direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wadweg 4 Schagen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Op 22 april 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is aan het perceel Wadweg 4 de bestemming 'Natuur' toegekend met een bouwvlak dat niet overeenkomt met de feitelijke situatie.

Op het perceel staan agrarische bedrijfsgebouwen en rust een milieuvergunning die het mogelijk maakt om hier een melkveehouderijbedrijf te exploiteren. De milieuvergunning is verleend op 6 december 1994 (zie bijlage 1) en is nooit gewijzigd of actief ingetrokken door de gemeente. Dit betekend dat de vergunning van kracht was tijdens vaststelling van het bestemmingsplan en dit tot op heden nog steeds is.

Op de locatie vinden tot op de dag van vandaag agrarische activiteiten plaats. De stal is de afgelopen drie jaar gebruikt als winterstal voor paarden(zie foto's bijlage 2) en op het perceel worden balen opgeslagen. Vanaf 15 oktober 2017 zullen er wederom paarden in de stal staan, hetgeen de continuïteit van de agrarische activiteiten aantoont. Tevens zijn achterliggende natuurgronden de afgelopen jaren gepacht van Staatsbosbeheer door de eigenaresse met als doel deze te gebruiken als agrarische natuurgrond (zie bijlage 3).

Vergunning technisch en gelet op het feitelijk gebruik is hier altijd sprake van een agrarische bedrijfslocatie en geen natuur. De bestemming 'Natuur' is dan ook ten onrechte toegekend aan deze gronden en zal moeten worden vervangen door een agrarische bedrijfsbestemming conform milieuvergunning en feitelijk gebruik. Tevens zal het bouwvlak moeten worden aangepast omdat dit niet overeenkomt met de vergunde situatie. Een nieuw voornemen om een paardenhouderij te starten past dan ook niet binnen de nu geldende kaders van het bestemmingsplan.

1.2 Ligging plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Wadweg 4 te Schagen (hierna: locatie). In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen' hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0002.png"

Verder is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 voor het gehele plangebied van toepassing en de dubbelbestemming Waarde - archeologie - 2 voor een klein deel. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' is van toepassing ter plaatse van het bouwvlak. (zie pijl).

1.4 Leeswijzer

De toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. Hoofdstuk 3 beschrijft de vigerende beleidskaders. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende ruimtelijke aspecten. In hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan de orde en hoofdstuk 6 beschrijft de planprocedure.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Huidige situatie

Op de locatie staan een aantal agrarische bedrijfsgebouwen. De voormalige rundveestal springt hierbij het meest in het oog. Verder zijn er nog een bedrijfswoning, kapschuur en een drietal overige (verouderde) schuren aanwezig. De vigerende milieuvergunning d.d. 6 december 1994 maakt het mogelijk om 138 melk- en kalfkoeien, 90 stuks vrouwelijk jongvee en 140 schapen te houden op deze locatie.

2.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer ziet de agrarische bedrijfslocatie als uiterst geschikt om zijn paardenfokkerij en handelsstal te kunnen exploiteren. Het doel is om 120 veulens tot 3 jaar en 80 volwassen paarden ouder dan 3 jaar te houden. Hiervoor wordt de voormalige rundveestal aangewend en bestaat de wens om een nieuwe loods te bouwen. Om de bouw van deze loods mogelijk te maken zal een deel van de bestaande verouderde bebouwing worden gesloopt. Het asbest wordt verwijderd en ook de bestaande mestkelder zal verdwijnen. Door de sloop van de verstorende bebouwing zal beeldkwaliteit van het perceel sterk verbeteren. Tevens zal er een bestaande sloot worden gedempt en een nieuwe sloot worden gegraven. Op de onderstaande afbeelding is een schets van de toekomstige situatie te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0003.png"

Afbeelding: gewenste situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, vastgesteld op 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Uit de SVIR blijkt dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten en zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel richt. Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het bouwvlak ligt niet in een gebied waar nationale belangen spelen, blijkt uit de SVIR. Hiermee vormt de SVIR geen belemmering voor de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid

Met de structuurvisie “Kwaliteit door veelzijdigheid” (vastgesteld 23 mei 2011) wil de provincie Noord-Holland bestaande kwaliteiten verder ontwikkelen. Om het gewenste toekomst beeld te realiseren wordt ingezet op de drie hoofdbelangen: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw.

