direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herontwikkeling Duynpark Zwanenwater
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld voor de bestaande mini-camping Duynpark Zwanenwater op Uitlandseweg 3 (kamperen bij de boer) en de aansluitende erven Uitlandseweg 4 en 5.

De eigenaar, de heer T. van der Ploeg, is voornemens om de rommelige erven en de vervallen bebouwing te herstructureren naar een bij de omgeving passende recreatieve functie. De inzet is om een unieke sfeer te realiseren waarbij kleinschaligheid en diversiteit wordt verbonden aan de beleving van de omliggende natuur- en strandwaarden.

Kernbegrippen zijn: donker en stil, natuurlijk en robuust.

In het plan wordt ingezet op een kwaliteitsslag zodat er een betere landschappelijke inpassing ontstaat (in afstemming op de plannen van Natuur-monumenten voor de omliggende gronden). Bij de uitwerking wordt waar mogelijk ingezet op hergebruik van bestaande bebouwing.

Ten behoeve van het project dient een bestemmingsplanprocedure in het kader van de Wro te worden doorlopen. Voorliggend bestemmingsplan biedt die ruimtelijke onderbouwing, waarin onder andere wordt ingegaan op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Ook is er onderzocht of de ontwikkeling planologisch inpasbaar is. Deze inpasbaarheid is opgenomen in het hoofdstuk milieukundige randvoorwaarden. Bovendien wordt het project nader gemotiveerd.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied is weergegeven op navolgende afbeelding. Het gebied ligt ongeveer 300 meter ten zuidoosten van Callantsoog en wordt ontsloten door de Uitlandseweg. Binnen het plangebied bevinden zich drie bestaande erven. Het perceel is met name aan de westelijke zijde voorzien van een stevige beplantingssingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0001.png"

Figuur 1. Globale ligging van het plangebied

1.3 Herziening

Het voorliggende bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van de vigerende Beheersverordening Buitengebied Zijpe, die is vastgesteld op 25 juni 2013. Hierin is de bestaande situatie op basis van eerdere bestemmingsplannen vastgelegd. Daarbij gaat het om hetgeen was toegestaan op basis van de bestemmingsplannen 'Landelijk gebied 1989' en 'Landelijk gebied, 1e herziening 1989'.

Tevens is voor het plan het 'Facetbestemmingsplan Kleinschalig kamperen en huisvesting van agrarische seizoensarbeiders' van toepassing. Op grond van de Wet Openlucht recreatie (Wor) bestond voor de eigenaar reeds de mogelijkheid tijdens het zomerseizoen op het kleinschalige kampeerterrein maximaal 15 mobiele kampeermiddelen te plaatsen. Via het facetbestemmingsplan is dit aangepast en werd de mogelijkheid geboden om door te groeien naar 25 standplaatsen.

Momenteel is een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied van de voormalige gemeente Zijpe in procedure. Hierin is geen rekening gehouden met de uitbreiding van de camping. Wel wordt daarin ruimte gegeven om 25 standplaatsen te kunnen ontwikkelen via een binnenplanse afwijkingsprocedure.

Ten opzichte van de vigerende kaders wordt met voorliggend plan een andere benadering gekozen. Gemeente Schagen doet mee aan het landelijke project “Ontslakken”. Dit project richt zich op het op gang houden van vastgoedinvesteringen in woningen, ander vastgoed en stedelijke vernieuwing. Om dit te bereiken wordt ingezet op het zo flexibel mogelijk bestemmen maar wel met voldoende oog voor kwaliteit. De regelingen in voorliggend bestemmingsplan zijn gericht op het meest noodzakelijke. Er wordt een hoge mate van verantwoordelijkheid gelaten aan de initiatiefnemer om binnen de gestelde kaders te zorgen voor kwaliteit. De gemeente stelt zich ook op het punt dat goed recreatief ondernemerschap gebaat is bij een zorgvuldige inrichting op het eigen terrein, zowel voor de gebouwen als voor de erfinrichting. Zou men dat niet doen dan gooit men zijn eigen glazen in.

De flexibiliteit komt onder meer tot uiting door het weglaten van specifieke bouwvlakken. Ook vervalt de aanduiding karakteristiek. De gemeente is van mening dat de ondernemer, mede gelet op de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit (zie ook hoofdstuk 4) in staat geacht mag worden om respectvol met de gebouwen om te gaan. Ontwerpen voor (ver)bouw zullen dan ook kwaliteit krijgen. De gemeentelijke invloed daarop zal verlopen via de welstandsbeoordeling.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een omschrijving van de huidige en nieuwe situatie in het plangebied opgenomen. In hoofdstuk 3 is daarna het beleidskader uiteengezet. Hierin is, wanneer voor dit bestemmingsplan van toepassing, een samenvatting van het rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 is een samenvatting van de resultaten van de verschillende onderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 5 is een juridische toelichting op het bestemmingsplan beschreven. Als laatste wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is in werking getreden. Met de Structuurvisie gooit het rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ruimtelijke ordening komt zo dichter bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en op deze wijze komen burgers en bedrijven centraal te staan.

Het rijk richt zich op 3 doelen: Nederland concurrerend, bereikbaar en leefbaar maken:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Om die doelen te bereiken, zijn nationale belangen benoemd. Dat zijn onder meer:

  • het vestigingsklimaat;
  • de hoofdnetwerken voor energie;
  • het vervoer van personen en goederen;
  • waterveiligheid;
  • natuur en milieukwaliteit;
  • bescherming van het nationale werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Waar het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Voor het Barro wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2.

2.1.2 AMvB Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening)

De SVIR is in de AMvB Ruimte uitgewerkt in regels, die bindend zijn voor gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen. De AMvB Ruimte staat niet in de weg van de uitbreiding van de camping. Er zijn geen nationale belangen gemoeid met het voorliggende bestemmingsplan.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie "Noord-Holland 2040" vastgesteld. In de structuurvisie zijn zowel de uitgangspunten als de stu-ringsfilosofie uit het "Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord", het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Op 23 mei 2011 is door Provinciale Staten de 1e herziening vastgesteld. De 1e herziening heeft betrekking op de EHS en de weidevogelleefgebieden.

Uitgangspunt voor 2040 is "kwaliteit door veelzijdigheid". Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. In figuur 3 worden de hoofdbelangen en de daaronder vallende onderwerpen uit de structuurvisie schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0002.png"

Figuur 3. Hoofddoelstelling ruimtelijk beleid (Bron: Provincie Noord-Holland)

Overeenkomstig paragraaf 6.6. van de toelichting op de Structuurvisie zet de Structuurvisie in op voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme. Recreatie en toerisme zijn niet alleen belangrijk voor een aantrekkelijk leefklimaat voor de bewoners en bezoekers, maar zij leveren ook een belangrijke bijdrage aan de economie en werkgelegenheid in Noord-Holland (8% in 2008).

De ruimtevraag voor recreatieve en toeristische voorzieningen valt vrijwel altijd in het landelijk gebied. De structuurvisie geeft aan dat er vooral behoefte is aan uitbreiding van bungalowparken, hotelcapaciteit, toeristische plaatsen op campings en ligplaatsen in jachthavens. Bij het ontwikkelen en stimuleren van recreatie en toerisme hanteert de provincie uitgangspunten op het gebied van onderbouwing van het nut en de noodzaak van uitbreidingen, het oplossen van samenhangende opgaven als bereikbaarheid, leefbaarheid en milieu en de ruimtelijke kwaliteit.

