direct naar inhoud van Regels
Plan: Stolperbrug
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPBZSTPBRUG-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Stolperbrug.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GBL-bestand NL.IMRO.0441.BPBZSTPBRUG-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.4 Bestaand gebruik en/of bebouwing

Het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning en/of vrijstelling/ontheffing (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010).

1.5 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk.

1.7 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, of een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.8 Civieltechnisch kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.9 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt.

1.10 Peil
  • 1. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • 2. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  • 3. Indien op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.11 Waterbeheerder

Het betreffende waterschap verantwoordelijk voor het integrale waterbeheer binnen het plangebied van het bestemmingsplan Stolperbrug.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten.

2.1 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van

ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen

bouwonderdelen.

2.2 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de

scheidingsmuren).

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. wegen, voet- en fietspaden;
  • 2. civieltechnische kunstwerken;
  • 3. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Met de daarbij behorende:

  • 1. bermen;
  • 2. groen- en ecologische voorzieningen;
  • 3. voorzieningen voor voetgangers en fietsers;
  • 4. bouwwerken.

De bestemming voorziet niet in een toename van het aantal rijstroken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • 1. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van civieltechnische kunstwerken;
  • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m².
3.2.2 Gebouwen geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van oeververbindingen mag wanneer gesloten niet meer bedragen dan 20 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • 1. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen;
  • 2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als stand- of ligplaats voor onderkomens.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. water en oeverstroken;
  • 2. verkeer te water;
  • 3. dag- en waterrecreatie;
  • 4. waterhuishouding;
  • 5. civieltechnische kunstwerken;
  • 6. groen- en ecologische voorzieningen;
  • 7. openbare nutsvoorzieningen;

En tevens voor:

  • 1. Behoud en versterking van de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oeverstroken.

Met de daarbij behorende:

  • 1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag, gemeten, in afwijking van het begrip 'peil' als bedoeld in artikel 1.10 ten opzichte van het plaatselijke peil van de direct aansluitende oever, niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3 Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor (woon)boten.

Artikel 5 Waterstaat-Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. de waterkering en de waterbeheersing;
  • 2. de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen.

Met de daarbij behorende:

  • 1. bouwwerken.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • 1. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • a. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van civieltechnische kunstwerken;
    • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
    • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  • 2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet wanneer gesloten meer dan 20 meter bedragen;
  • 3. het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden:
    • a. voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen;
    • b. nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke waterbeheerder.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • 1. de verkeersveiligheid;
  • 2. de sociale veiligheid;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 onder b ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels van artikel 3 en artikel 4 nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk
5.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • 1. het afgraven of ophogen van gronden;
  • 2. het aanbrengen van beplanting.
5.5.2 Uitzondering

De onder 5.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • 1. werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • 2. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
5.5.3 Voorwaarden
  • 1. de onder 5.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in 5.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterkerende functie in onevenredige mate kan worden aangetast;
  • 2. voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 pleegt het bevoegd gezag overleg met de verantwoordelijke waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in het plan bepaalde voor de bij recht in de regels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10 % van die maten en afmetingen.

De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de verkeersveiligheid;
  • 2. de sociale veiligheid;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
    • b. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Stolperbrug.