direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Natuurpark de Bongerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan betreft de herbestemming van Natuurpark de Bongerd te Tuitjenhorn. In 2012 is door de voormalige gemeente Harenkarspel het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen Harenkarspel' vastgesteld, waarin Campingpark de Bongerd is meegenomen. Natuurpark de Bongerd heeft bij de herziening de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' gekregen, inhoudende dat kamperen uitsluitend in de oorspronkelijke vorm mogelijk is. Om innovatie van het kampeergebied mogelijk te maken wordt de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' omgezet naar de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2'. Door deze herbestemming zijn nieuwe vormen van kamperen mogelijk en kan Campingpark de Bongerd worden aangepast aan de wensen van nu en de nabije toekomst.

Voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan, daarom is dit bestemmingsplan opgesteld waarmee de beoogde ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Tuitjenhorn. Het plangebied omvat Natuurpark de Bongerd gelegen ten noorden van Campingpark de Bongerd en wordt ontsloten door de Oosterdijk die aansluit op de Ambachtsdijk en doorloopt naar de provinciale weg N245. De ligging van het plangebied is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0001.jpg"

Ligging van het plangebied (rode lijnen), bron: Google Earth

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hierna Hoofdstuk 2, waarin de bestaande situatie en toekomstige situatie (het voornemen) wordt beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt vervolgens het voornemen getoetst aan relevante beleidskaders en de relevante wet- en regelgeving. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitkomsten van de noodzakelijke planologische en milieuonderzoeken. Ten slotte besteedt Hoofdstuk 5 aandacht aan de uitvoerbaarheid van het voornemen en licht Hoofdstuk 6 de juridische vormgeving toe.

Hoofdstuk 2 Voornemen

2.1 Huidige situatie

Campingpark de Bongerd omvat een terrein van circa 35 hectare in het buitengebied van de gemeente Schagen. Het park biedt verschillende kampeermogelijkheden, zoals het gebruik van een standplaats voor een eigen kampeermiddel of de huur van een accommodatie voor een kort verblijf. Daarnaast zijn er meerdere voorzieningen op het terrein aanwezig, zoals een receptie, een minishop, het Appeloniatheater, een brasserie, een buitenzwembad en tennisbanen.

Het plangebied omvat Natuurpark de Bongerd, gelegen ten noorden van Campingpark de Bongerd. Het plangebied bestaat uit voormalige agrarische gronden die zijn omgevormd tot natuurlijk kampeergebied met enkele bomen en waterlopen. Natuurpark de Bongerd wordt door waterlopen en deels door oude boomwallen afgeschermd van het open agrarisch landschap aan de noord- en westzijde van het plangebied.

De Bongerd kan dit deelgebied gebruiken voor standplaatsen voor kampeermiddelen, maar niet voor vaste kampeermiddelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0002.png"

Luchtfoto plangebied, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

2.2 Toekomstige situatie

Natuurpark de Bongerd is ingericht als kampeerterrein behorende bij Campingpark de Bongerd. De eerste fase van de herinrichting is in 2008 reeds uitgevoerd. Waterlopen zijn gegraven, het park is geprofileerd, funderingen voor de wegen zijn aangelegd en het groen is aangeplant. Om het park verder te ontwikkelen is van belang ruimte te bieden om nieuwe ontwikkelingen in gang te zetten, die tegemoetkomen aan de verander(en)de wens van de gasten. Er is behoefte aan kamperen in de nieuwe vorm: recreatieverblijven voor kort verblijf, in de vorm van vaste kampeermiddelen, stacaravans, chalets, hooiberghutten met privé-voorzieningen. Ook is van belang flexibiliteit te bieden om ook in de toekomst met de dynamiek in de marktvraag mee te kunnen bewegen. Om continuïteit te waarborgen, om duurzaam te kunnen blijven bouwen aan een succesvol campingpark en daarmee in lengte van jaren een economische factor van belang te blijven voor de wijde regio. In de Notitie nut en noodzaak wordt nader onderbouwd waarom deze ruimte en flexibiliteit moet worden geboden, zie Bijlage 1.

