Plan: | Schoolstraat 3 e.o. te Callantsoog |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0441.BPCoogschstr3-VA02 |
Door de initiatiefnemer zijn plannen uitgewerkt voor verbetering van de winkelvoorzieningen in het centrum van Callantsoog. Het betreft bebouwing aan de noordzijde van de Schoolstraat tussen het Dorpsplein en de Zeeweg. De huidige Albert Heijn kan hierdoor groeien tot een full servicevoorziening. Daarnaast ontstaat er ruimte voor een klein maar modern uitgiftepunt voor de bibliotheek en wordt ruimte geboden voor kantoren. Onderdeel van het plan is het aanbrengen van goede parkeerfaciliteiten.
Aanvankelijk was het voornemen om een meer omvattende groei mogelijk te maken. Dit is mede door reacties uit Callantsoog alsook in onderling overleg tussen gemeente en initiatiefnemer niet meer aan de orde. Het voorliggende plan ziet op een aanpassing van de bestemmingen van naastgelegen panden alsook de toevoeging van parkeercapaciteit.
De ontwikkeling wordt gerealiseerd op grond in eigendom van de initiatiefnemer. De ontwikkeling past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan, daarom is dit bestemmingsplan opgesteld waarmee de beoogde ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
De situering van het plangebied is aangegeven in figuur 1. Het plangebied omvat de huidige Albert Heijnsupermarkt, de naburige percelen tot aan het Dorpsplein, het bijbehorende parkeerterrein en delen van de achterliggende woonkavels.
Figuur 1. Situering plangebied in centrum Callantsoog
Het voorliggende bestemmingsplan is de herziene versie van het al eerder vastgestelde bestemmingsplan Schoolstraat 3 e.o. te Callantsoog. Tegen dit plan is beroep ingesteld door twee appellanten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). In zijn tussenuitspraak van 15 november 2017 heeft de Afdeling de appellanten op een aantal punten in het gelijk gesteld. Hierbij is de gemeenteraad van de gemeente Schagen een termijn van 20 weken gegeven om de geconstateerde gebreken te herstellen. Voorliggend plan voorziet hierin. De uitspraak is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting.
GESLAAGDE BEROEPSGRONDEN
Naar het oordeel van de Afdeling is het plan niet goed vastgesteld omdat hierin een onjuiste bouwhoogte staat opgenomen en omdat de parkeerregeling ontoereikend is. Onderstaand wordt het oordeel van de Afdeling nader besproken.
REPARATIES
De bovenstaande gebreken leiden tot de volgende reparaties die worden uitgevoerd in voorliggend plan:
De bovengenoemde reparaties zijn uitgewerkt in de regels en verbeelding van het voorliggende plan.
In het vervolg van deze toelichting wordt in de eerste plaats ingegaan op de inhoud van het plan en de motivering ervan. Daarnaast is in voorgaande paragraaf en in de juridische vormgeving de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling besproken. Hoofdstuk 3 betreft het relevante beleid van rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de planologische randvoorwaarden van het plan, waarna in hoofdstuk 5 de juridische toelichting volgt. In hoofdstuk 6 wordt de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan behandeld.
De Albert Heijn-supermarkt is gevestigd aan de Schoolstraat 3. Het parkeerterrein bevindt zich aan de oostzijde van de supermarkt. Op de zuidoostelijke hoek is voorzien in ondergrondse glascontainers en hier is ook plek voor een mobiel verkooppunt. De supermarkt is gevestigd in een gebouw met één en deels twee verdiepingen, deels met een flauwe kap. De supermarkt grenst aan de westzijde aan de voormalige bibliotheek en aan de noordzijde aan erven van woningen. Figuur 2 geeft hiervan een beeld.
Figuur 2. Huidige Albert Heijnsupermarkt Callantsoog
De huidige winkel biedt te weinig ruimte en faciliteiten om de groei en de actuele vraag te kunnen huisvesten. Om te bepalen of er ruimte is voor uitbreiding is een distributie planologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage). Daaruit blijkt dat er ruimte is voor een forse groei. Dat wordt met dit plan niet beoogd omdat dat een te grote financiele en ruimtelijke impact heeft. Tegelijkertijd is er sprake van een noodzaak om bestaande functies (bibliotheek en kantoorruimten) te herstructureren met het oog op een toekomstgericht gebruik. Daarnaast is het mogelijk om de verkeerssituatie (laden en lossen alsmede het parkeren) structureel te verbeteren.
Er wordt ingezet op een nieuwe functionele indeling binnen het bestaande bouwvolume en het toevoegen van parkeercapaciteit. Dit leidt direct tot het gewenste effect van een meer op het Dorpsplein gerichte activiteit (onder andere door situering entree en de inpassing van de bibliotheek) en het optimaliseren van de winkel-, kantoor- en magazijn-ruimten en de daarbij behorende uitstraling (upgraden van de bestaande schil) van het gebouw.
