Artikel 2 Bouw- en gebruiksregels
2.1 Bouwen, gebruik en aanleg
Ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, geldt de regeling en de daarbij behorende kaarten zoals opgenomen in bijlage 1 met uitzondering van de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheden, uitwerkingsregels en overgangsbepalingen.
2.2 Bestaande legale bouwwerken
In aanvulling op het bepaalde onder lid 2.1 geldt, voor zover het bestaande legale gebruik afwijkt van hetgeen in lid 2.1 geregeld, geldt dat de bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
2.3 Bestaand legaal gebruik
In aanvulling op het bepaalde onder lid 2.1 geldt, voor zover het bestaande legale gebruik afwijkt van hetgeen in lid 2.1 geregeld, geldt dat de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik.
2.4 Besluitsubvlak Leiding - Nationale leidingstrook
In aanvulling op het bepaalde in lid 2.1, 2.2 en 2.3 geldt voor gronden ter plaatse van
het Besluitsubvlak Leiding - Nationale leidingstrook het volgende:
-
a. De voor 'Leiding -Nationale leidingstrook' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse buisleidingen en kabels;
-
b. Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de leidingenstrook. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b. en toestaan dat de in de andere bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
-
1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
2. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden;
-
3. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
4. het groepsrisico wordt afgewogen.
-
d. Het is verboden op of in de in bedoelde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
-
2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage en leidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
4. het indrijven van voorwerpen in de bodem dieper dan 0,5 m;
-
5. diepploegen;
-
6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
e. Het onder d. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
1. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de leidingen betreffen;
-
2. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
f. De onder d. bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:
-
1. door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingstrook ontstaat of kan ontstaan;
-
2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
2.5 Besluitsubvlak Waterstaat - Waterkering
In aanvulling op het bepaalde in lid 2.1, 2.2 en 2.3 geldt voor gronden ter plaatse van het Besluitsubvlak Waterstaat - Waterkering het volgende:
-
a. De voor Waterstaat - Waterering aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
1. de waterkering en de waterbeheersing;
-
2. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen,
-
3. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
-
b. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande reeds gebouwde gebouwen;
-
2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
3. het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden:
- voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen;
-
c. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
-
1. de waterkerende functie van de zeewering;
-
2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
3. de verkeersveiligheid;
-
4. de sociale veiligheid;
-
5. de milieusituatie;
-
6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke waterbeheerder.
-
d. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in a. onder ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.
-
e. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
1. het afgraven of ophogen van gronden;
-
2. het aanbrengen van beplanting.
-
f. De onder e. bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
1. werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
-
2. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
-
g. De onder e. bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in e. bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterkerende functie in onevenredige mate kan worden aangetast.
-
h. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in e. pleegt het bevoegd gezag overleg met de verantwoordelijke waterbeheerder.
2.6 Besluitsubvlak Milieuzone - Geluidsgevoelige functie
-
a. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - Geluidsgevoelige functie' mogen op gronden gelegen binnen deze zone, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd;
-
b. Het onder a. genoemde verbod geldt niet, indien door middel van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de geluidsbelasting op de gevel van woningen of andere geluidgevoelige functies, veroorzaakt door inrichtingen op het aangrenzende bedrijventerrein, voldoet aan de aan een vergunning of algemene maatregel van bestuur verbonden norm voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau.
2.7 Besluitsubvlak Vrijwaringszone - onveilig gebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Onveilig gebied' zijn de gronden tevens gereserveerd ten behoeve van en voor militaire doeleinden.'