Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Haringhuizerweg 1 Schagen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0441.BPWTPLHarhuizerwg1-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Haringhuizerweg 1 Schagen, van de gemeente Schagen;

1.2 de verbeelding:

de verbeelding bestaande uit het blad, met het nummer NL.IMRO.0441.BPWTPLHarhuizerwg1-VA01 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen
;

1.3 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0441.BPWTPLHarhuizerwg1-VA01met de bijbehorende regels en bijlagen;
 

1.4 aan- of uitbouwbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het al dan niet in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1, dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
    1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
    2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

1.9 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
 

1.10 bestaand:

  1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
  2. ten aanzien van het overige gebruik:
    1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
 

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kanworden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneelopzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directeverbinding staat met het hoofdgebouw;
 

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk
,als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaammet de aarde is verbonden, of een constructie van enige omvang van hout,steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzijdirect of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steunvindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 

1.17 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;
 

1.18 eerste verdieping:

een tweede bouwlaag van een gebouw, met dien verstande dat onder eerste bouwlaag een
souterrain of kelder niet daaronder wordt begrepen;
 

1.19 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct isgelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienstevan het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.20 erker:

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel ofbeide, van een woning en welke ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
 

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen offunctie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 

1.23 kap:

een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
 

1.24 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
 

1.25 oorspronkelijke gevel:

de gevel van het hoofdgebouw ten tijde van de oplevering;
 

1.26 peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct
    aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die
    hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet
    direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die
    hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een zich op het strand bevindend gebouw: de bovenkant van de
    begane grondvloer van het gebouw;
  4. voor een zich op het strand bevindend bouwwerk, geen gebouw zijnde:
    de voet van het betreffende bouwwerk;
  5. indien op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden
    waterpeil;
 

1.27 webwinkels en postorderbedrijven:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop, van goederen die uitsluitend worden verkochtdoor middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld;
 

1.28 wonen:

het bewonen van een woning;
 

1.29 woning:

een complex van ruimten in één gebouw, krachtens zijn indeling en inhoud geschikt en uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijkhuishouden.
.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
   
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer- en verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden en het doorgaand verkeer;
  2. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  3. openbare nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
 
met dien verstande dat:
 
  1. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen;
  2. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet (waarbij in ieder geval het bestaande aantal rijstroken mag niet toenemen).
 

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van gronden als evenemententerrein.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1 Houden van evenementen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het houden van evenementen.
3.4.2 Omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 3.4.1 kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de sociale veiligheid;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de woonsituatie.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
met de daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. openbare nutsvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. water- en oeverstroken.
 

4.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. de oppervlakte van een vrijstaande woning is maximaal 120 m²;
    3. de oppervlakte van een geschakelde woning is maximaal 80 m²;
    4. het aantal woningen mag niet meer zijn dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
    5. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt voor het overige niet meer dan de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”;
  2. Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
    1. bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. de oppervlakte van een garage bij een vrijstaande woning is maximaal 40 m²;
    3. de oppervlakte van een berging bij geschakelde woningen is maximaal 12 m²;
    4. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de oppervlakte van een buitenterras bij vrijstaande woningen bedraagt maximaal 80 m²;
    2. de oppervlakte van een buitenterras bij geschakelde woningen bedraagt maximaal 60 m².
    3. op of bij de buitenterrassen mogen geen dichte schuttingen geplaatst worden. Een open afrastering met een maximale hoogte van 1 meter is toegestaan.
  4. Het bouwen van gebouwen mag alleen plaatsvinden indien is voorzien in:
    1. de aanleg en instandhouding van waterberging met een totale oppervlakte van ten minste 1000 m² op de locatie zoals weergegeven op het inrichtingsplan, bijlage 1 van de regels;
    2. de aanleg en instandhouding van beplanting in de vorm van rietoevers met plasbermen, bloemrijke weides met beplanting van inheemse bomen en knotwilgen, zoals weergegeven op het inrichtingsplan, bijlage 1 van de regels.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
 
  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven;
  • het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-permanente bewoning.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie,
 
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
    2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
 

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
 
 

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
“Regels van het bestemmingsplan Haringhuizerweg 1 Schagen"