Figuur 3a. Ontwikkeling binnen bestaand bouwvolume. Schetsplan PJ Vos
Door deze optimalisering wordt de winkelvloeroppervlakte uitgebreid van 1352 m² naar 1710 m² (toename van 358 m²). Om deze toename ook qua parkeren goed op te kunnen vangen, wordt een uitbreiding van parkeerruimte op de in eigendom zijnde gronden voorzien (zie ook paragraaf 4.8). In totaal komen er 22 parkeerplaatsen bij.
De bevoorrading van de winkels zal conform de huidige situatie, inpandig geschieden vanaf de Schoolstraat.
Daarnaast geldt dat de locatie voor het mobiele verkooppunt als gevolg van de parkeervoorziening komt te vervallen. De mogelijkheid voor een mobiel verkooppunt is gecreëerd aan de westkant nabij het Dorpsplein.
Figuur 4. Indicatie nieuwe plek 'mobiel verkooppunt'
Figuur 5 geeft een indicatief beeld van de aanzichten van de nieuwe gebouwen. Met het plan ontstaat aan de zijde van het Dorpsplein een meer representatief gebouw.
Figuur 5. Aanzichten (indicatief) van de geplande ontwikkeling, schetsplan PJ Vos
Stedenbouwkundige inpassing
In 2008 is door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Zijpe een beeldkwaliteitsplan voor (onder andere) Callantsoog vastgesteld. Hierin behoort het gebied waar de Albert Heijnsupermarkt wordt gevestigd tot de 'bestaande bebouwing'. In dit gebied is de bestaande structuur het uitgangspunt voor mogelijke ontwikkelingen. Ook het behouden en versterken van de bestaande karakteristieken is uitgangspunt.
Door de gemeente Schagen is in het voortraject aangegeven dat het plan goed moet aansluiten op de gewenste beeldkwaliteit en ontwikkeling rond het Dorpsplein en vanuit het 'Beeldkwaliteitsplan Callantsoog'. Daarmee is rekening gehouden. Met de initiatiefnemer is een inrichtingstekening overeengekomen die ter informatie wordt bijgevoegd als bijlage.
Het plan is inmiddels voorgelegd aan de welstandscommissie/commissie ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. De commissie heeft enkele suggesties afgegeven ter verbetering en concludeert: het bouwplan is beoordeeld op grond van de criteria uit de gemeentelijke welstandsnota en voldoet, naar de mening van de commissie, op hoofdlijnen aan redelijke eisen van welstand. In de verdere uitwerking van het bouwplan zullen de opmerkingen van de commissie verwerkt worden. Daarmee kan op voorhand worden gesteld dat dit plan qua welstandsbeleid op passende wijze wordt ingevuld.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Met de Structuurvisie gooit het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ruimtelijke ordening komt zo dichter bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en op deze wijze komen burgers en bedrijven centraal te staan.
CONCLUSIE
Met voorliggend plan zijn geen nationale belangen gemoeid. Het plan is passend binnen het beleid van het Rijk.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder wordt tevens een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De ladder is een hulpmiddel bij besluiten over nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
De ladder kent de volgende stappen:
Relatie met voorliggend plan
Voorliggend plan beoogt een uitbreiding van het winkelvloeroppervlak door leegstaande of leegkomende gebouwen naast de winkel te integreren in het nieuwe concept van een full service winkel. Hierdoor is er geen nieuwe ruimtebehoefte aan gebouwen aanwezig. Omdat het winkelprogramma in totaal toeneemt wordt op grond daarvan wel voorzien in nieuwe ruimte voor parkeren. Dit wordt op eigen grond gedaan.
CONCLUSIE
De besluitvorming van voorliggend plan past binnen de doelstelling van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan draagt bij aan een optimale benutting van bestaand stedelijk gebied.
Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. De PRVS is daarna nog diverse malen herzien.
Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010/2011)
In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het
'Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord', het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt tot 2040 is 'kwaliteit door veelzijdigheid'. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie Noord-Holland.
Figuur 6. Hoofddoelstelling ruimtelijk beleid (bron: provincie Noord-Holland, 2010)
De uitbreiding van een supermarkt valt onder het kopje 'voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten'. Wat betreft de detailhandel geeft de provincie aan dat zij streeft naar versterking van de hoofdwinkelcentra, waaronder ook lokaal verzorgende centra (als Callantsoog). De provincie zorgt voor monitoring en via regionale adviescommissies voor regionale afstemming van bovenlokale detailhandelsontwikkelingen.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
De in de structuurvisie gedefinieerde provinciale belangen zijn vastgelegd in de PRV. Wat betreft de detailhandel zijn regels geformuleerd in de artikelen 5, 6 en 7. Dit betreft grootschalige en volumineuze detailhandel en weidewinkels. Daarvan is hier geen sprake. In de toelichting bij deze regels wordt verwezen naar de provinciale Detailhandels- en leisurevisie uit 2009.