De provincie streeft naar een betere benutting van de kustzone en de kustplaatsen voor recreatieve en toeristische ontwikkelingen. De kustplaatsen aan de Noordzee zijn, na Amsterdam, de belangrijkste toeristische trekpleister van Noord-Holland. De concurrentiepositie van de kustplaatsen staat onder druk omdat ze qua accommodaties, voorzieningen en uitstraling niet altijd de kwaliteit bieden die tegenwoordig wordt gevraagd.

De provincie wil daarom dat de kustplaatsen ook in de toekomst met andere toeristengebieden kunnen concurreren en richt zich op het stimuleren van de verbetering van de kwaliteit en de versterking van de identiteit van de badplaatsen. De ontwikkeling van Duynpark Zwanenwater is hiermee in overeenstemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0003.png"

Figuur 4. Themakaart groen om de stad en recreatie van de Structuurvisie Noord-Holland 2040

2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) zijn regels opgenomen voor het gehele provinciale gebied, regels voor uitsluitend het bestaand bebouwd gebied (BBG) en regels voor uitsluitend het landelijk gebied. Afhankelijk van de ligging van het plangebied zijn de regels uit de PRVS al dan niet van toepassing. Op verschillende regels die van belang zijn voor het plangebied wordt in het navolgende ingegaan. De PRVS is vastgesteld op 21 juni 2010 door Provinciale Staten (PS) en nadien verschillende malen aangepast.

De gronden van het plangebied liggen in het landelijk gebied waarbij delen (aanwezige bebouwing) van het plangebied zijn aangewezen als bestaand stedelijk gebied. Als bestaand bebouwd gebied wordt aangewezen de bestaande of de bij een – op het moment van inwerkingtreding van de verordening – geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en kassen. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern. De BBG weergave op de kaart is alleen illustratief. Toevoeging van bebouwingsmogelijkheden is in beginsel strijdig met de PRVS (zie hiervoor artikel 14 van de PRVS). Hiernavolgend wordt daar verder op in gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0004.png"

Uitsnede verordening: landelijk en bestaand stedelijk gebied (plangebied globaal rood omcirkeld) (bron: provincie Noord-Holland)

Het plangebied vormt zelf geen onderdeel van de kaart Ecologie. Het voorliggend plan is op dit punt niet in strijd met de verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0005.png"

Uitsnede verordening: ecologie (bron: provincie Noord-Holland)

2.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

Met de structuurvisie (PRVS) hebben Provinciale Staten ook de 'Leidraad Landschap en Cultuurhistorie' vastgesteld. Deze is verankerd in artikel 15. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling.

Het plangebied maakt conform de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie onderdeel uit van het Aandijkingenlandschap. Aandijkingen zijn aangeslibde zand- en slibplaten langs de oorspronkelijke kustlijn, die vanaf de aangrenzende hogere gronden zijn ingedijkt en zo zijn toegevoegd aan het land. Deze gebieden zijn als geheel ingericht, vaak grootschalig, geometrisch en open. De opeenvolgende aandijkingen zijn duidelijk herkenbaar in het landschap. De oudste aandijkingen liggen als schillen tegen het oude land aan, de latere aandijkingen, zoals de Wieringermeerpolder, hebben geen duidelijke ge-richtheid. Aan de westzijde is er een contrastrijke overgang naar de duinen. De dijken en hoofdwatergangen vormen een robuuste hoofdstructuur. Plaatselijk zijn er sterke contrasten tussen de geometrische inrichting en de natuurlijke kreekrestanten. Het aandijkingenlandschap bestaat voor bijna de helft uit zeer open gebied, dat wil zeggen uit 'leeg' landschap. Een zeer grote mate van openheid is een belangrijk kenmerk van het landschapstype.

In het rapport worden de kernkwaliteiten van het aandijkingenlandschap beschreven. Voor het plangebied en de directe omgeving zijn de volgende kernkwaliteiten relevant:

Ondergrond:

  • De nollen (door zee ontstane geïsoleerde duinzandkopjes of langgerekte duinen van kalkarm zand) in de kop van Noord-Holland, met geleidelijke overgang van droge duintjes naar vochtige schrale graslanden.

Openheid:

  • Grootschalige zeekleipolders en jonge droogmakerijen (Zijpe, Wieringermeerpolder).
  • Open en vlak, bouwland. Getij-afzettingsvlakte, kalkarme zandgrond, lichte en zware oude klei en terpen.
  • Mate van openheid: zeer open.

Het onderhavige plan beperkt zich tot bestaande erven. De herontwikkeling van deze erven houdt rekening met de boven beschreven kenmerken. Voor verdere uitleg wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

2.2.4 Handreiking verblijfsrecreatie Noord Holland en nut en noodzaak

De provincie heeft de Handreiking verblijfsrecreatie Noord-Holland als een verheldering van de provinciale rol ten aanzien van de uitbreiding van verblijfsrecreatieve voorzieningen buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). De handreiking geeft een toelichting op de bestaande kaders die bepaald zijn in de huidige provinciale ruimtelijke verordening (PRV) ten aanzien van het onderbouwen van nut en noodzaak van een plan.

In het hoofdstuk aanleiding en doel staat onder meer: 'Om de toppositie van de Noord-Hollandse verblijfsrecreatiesector in Nederland te behouden moet de sector zich kunnen blijven ontwikkelen. Dat betekent onder meer dat ondernemers ruimte nodig hebben om hun aanbod aan te passen aan de veranderende consumentenbehoeften. De hedendaagse recreant is op zoek naar meer beleving, luxe en comfort, wat zich uit in grotere tenten en luxere bungalows' (pag 7).

Bij de typering van de verblijfsrecreatiesector signaleert de provincie op pag 9 het volgende:  'Gezegd moet worden dat de verblijfsrecreatiesector moeilijk voorspelbaar is. De vraagontwikkeling is mede afhankelijk van het weer, de conjunctuur en de ontwikkeling van het internationale toerisme. En innovaties en nieuwe trends kunnen (een beperkte) nieuwe vraag scheppen.'

De gemeente Schagen sluit zich hierbij aan. Om de toppositie te behouden is er ontwikkelingsruimte nodig om een aantrekkelijk product te ontwikkelen voor de recreant. Aantrekkelijk is niet alleen een kwestie van prijs maar ook van kwaliteit. Dat betekent ook ruimtelijke kwaliteit.

In de provinciale handreiking worden drie uitgangspunten voor het beoordelen van nut en noodzaak benoemd. De uitgangspunten worden hieronder kort aangehaald en van een beantwoording voorzien in relatie tot het voorliggende plan:

  • 1. Vraaggestuurde ontwikkeling van verblijfsrecreatie
  • Plannen moeten voldoen aan een aantoonbare vraag.

Beantwoording: Het voorliggend plan is gebaseerd op de inmiddels opgedane ervaringen met tentlodges van de betreffende ondernemer. Naast de continuering met tentlodges wordt een verdere ontwikkeling van vernieuwend aanbod gerealiseerd in combinatie met enkele meer algemene faciliteiten. Dit is ontwikkeld mede op basis van de kennis over de markttrends zoals die zijn opgesteld in het rapport van RoyalHaskoningDHV 2013.

