direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Gemeentewerf Schagerbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPgemwerfSchgrbrg-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het Max Plazier Huis, dat woonruimte en zorg biedt aan mensen met dementie, is gevestigd in het oude gemeentehuis in Schagerbrug. In dit pand zijn zes kleinschalige woongroepen. Elke woongroep bestaat uit 8 bewoners die samen een 'groot gezin' vormen met een vaste groep medewerkers die zorg verlenen. Met elkaar (bewoners en medewerkers) verzorgen ze het huishouden.

Ten westen van het Max Plazier Huis ligt het terrein van de voormalige gemeentewerf. Dit terrein wordt inmiddels niet meer als zodanig gebruikt. Het is de wens om dit terrein te gebruiken voor activiteiten van het Max Plazier Huis. Parkeren ten behoeve van de werknemers en bezoekers van het Huis zullen op dit terrein worden opgelost. Op het terrein staat een voormalig opslaggebouw. Het is de wens dit te gaan gebruiken voor dagbesteding. Daarnaast is de wens om in dit gebied zelfstandige (aanleun)woningen te realiseren voor mensen van wie de partner in het Max Plazier Huis (gaan) wonen.

Deze activiteiten zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan krijgt het plangebied een passende juridische regeling.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door twee grondgebonden woningen met ruime tuin. Aan de overzijde van de Schagerweg staan grondgebonden woningen met ruime voortuinen. Aan de noordoostelijke en oostelijke zijde van het plangebied liggen het Max Plazierhuis, gevestigd in het oude gemeentehuis, en agrarische gronden. Aan de noordwestelijke en westelijke zijde staan grondgebonden woningen met tuinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPgemwerfSchgrbrg-VA02_0001.jpg"

Figuur 1.1.: Ligging plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorpen langs de Groote Sloot'

(vastgesteld 29-05-2012).

De gronden hebben de enkelbestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen'. Hiernaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' in het gehele plangebied.

De gronden met de bestemming 'Bedrijf' zijn bestemd voor bedrijven tot en met categorie 3.1 en ten behoeve van gemeentewerken met de daarbij behorende groenvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; water; terreinen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen en waterlopen en waterpartijen.

De ontwikkeling voorziet in een uitbreiding van activiteiten van het Max Plazier Huis onder de bestemming 'Maatschappelijk'. Tevens zullen op het terrein enkele woningen ten behoeve van partners van bewoners van het Huis geplaatst worden. Dit past niet binnen de huidige bedrijfsbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPgemwerfSchgrbrg-VA02_0002.jpg"

Figuur 1.2.: Uitsnede van het bestemmingsplan 'Dorpen langs de Groote Sloot' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Naast het bestemmingsplan Dorpen langs de Groote Sloot geldt tevens het bestemmingsplan Parkeren. Dit is vastgesteld op 7 november 2017. Dit bestemmingsplan borgt dat bij (nieuwe) ontwikkelingen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

1.4 Leeswijzer

Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid samengevat en getoetst. In hoofdstuk 4 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

De locatie bevindt zich aan de oostzijde van de kern van Schagerbrug, die onderdeel is van de gemeente Schagen. De ligging is ten noorden van de Schagerweg in de tweede lijn achter het bebouwingslint van de Schagerweg. Toegang tot het terrein vanaf de openbare weg is tussen twee woonpercelen. Er is een directe verbinding met het Max Plazier Huis gelegen achter de twee zuidoostelijke woonpercelen.

Aan de oostelijke zijde bevinden zich agrarische gronden. Aan de oostelijke zijde bevinden zich het Max Plazier Huis en het Zijper Museum, beiden met een maatschappelijke bestemming. Voor het overige wordt het perceel omgeven door grondgebonden woningen. Dit leidt tot minimaal zicht op het terrein vanaf openbaar gebied.

Het plangebied is bijna volledig verhard. Er bevinden zich twee gebouwen op het terrein, een aan de westelijke zijde nabij de entreeweg en een groter gebouw midden op het terrein tegen de oostzijde. Aan de westzijde is op dit moment een parkeerterrein ten behoeve van bezoekers en personeel van het Max Plazier Huis te vinden. Het noordelijke deel was in gebruik als opslagplaats van de gemeentewerf, maar is al lange tijd niet in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPgemwerfSchgrbrg-VA02_0003.png"

Figuur 2.1.: Huidige situatie van het plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2021)

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zal het plangebied worden gebruikt ten behoeve van het Max Plazier Huis. Hiervoor zullen weinig fysieke ingrepen worden gedaan. De bestaande parkeerplaatsen zullen ook in de toekomst worden gebruikt ten behoeve van werknemers en bezoekers van het Max Plazier Huis. De toegang tot het Max Plazier Huis vanaf het terrein zal in de toekomst worden gebruikt als 'tussendoor' voor bezoekers en werknemers, maar ook voor leveranciers. De bestaande bebouwing zal worden benut ten behoeve van dagbestedingsactiviteiten.