Voorliggend bestemmingsplan biedt ruimte voor kamperen in de nieuwe vorm. Om de nieuwe vorm van kamperen in het plangebied mogelijk te maken is herbestemming noodzakelijk. Binnen de huidige bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' zijn vaste kampeermiddelen niet toegestaan. In de toekomstige situatie wordt het plangebied bestemd als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Omliggende groenstroken worden bestemd als 'Groen - Afschermende beplanting'. Met de herbestemming van Natuurpark de Bongerd wordt innovatie mogelijk gemaakt.

De aanpassing van het bestemmingsplan ziet toe op een capaciteit van maximaal 225 vaste kampeermiddelen. Door laatstegenoemde aan te passen van 275 (vigerend) naar 225 standplaatsen kan Natuurpark De Bongerd een geleidelijke overstap maken naar de vaste kampeermiddelen. Omzetting gaat gefaseerd plaatsvinden, bij volledige omzetting bedraagt het maximale aantal 225 vaste kampeermiddelen. Onderstaande tabel geeft de maximale capaciteit eenheden in het plangebied weer.

Rekenmodel maximale capaciteit  
Toeristische eenheden   Verhuureenheden   Maximum aantal eenheden  
100%   0%   275  
75%   25%   263  
50%   50%   250  
25%   75%   238  
0%   100%   225  

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0003.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het planvoornemen is voorliggend bestemmingsplan getoetst aan het geldende provinciale en gemeentelijke beleidskader. In onderstaande paragrafen vindt deze toetsing plaats.

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie "Noord-Holland 2040" vastgesteld. De structuurvisie is op 28 september 2015 geactualiseerd. Op dit moment werkt de provincie aan de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050. De huidige provinciale plannen komen te vervallen en worden geïntegreerd in één omgevingsvisie voor de fysieke leefomgeving.

Uitgangspunt in de structuurvisie voor 2040 is "kwaliteit door veelzijdigheid". Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. Onderstaande afbeelding geeft de hoofdbelangen en de daaronder vallende onderwerpen uit de structuurvisie schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0004.png"

Hoofddoelstelling ruimtelijk beleid, bron: Provincie Noord-Holland

De provincie Noord-Holland onderscheidt verschillende landschapstypen. Het plangebied behoort tot het landschapstype 'Oude zeekleilandschap'. Het landschap wordt gekenmerkt door een grote tijdsdiepte van het landschap (langere ontwikkelingsgeschiedenis). De provincie Noord-Holland gaat uit van een ontwikkelingsgerichte benadering; ook tegenwoordige ruimtelijke ontwikkelingen vormen het landschap, zodat zorgvuldig wordt omgegaan met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. De Provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap als kernkwaliteit wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0005.jpg"

Weergave plangebied (rode lijnen) op Kaart Structuurvisie Noord-Holland 2040

De provincie zet in op voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme. Recreatie en toerisme zijn niet alleen belangrijk voor een aantrekkelijk leefklimaat voor de bewoners en bezoekers, maar zij leveren ook een belangrijke bijdrage aan de economie en werkgelegenheid in Noord-Holland.

De provincie wil dat gemeenten ruimte maken voor nieuwe ontwikkelingen door eerst de mogelijkheden om herstructureren te benutten. Voor de toekomstige vraag naar ruimte verwacht de provincie dat binnen bestaand bebouwd gebied en de transformatiegebieden voldoende capaciteit beschikbaar is.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van een bestaand kampeergebied in Schagen. Het plangebied is gelegen in bestaand bebouwd gebied. In het geldende bestemmingsplan hebben de gronden reeds een recreatieve bestemming.

Voorliggend plan past binnen de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

3.1.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (2018)

Provinciale Staten hebben op 23-04-2018 een gewijzigde Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld die per 02-05-2018 in werking is getreden. In de PRV zijn de provinciale belangen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van het kampeergebied De Bongerd in bestaand stedelijk gebied. In het plangebied wordt nu tevens ruimte geboden voor vaste kampeermiddelen voor kort verblijf. Deze ontwikkeling beperkt zich tot het huidige kampeerterrein. Het bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voorliggend plan past binnen de PRV.

