Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Buiskoolstraat 29, van de gemeente Schagen;
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0441.BPSCHBuiskoolstr29-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 de verbeelding:
de verbeelding bestaande uit het blad, met het nummer NL.IMRO.0441.BPSCHBuiskoolstr29-va01,
van het bestemmingsplan Buiskoolstraat 29 met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
Alle verdere algemene begrippen zijn opgenomen in bijlage 1.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Voor balkons aan de achtergevel van het hoofdgebouw geldt dat de bouwgrens-overschrijding 2,5 meter mag bedragen.
Artikel 3 Verkeer - Verblijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Verkeer - Verblijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden en het doorgaande verkeer;
- parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein";
- standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van verkeer - verblijf - standplaats",
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen;
- speelvoorzieningen,
en het daarbij behorende:
- water,
met dien verstande dat:
- in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen;
- in de bestemming de (week)markt is begrepen;
- in de bestemming terrassen ten behoeve van horecabedrijven zijn begrepen;
- de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet.
3.2 Bouwregels
- Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 10 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken als evenemententerrein anders dan ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein”.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.3 voor het houden van evenementen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein”.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
en tevens voor:
- een ondergrondse parkeergarage, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;
- een atelier, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “atelier”,
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen
- openbare nutsvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen,
en het daarbij behorende:
- waterlopen en –partijen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van niet-aaneengebouwde hoofdgebouwen dient ten minste 2 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
- de goot- en bouwhoogte en de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder en niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling ter plaatse van de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)”, dan wel de bestaande bouwmaten indien deze minder of meer zijn;
- de oppervlakte van een hoofdgebouw bij niet-gestapelde woningen mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van een bouwperceel bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen tot op de zij- of achtererfgrens worden gebouwd, tenzij de zij- of achtererfgrens grenst aan de openbare ruimte in welk geval aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten minste 1 m uit de erfgrens dienen te worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder 1. mogen bijgebouwen en overkappingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
- bijgebouwen en overkappingen uitsluitend mogen worden gebouwd aan reeds voor (het verlengde van) de voorgevel aanwezige aan- of uitbouwen of bijgebouwen;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goot- of verdiepingshoogte van de aanwezige aan- of uitbouw of aanwezige aangebouwde bijgebouw, vermeerderd met 0,30 m;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, vermeerderd met 0,30 m;
- de diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 4 m gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
- de breedte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw plus de breedte van een eventueel aan de zijgevel gebouwd aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw;
in afwijking van het bepaalde onder 1. mogen aan- en uitbouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de breedte van de aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 2/3 deel van de breedte van de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
- de diepte van de aan- en uitbouwen niet meer dan 1 m mag bedragen, gemeten vanuit de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, met dien verstande dat, indien de afstand tussen de oorspronkelijke voorgevel en de voorerfgrens 7 m of meer bedraagt de diepte niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
- in aanvulling op het bepaalde onder b. geldt dat wanneer een aan- of uitbouw tevens aan de zijgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd, de genoemde afstanden tevens gelden gemeten vanuit de zijerfgrens;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitend zij- en/of achtererf, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen nooit meer dan 75 m² mag bedragen;
- indien bestaande maten en oppervlakten afwijken van de maten en oppervlakten zoals genoemd in lid 1 tot en met 9, zijn deze maten toegestaan.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 4.2, sub b onder 3 voor het voor het afdekken van een bijgebouw met een kap, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m;
- de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
het bepaalde in lid 4.2, sub b onder 5 voor het voor het afdekken van een aan- of uitbouw met een kap, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m;
- de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
- het bepaalde in lid 4.2, sub b onder 6 voor het vergroten van de diepte van een aan- of uitbouw tot de diepte van reeds aanwezige aan- of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte per woning meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf;
- het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-permanente bewoning.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
worden afgeweken van:
- de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
4 Overgangs- en slotregels
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid a met maximaal 10%.
- Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Buiskoolstraat 29 Schagen"