Het voorliggend plan biedt een mix van verschillende vormen van verblijfsrecreatie (groepsaccommodatie, kamperen, chalets) en zet in op een bijzondere uitstraling. Dat maakt dat het plan ook diverse groepen recreanten kan aanspreken. Daarnaast beschikt het plan over de nodige flexibiliteit om steeds innovaties, zoals nu middels de tentlodges, te kunnen blijven onderbrengen.

  • 2. (Her)ontwikkelen van bestaande terreinen heeft de voorkeur boven nieuwbouw
  • Waar mogelijk moet gebruik worden gemaakt van de bestaande ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe verblijfsaccommodaties.
    Beantwoording: voorliggend plan is geheel gericht op het herontwikkeling van de bestaande ruimte.

  • 3. Regionale afstemming
  • De provincie wil dat er afstemming plaatsvindt tussen gemeenten, of de komst of de uitbreiding van hotels, campings en bungalowterreinen wenselijk en noodzakelijk is.
    Beantwoording: voorliggend plan betreft een herontwikkeling van een bestaand relatief kleinschalige onderneming en het hergebruik van bestaande erven. Hierbij is nauwelijks sprake van regionale uitstraling/effecten. Een bredere regionale afweging wordt in dit geval dan ook niet onderzocht.

Resumerend

Voor wat betreft nut en noodzaak, wordt met voorgaande aangegeven dat het plan voldoende rekening houdt met de gestelde uitgangspunten van de handreiking verblijfsrecreatie Noord-Holland.

2.2.5 Achtergrond planopzet en nut en noodzaak

Voorliggend plan is opgezet vanuit de volgende doelen:

  • a. Het plan is opgenomen in de pilot 'ontslakken' van de gemeente Schagen. Dit project moet zorgen voor vereenvoudiging en versnelling van planprocedures. De gemeente brengt het project in.
  • b. Voor Uitlandsweg 3 bestaat op grond van het 'Facetbestemmingsplan Kleinschalig kamperen en huisvesting van agrarische' de mogelijkheid om door te groeien naar 25 kampeerstandplaatsen. Deze stap wordt nu gemaakt en gecombineerd in samenhang met de recreatieve herbestemming van de naastliggende erven.
  • c. Het plan omvat drie bestaande erven. In het vigerend bestemmingsplan zijn dit agrarische erven met daarbij behorende bebouwingsmogelijkheden. Er is geredeneerd vanuit de mogelijkheden om per erf te werken met de Ruimte voor Ruimte-regeling en het beleid voor Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen. Dat levert op zichzelf mogelijkheden om per erf tot een min of meer vergelijkbare recreatieve ontwikkeling te komen. Het nu voorliggende plan brengt de ontwikkeling in onderlinge samenhang naar een passende recreatieve bestemming.
  • d. Het plan voorziet in een kwalitatief en vernieuwend toeristische voorziening (zie ook het hoofdstuk over het plan). Dit past bij het provinciale streven om te komen tot verbetering en versterking van de recreatieve functie langs de kustzone. Relevant is te verwijzen naar onderzoeken zoals die in opdracht van de Provincie Noord-Holland zijn uitgevoerd, te weten:
    • 1. Vraag en Aanbod vrijetijdsvoorzieningen Noord-Holland, ruimte-gebruik, aantallen, trends en toekomstverwachtingen. Onderzoek uitgevoerd door HaskoningDHV Nederland BV (2013).
    • 2. Onderzoek naar identiteit van recreatie aan de kust door Identity Matching Academy. In dit onderzoek wordt de huidige situatie als vernieuwende kampeervorm (glamping) als voorbeeld aangehaald in de aanbeveling.

Uit deze onderzoeken blijkt dat in de markt ruimte is voor meer luxe aanbod (zowel qua onderkomens als ook voor wat betreft wellness). Ook blijkt dat daarbij een goede afstemming op de natuur een grote uitdaging is. Het onderhavige plan voorziet in deze aspecten. Bij het onderzoek wordt de vernieuwende recreatievorm (glamping) op het Duynpark Zwanenwater ook op positieve wijze aangehaald. Met het voorliggende plan wil Duynpark Zwanenwater deze nieuwe lijn verder bevestigen en uitbouwen.

  • e. Nut en noodzaak van deze ontwikkeling wordt enerzijds bepaalt doordat de betreffende ondernemer inziet dat er een kwaliteitsslag nodig is voor deze erven. Het huidige gebruik, deels leegstand, en de kwaliteit van bebouwing biedt onvoldoende perspectief voor een goede recreatieve onderneming.
    Voor de gemeente is het van belang om te beoordelen of deze ontwikkeling past binnen de beleidskaders van het recreatiebeleid zoals die zijn bepaald. Daarbij is ruimte gegeven voor ontwikkelingen die gericht zijn op een kwaliteitsimpuls. Juist ook in de omgeving van Callantsoog. Het ruimte bieden voor recreatieve ontwikkelingen is noodzakelijk omdat dit een belangrijk economisch effect heeft.
    Wat betreft vraag en aanbod van verblijfsrecreatievoorzieningen rond Callantsoog stelt de gemeente zich op het standpunt dat het allereerst aan de ondernemingen is om te blijven investeren in kwaliteit en kwantiteit afgestemd op de vraag. Sturing vanuit de gemeente, is mogelijk voor zover er nieuwe ruimtelijke claims ontstaan. Wat dat betreft voorziet de gemeente Schagen rond Callantsoog (her)ontwikkelingen en planinitiatieven voor Camping Tempelhof (inclusief uitbreiding terrein), Camping Luttikduin (op termijn) en Camping De Nollen (op termijn).

Tegen de achtergrond van bovenstaande aspecten is het plan vervaardigd. Het project betreft een uitbreiding van een kleinschalig kampeerterrein. Vanuit de provincie bestaat geen bezwaar tegen uitbreiding van kleinschalige kampeerterreinen. Daarnee is het plan ook passend binnen de kaders van de PRVS.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Landschapsvisie/Veelkleurig landschap

De voormalige gemeente Zijpe heeft het rapport 'Veelkleurig Landschap' opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de landschappelijke kwaliteit van de voormalige gemeente Zijpe versterkt kan worden. Belangrijk document voor het opstellen van dit rapport is de Integrale Ruimtelijke Visie Kuststrook (IRV) geweest. Een groot deel van de IRV is vertaald in Veelkleurig Landschap.

In samenwerking met de grondeigenaren wil de gemeente de kwaliteit van het landschap behouden en waar mogelijk versterken. Om dat te kunnen realiseren is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze vormen de basis voor de keuzes die gemaakt zijn en verwerkt in de verschillende sectorale beleidsstukken. Onderstaand worden deze uitgangspunten beschreven.