Een vitale plattelandseconomie is belangrijk voor de Noord-Hollandse economie en een voorwaarde voor de leefbaarheid van gebieden. Het uitgangspunt is een ontwikkelingsgerichte strategie, met de ambitie dat daar waar nieuwe economische activiteiten mogen worden ontwikkeld, ook de kwaliteit van het gebied toeneemt.

De Provincie Noord-Holland onderscheidt voor de landbouw daarbij twee zones, een zone voor grootschalige landbouw en een zone voor gecombineerde landbouw. Het betreffend agrarisch bouwperceel ligt in de zone voor grootschalige landbouw. In de zone voor grootschalige landbouw is ruimte voor schaalvergroting, structuurverbetering en (mondiaal) concurrerende productielandbouw, de bijbehorende be- en verwerking, handel en distributie en het uitplaatsen van groeiende bedrijven uit stedelijk of kwetsbaar gebied.

De trend naar schaalvergroting en specialisatie zal zich voortzetten vanuit een economisch perspectief. Deze trend brengt ook de behoefte aan grotere bouwpercelen met zich mee. In dit gebied bestaat de mogelijkheid om het bouwblok te vergroten tot maximaal 2 hectare, met een afwijkingsregels tot meer hectaren.

Conform de visiekaart van de structuurvisie en kaart 4 van de verordening ligt het bouwperceel langs een ecologische verbindingszone. De provincie vindt zowel de weidevogels als het karakteristieke cultuurlandschap waarin zij verblijven belangrijk. Daarom beschermt zij deze landschappen tegen inbreuken op de openheid.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie

Provinciale Staten hebben op 20 december 2016 de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een geconsolideerde wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat.

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid staan de provincie, naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten en dergelijke, diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals de Prvs. De Prvs is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of ruimtelijke onderbouwingen.

De locatie is niet gelegen binnen het Nationaal natuurnetwerk (voormalige EHS) en provinciale Ecologische verbindingszones (zie figuur 4) De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van het NNN.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0004.png"

Figuur 4: Fragment van kaart 4 Provinciale ruimtelijke verordening, Ecologische hoofdstructuur (groene gebied) (bron: (http://noordholland.planoview.nl/NL.IMRO.9927.PRVPNHCONSOLID-2012)

Het plangebied maakt wel onderdeel uit van het weidevogelgebied zoals opgenomen in de verordening. Bestaande bouwvlakken houden in dit gebied uitbreidingsmogelijkheden. Het betreft hier een wijziging van een bestaand bouwvlak voor een veehouderijbedrijf. Om de gewenste wijziging mogelijk de maken heeft de initiatiefnemer een bestaand stuk grond in hetzelfde weidevogelleefgebied geruild met Staatsbosbeheer om de aangrenzende gronden te kunnen verkrijgen. De oppervlakte van de te ruilen gronden bedraagt 7000m2 en de grond die is verkregen heeft een oppervlakte van 1700m2. Door deze ruil is de oppervlakte ten behoeve van het weidevogelleefgebied sterk toegenomen. Netto vindt er geen verstoring plaats en bruto betekent dit een verbetering voor het weidevogelleefgebied. De paarden zullen niet worden beweid omdat de omliggende gronden niet in eigendom zijn bij de eigenaar. Daar waar dit wel gebeurde op de gronden die nu geruild zijn met Staatsbosbeheer. Ook dit zal ten goede komen van het weidevogelleefgebied. Met instemming van de ruil is ook Staatsbosbeheer als eigenaar van de naastgelegen gronden positief over dit initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0005.png"

Figuur 5: Fragment van kaart 4 Provinciale ruimtelijke verordening. Weidevogelgebieden (Bron: http://noordholland.planoview.nl/NL.IMRO.9927.PRVPNHCONSOLID-2012)

Gelet op het bovenstaande regelgeving uit de provinciale ruimtelijke verordening en de verbeterde omstandigheden voor het weidevogelleefgebied kan worden geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Landelijk gebied Schagen

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Landelijk gebied Schagen zijn zowel veehouderijen als akkerbouwers actief. De akkerbouw (wisselteelt) binnen de grenzen van de gemeente wordt uitgeoefend door bedrijven die buiten de gemeente gevestigd zijn. Door de beperkte omvang van het buitengebied is het aantal agrariërs beperkt en is het aantal de laatste decennia ook afgenomen. Intensieve veehouderijen zijn niet aanwezig binnen Landelijk gebied Schagen. Wel is een biologische varkenshouder gesitueerd aan de Westfriesedijk.

