuurgronden. Woningen en agrarische gronden zijn goed verenigbaar. Ten noorden en noordoosten van het plangebied is tevens een kampeerterrein aanwezig. Voor een dergelijke instelling geldt op basis van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure dat deze binnen categorie 3.1 valt en een richtafstand van 50 meter op basis van geluid geldt. Het kampeerterrein ligt op circa 140 meter van het plangebied, waarmee wordt voldaan aan de gestelde richtafstand. Nader onderzoek naar milieuzonering is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
De gronden waar de nieuwe woningen gebouw worden, zijn in gebruik als bedrijfsgrond. Er hebben zich activiteiten voorgedaan die de bodem eventueel zouden kunnen vervuilen (rubber- en kunststofverwerkende industrie). In verband met de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten en de voorgenomen functiewijziging is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is aangevuld met een asbestonderzoek.
In beide mengmonsters van de ovengrond overschrijden de gehalten van kwik en lood de betreffende achtergrondwaarden. Beide mengmonsters van de ondergrond zijn voor wat betreft de geanalyseerde parameters analytisch schoon. In het grondwater overschrijden de concentraties van barium en molybdeen de betreffende streefwaarden. Het grondwater uit de peilbuis nabij de voormalige ondergrondse tank is, voor wat betreft de geanalyseerde parameters, analytisch schoon.
In het mengmonster van de zintuigelijk onverdachte grond blijkt het gehalte asbest 0,9 mg/kg d.s. Het apart genomen monster van de puinhoudende grond is vrij van asbest. In inspectiegat 8 is asbestverdacht materiaal waargenomen. Van dit inspectiegat is een apart monster genomen van de fractie kleiner dan 20 mm. Tevens is een asbestverzamelmonster genomen. In het monster van de kleine fractie blijkt het gehalte asbest op 220 mg/kg d.s. en komt het totaalgehalte van het inspectiegat met de grote fractie op 590,4 mg/kg d.s. Met dit gehalte wordt de grens voor nader onderzoek van 50 mg/kg d.s. ruimschoots overschreden. Nader onderzoek is noodzakelijk om de omvang van de asbestverontreiniging vast te stellen. Dit onderzoek is inmiddels in werking gezet. Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen als bijlage 2.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.
Toetsing
Met dit wijzigingsplan worden twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Dit plan valt daarom onder de regeling 'Niet In Betekenende Mate' en draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
Toetsing
Voor dit wijzigingsplan is op 15 juni 2018 een wateradvies gevraagd. Deze is als bijlage 3 bij dit wijzigingsplan opgenomen. Daaruit is gebleken dat de beoogde ontwikkeling een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en de korte procedure gevolgd kan worden. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen zoals die in deze paragraaf zijn opgenomen.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die op de website van het waterschap terug zijn te vinden (https://www.hhnk.nl/portaal/keur_41208/).
Verharding en compenserende maatregelen
Uit de digitale watertoets blijkt dat in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Waterkwaliteit en riolering
In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
Er is binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Dit betekent dat het Hoogheemraadschap voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen.
Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Hier zal in de uitvoering van het plan rekening mee worden gehouden.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologisch Hoofdstructuur). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Toetsing
In de nabije omgeving zijn geen Natura 2000-gebieden of andere beschermde gebieden aanwezig. Gezien de relatief beperkte ontwikkeling van twee woningen, is er geen invloed te verwachten op verder weg gelegen natuurgebieden. Het wijzigingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Soortenbescherming
Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Toetsing
Ten behoeve van de ontwikkeling van de twee-onder-één-kapwoning wordt de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt. Dit zou kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek (zie bijlage 4) uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten.
Hieruit is naar voren gekomen dat in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels, het van belang is om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen. De opstallen en directe omgeving bezitten geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen om er te verblijven. Aanwijzingen van aanwezigheid van vleermuizen en vogel met vaste rust- en verblijfplaatsen zijn ook niet vastgesteld. Ook worden geen bomen in het plangebied gerooid. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er kunnen daarnaast algemene nationaal beschermde amfibieën en overige zoogdieren aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de provincie Noord-Holland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen aan de Kalverdijk 30 en 30a te Tuitjenhorn zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Bestemmingsplan Tuitjenhorn
In het bestemmingsplan Tuitjenhorn is ter plaatse van het plangebied een dubbelbestemming opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. Uit de toelichting blijkt dat voor de locatie aan de Kalverdijk 30 een grote archeologische verwachtingswaarde geldt. Bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 35 cm dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Toetsing
Op verzoek van de gemeente is door Archeologie West-Friesland een archeologische quickscan uitgevoerd (zie bijlage 5). Daaruit is gebleken dat door de bouw en sloop van de bebouwing uit de 20ste eeuw en de bouw van de huidige bedrijfsbebouwing, hoogstwaarschijnlijk de bodem in bepaalde mate verstoord is. Binnen het plangebied geldt op basis van historisch kaartmateriaal een lage verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd. Op basis van het ontbreken van een duidelijk ophoging worden geen resten uit de Middeleeuwen verwacht.