3.2 Regionaal beleid

3.2.1 Regionale Visie Verblijfsrecreatie Noord-Holland Noord

De gemeenten in de regio Noord-Holland Noord hebben in samenspraak met de markt, natuurorganisaties en brancheorganisaties een regionale visie op de verblijfsrecreatie ontwikkeld. De gezamenlijke visie Regionale Visie Verblijfsrecreatie Noord-Holland Noord heeft als doel om in 2030 de meest vitale verblijfsregio van Nederland te zijn. Met de visie wordt uitvoering gegeven aan de PRV.

Om een vitale sector te zijn en te blijven met een belangrijke economische en maatschappelijke waarde voor Noord-Holland Noord moeten er op regioniveau gezamenlijk slimme keuzes gemaakt worden over:

  • Hoe om te gaan met het bestaande aanbod?
  • Wanneer is nieuw aanbod van toegevoegde waarde?
  • Wanneer versterkt een initiatief de kenmerken van de deelregio's?

Daarom is deze visie met een uitnodigend ontwikkelkader opgesteld waardoor de regio in staat is goede afwegingen te maken voor initiatieven. Tevens geeft de visie richting aand e verbetering van de vitaliteit van het bestaande aanbod.

In de visie gelden 7 leidende (ontwikkel)principes in de verblijfsrecreatie:

  • 1. we werken samen aan een vitale verblijfsrecreatiesector;
  • 2. ruimte voor onderscheidend aanbod;
  • 3. we kiezen voor recreatief ondernemerschap bij nieuwe ontwikkelingen;
  • 4. we versterken de omgeving (ruimtelijk en economisch);
  • 5. we herbruiken waar mogelijk het bestaande aanbod;
  • 6. we versterken het bestaande ondernemerschap;
  • 7. we creëren nieuwe waarde voor niet-vitaal aanbod.

Voorliggend intiatief betreft de innovatie van het bestaande Campingpark de Bongerd door onder andere nieuwe vormen van kamperen mogelijk te maken. Voor wat betreft nut en noodzaak, wordt met voorgaande aangegeven dat het plan voldoende rekening houdt met de gestelde uitgangspunten van de visie. In de Notitie nut en noodzaak zoals opgenomen in Bijlage 1 wordt de nut en noodzaak van het plan onderbouwd.

3.3 Gemeentelijke beleid

3.3.1 Bestemmingsplan 'Recreatieterreinen Harenkarspel'

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen Harenkarspel', zoals is vastgesteld op 11 december 2013 door de gemeenteraad. De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Binnen het plangebied is geen aanduiding bouwvlak opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0006.png"

Uitsnede plangebied bestemmingsplan 'Recreatieterreinen Harenkarspel'

Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

De gronden aangewezen voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' zijn bestemd voor standplaatsen voor kampeermiddelen, gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en het onderhoud en het beheer, sanitaire voorzieningen per standplaats voor een kampeermiddel, trekkershutten, hooiberghutten en tenthuisjes.

Waarde - Archeologie 4

De gronden aangewezen voor ‘Waarde - Archeologie 4' zijn bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Daarnaast zijn ze bestemd voor de overige bestemmingen die op de gronden zijn toegewezen.

3.4 Conclusie

Voorliggend bestemmingplan past binnen de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd door de provincie Noord-Holland en de gemeente Schagen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op gericht de hinder als geluid vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. In de Wgh is bepaald dat een recreatief object geen geluidsgevoelig object is. Daarom hoeft voor plannen voor de uitbreiding van het recreatieterrein geen onderzoek te worden gedaan naar mogelijke geluidhinder vanwege weg- en verkeerslawaai.

In de Wgh is ook bepaald dat elke weg in beginsel een (geluids)zone heeft. Dit met uitzondering van:

  • wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan.

Plangebied

Het plangebied wordt ontsloten door de Oosterdijk waar een snelheid van 50 km per uur is toegestaan. Voor de omzetting naar de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' is geen onderzoek naar mogelijke geluidhinder vanwege weg- en verkeerslawaai nodig, omdat een recreatief object geen geluidsgevoelig object is in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh).

Conclusie

Het aspect geluidshinder levert geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

4.2 Bodem

Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.

Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:

  • nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);
  • er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
  • het bouwwerk de grond raakt en;
  • er na sloop wordt herbouwd.

Door de provincie Noord-Holland is het 'Bodemloket' ontwikkeld. Hierin wordt informatie verzameld met betrekking tot bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd of worden uitgevoerd, saneringen die zijn uitgevoerd en mogelijke bodembelastende bedrijven die hier waren gevestigd.

Op de kaart van Bodemloket geeft de overheid inzicht in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsanering). Ook laat de kaart zien waar vroeger (verdachte) activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.

Plangebied

Onderstaande afbeelding geeft een fragment weer van de kaart van het bodemloket ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0007.jpg"

Fragment van de bodemkaart, bron: www.bodemloket.nl (ligging plangebied rood omlijnd)

Op het fragment van de bodemkaart van het bodemloket is te zien dat ten oosten van het plangebied een gebied ligt waar verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd en vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Verder zijn in het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen locaties waar onderzoek is uitgevoerd of in procedure zijn. Voor het plangebied geldt het generieke gemeentelijke bodembeleid.

Grond die tijdens bouwactiviteiten vrij komt mag zonder nader onderzoek op het zelfde perceel hergebruikt worden. De bij bouw-/graafwerkzaamheden vrijkomende grond en/of puin die men niet op de locatie kwijt kan, dient aanvullend onderzocht te worden conform het Besluit bodemkwaliteit.

Conclusie

De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem belemmerd.

4.3 Water

Wet- en regelgeving

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het tweede Nationaal Waterplan vormt de structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2016-2021.

Plangebied

Algemeen

Het plangebied is gelegen in het peilgebied 3752-02 van de Ringpolder met een streefpeil van NAP -2,35 meter. Het gebied watert af middels een stelsel van secundaire- en primaire waterlopen naar het gemaal Geestmerambacht. Daar wordt het water via dit gemaal op de Schermerboezem uitgeslagen. De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Tussen initiatiefnemer en het hoogheemraadschap is in juli 2018 nader overleg gevoerd. De overlegresultaten zijn in deze paragraaf verwerkt.

Het plan biedt de mogelijkheid voor het plaatsen van maximaal 275 kampeermiddelen of maximaal 225 vaste kampeermiddelen.

De vaste kampeermiddelen zijn gedacht als verplaatsbare bouwwerken die op een metalen onderstel worden geplaatst. Dit onderstel zal met enkele punten afgestempeld worden op de ondergrond. Vanwege deze methode wordt het in de regels opgenomen als 'vast kampeermiddel' maar feitelijk is het sterk vergelijkbaar met een caravan of chalet.

Waterkwantiteit

De maximale toename aan verharding bedraagt een oppervlakte van 7875 m² (225 vaste kampeermiddelen x 35 m²). Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen kan dit leiden tot ongewenste peilstijgingen en zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren.


Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid te worden met 6% van de verhardingstoename. Voor een volledige transformatie naar 225 vaste kampeermiddelen dient een oppervlakte van 475 m² compenserende waterberging te worden gegraven.

Qua infrastructuur wordt geen verdere ontwikkeling van verhard oppervlakte voorzien omdat de huidige omvang voldoende is.

De geboden ruimte voor dienstgebouwen beperkt zich tot 500 m2. In de regels wordt opgenomen om per recreatieve eenheid een vrijstaand bijgebouwtje van maximaal 8 m2 toe te staan. Voor 225 vaste kampeermiddelen kan dat tot maximaal 1800 m2 leiden.

Op 26 februari 2007 is reeds een vergunning verleend voor het dempen, graven en verbreden van waterlopen, de aanleg van natuurvriendelijke oevers, dammen en voetgangersbruggen ten behoeve van de uitbreiding van de Holle Bolle Boom en de aanleg van natuurpark De Bongerd in Tuitjenhorn. Uit de stukken behorende bij de vergunning blijkt dat binnen het natuurpark een overschot aan waterberging is gerealiseerd van circa 10.956 m². Geconcludeerd kan worden dat er ruim voldoende waterberging aanwezig is om de transformatie van standplaatsen naar vaste kampeermiddelen mogelijk te maken, waardoor er geen extra oppervlaktewater hoeft te worden gegraven.