Het betreft hier een bestaand veehouderijbedrijf waarvan het bouwvlak wordt aangepast en het gebruik conform de milieu vergunde situatie wordt hersteld. De gewenste situatie is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Monumentenwet gewijzigd. Als gevolg van het verdrag van Valletta, dat in 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, heeft archeologie een prominente plaats gekregen in de ruimtelijke ordening. Iedere gemeente is verplicht aandacht te besteden aan de archeologie op haar grondgebied en dit te verwerken in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke instrumenten.

In het plangebied zijn de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 4 en 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. Deze beide dubbelbestemmingen, met bijbehorende regels, zullen ook in dit bestemmingsplan worden opgenomen. Bij toekomstige bouwaanvragen wordt getoetst aan deze regels.

Door het opnemen van beide archeologische dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan blijven de archeologische waarden voldoende beschermd. Qua archeologie kan het bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht.

4.2 Bodem

Via het bodemloket kan inzicht worden verkregen in het de bij de overheid bekende gegeven omtrent de bodemkwaliteit in de omgeving. Er is tevens aangegeven waar vroeger (bedrijfs) activiteiten hebben plaatsgevonden die extra aandacht verdienen omdat ze de bodemkwaliteit beïnvloed kunnen hebben.

Het rapport van het bodemloket geeft aan dat in het verleden (1994) voor locatie Wadweg 4 een bodemrapport opgesteld. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. Na deze datum hebben er zich geen andere bedrijfsactiviteiten op het perceel ontplooit die de bodem mogelijk verontreinigd hebben. Het 'Rapport Bodemloket' is als bijlage bijgevoegd.

Het aspect bodem is voor de uitvoering van dit bestemmingsplan geen belemmering.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van een passende afstand rond bedrijven en instellingen ten opzichte van gevoelige functies is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2012) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven en instellingen zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten.

Op naastgelegen perceel van het agrarisch bedrijf bevindt zich een burgerwoning.

Op basis van de bedrijvenlijst moet voor een paardenfokkerij (met uitzondering van geur (zie paragraaf 4.4)) een minimale afstand van 50 meter worden aangehouden. In de huidige situatie wordt aan deze afstand voldaan. In de nieuwe situatie zal hier rekening mee gehouden moeten worden.

4.4 Geur

Voor geur moet voldaan worden aan de vaste afstanden voor geur in het activiteitenbesluit. De inrichting is gelegen buiten de bebouwde kom. Hiervoor gelden de volgende afstandseisen:

  • Gevel woningen van derden - gevel dichtstbijzijnde stal : 25 meter
  • Gevel woningen van derden - emissiepunt dichtstbijzijnde stal : 50 meter

De kortste afstand tussen de bestaande stallen en de gevels van woningen van derden bedraagt 87 meter. De nieuwe loods of andere gebouwen waar dieren kunnen worden gehouden zullen moeten voldoen aan de afstandseisen voor Geur. Gelet op de mogelijkheden binnen het bouwvlak bieden deze geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.5 Ecologie

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998, ecologische hoofdstructuur) en de soortenbescherming (Flora- en faunawet).

4.5.1 Gebiedsbescherming

Het projectgebied ligt niet in de directe nabijheid van Natura 2000-gebieden. Het dichtbijgelegen Natura 2000-gebied is Zwanewater en Pettemerduinen op een afstand van c.a. 9 kilometer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0006.png"

Figuur 5: Ligging bedrijf ten opzichte van Natura 2000-gebieden

Het bedrijf grenst aan de Ecologisch Hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0007.png"

Figuur 6: lligging nabij Ecologische Hoofdstructuur (bron: http://www.synbiosys.alterra.nl)

Ecologische hoofdstructuur (EHS)

De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechterd.