Zuinig ruimtegebruik

Extra ruimte voor recreatie, wonen, werken of natuur gaat vrijwel altijd ten koste van landbouw hectaren. Voor de landbouw is echter behoud van het landbouwareaal belangrijk. Er is daarom de keuze gemaakt het hectareverlies voor de landbouw zoveel mogelijk te beperken tot:

  • ruimte in bestaand beleid in de Integrale Ruimtelijke Visie Kuststrook (IRV). Dit beleid is destijds na een zorgvuldig proces tot stand gekomen. Er zijn geen gewijzigde omstandigheden die aanpassing vereisen van het IRV-beleid voor de binnenduinrand en het gebied rond Sint Maartenszee voor ruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie, groen uitloopgebied en natuur;
  • realisatie bouwopgave woningen en bedrijventerreinen;
  • realisatie wateropgave vanwege overheidsafspraken in het bestuursakkoord water en vanwege het maatschappelijk belang, ook voor de landbouw;
  • wat betreft natuur:
    • 1. zoveel mogelijk realiseren binnen bestaand beleid (als IRV);
    • 2. overige natuurwaarden vergroten door zoveel mogelijk mee te koppelen met andere ontwikkelingen als bijvoorbeeld de wateropgave (en daarmee extra ruimtebeslag voorkomen) en vrijwillige kleinschalige maatregelen door grondeigenaren.

Water

  • het is noodzakelijk de polders waterhuishoudkundig op orde te krijgen. Realisatie van de wateropgave is daarbij een belangrijk middel en daarom noodzakelijk en in het belang van iedereen;
  • de wateropgave zoveel mogelijk meekoppelen met andere functies;
  • de wateropgave is een kans voor versterking van het landschap;
  • waterberging mag geen verdroging van natuurgebieden veroorzaken;
  • bij gebiedsontwikkeling overlast van extra ganzen (voor landbouw en natuur) voorkomen;
  • ecologisch waardevol water (uit de duinen) zo optimaal mogelijk benutten voor natuurdoeleinden en waar mogelijk scheiden van agrarisch water;
  • in het kader van de uitvoering van de Kader Richtlijn Water worden tot 2015 maatregelen uitgevoerd, waaronder het aanleggen van natuurvriendelijke oevers;
  • de komende jaren wordt ook de uitvoering ter hand genomen om de regionale waterkeringen op sterkte te krijgen. Hierbij de kansen voor landschappelijke versterking benutten.

Landschap en groenstructuur

  • inzetten op behoud van openheid;
  • de belangrijkste onderdelen van de hoofdgroenstructuur in de polders zijn de groensingels rond de dorpen en recreatieterreinen, de (Korte) Ruigeweg en de erfbeplantingen. Daar krachtig op inzetten;
  • het contrast tussen de openheid van het buitengebied en beslotenheid van de dorpen versterken: daarom dorpen als groene enclaves van goede groensingels voorzien. Bovendien daarom het planten van (laan)bomen beperken tot de bebouwde kom en niet in het buitengebied. Bomen binnen de bebouwde kom in verband met de verkeersveiligheid niet te dicht bij kruispunten situeren;
  • een aantrekkelijk landschap is van groot belang voor de eigen bewoners en voor de concurrentiekracht van de recreatiesector en het vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven;
  • de kansen en belemmeringen die voortkomen uit de ontwikkelingen met betrekking tot de kustveiligheid (Zwakke Schakels) is niet meegenomen in het rapport, omdat nog niet duidelijk is voor welke variant gekozen wordt. Het is wel in het plan van aanpak als te ondernemen actie opgenomen om hier visie en beleid op te ontwikkelen;
  • inzetten op het behoud van de graslanden tenzij afspraken gemaakt zijn met grondeigenaren over een ander gebruik.

Recreatie

  • recreatie is een belangrijke economische pijler. Deze moet zich verder kunnen ontwikkelen;
  • bij (nieuwe) verblijfsrecreatie hoort ook voldoende recreatie-uitloopgroen om de duinen niet verder te belasten: daarom het IRV-beleid binnenduinrand en Sint Maartenszee handhaven;
  • recreatief medegebruik van natuur zo optimaal mogelijk maken binnen de randvoorwaarden van de bescherming van de natuurwaarden;
  • de vele ideeën voor recreatieve routes, zowel voor wandelaars, fietsers, ruiters en kano's zijn grotendeels als 'te onderzoeken' opgenomen. Met name wanneer hierdoor doorgaande routes of dorpsommetjes ontstaan. Realisatie recreatieve routes hangt af van veel factoren, waaronder medewerking grondeigenaren (altijd op vrijwillige basis). Meekoppelen met andere ruimtelijke ontwikkelingen.

Natuur

  • alleen verwerving gronden op vrijwillige (minnelijke) basis;
  • bestaande natuur(gebieden) handhaven en versterken in kwaliteit;
  • voorrang geven aan de volgende prioritaire opgaven:
    • 1. Ecologisch verbinden van de duinen onderling (grotendeels mogelijk binnen bestaand IRV-beleid);
    • 2. Verdroging van de duinen tegengaan (mogelijk binnen bestaand IRV-beleid);
    • 3. Realisering van de ecologische verbinding Zwanenwater-Amstelmeer (Rijksbeleid EHS) zoveel mogelijk op publieke gronden/wateren.
  • bij de ontwikkeling van nieuwe groene gebieden met natuurwaarden na zorgvuldig overleg met alle belanghebbenden bepalen wat de meest wenselijke (nieuwe) bestemming van een gebied moet worden in het bestemmingsplan. Niet altijd is een hoofdbestemming natuur noodzakelijk. Dit om externe werking/schaduwwerking zoveel mogelijk te beperken;
  • bij alle nieuwe gebiedsontwikkelingen natuurwaarden expliciet meenemen in planvorming;
  • grondeigenaren – meestal agrariërs - stimuleren zelf op vrijwillige basis natuurwaarden te vergroten, zoals bijvoorbeeld bij akkerranden en overhoekjes.

Voorliggend plan is op de hierboven genoemde uitgangspunten afgestemd.

2.3.2 Verblijfsrecreatie

De gemeente Schagen heeft een ruim aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals campings, recreatiewoningen, hotels, enzovoort. Ook voor het dagtoerisme heeft de gemeente heel veel te bieden met een zee aan rust, ruimte, natuur en strand, en met veel mogelijkheden voor recreatie in het directe achterland. Het toerisme in de diverse variaties is zowel voor de werkgelegenheid als voor het voorzieningenniveau van de gemeente van groot belang.

Voor de toekomst is de sector toerisme en recreatie naast de sector landbouw de belangrijkste economische pijler. Geconstateerd wordt, dat een deel van de recreatiewoningcomplexen en (de kleinere) campings op het grondgebied van de voormalige gemeente Zijpe dreigt te verouderen, waardoor zij niet (meer) aan de vraag naar een hoogwaardig voorzieningenniveau kunnen voldoen. Ten aanzien van deze accommodaties zal de komende jaren een kwaliteitsslag gemaakt moeten worden om de huidige bezettingsgraad te kunnen blijven verhogen.

Overigens kan tevens worden vastgesteld, dat in vele situaties de afgelopen decennia veel geïnvesteerd is om te kunnen voldoen aan de stijgende vraag naar meer luxe en comfort. De recreatiesector in de voormalige gemeente Zijpe heeft daarnaast te kampen met een relatief kort midden- en hoogseizoen van ongeveer 16 weken in mei, juni, juli en augustus. De tot nu toe uitgevoerde pogingen hebben niet het hoogseizoen daadwerkelijk verlengd. Dit komt mede door het ontbreken van voorzieningen en attracties van enige allure die ook bij slecht weer en in de winter zijn te gebruiken. Maar ook de beperkte naamsbekendheid van de voormalige gemeente Zijpe als kustgemeente speelt hierin mogelijk een rol.