Op het achterterrein worden, naast het gebruik van de gronden voor maatschappelijke voorzieningen, maximaal 10 zelfstandige (aanleun)woningen met bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. De maximale bouwhoogte is 4,5 meter. Toekomstige bewoners die nog een eigen auto hebben kunnen die nabij hun woning parkeren.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en lokaal beleid beknopt samengevat.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de mede-overheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit plan relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Toetsing

Het wijzigen van het gebruik van het terrein en het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Schagerbrug is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.

Toetsing

Het wijzigen van het gebruik van het terrein en het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Schagerbrug past binnen het rijksbeleid.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en moet overprogrammering worden voorkomen. Middels de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' vindt een toetsing plaats.

De Ladder bestaat uit de volgende treden:

  • 1. Is er een behoefte? Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een behoefte voor het betreffende ruimtelijke verzorgingsgebied? De aard en omvang van een stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt.
  • 2. Buitenstedelijk? Indien de voorgenomen stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, moet worden gemotiveerd waarom niet binnen een bestaand stedelijk gebied in de behoefte van de ontwikkeling kan worden voorzien.

De Ladder is kaderstellend voor juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de centrale overheden, zoals bestemmingsplannen en projectbesluiten.

Voor deze plannen moeten de treden van de Ladder worden doorlopen. Het doel van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hiermee wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Toetsing en conclusie

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en moet overprogrammering worden voorkomen. Middels de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' vindt een toetsing plaats.

De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 11 woningen of een ontwikkeling groter dan 500 m2 bvo wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Op de planlocatie is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat er maximaal 10 woningen zullen worden gerealiseerd. Verder is de bestaande bebouwing kleiner dan 500 m2. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft niet te worden toegepast.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie NH2050

vastgesteld op 19 november 2018

Middels de Omgevingsvisie NH2050 geeft de provincie Noord-Holland richting aan de toekomst van de leefomgeving in de provincie. Hierin wordt de balans gezocht tussen economische groei en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:

  • 1. Dynamisch schiereiland: hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling: hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's: gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie: benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Toetsing

De locatie vervult geen actieve functie meer sinds de gemeentewerf is gesloten. Het terrein is slechts deels in gebruik als parkeerruimte ten behoeve van het Max Plazier Huis. Door het plangebied een andere bestemming te geven kan deze gebruikt worden voor dagbesteding en kunnen er enkele additionele woningen worden gebouwd. Dit zal, zeker ten opzichte van het voormalige gebruik, de leefbaarheid van Schagerburg versterken.

3.3.2 Omgevingsverordening NH2020

vastgesteld op 22 oktober 2020, inwerktreding op 17 november 2020

De Omgevingsverordening is de vertaling van de Omgevingsvisie in regels. Hierin zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Middels de Omgevingsverordening wordt woningbouw gestimuleerd. Regionale afstemming, duurzaam ruimtegebruik en het voorkomen van overprogrammering zijn daarbij vereisten.

Toetsing

Voor de ontwikkeling is het aspect klimaatadaptatie relevant.

Artikel 6.62 Klimaatadaptatie

  • 1. De toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico’s van klimaatverandering.
  • 2. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op:
    • a. wateroverlast;
    • b. overstroming;
    • c. hitte; en
    • d. droogte.
  • 3. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de in het tweede lid omschreven risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
  • 4. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt.