Onderzoek

Voor de EHS geldt geen externe werking. Hoewel de locatie grenst aan de EHS is gezien de aard van de ingreep externe werking niet aan de orde. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied Zwanewater en Pettemerduinen en het weidevogelgebied is, gelet op de aard van de ingreep en het huidige gebruik van de locatie ook niet aan de orde.

Effecten

Het plangebied ligt buiten EHS, er zijn alleen effecten mogelijk in het kader van de externe werking. De voorgenomen ingreep richt zich op een agrarische bedrijfslocatie. Het betreffen werkzaamheden die behoren bij een normale agrarische bedrijfsvoering. Nadat het plangebied is ingericht zal de mate van verstoring (geluid, licht, beweging) niet groter zijn dan in de huidige situatie omdat het plangebied in de huidige situatie als opslagplaats wordt gebruikt en er als een melkveehouderijbedrijf is vergund. Overige effecten in het kader van de externe werking zijn niet te verwachten.

Aangezien binnen de provincie Noord-Holland de EHS geen 'externe werking' kent, is toetsing niet noodzakelijk.

Wet natuurbescherming

Op de locatie is een vergunning verleend voor een melkveehouderijbedrijf. Op basis van de vigerende milieuvergunning mogen er 138 melk- en kalfkoeien, 90 stuks vrouwelijk jongvee en 140 schapen gehouden worden op deze locatie. Omdat het planvoornemen een wijziging in diercategorie betreft en een mogelijke nieuwbouw geldt hier een vergunningplicht onder de Wet natuurbescherming.

Wnb vergunning

Op 21 november 2017 is de Wnb vergunning verleend voor de gewenste situatie. Het besluit is bijgevoegd bijlage laat zien dat de gewenste ontwikkelruimte is toegekend voor dit planvoornemen.

4.5.2 Soortenbescherming

Daarnaast is de Wet natuurbescherming onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn ook - in het kader van de Wet natuurbescherming - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

De gronden waar die worden toegevoegd aan het bouwlak worden in de huidige situatie gebruikt de buitenopslag van wikkelbalen. Verder zal er een stukje sloot worden gedempt. De verwachting is dat in dit kleine stukje sloot geen soorten aanwezig zijn gelet op het huidige agrarische gebruik van de omliggende gronden. Dit huidige gebruik en de bestaande bouwwerken maken dat er geen ecologische waarden aanwezig zijn op deze gronden. De Wet natuurbescherming vormt voor het uitvoeren van voorgenomen activiteit geen belemmering. Zo worden geen potentiële vindplaatsen en/of habitats van relevante flora en fauna verwijderd door de beoogde ontwikkelingen.

4.6 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit (Wlk) als deel van de Wet milieubeheer (titel 5.2 in de Wm). Met de inwerkingtreding van deze wet, is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) vervallen. Met de invoering van het criterium ‘niet in betekenende mate’ (= artikel 5.16 lid 4Wm) hoeven besluiten die onder dat criterium vallen niet meer te worden getoetst aan die grenswaarden. Er kan in die gevallen worden volstaan met het aannemelijk maken dat het voorgenomen project qua omvang beneden de in de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen)’ (NIBM) genoemde aantallen te bouwen woningen of vierkante meter bruto vloeroppervlak of andere begrenzingen blijven, dan wel het aannemelijk maken dat de concentratietoename ten gevolge van het betreffende besluit niet de 3% grens overschrijdt.

Door de beoogde uitbreiding is er geen toename van de verkeersbewegingen te verwachten. Tevens wordt in het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied Gemeente Schagen’ er vanuit gegaan dat de ruimte die het bestemmingsplan biedt voor uitbreiding van de agrarische bedrijven 'niet in betekende mate' zal bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook op basis van de plan-MER worden geen overschrijdingen van de grenswaarden verwacht.

Gelet op het niet toenemen van de verkeersbewegingen zal het beoogd initiatief niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en voldoet derhalve uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

4.7 Wet geluidhinder

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. DeWgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door ondermeer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De Wgh richt zich voornamelijk op de bescherming van de woonomgeving en bevat normen voor de geluidbelasting op gevoelige bestemming (o.a. woningen).