De door de gemeenteraad van Zijpe vastgestelde 'Beleidsnota verblijfsrecreatie' is nog steeds relevant. In deze beleidsnota heeft de gemeente haar beleid ten aanzien van voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie uiteengezet. Belangrijk zijn de volgende ambities:

  • a. Ruimte voor kwaliteitsverbetering en modernisering van het aanbod.
  • b. Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en bedrijven, voor zover dit leidt tot meer differentiatie in het aanbod.
  • c. Werken aan een betere profilering van Zijpe als toeristische bestemming.

Gelet op de beoogde invulling is de beleidsregel voor Recreatiewoningterreinen/bungalowparken en appartementencomplexen, zoals verwoord op pagina 53 en 54 van de beleidsnota Verblijfsrecreatie, van belang. Deze regel bevat de volgende punten:

Beleidsregel

  • a. Kwaliteitsverbetering staat centraal: grotere kavels, ruimere woningen, betere (centrale) voorzieningen, meer aandacht voor parkeren en sport & spel, betere landschappelijke inpassing.
  • b. Bedrijfsmatige exploitatie.
  • c. In architectuur, terreininrichting en bedrijfsopzet moet toegevoegde waarde tot uitdrukking komen.
  • d. Nieuwe vormen van huisjesaccommodatie, zoals groepshuizen/familie-huizen/meergezinswoningen hebben voorkeur boven standaardhuisjes.
  • e. Geen toename van zuivere tweede woningen (=100% eigen gebruik).
  • f. Voorkeur voor toeristisch gebruik (=verhuur of gedeeltelijke verhuur).
  • g. Niet alleen huisjes op het terrein, maar ook centrale recreatieve voorzieningen, met het oog op toeristisch gebruik en seizoenverlengend effect.
  • h. Inbreiding gaat voor uitbreiding.
  • i. Uitbreiding bestaande bedrijven gaat voor nieuwvestiging.
  • j. Toename appartementencomplexen dient te resulteren in kwaliteitsverbetering van het aanbod. Dit dient tot uitdrukking te komen in de aanvraag.
  • k. Met het oog op de bedrijfsmatige exploitatie, dient een appartementencomplex meer te omvatten dan louter appartementen. Ook centrale
    recreatieve voorzieningen, parkeerfaciliteiten en servicefaciliteiten
    maken deel uit van een complex.

Daarnaast is in de beleidsnota een toetsingskader opgenomen. Verblijfsrecreatieve ontwikkelingen moeten passen binnen dit toetsingskader. Daarbij zijn primaire en secundaire criteria onderscheiden. Alle ontwikkelingen moeten voldoen aan de primaire criteria. De secundaire criteria zijn aanvullend.

Hierna worden de primaire criteria aangehaald en in cursief wordt daarbij aangegeven hoe het voorliggende plan daarop anticipeert.

Primaire criteria

  • a. Locatie

Uitbreidingen moeten gelokaliseerd zijn bij bestaande bedrijven in het poldergebied rond Callantsoog/Groote Keeten, in de binnenduinrandzone bij Sint Maartenszee (tussen Belkmerweg en Westerduinweg) en bij Petten.

Het plangebied betreft een bestaand perceel in het poldergebied van Callantsoog waarop momenteel een minicamping is gevestigd bij een voormalige boerderij.

  • b. Kwaliteitsverbetering en
  • c. Differentiatie van het aanbod

Samengevat moet de uitbreiding voorzien in een kwaliteitsverbetering, zowel in ruimtelijk zin als ook qua aanbod van recreatieve voorzieningen. Dat betekent tevens een gedifferentieerd (overnachting)aanbod.

Het erf en de bebouwing wordt sterk opgeknapt en zet in op een goede landschappelijke inpassing.

Op het recreatieterrein komen verschillende mogelijkheden voor verblijfsrecreatie.

Het terrein krijgt voldoende parkeergelegenheid waarbij het concept gevolgd wordt dat het parkeren op enkele plaatsen en uit het zicht wordt ingepast. Een deel van het parkeren wordt ook in de bestaande en opgeknapte bebouwing ondergebracht.

Op de plaats van de voormalige boerderij Uitlandseweg 5 komt de beheerderswoning.

De beleving van de kustzone en de nabijgelegen natuurgebieden zijn van groot belang.

  • d. Seizoensverlenging

De inzet van het beleid is om voor de verblijfsrecreatie seizoenverlenging aan te moedigen.

Het gedifferentieerde aanbod heeft een onderscheidend vermogen ten opzichte van het bestaande aanbod en zal, ook omdat een deel van de faciliteiten jaarrond zal worden gebruikt, hierdoor een toegevoegde waarde hebben voor de gemeente Schagen en zal een verlenging van het seizoen betekenen.

2.3.3 Beleidsnota archeologie

Op 29 mei 2007 heeft de gemeenteraad de 'Beleidsnota archeologie gemeente Zijpe 2007' vastgesteld.

Het archeologisch beleid van de gemeente is gericht op het behouden van archeologische waarden. Hiervoor zijn bestemmingsplannen van belang. In bestemmingsplannen moeten (mogelijke) archeologische waarden in het plangebied uitdrukkelijk overwogen worden. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet daarom onderzoek naar (mogelijke) archeologische (en cultuurhistorische) waarden in het plangebied worden uitgevoerd. In paragraaf 3.7 wordt aandacht besteed aan dit aspect.

2.3.4 Welstandsnota

De gemeenteraad heeft op 3 januari 213 de “Welstandsnota Schagen 2013” vastgesteld. Daarmee is het welstandsbeleid van de voormalige gemeente Zijpe, zoals dat is opgenomen in de Welstandsnota 2008, in één document samengevoegd met het beleid van de voormalige gemeenten Harenkarspel en Schagen. Het welstandsbeleid is er op gericht om bij te dragen aan een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Ontwikkelingen die hiermee in strijd zijn, kunnen op basis van het welstandsbeleid in de hand worden gehouden.

In de welstandsnota worden gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. Deze welstandscriteria zijn gericht op “hoe een bouwwerk zich moet gedragen” in een bepaald (welstands)gebied. De bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt voor een eigentijdse vormgeving. In de welstandsnota zijn verschillende welstandsgebieden onderscheiden. Afhankelijk van de ligging van het plangebied gelden verschillende welstandsregimes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0006.png"

Figuur 8. Fragment van het plangebied uit de welstandskaart

Het plangebied ligt in het deelgebied 2a 'binnenduinrand zone A'. Het deelgebied 2A heeft een regulier welstandsregime. Deze binnenduinrandzone ligt ten zuidoosten en oosten van Callantsoog-Groote Keeten.

Dit welstandsregime is van kracht. Ter nadere toelichting voor dit plan wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit van de recreatiewoningen/trekkershutten.

2.4 Beleid Hoogheemraadschap

2.4.1 Waterbeheersplan

Op 14 oktober 2009 heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) het waterbeheersplan 4, 'Waterbeheersplan 2010-2015 - van veilige dijken tot schoon water' (WBP 4) vastgesteld. Hierin geeft het hoogheemraadschap aan wat de doelstellingen zijn voor de periode tot 2015. Het hoogheemraadschap bereidt zich voor op de verwachte klimaatveranderingen. De missie van het HHNK is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water.