Op het moment is de planlocatie bijna volledig verhard en bevind zich aan de noordoostelijke zijde een goed onderhouden groenstrook. Deze zal bij de uitvoering van de plannen zo veel mogelijk worden gehandhaafd.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Schagen

vastgesteld 14 december 2021

In de Omgevingsvisie wordt de koers voor de toekomst geschetst. Op hoofdlijnen is uitgewerkt wat belangrijk is in de gemeente Schagen. In de visie zijn 8 speerpunten uitgewerkt met doelen voor 2040. In 2040 is gemeente Schagen:

  • 1. een gezinsvriendelijke gemeente met een stad die belangrijk is voor de regio. Met sterke dorpen. En een gemeente die aantrekkelijk is voor ondernemers;
  • 2. een gemeente die nationaal en internationaal meedoet op het gebied van toerisme en recreatie, wetenschap en (nieuwe vormen van) landbouw;
  • 3. een gemeente die steeds aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen die passen bij de vraag en bijdragen aan sterke kernen;
  • 4. een gemeente waar iedereen mee kan doen;
  • 5. een gemeente waar kernen, voorzieningen, onderwijs en werk goed bereikbaar zijn;
  • 6. een veilige, gezonde en sportieve gemeente;
  • 7. een duurzame gemeente;
  • 8. een gemeente waarin bewoners en bezoekers de omgeving waardevol vinden.

Schagen zet zich in om de woningvoorraad aan te vullen. De voorkeur gaat daarbij uit naar bouwen in en rond de kernen, met name op locaties die eerst een andere functie hadden.

Toetsing

De ontwikkeling draagt bij aan de woningvoorraad door maximaal 10 woningen te realiseren ten behoeve van partners van bewoners van het Max Plazier Huis. Hierdoor ontstaan er doorstromingsmogelijkheden binnen de (lokale) woningmarkt omdat de bestaande woningen vrij komen voor andere huishoudens. Verder heeft de mogelijkheid om dicht bij de partner te blijven wonen een positieve invloed op de kwaliteit van leven.

3.4.2 Duurzaamheidsprogramma Schagen 2020-2050

vastgesteld 12 mei 2020

Het Duurzaamheidsprogramma beschrijft de lange termijn doelen en ambities van de gemeente Schagen. Het gaat uit van 6 pijlers:

  • 1. Groen en Biodiversiteit
  • 2. Elektriciteit
  • 3. Duurzame mobiliteit
  • 4. Warmte
  • 5. Klimaatadaptatie
  • 6. Circulaire economie

De gemeente wil onder andere meer bomen en groen toevoegen, optimaal isoleren, elektriciteitsverbruik verlagen en klimaatadaptief inrichten.

Toetsing

Het bestemmingsplan voorziet voornamelijk in een functiewijziging van 'Bedrijf' naar 'Maatschappelijk'. Hiernaast worden er maximaal 10 prefab woningen toegevoegd aan het plangebied. Dit is een duurzame wijze van woonruimte realiseren omdat deze woningen kunnen worden hergebruikt.

3.4.3 Reisgids voor Ruimtelijke kwaliteit

Toetsing

Ruimtelijke kwaliteit of welstand kan nog wel eens lastig zijn met veel verschillende regels en richtlijnen. Om dit inzichtelijker te maken heeft de gemeente Schagen de Reisgids voor Ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Voor grotere ontwikkelingen (meer dan 12 woningen en/of een uitbreiding van meer dan 500 m²) dient een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld. Omdat er geen sprake is van een grotere ontwikkeling en dit plan voor het overige slechts een bestemmingswijziging betreft, hoeft er geen stedenbouwkundig plan of beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld. Omdat de planlocatie ook in de tweede lijn van de Schagerweg ligt is er ook zeer weinig zicht vanuit de omgeving op de locatie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije m.e.r. beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • 1. de kenmerken van de projecten;
  • 2. de plaats van de projecten;
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt maximaal 10 woningen met benodigde voorzieningen mogelijk. Dit is een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in Onderdeel D11.2 van de bijlage uit het Besluit m.e.r.. De drempelwaarden (oppervlakte van meer dan 100 ha, een aaneengesloten gebied en meer dan 2.000 woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2) worden hierbij niet overschreden. Dit betekent dat volstaan kan worden met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

Omdat er sprake is van een toevoeging van slechts 10 woningen, kan worden aangenomen dat er geen sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten en dat er geen vervolgonderzoek noodzakelijk is.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 heeft Nederland daarom de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet wijst te beschermen cultureel erfgoed aan. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2023 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Voor het plangebied is in februari 2022 een archeologische en cultuurhistorische quickscan uitgevoerd. Deze is toegevoegd aan dit bestemmingsplan als Bijlage 1.

Onderzoek

Archeologie

Voor het plangebied geldt op basis van het huidige bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit houdt in dat bij werkzaamheden groter dan 500 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden met het oog op archeologische vondsten.