Er wordt binnen het project geen extra geluidgevoelig object in de vorm van een woning toegevoegd. Het beoogd plan betreft een uitbreiding van een agrarische bedrijf dat geen geluidgevoelige ruimte bevat. Om die reden worden er geen eisen gesteld aan de geluidwering van de gevels.

Ondanks de uitbreiding zal het aantal geluidsbronnen ongewijzigd blijven en vindt er dus geen toename plaats van de geluidsbelasting. Ook zal als gevolg van de uitbreiding geen noemenswaardige toename ontstaan van het auto- en vrachtverkeer ten opzichte van de huidige situatie. Een geluidsonderzoek wordt dan ook niet nodig geacht.

4.8 Externe veiligheid

Het beleid inzake externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico´s voor de omgeving met betrekking tot:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Overeenkomstig de Risicokaart van de provincie Noord-Holland is de locatie niet gelegen binnen de invloedsfeer van objecten waarvoor een extern veiligheidsrisico geldt volgens de Risicokaart van de Provincie Noord-Holland, zoals risicovolle inrichtingen en hoofdgasleidingen. Ook is er geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving. Wel loopt er ten zuidwesten van het perceel een vaarwegbegrenzing. Het plangebied bevindt zich op ruime afstand van deze begrenzing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPWadweg4-VA01_0008.png"

Figuur 7: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Geconcludeerd kan worden dat de uitbreiding van het bouwvlak niet binnen de plaatsgebonden risicocontour en/of het invloedsgebied van het groepsrisico van een risicovolle activiteit is gelegen. Een verdere uitwerking van de veiligheidsparagraaf is dan ook niet noodzakelijk.

4.9 Water

Voor het planvoornemen is de watertoets uitgevoerd (zie bijlage) De conclusie is dat voor dit onderdeel de normale procedure doorlopen dient te worden. Er is inmiddels overleg geweest met het Waterschap over het aanvragen van een watervergunning m.b.t. het dempen van de sloot en de compensatie hiervan. Er vindt een kleine toename van verharding plaats ten opzichte van de bestaande situatie. Dit hoeft niet gecompenseerd te worden.

De gewenste stal zal (deels) op de plaats van de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Op deze manier blijft de bestaande afstand tot de sloot gehandhaafd. Verder zal er waar heb bouwvlak grenst aan de primaire waterloop rekening worden gehouden met een ondehoudszone van 5 meter.

Voor wat betreft het aspect water zullen nadere afspraken worden gemaakt met het waterschap in het kader van de watervergunning. Ruimtelijk gezien kan het plan voor het aspect water dan ook inpasbaar worden geacht.

 

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen', kortweg SVBP en het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen 2014'.

5.1 Toelichting op het juridisch systeem

Met de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2012) is in dit plan rekening gehouden, evenals met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

5.1.1 Planopzet en systematiek

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op de verbeelding is de bestemming van het perceel aangepast aan het beoogd toekomstig gebruik. Met de verbeelding en de regels wordt het agrarisch bouwvlak aangepast en zal de huidige bestemming 'Natuur' komen te vervallen. Het bestemmingsplan kent één enkelbestemming voor het plangebied en een tweetal dubbelbestemmingen, te weten:

Enkelbestemming

- Agrarisch met Waarden

Dubbelbestemmingen

- Waarde Archeologie 2

- Waarde Archeologie 4

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor de realisatie van de plannen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Er zijn geen gemeentelijke kosten aan het plan verbonden. Een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp bestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Ook wordt het ontwerp bestemmingsplan verzonden naar diverse overleginstanties. Na de ontwerp-fase zal beoordeeld worden of het plan vastgesteld kan worden.

In de ontwerp-fase is door de Provincie Noord-Holland een zienswijze ingegdiend. Naar aanleiding van deze zienswijze is de toelichting bij het bestemmingsplan op een aantal punten aangepast en aangevuld. In de Nota van zienswijzen is deze zienswijze van beantwoording voorzien. Het bestemmingsplan kan nu worden vastgesteld. Het vastgestelde bestemmingsplan ligt vervolgens 6 weken ter inzage. In deze termijn kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State.