Op basis hiervan is nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk. Indien kelders, kruipruimtes en/of ondergrondse reservoirs worden aangelegd dient dit te worden voorgelegd aan Archeologie West-Friesland en dient een tweede versie van de quickscan te worden opgesteld. Hier is echter geen sprake van.
Toetsingskader
Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorie
De aanleg van de Kalverdijk en de bewoning aan weerszijden van de dijk worden vanaf de 13de eeuw verwacht, na de overstromingen in de 12de en 13de eeuw. De dijk werd daarop ook aan weerszijden bewoond. Daarnaast is de Kalverdijk als binnenwaterkerende dijk van historisch-geografische waarde. Door de hogere ligging werden dergelijke kaden vaak als weg gebruikt en ook nu nog is deze dijk als weg herkenbaar. De binnenwaterkerende functie is meestal verloren gegaan, maar de verkeersfunctie niet. Ook fungeerden deze dijken vaak als ontginnings- en bewoningsas, zoals bij Kalverdijk. De samenhang met de verkaveling is door herinrichting verloren gegaan.
Voor het bepalen van de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Nieuwe Tijd kan gebruik worden gemaakt van historisch kaartmateriaal. Op de oudste kaart van het gebied uit circa 1650 is de bebouwing langs de Kalverdijk te zien. Binnen het plangebied stond nog geen bebouwing. Pas op een kadastrale kaart uit 1940 is bebouwing binnen het plangebied te zien. In het plangebied zijn dan ook geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of andere elementen aanwezig waarmee rekening gehouden moet worden.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die gevolgen hebben voor de gewenste ontwikkeling. Wel moeten voor de nieuwe woningen huisaansluitingen worden aangelegd. Hiervoor hoeft in dit bestemmingsplan geen beschermende regeling opgenomen te worden.
De gemeente Schagen hecht grote waarde aan duurzaamheid. Het plan draagt hieraan bij, doordat het gaat om een herinvulling van een plangebied waar bedrijfsbebouwing stond. De nieuwe woningen zullen voldoen aan de nieuwste eisen ten aanzien van de energieprestaties. Het uitgangspunt daarbij is duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen draait om energie-efficiency, waterbesparing en duurzaam materiaal- gebruik. Het zorgt voor een comfortabel en gezond binnenklimaat, en voor een forse energiebesparing. Duurzaam bouwen verdient zich daarom in veel gevallen ruimschoots terug.
Om duurzaam te bouwen kunnen diverse maatregelen worden gekozen. Voor de keuze van deze maatregelen kan gebruik worden gemaakt van het Stappenplan Duurzame Nieuwbouw van het Duurzaam Bouwloket. De kaart is te raadplegen via https://www.duurzaambouwloket.nl/stappenplan.
Verbeelding
Het wijzigingsplan 'Kalverdijk 30 en 30a' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Tuitjenhorn van de gemeente Schagen.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Tuitjenhorn, vastgesteld op 25 februari 2014, artikel 18 'Wonen - 3' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. Daarnaast blijft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' uit het bestemmingsplan Tuitjenhorn, vastgesteld op 25 februari 2014, onverkort van toepassing in dit wijzigingsplan.
Wonen - 3
Ter plaatse van de bestemming 'Wonen - 3' wordt de voorgenomen twee-onder-één-kapwoning gerealiseerd. Tevens wordt de bestaande bedrijfswoning, die als reguliere burgerwoning in gebruik wordt genomen, voorzien van deze bestemming.
Waarde - Archeologie 2
Ter plaatse van het plangebied zijn archeologische waarden aanwezig. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden, is deze dubbelbestemming in het wijzigingsplan overgenomen. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 35 centimeter in de grond is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan moet inzicht gegeven worden op welke wijze (overleg)instanties en belanghebbenden betrokken worden bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
Vooroverleg
Het wijzigingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden
naar de overleginstanties. Eventuele reacties zullen verwerkt worden indien nodig.
Zienswijze
Het ontwerpwijzigingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend.
Wel is een ambtshalve wijziging doorgevoerd. Tijdens de terinzagelegging termijn is ontdekt dat het bouwvlak nog dient te worden aangepast om een levensloopbestendige woning mogelijk te maken. Hierop is het westelijke bouwvlak op de verbeelding vergroot aan de achterzijde. Op dit deel is per aanduiding geregeld dat een maximale bouwhoogte van 3,5 meter geldt.
Vervolg
Vervolgens wordt het wijzigingsplan gewijzigd vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn van 6 weken is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State . Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De
economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente grondexploitatie.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.
Grondexploitatie
Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatie regeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemers een (anterieure) overeenkomst gesloten. Hier zijn onder andere het verhalen van eventuele planschade- en het verhalen van de kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan in geregeld. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit daarom bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.