Waterkwaliteit

Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ons uitgangspunt is dat huishoudelijk afvalwater en hemelwater van schone oppervlakken gescheiden worden. De kampeermiddelen worden wat betreft hemelwater niet aangesloten op een riolering maar wateren af op maaiveld. Aangebrachte wadi's en waterlopen zijn hiervoor aangelegd. De wadi's hebben een dubbelfunctie, te weten het afvoeren van regenwater en een speelfunctie voor de gasten. Dat past bij een natuurpark.

Conclusie

Het planvoornemen is voor wat betreft het aspect water uitvoerbaar.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.4.1 Archeologie

In de beleidsnota cultuurhistorie staat aangegeven dat er in het oostelijke deel van de voormalige gemeente Harenkarspel zones voorkomen die sinds de prehistorie lager en natter liggen dan het westelijke deel. Voor deze lagere zone geldt een middelhoge verwachting. Dit is vertaald in een vrijstellingsgrens van 2.500 m2 en dieper dan 50 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0008.jpg"

Ligging plangebied op de Beleidskaart Archeologie (zwarte stippellijn)

In het geldende bestemmingsplan Recreatieterreinen Harenkarspel zijn de gronden in het plangebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 4'. Dat betekent dat bij plannen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 meter een Archeologische Quickscan vervaardigd dient te worden. In een dergelijke Quickscan worden de geplande ingrepen afgezet tegen de te verwachten waarden.

Archeologie West-Friesland heeft in april 2018 een archeologisch advies uitgebracht. In dit advies wordt geconcludeerd dat grote bodemverstorende ingrepen (graven waterpartijen) niet zijn voorzien. Geadviseerd wordt om de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie, zie Bijlage 2.

4.4.2 Cultuurhistorie

In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland is benoemd dat het plangebied behoort tot het ruilverkavelde middendeel van het ensemble West-Friesland-west, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPREC2009BONGERD-VA01_0009.jpg"

Cultuurhistorische indeling, bron: Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

In het advies van Archeologie West-Friesland wordt ingegaan op de cultuurhistorische achtergrond van het plangebied (zie Bijlage 2). De ruilverkaveling het Geestmerambacht is uitgevoerd in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw. Hierbij zijn sloten gedempt, terpen afgegraven en nieuwe wegen aangelegd. Deze ingrepen hebben grote gevolgen gehad voor het bodemarchief. De Kerksloot en Buttersloot aan de westzijde van het plangebied zijn gedempt.

Voor het bepalen van de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Nieuwe Tijd kan gebruik worden gemaakt van historisch kaartmateriaal. Op de kaart van Dou (1651-1674) staat geen bebouwing of nadere inrichting binnen het plangebied aangegeven. Op de kadastrale minuutkaart uit 1819 staat eveneens geen bebouwing aangegeven.

In het plangebied staan thans geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

4.4.3 Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

4.5 Ecologie

In april 2018 is een natuurtoets uitgevoerd voor het plangebied, zie Bijlage 3. Door middel van een oriënterend bronnen- en veldonderzoek is onderzocht of de geplande werkzaamheden leiden tot:

  • overtreding van verbodsbepalingen voor (potentieel) aanwezige soorten flora en fauna. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb);
  • een (significant) negatief effect op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb);
  • een (significant) negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Of een negatief effect op anderzijds beschermde natuurgebieden op provinciaal niveau (o.a. bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, belangrijke weidevogel gebieden). In het kader van de Verordening ruimte.

Gebiedsbescherming

Op basis van de afstand tot het plangebied en de aard van de werkzaamheden valt op voorhand uit te sluiten dat de activiteiten:

  • de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden zullen aantasten;
  • negatieve effecten hebben op het NNN en belangrijke weidevogelgebieden.

Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Het aanvragen van een ontheffing of vergunning is niet nodig.

Soortenbescherming

Soorten Vogelrichtlijn

Het plangebied is potentieel geschikt als voortplantingsplaats voor algemene vogels en categorie 5 soorten. Nesten van deze vogels vallen (in dit geval) alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van de wet. Het betreft lokaal en regionaal algemene vogels.