Het plangebied valt geheel binnen de bebouwde kom van Callantsoog en daarmee binnen de contour van het 'Bestaand Bebouwd Gebied' (BBG). Binnen de provinciale verordening wordt onderscheid gemaakt in de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het BBG en het landelijk gebied. Nieuwe functies als wonen, bedrijven en kantoren mogen alleen worden gerealiseerd binnen het BBG. In het landelijk gebied zijn deze niet toegestaan, om onnodige verstedelijking te voorkomen. De provincie geeft binnen het BBG veel ruimte voor eigen beleid van de gemeenten.
Detailhandelsvisie Noord-Holland 2015-2020
De missie van de provincie is 'het versterken van de detailhandelsstructuur in Noord-Holland'. Daarbij behoren de volgende drie hoofddoelstellingen:
• Een detailhandelstructuur die uitgaat van duurzaam ruimtegebruik;
• Een detailhandelstructuur die bijdraagt aan een vitale regionale economie;
• Een detailhandelstructuur die bijdraagt aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving.
Zeker wanneer het nieuwe detailhandelsontwikkelingen en uitbreidingsplannen vanaf 1500 m² betreft, dient daarbij ook de passendheid te worden getoetst bij de regionale detailhandelsvisie. Gezien de aard en omvang van het plan is vanuit de provincie geen regionale afstemming noodzakelijk.
Detailhandelsvisie Kop van Noord-Holland (2011)
De gemeenten in de regio Kop van Noord-Holland hebben in 2011 gezamenlijk een detailhandelsvisie opgesteld. Het hoofddoel van het regionale detailhandelsbeleid is het tot stand brengen van een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in de Kop van Noord-Holland, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen, en gestreefd wordt naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzieningenhiërarchie gezonde detailhandelsstructuur. In de detailhandelsvisie wordt ingezet op de volgende uitgangspunten en ambities:
In de visie worden vier structuurbepalende winkelgebieden onderscheiden: regionale hoofdwinkelgebieden, subregionale hoofdwinkelgebieden, lokale basisvoorzieningen en grootschalige en perifere detailhandelsgebieden. Bij ontwikkelingen in bestaande winkelcentra van 5.000 m² vloeroppervlak en meer, is regionale afstemming noodzakelijk.
In deze nota wordt het centrum van Callantsoog tot de 'lokale basisvoorzieningen' gerekend. Regionale afstemming is wenselijk als een dergelijke voorziening met meer dan 1500 m² wordt uitgebreid. De uitbreiding van Albert Heijn omvat maximaal 358 m² wvo en vereist op zich geen regionale afstemming. In de Detailhandelsvisie wordt al melding gemaakt van de uitbreiding van de Albert Heijnsupermarkt.
De gemeente heeft zich over deze ontwikkeling positief geuit en ziet hier een moderne supermarkt als trekker voor het overige (dagelijkse) voorzieningenaanbod in het centrum de meeste mogelijkheden voor synergie.' Aan de versterking van het centrumaanbod levert uitbreiding van de supermarkt 'een goede bijdrage'.
Vigerend bestemmingsplan
Het vigerend plan voor het plangebied is het Bestemmingsplan 'Petten,'t Zand, Callantsoog en Groote Keeten' dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Zijpe op 20 september 2010. In dit plan heeft het plangebied de bestemmingen 'gemengd', 'maatschappelijk', 'verkeer' en 'wonen' (figuur 7). In het plangebied is binnen de bestemming 'verkeer' een aanduiding voor mobiele verkooppunten opgenomen. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-3'.
Figuur 7. Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Omdat de voorgenomen plannen niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.
Welstand
Voor het welstandsbeleid hanteert de gemeente de nota 'Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit' vastgesteld op 9 februari 2016. Het plangebied valt in deze nota binnen het centrumgebied waarbij een bijzonder welstandsniveau geldt. Dit vanwege de cultuurhistorische betekenis, het sterke publieke gebruik en de toeristische aantrekkingswaarde.
Het voorliggend initiatief is, zoals in hoofdstuk 2 beschreven, met de welstandscommissie/commissie ruimtelijke kwaliteit van Schagen besproken.
De voorgenomen inpandige vergroting van de Albert Heijn-supermarkt past binnen de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd door rijk, provincie, regio en gemeente.
De planologische gevolgen van het plan moeten in beeld gebracht worden. Het gaat om de volgende aspecten:
Het effect is steeds beoordeeld op basis van de maximale ontwikkeling. Slechts daar waar relevant wordt uitleg gegeven op de effecten in relatie tot de korte termijnontwikkeling.
VOORAF
In deze paragraaf wordt gekeken naar de effecten ten opzichte van de omliggende functies, naar het effect van verkeer, geluid alsook naar de overige geluidseffecten (bevoorrading, winkelkarretjes en technische installaties).