Echter blijkt uit de quickscan dat er een nieuwe beleidskaart Archeologie gemeente Schagen in concept is. Hoewel de kaart nog in conceptstadium is, valt te zien dat de vrijstellingsgrens voor archeologisch onderzoek naar boven is bijgesteld voor sommige gebieden. Dit betekent voor het plangebied dat er een vrijstellingsgrens gaat gelden tot 1.000 m2. Dit is aangepast in de planologische regeling.

Cultuurhistorie

Uit de quickscan blijkt dat er geen cultuurhistorisch waardevolle elementen meer aanwezig zijn in het gebied.

Conclusie

Om de (mogelijke) archeologische waarden te beschermen in het gebied is er een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3b' opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

Met betrekking tot cultuurhistorie is er geen sprake van belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In verband met goede ruimtelijke ordening moet een goed woon- en leefmilieu worden gegarandeerd en rekening worden gehouden met de milieuruimte van de omliggende bedrijven. Om de belangen van bedrijven en nieuwe woningen af te wegen wordt de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) gebruikt. Deze geeft de minimale richtafstanden bij de meest voorkomende typen bedrijven naar hoe zwaar deze bedrijven de omgeving belasten met geluid, geur, gevaar en stof. De minimale afstanden verschillen voor rustige en gemengde gebieden.

Onderzoek

Het plangebied kan worden beschouwd als een 'rustige woonwijk'. Zuidwestelijk op minstens 110 meter liggen sportvelden met verlichting (categorie 3.1, minimale afstand 50 meter) en een sportkantine (2, 30 meter) op minstens 200 meter. Ten oosten ligt een veehouderij (3.2, 100 meter) op minstens 500 meter afstand. De werkelijke afstanden liggen ruim boven de vereiste minimale richtafstanden.

Het plangebied grenst aan burgerwoningen. Het wijzigen van de bedrijfsbestemming, waarbinnen bedrijven tot en met categorie 3 mogelijk is, naar een maatschappelijke bestemming doet meer recht aan het karakter van het gebied.

Agrarische gronden

Direct ten oosten van het plangebied bevinden zich agrarische gronden. Op deze gronden kan sprake zijn van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan gezondheidsrisico's met zich meebrengen. Bij ruimtelijke plannen in de omgeving van agrarische gronden dienen deze mogelijke gezondheidsrisico's te worden afgewogen.

Er gelden geen wettelijke normen of afstandseisen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de omgeving van woningen. Uit jurisprudentie blijkt dat de Raad van State een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische percelen waar gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt in het algemeen niet onredelijk vindt. Bij kleinere afstanden is een locatiespecifieke beoordeling noodzakelijk. Bij deze beoordeling dient uit te worden gegaan van de maximale planologische mogelijkheden op de agrarische gronden.

In de huidige situatie is sprake van grasland, maar eventuele omschakelingsmogelijkheden andere teelten zouden kunnen leiden tot een grotere verspreiding en hogere concentraties gewasbeschermingsmiddelen op de omliggende percelen. Het naastgelegen perceel heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden' en is daarnaast aangeduid als weidevogelgebied. Artikel 4.1 onder c van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zijpe' stelt dat de gronden met deze bestemming zijn bestemd voor het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden in de vorm van:

  • de openheid van het buitengebied met woningen in open lintbebouwing;
  • de afwisseling tussen het grootschalige aandijkingslandschap van de Zijpepolder en de polder Koegras en het kleinschalige en besloten landschap van de Hazepolder en de polder Callantsoog;
  • het oorspronkelijke wegen- en waterlooppatroon;
  • het graslandkarakter en de functie hiervan als broed- en fourageergebied voor weidevogels.

Verder geldt er op basis van artikel 4.7.1 een verbod op het scheuren van grasland buiten het bouwvlak in afwijking van een omgevingsvergunning. Verder stelt artikel 4.7.3 dat het scheuren van grasland alleen toelaatbaar is indien daardoor de natuurlijke waarden zoals genoemd in artikel 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast. Verder stelt artikel 4.7.3 dat gronden binnen de aanduiding ' weidevogelleefgebied' die peilverlaging tot gevolg hebben of kunnen hebben slechts toelaatbaar zijn indien daardoor het graslandkarakter en de functie van de gronden als broed- en foerageergebied voor weidevogels niet worden of kunnen worden aangetast en dat activiteiten buiten de agrarische activiteiten slechts toelaatbaar zijn indien zij het weidevogelleefgebied niet verstoren.