Tijdelijke schadelijke effecten door uitvoering van de werkzaamheden op bezette nesten van algemene vogels zijn te voorkomen (in gebruik zijnde vogelnesten mogen in principe nooit worden verstoord) door buiten het broedseizoen te werken (buiten grofweg de periode 15 maart – 15 augustus).

Broedvogels die zich in het plangebied vestigen na de uitvoeringsperiode en onderhevig zijn aan het nieuwe gebruik (campingterrein) zijn aanwezig ondanks de aanwezigheid van mensen.

Soorten Habitatrichtlijn

Het plangebied is ongeschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen van gebouw- en boombewonende vleermuizen. De nieuwe inrichting en toekomstig gebruik zorgt niet voor negatieve effecten op de functie van het plangebied als potentieel foerageergebied en/of vliegroute. Negatieve effecten zijn uitgesloten. Het aanvragen van een ontheffing of het treffen van aanvullende maatregelen is niet nodig.

Nationaal beschermde soorten

Het plangebied is potentieel geschikt als vaste rust- en verblijfplaats en functioneel leefgebied voor bunzing, wezel en hermelijn. De nieuwe inrichting en het toekomstig gebruik zorgen echter niet voor het verlies van functionaliteit van het plangebied voor deze soorten. Negatieve effecten zijn uitgesloten. Het aanvragen van een ontheffing of het treffen van aanvullende maatregelen is niet nodig.

Het plangebied is verder geschikt voor Nationaal beschermde soorten waarvoor in de provincie Noord- Holland een vrijstelling geldt. Aanvullend onderzoek naar deze soorten is niet noodzakelijk. Wèl geldt voor deze soorten een meldingsplicht. Als gevolg van de planontwikkeling dient daarom een melding te worden gedaan bij Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland-Noord via het Meldingsformulier vrijgestelde soorten. Tevens geldt te allen tijde de zorgplicht. Dit houdt in dat indien mogelijk schadelijke effecten op soorten zoals gewone pad, egel, en muizen zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Te denken valt aan het verplaatsen van dieren naar veilige locaties buiten het werkgebied indien zij aangetroffen worden tijdens de werkzaamheden, of daar direct aan voorafgaand.

Conclusie

Het aspect ecologie levert geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan. Aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Plangebied

In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende omgevingstypen. De VNG-publicatie gebruikt het omgevingstype gemengd gebied om gebieden te typeren waar sprake is van meerdere functies die zorgen voor een bepaalde levendigheid, maar ook voor een bepaalde milieubelasting. In een dergelijk gemengd gebied wordt de vestiging van milieubelastende activiteiten op een kortere afstand dan in woongebieden, mogelijk geacht. Voor het plangebied en omgeving is sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het plangebied ligt in het buitengebied van Schagen op de grens van de kern Tuitjenhorn. Gelet op de grote variëteit aan functies in het gebied (recreatie, wonen, bedrijvigheid) kan het als gemengd gebied worden beschouwd.

De richtafstanden kunnen met één richtafstandsstap worden verlaagd. Voor een camping geldt op grond van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand ten opzichte van gevoelige bestemmingen zoals burgerwoningen, van 30 meter in verband met geluid. Binnen de 30 m zone van Natuurpark De Bongerd is geen (hindergevoelige) bebouwing gelegen. Op een afstand van circa 220 m afstand van het plangebied ligt het dichtsbijzijnde bedrijf waar maximaal milieucategorie 2 is toegestaan. Voor milieucategorie 2 geldt een richtafstand ten opzichte van gevoelige bestemmingen van 10 meter. Aan de afstandseisen wordt ruimschoots voldaan.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzoneringlevert geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

De Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is verwerkt in de Wet milieubeheer (Wm). Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook nieuwe ontwikkelingen overwogen. Plannen die binnen het NSL passen, hoeven niet meer te worden beoordeeld aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Ook plannen die niet 'in betekenende mate' (nibm) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit hoeven niet meer aan deze grenswaarden te worden beoordeeld. De criteria om te kunnen beoordelen of bij een plan sprake is van nibm, zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur (AMvB)-nibm.