Hieruit komen vier kerndoelen naar voren, waarop het beleid van het HHNK gebaseerd is:

  • het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren;
  • de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden;
  • het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;
  • het instandhouden en ontwikkelen van een calamiteiten organisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.

2.4.2 Keurbeleid van het HHNK

De Keur heeft tot doel om waterstaatkundige objecten te beschermen. Het beleid zoals verwoord in het WBP 4 geeft richting aan de uitvoering van de Keur. In verband met de inwerkingtreding van de Waterwet op 22 december 2009 is de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aangepast en opnieuw vastgesteld.

2.4.3 Raamplan bescherming tegen wateroverlast

Door het HHNK is in 2005 een raamplan opgesteld. In 2004 heeft het bestuur van het HHNK besloten de aanpak van wateroverlast prioriteit te geven. In dit raamplan is per watersysteem of polder onderzocht of de huidige capaciteit toereikend is voor de 21e eeuw. Indien uit de analyse blijkt dat dit niet het geval is, wordt in het raamplan tevens aangegeven op welke wijze het HHNK in een oplossing voorziet.

Voor het gehele Noorderkwartier is inmiddels ten behoeve van dit raamplan een watersysteemanalyse (Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier studie (BWN)) uitgevoerd. In deze watersysteemanalyse is, na klimaatverandering (midden scenario), voor ieder peilvak berekend of deze voldoet aan de opgestelde normen (vaststellen faalkans). Deze normen bestaan uit een toegestane maximale peilstijging die afhankelijk is van het grondgebruik. Indien een gebied niet voldoet aan de normen, zijn hiervoor maatregelen voorgesteld.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Geluid

Wet- en regelgeving

In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op ge-richt de hinder als geluid vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorko-men en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. In de Wgh is bepaald dat een recreatief object geen geluidsgevoelig object is. Daarom hoeft voor plannen voor de uitbreiding van het recreatieterrein geen onderzoek te worden gedaan naar mogelijke geluidhinder vanwege weg- en verkeerslawaai.

In de Wgh is ook bepaald dat elke weg in beginsel een (geluids)zone heeft. Dit met uitzondering van:

  • wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan.

Conclusie

Het plangebied wordt ontsloten door de Uitlandseweg waar een snelheid van 60 km per uur is toegestaan. Voor de omzetting naar 'recreatie-verblijfsrecreatie' is geen onderzoek naar mogelijke geluidhinder vanwege weg- en verkeerslawaai nodig, omdat een recreatief object geen geluidsgevoelig object is in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Het plan houdt rekening met een beheerderswoning. Dit is een bestaande woning. Indien een vervangende woning wordt ontwikkeld, waartoe het plan ruimte biedt, zal alsdan in het kader van de omgevingsvergunning worden voldaan aan de wettelijke geluidsnormen voor aanvaardbare binnenwaarde.

3.2 Bedrijven en milieuhinder

Wet- en regelgeving

Bedrijven in en in de directe omgeving van het plangebied kunnen (milieu) hinder vanwege geur, stof, geluid of gevaar veroorzaken. Vooral voor zogenoemde milieugevoelige ontwikkelingen zoals het bouwen van woningen kunnen bedrijven een belemmering zijn. Omgekeerd kunnen milieugevoelige ontwikkelingen ook een belemmering zijn voor bedrijven in de directe omgeving. Voor campings geldt op grond van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand ten opzichte van gevoelige bestemmingen zoals burgerwoningen, van 50 meter in verband met geluid.

Conclusie

Binnen de 50 m zone van het kleinschalige kampeerterrein is geen (hindergevoelige) bebouwing gelegen. Het plan voldoet op het punt Bedrijven en milieuhinder.

3.3 Luchtkwaliteit

Wet- en regelgeving

De Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is verwerkt in de Wet milieubeheer (Wm). Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook nieuwe ontwikkelingen zoals plannen voor de bouw van woningen overwogen. Plannen die binnen het NSL passen, hoeven niet meer te worden beoordeeld aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Ook plannen die niet 'in betekenende mate' (nibm) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit hoeven niet meer aan deze grenswaarden te worden beoordeeld. De criteria om te kunnen beoordelen of bij een plan sprake is van nibm, zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur (AMvB)-nibm.

In de AMvB-nibm is bepaald dat nadat het NSL of een programma voor de regio is vastgesteld een grenswaarde van 3% afname van de luchtkwaliteit als nibm kan worden aangeduid. Dit betekent een toename van ten hoogste 1,2 microgram stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10) per m3.

Conclusie

Voor de voormalige gemeente Zijpe is in 2008 een rapportage luchtkwaliteit opgesteld. Conclusie is dat er geen overschrijding van de parameters plaatsvindt.

3.4 Bodem

Het moet in beginsel in strijd met de goede ruimtelijke ordening worden geacht om in een plan op gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit (met andere woorden een verontreinigde bodem) hiervoor gevoelige ontwikkelingen te voorzien. Dit betreft onder andere het bouwen van woningen. Door de provincie Noord-Holland is het 'Bodemloket' ontwikkeld. Hierin wordt informatie verzameld met betrekking tot bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd of worden uitgevoerd, saneringen die zijn uitgevoerd en mogelijke bodembelastende bedrijven die hier waren gevestigd.

Op de kaart van Bodemloket geeft de overheid inzicht in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsanering). Ook laat de kaart zien waar vroeger (verdachte) activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In figuur 9 wordt een fragment van de kaart van het bodemloket weergegeven ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0007.png"

Figuur 9. Fragment van de bodemkaart (www.bodemloket.nl)

Op het fragment van de bodemkaart van het bodemloket is te zien dat ten zuiden van het plangebied een gebied ligt waar verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd wat nog in procedure is. Verder zijn in het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen locaties waar onderzoek is uitgevoerd of in procedure zijn. Er zijn geen indicatoren bekend waaruit blijkt dat de bodemsituatie als verdacht moet worden aangemerkt. Dit wordt onderschreven door de regeionale uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord.

Grond die tijdens bouwactiviteiten vrij komt mag zonder nader onderzoek op het zelfde perceel hergebruikt worden. De bij bouw-/graafwerkzaamheden vrijkomende grond en/of puin die men niet op de locatie kwijt kan, dient aanvullend onderzocht te worden conform het Besluit bodemkwaliteit.

Conclusie

De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem belemmerd.

3.5 Water

In onder andere de Europese 'Kaderrichtlijn water', de vierde 'Nota Waterhuishouding' en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel.

In de nota 'Anders omgaan met water' is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen als het onderhavige. Bij het opstellen van deze plannen moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd. Ten behoeve van het onderhavige plan is een watertoets gedaan.

Op 19 mei 2014 heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) een schriftelijke vooroverleg reactie gegeven op het plan. Het HHNK merkt op dat het plan flexibele kaders biedt en daarbij stelt men het volgende:

- Waterkwantiteit: indien meer dan 800 m2 extra verharde oppervlakten worden gerealiseerd, geldt een watervergunningplicht alsmede een compensatieplicht van 10%. Voorzover het planvoornemen in deze fase valt te overzien, is niet/nauwelijks sprake van een toename van verhard oppervakken. In dat geval is geen compensatie vereist. HHNK vraagt om nuancering op dit punt gelet op de flexibiliteit.