Op basis van bovenstaande is het niet aannemelijk dat in de toekomst omschakeling plaatsvindt naar andere teeltvormen. Het huidige gebruik als grasland is een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Op grasland wordt over het algemeen slechts beperkt gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen.

Verder is van belang dat in het Activiteitenbesluit voorwaarden zijn opgenomen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In algemene zin is vastgelegd dat er spuittechnieken dienen te worden gebruiken die de spuitnevel (drift) met minimaal 75% beperken. Daarnaast gelden er aanvullend beperkingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de directe omgeving van watergangen. Tussen het plangebied en de agrarische gronden is een watergang gelegen. Voor grasteelt moet er bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen een afstand van de watergang worden aangehouden van 0,5 meter.

De voorgenoemde 50 meter die als vuistregel wordt gehanteerd voor de aan te houden afstand tussen gevoelige functies en agrarische percelen waar gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt, komt voort uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit 2004. Deze indicatieve afstand is gebaseerd op het toenmalige beleid van de provincie Gelderland voor nieuwe gevoelige functies in de nabijheid van boomgaarden en boomteelpercelen. Op basis van de destijds geldende regelgeving was een driftreductie van minimaal 50% verplicht. De huidige eisen uit het Activiteitenbesluit (driftreductie minimaal 75%) zijn de helft strenger dan de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de indicatieve afstand van 50 meter. Gezien de aanscherping van de eisen voor driftreductie is een afstand van 25 meter aanvaardbaar. Verder is van belang dat de afstand van 50 meter uitgegaan is van boomgaarden en boomteelt. Bij deze teelt wordt in hoge mate opwaarts en/of zijwaarts gespoten. Bij grasland of andere lage teelten zal uitsluitend neerwaarts worden gespoten, waardoor het aannemelijk is dat de spuitzone met (minimaal) nog eens de helft wordt beperkt. Gezien de aangescherpte eisen en de locatiespecifieke situatie (grasland) wordt in dit geval uitgegaan van een afstand van 12,5 meter.

De breedte van de bestemming 'Groen', gelegen tussen de bestemming 'Maatschappelijk' en de bestemming 'Agrarisch met waarden', is voor vrijwel het gehele plangebied circa 8 meter. Binnen de bestemming Groen wordt in het bestemmingsplan geen ruimte geboden voor functies waar sprake is van menselijk verblijf zoals tuinen en speelvoorzieningen. Tussen de bestemming Groen en de agrarische gronden is verder een watergang gelegen. Ter plaatse van deze watergang en een strook van 0,5 meter langs de watergang mogen geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Hiermee is het niet aannemelijk dat binnen 12,5 meter van de bestemming Maatschappelijk gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Daarbij wordt nogmaals benadrukt dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij het huidige grondgebruik (grasland) verwaarloosbar zal zijn en dat het gezien de vigerende bestemming en de daaraan gekoppelde voorwaarden niet aannemelijk is dat er in de toekomst omschakeling zal plaatsvinden naar andere teeltvormen.

Tot slot wordt opgemerkt dat binnen het plangebied aan de zijde van de agrarische gronden opgaand groen (landschappelijke inpassing) aanwezig is, zodat sprake is van enige mate afscherming. Om dit opgaande groen in stand te houden is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan het toetsingskader voor milieuzonering. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied. Bestaande bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Met betrekking tot de agrarische gronden kan worden geconcludeerd dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op deze gronden naar verwachting niet zal leiden tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's binnen het plangebied.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (art 3.1.6 Bro) wordt, in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, rekening gehouden met de staat van de bodem. Bij een functiewijziging moet de grond schoon genoeg zijn voor de nieuwe functie. Als dit niet het geval is moet volgens de Wet bodembescherming de grond goed genoeg worden schoongemaakt door deze te saneren, het zogenaamde functiegericht saneren. Nieuwe ontwikkelingen worden bij voorkeur op schone gronden gerealiseerd.

Onderzoek en toetsing

Het plangebied was een gemeentewerf en is grotendeels verhard met twee gebouwen en voor het overige groen. De gronden zijn (deels) gebruikt als opslagplaats en voor een deel voor parkeren. In de toekomstige situatie zijn er maatschappelijke voorzieningen en woningen mogelijk.