STAAT VAN BEDRIJVEN
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op een winkelactiviteit in een gemengde gebied. Conform de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering (staat van bedrijven) is daaraan een richtafstand gekoppeld van 10 meter. Voor gebieden met functiemenging worden voor veel bedrijven en voorzieningen geen minimale richtafstanden aangegeven, maar wordt gewerkt met een categorie-indeling (A, B of C) waarbij voorwaarden voor de inpassing zijn gegeven:
Het programma van de winkel wordt binnen de huidige bebouwing voorzien. Wel wordt vanwege de uitbreiding van winkelvloeroppervlak, het parkeren uitgebreid met een toevoeging op de achtererfruimte bij Dorpsweg 6, 8 en 10. Deze gronden zijn in bezit van de initiatiefnemer. Het geluidseffect ten opzichte van de huidige situatie is anders omdat de afstand naar de nabij gelegen woningen wijzigt.
Conform het hierboven gestelde valt een supermarkt onder categorie B en daarbij geldt het aspect van een bouwkundige afscheiding naar woningen en andere gevoelige functies. In de overgang naar de naburige percelen zal worden voorzien in een bouwkundige afscherming van minimaal 2 meter hoog. Hiervoor wordt in de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
ONDERZOEK GELUID
Omdat de mogelijke verkeerstoename plaatsvindt in een 30 km/uur gebied is toetsing aan de Wet geluidhinder niet noodzakelijk. Wel moet worden getoetst of geen sprake is van een aantasting van 'een goede ruimtelijke ordening'. Daarbij gaat het om de effecten voor het woon- en leefklimaat als gevolg van de uitvoering van het plan.
VERKEERSEFFECT
De realisatie van het plan is niet zodanig dat dit zal leiden tot de noodzaak van de aanpassing van wegen of tot fundamentele verandering van verkeersstromen. Doordat de aantrekkingskracht van de Albert Heijnsupermarkt voor plaatselijke consumenten en toeristen toeneemt, zal mogelijk meer autoverkeer worden aangetrokken. Daar staat tegenover dat de verruiming van de parkeercapaciteit zal leiden tot minder congestie en zoekverkeer op drukke tijden. Een indruk van de extra verkeersgeneratie kan worden verkregen uit de kencijfers van de CROW.
Conform de systematiek van de CROW en het CBS valt Callantsoog onder de categorie 'niet-stedelijke' omgeving. In relatie tot het beoogde programma moet dan voor de verkeersgeneratie gekeken worden naar:
Op basis van de voorgenomen uitbreiding volgt dan:
Verkeersgeneratie als gevolg van full supermarkt = 358: 100 x 87,9 = 315
Bovenstaande leidt dan tot (gemiddeld) 315 extra vervoersbewegingen. Deze vervoersbewegingen zullen verlopen via de Schoolstraat en de aansluitende straten.
De capaciteit van deze straat en aansluitende straten is voldoende om dat goed te kunnen verwerken, zolang de totale capaciteit niet boven de 4000 ritbewegingen per etmaal komt. Dit cijfer geldt als bovengrens conform 'Voorkeurskenmerken Duurzaam Veilig binnen de bebouwde kom' voor erftoegangswegen. Daarmee wordt de geluidsoverlast als gevolg van verkeer binnen de normering gehouden.
EFFECT VAN BEVOORRADING
Voor wat betreft de bevoorrading is gekeken naar:
INSTALLATIES en WINKELKARRETJES
In verband met de bouw zullen nieuwe technische voorzieningen worden aangebracht. Dat biedt de mogelijkheid om stillere installaties toe te passen dan die er nu aanwezig zijn. De initiatiefnemer zet in op moderne installaties met een zeer geringe geluidsuitstoot die geplaatst worden daar waar ze de minste overlast veroorzaken. Afstemming hierover vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
Bij de ontwikkeling op korte termijn wordt voortgegaan op de huidige situatie met betrekking tot winkelkarretjes en technische voorzieningen. Verbetering zal daarbij worden bereikt doordat bij vervanging stillere producten worden ingezet.
CONCLUSIE
Samenvattend kan worden gesteld dat de veranderingen als gevolg van dit plan ten aanzien van de geluidseffecten als acceptabel mogen worden beschouwd. Meest belangrijk daarbij zijn de volgende punten:
WETGEVING
Het beleid van de rijksoverheid, zoals opgenomen in het vierde Nationale
milieubeleidsplan (NMP4) is gericht op het beheersen van de risico's in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Een en ander is onder meer geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) en de circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen.
ONDERZOEK
Op de professionele versie van de Risicokaart zijn in de (wijde) omgeving van het plangebied geen risicobronnen aangegeven (zie figuur 8). Evenmin vindt in de nabijheid van het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit blijkt ook uit de gemeentelijke nota 'Beleidsvisie Externe Veiligheid, beleidsperiode 2012-2015, gemeente Schagen' (zie voor kaartoverzichten de bijlagen 4 tot en met 9 bij deze nota).
Figuur 9. Uitsnede risicokaart. Groene aanduidingen zijn voor externe veiligheid gevoelige functies
CONCLUSIE
Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door risico's vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt belemmerd.