In de AMvB-nibm is bepaald dat nadat het NSL of een programma voor de regio is vastgesteld een grenswaarde van 3% afname van de luchtkwaliteit als nibm kan worden aangeduid. Dit betekent een toename van ten hoogste 1,2 microgram stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10) per m3.

Plangebied

Bij de realisatie van het Natuurpark de Bongerd is in 2005 al onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit waarbij werd uitgegaan van een toename van 275 kampeermiddelen. De conclusie toen was dat er geen overschrijding van de grenswaarden zou plaatsvinden.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de herbestemming van Natuurpark de Bongerd, waardoor in het plangebied uitsluitend recreatieverblijven zijn toegestaan. Het aantal toegestane verblijfplaatsen wijzigt niet. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of lpg. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. De normen voor het plaatsgebonden en het groepsrisico hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep.

Plangebied

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de herbestemming van een gebied dat reeds bestemd is voor kamperen. Hiermee vinden er geen veranderingen plaats in het aspect externe veiligheid. Het voornemen mag wat betreft externe veiligheid dan ook als uitvoerbaar worden geacht.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden. Het plan is uitvoerbaar.

Ten behoeve van het bestemmingsplan zal initiatiefnemer met de gemeente een anterieure overeenkomst sluiten. Door middel van deze overeenkomst is geregeld dat de kosten die verband houden met het bestemmingsplan voor rekening zijn van initiatiefnemer.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan heeft op gebruikelijke wijze zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze zes weken heeft een ieder de gelegenheid gehad om een zienswijze op het plan naar voren te brengen. Tijdens deze tervisietermijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Juridische planvormgeving

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat en hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

6.2 Planregels

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen

6.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Wijze van meten

In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.

6.2.2 Hoofdstuk 2: De bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij bijzondere gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid dan wel wijzigingsbevoegdheid.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Hierin is een omschrijving opgenomen van de functies, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Groen - Afschermende beplanting

De omliggende groenstroken van het plangebied hebben de bestemming 'Groen - Afschermende beplanting' gekregen. Deze gronden zijn primair bedoeld zijn voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de afschermende bebossingsstroken rondom de recreatieterreinen. Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Deze bestemming is opgenomen om een goede landschappelijke inpassing van het kampeerterrein te behouden, dan wel mogelijk te maken.

Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

Op het deel van het terrein met deze bestemming mogen 225 vaste kampeermiddelen, zoals stacaravans en chalets worden gerealiseerd. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, het onderhoud en het beheer. Ook zijn vrijstaande bergingen bij vaste kampeermiddelen toegestaan.

Waarde - Archeologie - 4

Om de archeologische waarden in een gebied te beschermen is er een dubbelbestemming toegekend aan de gronden. Aan deze bestemming zijn regels verbonden als het gaat om grondbewerking. Daarbij wordt gekeken naar de oppervlakte van het te bouwen bouwwerk en de diepte van de grondbewerking. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport worden overgelegd.

Voor onder andere het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het 'normale' onderhoud, met inbegrip van het vervangen van drainagewerken, is een uitzondering van toepassing. De van toepassing zijnde uitzonderingen worden vermeld in het betreffende artikel van het bestemmingsplan. Het is voor het uitvoeren van die werkzaamheden niet noodzakelijk een omgevingsvergunning aan te vragen.

6.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Algemene bouwregels

Aanvullend zijn in het plan regels gesteld ten aanzien van bouwen. In dit artikel zijn aanvullend op de bouwregels van de geldende bestemmingen bouwregels opgenomen ten aanzien van bestemmingsgrenzen en de bouwhoogte.

Algemene gebruiksregels

Aanvullend zijn in het plan regels gesteld ten aanzien van het gebruik. In dit artikel is een aantal gebruiksmogelijkheden voor het gehele plan uitgesloten en zijn regels ten aanzien van parkeren opgenomen.

Overige regels

Ten slotte zijn overige regels opgenomen. Dit artikel regelt dat altijd aan de meest recente wet- en regelgeving moet worden getoetst.

6.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.