Van de locatie is een verkennend bodemonderzoek van Bodembelang B.V. beschikbaar uit 2013. In het plangebied is ten tijde van het onderzoek puinhoudend materiaal aangetroffen. Hierom is er tevens ook indicatief asbest onderzoek uitgevoerd in het puinhoudend materiaal. Uit het onderzoek bleek dat er sprake is van lichte verontreiniging van de boven- en ondergrond en van matige verontreiniging van het grondwater. Er is geen asbest in het puinhoudend materiaal aangetroffen.

Op basis van de beschikbare informatie is het plangebied geschikt voor het beoogde en mogelijk gemaakte gebruik. Er zijn daarom geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

Het aspect bodem is geen belemmeringen voor de planologische wijziging die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Wel moet bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen een actueel bodemonderzoek aangeleverd worden.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

In de Wet natuurbescherming (Wnb) staan alle regels over het beschermen van natuurgebieden, dieren en planten. De Wnb volgde de natuurbeschermingswet 1998 op en vertaalt alle regels van de Europese richtlijnen (waaronder de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) naar de Nederlandse wet. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) speelt ook een rol.

De Wnb beschermt de Natura-2000 gebieden door te regels te stellen voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. De Wro beschermt door beperkingen te stellen voor ruimtelijke ontwikkelingen in of bij gronden die horen bij het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

De Wnb kent verschillende niveaus van bescherming voor soorten uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijnen en overige soorten. Regels stellen onder andere dat nesten, eieren en rustplaatsen niet verstoord, beschadigt of vernield mogen worden. Ook zijn er regels dat dieren niet mogen worden gevangen, gedood of verstoord. Hier kan ontheffing voor worden verleend.

Onderzoek

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.1). Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van circa 4,6 kilometer en betreft het gebied 'Zwanenwater en Pettemerduinen'. Het dichtstbijzijnde gebied behorende bij het Natuurnetwerk Nederland ligt op circa 2 kilometer afstand. Verbindingen tussen deze gebieden liggen op een afstand van tenminste 500 meter (figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPgemwerfSchgrbrg-VA02_0004.jpg"

Figuur 4.1.: Natura2000 gebieden, plangebied rode punt (bron: https://www.natura2000.nl/gebieden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPgemwerfSchgrbrg-VA02_0005.jpg"

Figuur 4.2.: Natuurnetwerk Nederland groen aangegeven, plangebied rood omcirkelt (bron: NNN provincie Noord-Holland)

Vanwege de afstand tot de natuurgebieden en relatief kleinschalige maximale toevoeging van nieuwe bebouwing als gevolg van het bestemmingsplan kan het verstoren van deze gebieden op voorhand worden uitgesloten.

Binnen het plangebied is weinig groen te vinden. Het terrein is voornamelijk verhard. Vrijwel het gehele gebied is omgeven door bebouwing met erfafscheidingen. De strook groen gelegen langs het agrarisch gebied bevat enkele bomen en is goed onderhouden. Er is geen aanleiding om de aanwezigheid van beschermde soorten aan te nemen.

Conclusie

De ontwikkeling zorgt niet voor nadelige effecten op de ecologie in de omgeving. Bij het uitvoeren van werkzaamheden in het plangebied geldt altijd de zorgplicht van artikel 1.11 Wet natuurbescherming.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij nieuwe ruimtelijke plannen moet er gekeken worden of door bedrijvigheid gevaren kunnen zijn en naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor, water of buisleidingen. Dit is met name van belang als er een gevoelige functie, zoals wonen, wordt gerealiseerd. Dit zijn namelijk (beperkt) kwetsbare objecten.

De aspecten plaatsgebonden- en groepsrisico zijn bij externe veiligheid van belang. Het plaatsgebonden risico is het gevaar dat iemand dodelijk wordt getroffen door een ongeval wanneer deze persoon 24 uur zonder maatregelen te nemen aanwezig is in een gebied. Dit wordt weergegeven als een 'risicocontour' rondom een inrichting of infrastructuur. Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit is op basis van 'oriëntatiewaarden' en worden gehandhaafd door het bevoegde gezag.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het plaatsgebonden- en groepsrisico gelden.