WETGEVING
Op basis van de bepalingen in de Wet milieubeheer (Wm) over luchtkwaliteit moet bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst wat de effecten zijn voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt van de Wet milieubeheer is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In het NSL is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
ONDERZOEK
Indien de toename van het verkeer op de weg groter is dan ongeveer 1.200 motorvoertuigen per etmaal wordt de grens van 3% (een toename van
1,2 µg/m3 NO2 of PM10) overschreden. Zoals aangegeven in paragraaf 4.1 zullen de verkeersintensiteiten mogelijk toenemen met circa 315 motorvoertuigen per etmaal.
De berekening laat dit zien:
De voorziene ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied dragen daarmee 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek en aanvullende berekeningen naar de luchtkwaliteit kunnen derhalve achterwege blijven.
CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van voorliggend plan wordt niet door onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit belemmerd.
Bij een ruimtelijk plan dient aandacht te worden gegeven aan de effecten ervan op natuurwaarden, zowel wat betreft de soortenbescherming (Flora- en faunawet) als op de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur).
FLORA- EN FAUNAWET
Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd).
Situatie plangebied
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 24 februari 2014 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
TERREINOMSTANDIGHEDEN
Het projectgebied betreft een grotendeels verhard terrein met bebouwing in het centrum van Callantsoog. De bebouwing bestaat uit een voormalige bibliotheek, een plantenzaak en de Albert Heijn. Ten oosten van de bebouwing ligt een parkeerterrein. Het projectgebied grenst aan de zuidzijde aan de Schoolstraat en aan de westzijde aan het Dorpsplein. Ten oosten van het projectgebied ligt de Zeeweg. Ten noorden van het projectgebied liggen woonpercelen. In het plangebied staat weinig opgaande beplanting.
Soortenbescherming
INVENTARISATIE
Op basis van het veldbezoek blijkt dat het projectgebied een zeer beperkte natuurwaarde heeft. De opgaande beplanting bestaat uit laurierkers, klimop en enkele bomen die rond het parkeerterrein staan. Wilde beschermde vaatplanten zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en worden gezien de terreinomstandigheden en het gebruik ook niet binnen het plangebied verwacht.
Nestplaatsen van huismus zijn jaarrond streng beschermd. Tijdens het veldbezoek is het pannendak van de schuur ten noorden van het parkeerterrein onderzocht op aanwezigheid van nesten van huismus. Deze zijn niet aangetroffen. De overige bebouwing in het projectgebied is gezien de constructie voor huismus niet geschikt als nestplaats.
De bebouwing is tevens onderzocht op aanwezigheid van mogelijke invliegopeningen voor vleermuizen. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn eveneens jaarrond streng beschermd. Veel gebruikte invliegopeningen zijn spleetvormige openingen achter boeiborden, openingen onder overhangende gevelpannen en open stootvoegen. Vleermuizen vinden via dergelijke openingen toegang tot de ruimte tussen de dakpannen en het dakbeschot of de spouw. De bebouwing aan de Schoolstraat is aan de oostzijde van de Albert Heijn en aan de zuidzijde voorzien van open stootvoegen. Aan de overige zijden zijn geen open stootvoegen waargenomen. De schuur ten noorden van het parkeerterrein heeft overhangende gevelpannen.
De open stootvoegen aan de zuidzijde van de bebouwing zijn voor vleermuizen erg smal. Tevens zat in meerdere van deze open stootvoegen spinrag. De open stootvoegen aan de oostzijde van de Albert Heijn zijn voor vleermuizen wel geschikt qua omvang. Gezien de verstorende werking van gevelverlichting, verlichting van auto's en aanwezigheid van mensen worden deze open stootvoegen echter als ongeschikt beschouwd. Het is niet te verwachten dat vleermuizen op een dergelijke locatie verblijven.
De dakpannen op de schuur liggen erg strak en onder de nok is vogelschroot aangebracht waardoor er nauwelijks geschikte invliegopeningen aanwezig zijn. Tijdens het veldbezoek zijn onder het pannendak bovendien geen sporen van vleermuizen aangetroffen. Verblijfplaatsen van vleermuizen worden in de schuur niet verwacht.
Het projectgebied heeft gezien de beperkte hoeveelheid opgaand groen slechts een beperkte waarde als foerageergebied voor vleermuizen.
In beplanting in en het rond het plangebied kunnen soorten als merel en vink tot broeden komen. Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. Nestplaatsen van vogels met een jaarrond beschermde verblijfplaats worden niet in het projectgebied verwacht.
Gezien de inrichting en het gebruik van het projectgebied worden verder enkele algemene, licht beschermde soorten (zoals bosmuis, egel en gewone pad) in en rond het projectgebied verwacht.
TOETSING
Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen nesten van broedvogels in en direct rond het projectgebied worden vernietigd of verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verder verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. Licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet.
Gebiedsbescherming
NATUURBESCHERMINGSWET 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt.
Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands.
ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en is voor de provincie Noord-Holland uitgewerkt in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).
WEIDEVOGELLEEFGEBIED
Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt buiten de EHS bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van weidevogelleefgebieden.
