Inhoudsopgave
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
|
plan: |
|
het Bestemmingsplan Beemsterboerweg 7 te Waarland met identificatienummer Nl.IMRO.0441.BPWLDBeemstrbweg7-VA01 van de gemeente Schagen; |
|
|
|
bestemmingsplan: |
|
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de bijbehorende bijlage; |
|
|
|
aanbouw: |
|
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
aanduiding: |
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; |
|
|
|
aanduidingsgrens: |
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
|
|
|
bebouwing: |
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; |
|
|
|
beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis: |
|
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1, dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
bestaand: |
|
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010); |
|
|
|
bestemmingsgrens: |
|
de grens van een bestemmingsvlak; |
|
|
|
bestemmingsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; |
|
|
|
bijgebouw: |
|
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
bouwen: |
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; |
|
|
|
bouwgrens: |
|
de grens van een bouwvlak; |
|
|
|
bouwlaag: |
|
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder, met dien verstande dat de hoogte van een bouwlaag niet meer mag bedragen dan 4 m; |
|
|
|
bouwperceel: |
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
|
bouwperceelgrens: |
|
een grens van een bouwperceel; |
|
|
|
bouwvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; |
|
|
|
bouwwerk: |
|
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; |
|
|
|
dak: |
|
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; |
|
|
|
detailhandel: |
|
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
|
|
|
eerste bouwlaag: |
|
de bouwlaag op de begane grond; |
|
|
|
erotisch getinte vermaaksfunctie: |
|
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; |
|
|
|
gebouw: |
|
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
|
|
|
gebruiksmogelijkheden: |
|
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken; |
|
|
|
hoofdgebouw: |
|
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; |
|
|
|
kap: |
|
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak; |
|
|
|
mantelzorg: |
|
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak; |
|
|
|
meetverschil: |
|
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens; |
|
|
|
milieusituatie: |
|
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling; |
|
|
|
overkapping: |
|
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten; |
|
|
|
peil: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
prostitutie: |
|
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; |
|
|
|
seksinrichting: |
|
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; |
|
|
|
silo: |
|
bouwwerk, geen gebouw zijnde voor de opslag van mest dan wel ruwvoer (voor eigen gebruik); |
|
|
|
straat- en bebouwingsbeeld: |
|
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is; |
|
|
|
uitbouw: |
|
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, wel gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
verkeersveiligheid: |
|
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers; |
|
|
|
voorgevel: |
|
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt; |
|
|
|
woning: |
|
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
|
|
|
woonhuis: |
|
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; |
|
|
|
woonsituatie: |
|
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder. |
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
|
de oppervlakte van een bouwwerk: |
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
|
de bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
|
|
|
de dakhelling: |
|
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
|
de goothoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
|
|
|
de inhoud van een bouwwerk: |
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
|
|
|
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: |
|
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is. |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat houtteelt niet in de bestemming is begrepen, |
en tevens voor:
|
het opwekken van duurzame energie, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen; |
|
groenvoorzieningen, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "groen" voor ten minste 75% met hoog opgaande beplanting dienen te worden ingericht;; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
verkeers- en verblijfsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; |
|
water; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en de waterhuishouding worden gebouwd.
3.2.2 Openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding gelden de volgende regels:
|
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; |
|
de inhoud mag niet meer bedragen dan 150 m³. |
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
er mogen geen mest- en sleufsilo’s worden gebouwd; |
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruik van gronden ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen (met uitzondering van seismologisch onderzoek); |
|
bodembewerking in de vorm van bezanden, omzetten en omspuiten. |
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de hierna onderscheiden gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
het aanleggen van verharde oppervlakten van meer dan 50 m². |
3.4.2 Uitzondering
Het in lid 3.4.1, vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen.
3.4.3 Overleg eigenaren/gebruikers
Alvorens over de in lid 3.4.1, genoemde vergunning te beslissen, pleegt het bevoegd gezag overleg met de eigenaren/gebruikers van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Wonen - 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woningen, al dan niet in combinatie met: |
|
|
|
|
|
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen en erven; |
|
groenvoorzieningen, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "groen" voor ten minste 75% met hoog opgaande beplanting dienen te worden ingericht; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
verkeers- en verblijfsvoorzieningen; |
|
water; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van woningen gelden de volgende regels:
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is; |
|
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal; |
|
het aantal bouwlagen, exclusief kap, mag niet meer bedragen dan 1; |
|
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; |
|
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°. |
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
|
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak en/of op de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf”; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat: |
|
|
|
|
|
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waar aan wordt gebouwd, indien deze meer is; |
|
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m; |
|
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m; |
|
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m. |
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m. |
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of mantelzorg; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden. |
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de woonsituatie; |
|
de verkeersveiligheid; |
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, |
worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3, sub a, en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
|
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt; |
|
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast; |
|
het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt. |
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woningen, al dan niet in combinatie met: |
|
|
|
|
|
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen, |
met de daarbij behorende:
|
tuinen en erven; |
|
groenvoorzieningen, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "groen" voor ten minste 75% met hoog opgaande beplanting dienen te worden ingericht; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
verkeers- en verblijfsvoorzieningen; |
|
water; |
|
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde. |
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van woningen gelden de volgende regels:
|
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - bebouwing uitgesloten" mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend met de voorgevel in de lijn ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" worden gebouwd; |
|
de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m; |
|
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal; |
|
het aantal bouwlagen, exclusief kap, mag niet meer bedragen dan 1; |
|
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m; |
|
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°; |
|
ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd. |
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
|
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - bebouwing uitgesloten" mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd; |
|
|
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd; |
|
|
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat: |
|
|
|
|
|
|
|
|
de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, indien deze meer is; |
|
|
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m; |
|
|
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m; |
|
|
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m. |
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
|
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - bebouwing uitgesloten" mogen geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd; |
|
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m; |
|
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m. |
5.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of mantelzorg; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel tenzij het detailhandel bij een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de bedrijfsactiviteit of die binnen het beroep of de bedrijfsactiviteit vervaardigd worden. |
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de woonsituatie; |
|
de verkeersveiligheid; |
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, |
worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3, sub a, en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
|
de hulpbehoevende(n) aan wie zorg wordt geboden daartoe over een indicatie van een bevoegde arts dan wel instelling beschikt; |
|
het karakter van het betreffende gebouw niet onevenredig wordt aangetast; |
|
het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik voor mantelzorg niet onevenredig toeneemt. |
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
|
een grotere goothoogte; |
|
een grotere bouwhoogte; |
|
een grotere oppervlakte; |
|
een grotere dakhelling; |
|
een kleinere dakhelling, |
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
|
de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen; |
|
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen. |
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de sociale veiligheid; |
|
de verkeersveiligheid; |
|
de woonsituatie, |
worden afgeweken van:
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft; |
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; |
|
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van 25 m; |
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits: |
|
|
|
|
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
9.2 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
|
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het 'Bestemmingsplan Beemsterboerweg 7 te Waarland'.