Nadere uitleg: er wordt ingezet op een ontwikkeling die geen noemenswaardige toename van verharding veroorzaakt. De omvang van de huidige verharde delen (erfverharding en bebouwing) zijn daarbij vertrekpunt. Op het deel met vaste kampeermiddelen en de standplaatsen worden geen bestratingen voorzien maar zal gebruik gemaakt worden van natuurlijke materiale (zoals schelpenpaden).

- Waterstructuur: uitgangspunt is dat de secundaire watergangen rondom het perceel behouden blijven in de huidige vorm. Indien een aangrenzende waterloop wordt verlegd, geldt het principe 'dempen = graven'.

- Waterkwaliteit: HHNK verzoekt om inzage in om gaan met afvalwater. Daarover het volgende: het afvalwater van de recreatieve voorzieningen worden via een op het erf aan te leggen rioleringssysteem gebundeld afgevoerd.

- Waterveiligheid: het plangebied ligt op voldoende grote afstand van de primaire waterkering (duinen). Op dit vlak gelden geen beperkingen voor het plan.

Conclusie

Op basis van bovenstaande voldoet het plan ten aanzien van het aspect water.

3.6 Ecologie

Voor het bestemmingsplan (artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening) is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en gebieden die zijn beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Tevens dient een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen.

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 22 juli 2011 bezocht door ecoloog D. Venema van BügelHajema Adviseurs.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0008.png"

Figuur 10. Zuidwestelijke zijde plangebied vanaf de Uitlandseweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0009.png"

Figuur 11. Aanzicht minicamping

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0010.png"

Figuur 12. Te slopen schuur (links) en stolpboerderij (rechts)

Soortbescherming

Flora- en faunawet

Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.

Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime (vallen zowel onder het middelzware als strenge bescher-mingsregime).

Inventarisatie

Uit de informatie van Het Natuurloket (kilometerhok 109-538, d.d. 06-07-2011) blijkt dat het betreffende kilometerhok over het geheel matig is onderzocht op de aanwezigheid van planten en dieren. In het kilometerhok zijn wel verschillende beschermde planten- en diersoorten aangetroffen.

Naast een aantal licht beschermde soorten zijn van de soortgroepen vaatplanten, zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen tevens middelzwaarder en/of streng beschermde soorten aangetroffen. Deze hoge aanwezigheid van beschermde soorten is te verklaren door de nabije ligging van het natuurreservaat Zwanenwater. Het gaat hierbij onder meer moeraswespenorchis, rietorchis, vleeskleurige orchis, welriekende orchis, rugstreeppad, zandhagedis en kleine modderkruiper.

Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat het plangebied zelf een zeer beperkte natuurwaarde heeft. Het grootste deel van het plangebied bestaat uit gazon en wordt veel betreden. Rondom een groot deel van het op het achtererf gelegen kampeerterrein is een groensingel aanwezig, die met name bestaat uit soorten zoals zwarte els, iep, witte abeel en esdoorn. Van nagenoeg alle oudere bomen is de kruin afgezaagd. In de ondergroei staan verder soorten zoals gewone vlier en wilde lijsterbes. Aan de noordoostelijke zijde zijn recent jonge exemplaren van onder meer veldesdoorn, kornoelje, zwarte els en liguster aangeplant. Op het voorerf staat een stolpboerderij en een recreatiehuisje. Deze bebouwing is gezien de constructie en de gebruikte materialen niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Rond het voorerf is eveneens een groensingel gelegen. Verder is hier gazon aanwezig en staat er verspreid nog vrij veel opgaand groen. Voorkomende boomsoorten zijn hier naast de eerder genoemde soorten eenstijlige meidoorn en hartbladige els.

Gezien de terreinomstandigheden worden in het plangebied alleen licht beschermde soorten en zwaarder beschermde vogels verwacht. Zo zijn de groensingels geschikt als leefgebied voor onder meer bosmuis, rosse woelmuis en huisspitsmuis (allen licht beschermd). In een aangrenzende sloot werden enkele exemplaren van zwanenbloem (licht beschermd) gezien en onder op de grondliggende houten platen werd een gewone pad (licht beschermd) aangetroffen. In het opgaand groen zijn verder vogelsoorten zoals merel en winterkoning waargenomen. Deze vogelsoorten zullen ook in het opgaand groen tot broeden komen. Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd.

Effecten

Als gevolg van de werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe inrichting kunnen verblijfplaatsen en groeiplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen (hierbij) enkele exemplaren worden gedood of vernielt. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen bij ruimtelijke ontwikkelingen in de vrijstellingsregeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel blijft voor deze soorten de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet gelden.

Indien de werkzaamheden aan opgaand groen tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen nesten van broedvogels worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Om een verbodsovertreding te voorkomen dient bij de planning en/of uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van (nesten van) broedvogels. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt.

Gebiedsbescherming

Natuurbeschermingswet 1998

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt.

Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en uitgewerkt in het de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).

Natuur buiten de EHS

Vanuit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Ver-ordening Structuurvisie (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) wordt verder specifiek ingezet op de bescherming van Weidevogelleefgebieden.

Inventarisatie

Het plangebied is geen onderdeel van en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabij gelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Zwanenwater & Pettemerduinen, dat gelegen is op een afstand van ongeveer 265 m. Verder ligt op ongeveer 700 m afstand het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog en op ongeveer 1500 m afstand het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Het plangebied heeft geen belangrijke ecologische relaties met de natuurlijke habitattypen en diersoorten waarvoor de in de omgeving gelegen beschermde gebieden zijn aangewezen. Een significante toename van bezoekers aan het nabijgelegen Natura 2000-gebied Zwanenwater & Pettemerduinen wordt niet verwacht.

Het plangebied grenst het aan de zuidzijde aan een gebied dat aangegeven wordt als Ecologische Hoofdstructuur. Op basis van het Natuurbeheerplan blijkt dat de omliggende EHS-gebied het beheertype Vochtige hooiland heeft.

Effecten

Gezien de ligging van het plangebied, het huidige gebruik en de aard van de ontwikkeling, worden met betrekking tot de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur verwacht. Aan de zijde van de Ecologische Hoofdstructuur is reeds een forse houtsingel aanwezig. Die wordt gehandhaafd. Het ligt hierdoor niet in de verwachting dat de toename van recreatie in het plangebied tot een noemenswaardige extra verstoring van de rust in het EHS-gebied zal leiden.

Conclusie

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar.

Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van natuurwaarden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een ontwikkeling die bestaat uit een herontwikkeling van bestaande erven en daarop aanwezige bebouwing. De inpassing van nieuwe bouwwerken wordt met respect voor de aanwezige deels hoogopgaande beplanting uitgevoerd. Op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is voor voorliggend plan geen ontheffing noodzakelijk.

Ten aanzien van het aspect ecologie wordt het voorliggende plan uitvoerbaar geacht.

3.7 Archeologie

Wet- en regelgeving

Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) werd ook de Monumentenwet 1988 (Mw) gewijzigd. Op grond van de Mw moeten in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied bij het opstellen van het bestemmingsplan betrokken worden.