INVENTARISATIE
Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen op geruime afstand van het plangebied. Het meest nabij gelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog, dat gelegen is op een afstand van ruim 200 meter ten westen van het projectgebied. Dit is tevens het meest nabij gelegen beschermde gebied in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur. Het dichtstbijzijnde weidevogelleefgebied ligt op een afstand van ruim 700 meter van het plangebied. Het plangebied heeft geen ecologische relatie met de beschermde gebieden.
EFFECTEN
Gezien de terreinomstandigheden, de aard van het plan en ligging van het plangebied, worden met betrekking tot de voorgenomen plannen geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht.
Conclusie
Op basis van de ecologische inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Ffw, een Voortoets in het kader van de Nbw 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is.
Met inachtname van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Ffw voor de beoogde activiteiten op voorhand niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Nbw 1998, dan wel een ontheffing van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie voor het aspect Natuur nodig. Het is voldoende wanneer het bevoegd gezag voor de ruimtelijke onderbouwing, de gemeenteraad van Schagen, dit gemotiveerd overweegt bij de vaststelling van het plan.
Vanuit het oogpunt van ecologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
WET- EN REGELGEVING
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor ruimtelijke plannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
In het plangebied is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) de waterbeherende instantie. Het HHNK heeft haar beleid opgenomen in het Waterbeheerplan 'Van veilige dijken tot schoon water'. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwaliteit en waterkwantiteit. Daarnaast beschikt het HHNK over een verordening, het Keur 2009.
ONDERZOEK
Watertoets
Het plan is middels 'dewatertoets.nl' voorgelegd aan het HHNK (zie Bijlage 1). Het HHNK concludeert het volgende:
Deze maatregelen zullen zo veel mogelijk ter harte worden genomen. Als dat noodzakelijk is, vindt nader overleg plaats met het HHNK.
Bovenstaande geldt voor de ontwikkeling zoals in voorliggend plan wordt mogelijk gemaakt. De reactie van het HHNK betreft ook een tweede fase. Maar zoals in de inleiding staat, wordt die tweede fase met dit plan niet nagestreefd.
CONCLUSIE
De waterhuishouding staat de realisatie van het plan niet in de weg.
WETGEVING
De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Monumentenwet (Monw) zijn onder meer gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Bij de opstelling van ruimtelijke plannen moet, als dat plan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, in principe archeologisch onderzoek plaatsvinden. Degene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, is financieel verantwoordelijk voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van eventuele archeologische waarden.
Figuur 9. Gebied in Callantsoog met een hoge archeologische verwachtingswaarde (rood gebied) en situering plangebied (rood ovaal)
ONDERZOEK
Uit de kaarten bij de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie kan worden afgeleid dat het plangebied buiten het gebied ligt dat wordt aangemerkt als AMK-terrein met hoge archeologische waarde.
Door de voormalige gemeente Zijpe is in 2007 een Archeologienota vastgesteld. Figuur 9 is aan deze nota ontleend.
Figuur 10. Uitsnede kaart bij nota Archeologiebeleid voormalige gemeente Zijpe (plangebied globaal rood omlijnd) (bron: Beleidsnota Archeologie voormalige gemeente Zijpe)
Het plangebied ligt in een gebied waar archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen van meer dan 500 m² en dieper dan 50 cm. Deze regels zijn ook opgenomen in het vigerende bestemmingsplan.
Effecten van het plan op de archeologische waarden.
Met het uitvoeren van dit plan zullen geen ingrepen plaatsvinden van meer dan 500 m² en dieper dan 50 cm. De verbouwing is inpandig, alleen de parkeerplaats wordt uitgebreid. De dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3 wordt voor het parkeerterrein overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan zodat bij grotere ingrepen onderzoek verplicht is.
Cultuurhistorie
De locatie van de supermarkt zijn volgens de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart geen cultuurhistorische waarden van toepassing. Wel is de woning Schoolstraat 4 (tegenover de supermarkt) een provinciaal monument als voorbeeld voor een 'landarbeiderswoning'. Deze waarde wordt door de uitbreiding van de supermarkt niet aangetast.
CONCLUSIE
Er zijn geen aspecten die voor wat betreft archeologie dan wel cultuurhistorie van belang zijn voor dit bestemmingsplan.
WETGEVING
Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd of wanneer het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan.
ONDERZOEK
Er is ten behoeve van dit plan een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd door Bodembelang BV uit Winkel. In dit onderzoek is een grotere ontwikkeling mogelijk gemaakt dan dit bestemmingsplan feitelijk mogelijk maakt. De conclusies vanuit dit onderzoek zijn als volgt:
In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aangetoond aan enkele zware metalen, PCB's en PAK. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan lood gemeten. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties gemeten aan barium, kwik en zink. De oorzaak van de verhoogde gehalten in grond en grondwater is niet eenduidig aan te geven.