Onderzoek en conclusie

Op minimaal 315 meter ligt de N248, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vanaf het midden van de weg moet rekening worden gehouden met een invloedsgebied van 355 meter. Omdat het plangebied buiten 200 meter van de weg is gelegen, heeft deze geen invloed meer op de hoogte van het groepsrisico. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Op circa 330 meter ligt een aardgasleiding. Het plangebied ligt hiermee binnen het invloedsgebied van de leiding maar buiten de 100% letaliteitscontour. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPgemwerfSchgrbrg-VA02_0006.jpg"

Figuur 4.3.: Uitsnede van de risicokaart, plangebied zwart omcirkeld (bron: risicokaart.nl)

Beperkte verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten.

De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten op de Schagerweg en de rest van het wegennetwerk. Ook kan er richting het Max Plazierhuis worden gevlucht en toegang worden verschaft tot het gebied. Er zijn dus meerdere vluchtmogelijkheden waarbij er altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen waar ouderen wonen. Ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood hulp wordt geboden door werknemers. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid is in dit scenario alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N248 en een hogedruk aardgasleiding. Vanwege de geringe omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico echter niet aanzienlijk toenemen. Uit de beperkte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende kan worden beschouwd.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor dit bestemmingsplan is alleen geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.

De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 63 dB.

Onderzoek

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 10 woningen en realiseren van een dagbesteding. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder(Wgh) aangewezen als geluidsgevoelige objecten. De ontwikkeling ligt binnen de geluidzones van de Schagerweg. Volgens de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek nodig, indien woningen mogelijk worden gemaakt binnen de zone van een gezoneerde weg. Omdat de nieuwe woningen ver achterop het terrein worden gerealiseerd, afgeschermd door bebouwing, kan worden aangenomen dat er geen sprake is van overschrijding van geluidsnormen.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

In het Besluit niet in betekende mate (nibm) en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan laat een maximale toevoeging van 10 woningen toe. Dit valt onder het Besluit nibm en draagt dus niet in betekende mate bij aan luchtvervuiling. Verder onderzoek is niet noodzakelijk.

Volgens de NSL-monitoringstool bedragen de concentraties luchtverontreinigende stoffen direct langs de Schagerweg minder dan de gestelde grenswaarden. Er zijn ook onvoldoende overschrijdingsdagen van deze grenswaarden om de ontwikkeling te belemmeren. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.

Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor het plangebied. Wel is de Nota Parkeernormen Schagen 2016 van belang en moet worden onderbouwd dat het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Er moet voldoende parkeergelegenheid zijn volgens de Parkeernota. Verder mogen eventuele toenames in de hoeveelheid verkeer niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan legt het huidige gebruik vast en voegt slechts maximaal 10 (aanleun)woningen toe. Het plangebied ligt in gebied dat volgens de Nota Parkeernormen kan worden aangeduid als 'rest bebouwde kom'. Aanleunwoningen hebben een parkeernorm van 1,2. In totaal moeten er op eigen terrein dus 12 parkeerplaatsen aanwezig zijn voor deze woningen.

Voor de dagbesteding is er geen categorie opgenomen in de Nota Parkeernormen. Daarom is er een categorie gezocht welke als vergelijkend kan worden beschouwd. Dit is de categorie 'Verpleeg- en verzorgingstehuis en hospice. Deze categorie heeft een parkeernorm van 0,6 per wooneenheid. De insteek is dat de bezoekers van de dagbesteding worden opgehaald en thuisgebracht door de organisatie. Hiervoor wordt aangehouden dat hier twee parkeergelegenheden voor aanwezig zijn in het plangebied.

Gezamenlijk is er dus een behoefte van 14 parkeervoorzieningen in het plangebied. In de bestaande inrichting zijn 9 parkeerplaatsen aanwezig. Er is voldoende ruimte om de overige 5 parkeerplaatsen te realiseren. Parkeren kan dus binnen het plangebied worden opgelost.

De verkeerstoename van maximaal 10 woningen bedraagt circa 60 verkeersbewegingen per etmaal. Voor de parkeerplaatsen van de woonzorgeenheid wordt uitgegaan van een turn-over van 4. Dat betekent dat per dag maximaal 64 verkeersbewegingen gegenereerd worden. Deze beperkte verkeersgeneratie is af te wikkelen over de bestaande wegen en leidt niet tot knelpunten.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering.

4.10 Water

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan wijzigt voornamelijk de bestemming en voegt de mogelijkheid tot het realiseren van maximaal 10 aanleunwoningen toe. Het terrein is verder bijna volledig verhard met een groenstrook aan de noordoostzijde. Er is geen open water binnen het plangebied. De ontwikkeling leidt niet tot extra verharding.