De aangetoonde gehalten overschrijden de betreffende achtergrondwaarden en streefwaarden, maar blijven beneden de betreffende toetsingswaarden voor nader onderzoek. Voor een nader onderzoek bestaat geen aanleiding.
Hergebruik van de vrijkomende grond (zonder bijmengingen) op de onderzoekslocatie is mogelijk zonder verder bodemonderzoek uit te voeren.
CONCLUSIE
Er is geen reden om aan te nemen dat de bodemkwaliteit de realisatie van het plan in de weg staat.
ONDERZOEK
Het voorliggende plan leidt tot een verandering van het parkeren. Dit betreft zowel de situering alsook de capaciteit. De wijzigingen zijn ook beoordeeld door de gemeente die daarbij de geldende parkeernormering heeft toegepast. Gelet op de beoogde ontwikkeling is overleg gevoerd over de opgave voor parkeren en rekensystematiek van de gemeente. Ter bepaling van de parkeeropgave wordt uitgegaan van een parkeernorm van 4,6 pp per 100 m² bvo winkelruimte.
Voor het plan kan dit bovengronds worden opgevangen. De situatieschets zoals opgenomen in paragraaf 2.2 geeft aan dat er ruimte is voor 79 pp op eigen erf in plaats van de huidige 57. De toename (22 parkeerplaatsen) is ruim voldoende omdat er bij toename van 358 m² slechts 16,5 parkeerplaats extra nodig is.
VERKEERSVEILIGHEID
Eerder is al onder paragraaf 4.1 vermeld dat de realisering van het voorliggende plan niet leidt tot verkeersstromen die niet kunnen worden opgevangen door de infrastructuur ter plaatse. Om de verkeerssituatie nader te optimaliseren vindt op dit moment onderzoek plaats naar de mogelijkheden om vrachtwagenverkeer langs een alternatieve route te leiden.
CONCLUSIE
Zowel parkeren als ook de verkeersveiligheid kan op deze manier voldoende worden geborgd. Het parkeren wordt overigens ook in de regels opgenomen.
WETGEVING
Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Het aantal situaties waarvoor een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht moet worden uitgevoerd is verminderd. Er zijn nu meer situaties waar eerst beoordeeld kan worden of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst van het Besluit die beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of er belangrijke nadelige milieugevolgen zijn. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Het onderhavige project komt voor onder D.11.2: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
SITUATIE PLANGBIED
Het voorliggende plan voorziet in een beperkte vergroting van een bestaande supermarkt. Uit de paragrafen 4.1 tot en met 4.8 is gebleken dat er geen milieubelemmeringen zijn voor de realisatie van het plan. De voorgaande toelichting kan daarom worden beschouwd als vormvrije m.e.r.
CONCLUSIE
Gezien de milieueffecten wordt voldaan aan de criteria zoals die zijn opgenomen in de bijlage III bij de 'EU-richtlijn milieubeoordeling projecten'. Het voorliggende plan geeft geen aanleiding voor een vervolgonderzoek in het kader van een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de inpandige uitbreiding van een supermarkt in het centrum van Callantsoog.
Op grond van artikel 3.1.3 Bro en artikel 3.1.6 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:
Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de uitkomsten van het overleg zijn vermeld.
De invoering van de nieuwe Wro en het nieuwe (Bro) heeft op 1 juli 2008 plaatsgevonden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de geldende wet- en regelgeving toegepast.
HET DIGITALE BESTEMMINGSPLAN
De koppeling van de kaart, toelichting en regels (het bestemmingsplan) wordt in de nieuwe systematiek de verbeelding genoemd. De verbeelding is vervat in een Geographic Markup Language (GML). Het digitale plan heeft voorrang op het analoge plan. Voor het digitale bestemmingsplan gelden de RO-standaarden. De RO-standaarden bestaan uit: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke instrumenten 2008 (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012).
Het bestemmingsplan is zodanig vorm gegeven dat er sprake is van een digitaal uitwisselbaar plan, dat wil zeggen dat:
Gebruik van de IMRO2012-coderingen zorgt er voor dat de bestemmingen op de kaart eenduidig worden geclassificeerd en dat, met behulp van een conversieprogramma, de kaart met regels ook door de ontvanger kan worden gelezen.
De SVBP2012 bevat een aantal voorschriften dat moet worden opgevolgd en heeft op deze wijze rechtstreeks gevolg voor de inhoud van de regels van het bestemmingsplan.
VORMGEVING KAART
Bij de vormgeving van de kaart is aangesloten bij het standaardrenvooi zoals dat is opgenomen in de SVBP2012. Het kleurgebruik in de verbeelding is gelijk aan de analoge kaart en gebaseerd op de SVBP2012.
VORMGEVING REGELS
Bij de vormgeving van de regels is aangesloten bij de systematiek die is voorgeschreven door de SVBP2012. Dit heeft tot gevolg dat er meer uniformiteit in bestemmingsplannen ontstaat. Het bestemmingsplan is daarmee geschikt voor digitale raadpleegbaarheid.
UITWERKING UITSPRAAK BESTUURSRECHTER
De wijzigingen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling, zijn grotendeels terug te vinden in de algemene gebruiksregels van het onderhavige plan. Hierin is een parkeerregeling opgenomen die ervoor zorgt dat ook voldoende parkeervoorzieningen gerealiseerd en in stand moeten worden gehouden wanneer geen omgevingsvergunning wordt verleend.
De maximum bouwhoogte is geregeld door middel van een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding die is gekoppeld aan een planregel in de bestemming 'Gemengd'. De maatvoeringsaanduiding is aangepast naar een maximum hoogte van zes meter.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen in dit plan.
Gemengd
De bebouwing in het plangebied valt binnen de bestemming 'Gemengd'. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. In de bestemming Gemengd zijn geen bedrijven toegestaan.
Bouwmogelijkheden ten behoeve van gebouwen mogen alleen worden benut voor zover ze binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak plaatsvinden. Binnen de bouwvlakken zijn de maximale bouwhoogten van gebouwen opgenomen.
Ten aanzien van de sturing op omvang en situering van bouwwerken is de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen opgenomen. Hiervan kan gebruik worden gemaakt, maar het hoeft niet.
Om binnen de bestemming enige flexibiliteit te kunnen bieden is een afwijkingsmogelijkheid voor de maximale toegestane bouwhoogte opgenomen. Bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt vaak dat de bouwregeling ten behoeve van de nieuwbouw in maatvoering net iets tekort schiet. In de voorliggende regels is dit op voorhand ondervangen door het opnemen van een flexibiliteitsbepaling. Ook wordt via een flexibiliteitsbepaling de mogelijkheid geboden om, buiten de omgevingsvergunningvrije mogelijkheden om, vlaggenmasten op te richten binnen de bestemming.
Verkeer - Verblijfsgebied
De parkeerplaats heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Binnen deze bestemming kunnen de parkeervoorzieningen worden gerealiseerd en zijn voorzieningen voor winkelwagentjes toegestaan. Daarnaast is binnen de bestemming een aanduiding opgenomen die aangeeft waar erfafscheidingen van 2 meter hoog gerealiseerd moeten worden. Deze erfafscheidingen zorgen voor een goede afscherming naar naastgelegen percelen.
Waarde - Archeologie 3
Een deel van het plangebied heeft deze bestemming gekregen om de archeologische waarden die eventueel aanwezig zijn te beschermen.
WETTELIJK KADER
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven. Voorliggend wijzigingsplan leidt tot de uitbreiding van de Albert Heijn-supermarkt. Het planvoornemen is derhalve een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro.
Doel van een grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
EXPLOITATIE KOSTEN
Het plan wordt door een private partij ontwikkeld. Voor de uitbreiding van de supermarkt is een anterieure overeenkomst afgesloten. De exploitatie zal geheel in handen van en voor risico van de ontwikkelende partij komen te liggen. Deze partij draagt alle kosten van de realisatie van het plan. De gemeente hoeft geen risicodragende investeringen voor haar rekening te nemen.
ONDERZOEKS- EN PLANKOSTEN
De kosten voor het voorliggende bestemmingsplan en de daarbij behorende noodzakelijke onderzoeken worden door de aanvrager van de omgevingsvergunning gedragen. De kosten van de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor planbegeleiding. De betaling van deze kosten is verzekerd in de exploitatieovereenkomst.
PLANSCHADE
Door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1. Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de aanvrager van de omgevingsvergunning worden gedragen. De vergoeding van eventuele planschade is geregeld in de exploitatieovereenkomst.
CONCLUSIE
Op basis van deze overwegingen mag het plan economisch uitvoerbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende plan niet door een onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
OVERLEGPARTNERS
Artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) verplicht om bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Dit overleg is vormvrij en de betreffende instanties kunnen ook aangeven wanneer overleg niet nodig is.
Van het Hoogheemraadschap is een overlegreactie ontvangen (zie bijlage). Het advies is betrokken bij de paragraaf 'Water'.
Voor het overige zijn er geen reacties binnengekomen van overlegpartners.
CALLANTSOOG
Zoals in de inleiding vermeld, is voorliggend plan een bijgestelde versie vanwege eerdere reacties uit de omgeving. Voorafgaand aan het in procedure brengen, is het bijgestelde bouw- en inrichtingsplan met de Dorpsraad Callantsoog en de inwoners gedeeld tijdens een tweetal openbare bijeenkomsten (15 september 2016 en 7 oktober 2016). Daarna is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld.
ONTWERPBESTEMMINGSPLAN
Het ontwerpbestemmingsplan 'Schoolstraat 3 e.o. te Callantsoog' heeft van 29 november 2016 tot 10 januari 2017 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Gedurende deze termijn van ter inzagelegging zijn van vier inwoners zienswijzen ontvangen. In de Nota zienswijzen zijn deze samengevat en van een antwoord voorzien. De Nota zienswijzen is als bijlage bij de toelichting gevoegd.