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en telecommunicatie- of hoogspanningsverbindingen moeten gewaarborgd worden. Er moet ook rekening worden gehouden met eventuele beperkingen in zones rondom de leiding. Relevante leidingen vervoeren bijvoorbeeld (aard)gas, olie, brandstoffen en warmte of afvalwater. Bij sommige categorieën van materiaal is de leiding pas relevant vanaf een bepaalde diameter.

Onderzoek en conclusie

In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen en/of telecommunicatieverbindingen aanwezig. Er zijn geen gevolgen als gevolg van dit aspect voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Welke bestemmingen komen voor in dit plan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, maatschappelijk, verkeer, enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals erfafscheidingen en overkappingen) aan.

5.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie

getoond.

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Met een dubbelbestemming. Dit betreft een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Bijvoorbeeld voor archeologie of ondergrondse leidingen. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden.
  • Met een aanduiding. Een aanduiding is een vlak op de verbeelding. Via een aanduiding wordt in de regels iets aanvullend geregeld. Dat kan betrekking hebben op maatvoering (bijvoorbeeld een specifieke goot- of bouwhoogte), bouwen (bijvoorbeeld voor specifieke bouwwerken als overkappingen) of functies (bijvoorbeeld zorgwoningen).

5.3 Wat regelt een bestemmingsplan?

Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemmingen:

En de dubbelbestemmingen:

5.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden de in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader omschreven;
  • In Hoofdstuk 3 Algemene regels staat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel;
  • In Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels staat ten slotte het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling moet een vaste volgorde gebruikt worden. Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan op grond van landelijke regelgeving het bestemmingsplan moet voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel.

5.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.6 Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. De regels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Dorpen langs de Groote Sloot'. Waar nodig is een detaillering opgenomen.

Artikel 3 Groen

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bedoeld voor groenvoorzieningen en dienen voornamelijk als groene afscheiding naar het landelijk gebied. Hiermee is de landschappelijke inpassing geborgd.

Artikel 4 Maatschappelijk

De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij behorende bouwwerken, erven, terrassen, groenvoorzieningen, waterlopen en -partijen en andere openbare en parkeervoorzieningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen, waarmee de uiterste bouwgrenzen zijn vastgelegd.

De nieuwe woningen zijn mogelijk gemaakt ter plaatse van de aanduiding ' wonen'. Hier is ook een maatvoering opgenomen. Dit is een aanvulling ten opzichte van de regeling uit het geldende bestemmingsplan.

Verder is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Bebouwing mag alleen gerealiseerd worden en in gebruik zijn zolang er groen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen' wordt gerealiseerd of er een gelijkwaardige oplossing is.

Artikel 5 Leiding - Riool

De gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolleiding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3b

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3b' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

5.7 Toelichting op de algemene regels

In de algemene regels zijn bepalingen opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Relevant voor de algemene regels is de parkeerregeling. Omdat parkeren betrekking heeft op zowel bouwen als gebruiken, is deze regeling zowel opgenomen onder de algemene bouwregels (8.1) als onder de algemene gebruiksregels (9.1). Met deze regeling is het voldoen aan voldoende parkeergelegenheid planologisch geborgd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente heeft het plangebied in 2017 verkocht, waarbij zij zich bereid heeft verklaard om voor haar rekening zorg te dragen voor het wijzigen van de bestemming van het plangebied. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst tijdens het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden.

Het vooroverleg heeft niet geleidt tot inhoudelijke reacties van de vooroverlegpartners.

Tijdens de terinzagelegging zijn er enkele zienswijzen ingediend. De nota van zienswijzen staat in Bijlage 2. Verder zijn er na de terinzagelegging nog enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De nota ambtshalve wijzigingen staan in het raadsvoorstel. In het kort zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • er is een dubbelbestemming Leiding - Riool toegevoegd met bijbehorende regeling in de regels van het bestemmingsplan;
  • binnen de bestemming Groen zijn geen speelvoorzieningen meer toegestaan;
  • er is een onderbouwing met betrekking tot het gebruik toegevoegd aan paragraaf 4.3 Bedrijven en milieuzonering; en
  • het bouwvlak is gewijzigd op de verbeelding door dit van de noordelijke punt van de bestemming maatschappelijk te verwijderen.