Onderzoek

De gemeente Schagen voert een eigen archeologiebeleid. Voor het plangebied geldt de 'Beleidsnotitie archeologie gemeente Zijpe 2007' waarin verschillende archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle gebieden zijn onderscheiden. In deze gebieden zijn verschillende beleidsregels van toepassing. Zo is bepaald dat in de meest waardevolle gebieden bij alle ontwikkelingen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In andere gebieden is dit noodzakelijk wanneer ontwikkelingen een bepaalde omvang hebben. Op de kaart bij de 'Beleidsnotitie archeologie gemeente Zijpe 2007' zijn de verschillende gebieden weergegeven. In bijgaande figuur wordt hiervan het relevante fragment getoond.

Archeologisch onderzoek binnen het plangebied is aan de orde wanneer ontwikkelingen van meer dan 2500 m2 worden voorzien. Dat wordt met het voorliggende bestemmingsplan niet beoogd. Het plan heeft dan ook geen directe gevolgen voor archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Wel blijft het geldende regime van kracht en om die reden wordt in de regels ook een dubbelbestemming opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0011.png"

Fragment van de gemeentelijk archeologiekaart

Conclusie

De uitvoering van het plan wordt niet belemmerd door gevolgen voor archeologische en cultuurhistorische waarde.

3.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico's in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is 'het risico op een plaats buiten een inrichting, bepaald als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen deze inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken'. Het groepsrisico omvat 'de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken'.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt in:

  • externe veiligheid voor inrichtingen en
  • externe veiligheid voor transport van gevaarlijke stoffen
  • externe veiligheid voor luchthavens

Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsingskader. Hierin zijn grenswaarden en oriënterende of richtwaarden opgenomen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarnaast is er specifieke wetgeving voor de opslag van vuurwerk en munitie. Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Medio 2014 wordt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) vastgesteld waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Verder is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van belang (Bevb).

Risico's vanwege bedrijven

Door de provincie Noord-Holland is de zogenoemde risicokaart ontwikkeld waarop verschillende gevarenrisico's zijn weergegeven. De informatie op de risicokaart betreft onder andere risico met betrekking tot ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat er in en in de directe omgeving (tot ongeveer 250 m) van het plangebied geen gevaren aanwezig zijn. In figuur 16 worden een fragment uit de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0012.png"

Kwetsbaar object

De vergrote camping wordt een beperkt kwetsbaar object doordat het campingterrein bestemd wordt voor het verblijf van meer dan 50 personen.

Leidingen

Ten oosten van Callantsoog ten zuiden van de kern 't Zand ligt een aardgastransportleiding. Deze leiding ligt buiten het plangebied. Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat deze leiding geen risicozone geeft op het plangebied en vormt daardoor dan ook geen belemmering voor het plangebied.

Risico's vanwege vervoer over wegen

Uit de risicokaart van de provincie Noord-Holland blijkt dat de N248, die vanuit Schagen langs Schagerbrug loopt, een risicozone heeft. De weg ligt echter ver buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, waardoor de normen van het plaatsgebonden risico geen belemmering zijn voor dit bestemmingsplan.

Beleidsvisie externe veiligheid

Door de gemeente Schagen is een Beleidsvisie Externe Veiligheid Termijn 2012-2015 opgesteld. In deze beleidsvisie is informatie over alle knelpunten wat betreft de externe veiligheid opgenomen. Uit deze informatie blijkt dat er in het plangebied geen knelpunten aanwezig zijn.

Conclusie

De aanwezige gevarenrisico's in en in de directe omgeving van het plangebied leiden niet tot een overschrijding van de betreffende grens- en oriënterende waarden voor het plaatsgebonden risico en achtereenvolgens groepsrisico.

Deze mogen daarom aanvaardbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoering van het plan niet wordt belemmerd door gevarenrisico's.

3.9 Relatie met M.E.R./M.E.R.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de grenzen waarbij een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling of PlanMer noodzakelijk is. Dit betekent dat het bevoegd gezag in alle gevallen moet toetsen of en motiveren waarom een m.e.r.(-beoordeling) al dan niet noodzakelijk is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud (dat wil zeggen: op basis van dezelfde criteria) aansluit bij de m.e.r.-beoordeling. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Op basis van de vormvrije m.e.r. blijkt of al dan niet een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Situatie Duynpark Zwanenwater

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de ruimtelijke en milieueffecten van het voorliggende bestemmingsplan. De toelichting kan daarmee worden beschouwd als vormvrije m.e.r. Uit het voorgaande blijkt dat de activiteiten die het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt, geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben:

  • Het plangebied ligt op voldoende afstand tot vanuit ecologisch oogpunt gevoelige gebieden.
  • De activiteit leidt niet tot grote emissies.
  • De ruimtelijke consequenties van het plan zijn beperkt.
  • Er vinden geen activiteiten plaats waarbij de drempelwaarden, zoals die zijn opgenomen in onderdeel C en D van het Besluit m.e.r., worden overschreden.

Conclusie

Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding voor een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke kwaliteit

4.1 Ontstaansgeschiedenis

In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland is benoemd dat het plangebied behoort tot het 'Aandijkingenlandschap'. Aandijkingen zijn aangeslibde zand- en slibplaten langs de oorspronkelijke kustlijn, die vanaf de aangrenzende hogere gronden door de mens zijn ingedijkt en zo zijn toegevoegd aan het land. Het plangebied is gesitueerd in de Uitlandsepolder, één van de kleine polders in de Polder Callantsoog.

Het plangebied kan rond 1858 worden omschreven als zeer open met een herkenbare opstrekkende verkavelingsstructuur haaks op Uitlandseweg. Op de kaart van 1910 zijn beperkte veranderingen herkenbaar in de vorm van nieuwe bebouwing. In de jaren '60 van de vorige eeuw begint Callantsoog zichtbaar te groeien. De grootste veranderingen vinden echter in de periode na de jaren '60 plaats. Callantsoog is fors gegroeid en de schaal van de agrarische bedrijven en percelen neemt sterk toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0013.png"

Fragment topografische kaart 1858 en topografische kaart 1907

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0014.png"

Fragment topografische kaart 1961 en topografische kaart 2004

Ordeningsprincipes in het landschap

Het ruimtelijk beeld van de polders van Callantsoog verschilt sterk met die van andere polders in de gemeente Zijpe. Het gebied bestaat uit meerdere kleinere polders die in de zestiende eeuw ontstaan zijn door de aanleg van kleinere dijkjes die hogere duingronden met elkaar verbonden. De huidige vorm is ontstaan na de aanleg van de polder de Zijpe. Kleine uitlopers van de duinen en kleine duinvormige elementen zorgen voor een grillig verkavelingspatroon rondom Callantsoog. De grilligheid van de waterlopen en de dijkjes tonen het oorspronkelijke kweldergebied.

Het plangebied is onderdeel van de Uitlandsepolder. Callantsoog, de Zijperzeedijk (met daaraan duinvormige elementen) en Zuidschinkeldijk (met daarachter het Zwanenwater) vormen in hoofdlijnen de begrenzing van dit deel van de polder. De polder wordt gekenmerkt door één ontginningsas met haaks daarop de verkaveling.

Bebouwingskarakteristiek

In de polder is alleen aan de zuidzijde van de Uitlandseweg sprake van bebouwing. De bebouwing bestaat uit vrijstaande woningen, met in de meeste gevallen bedrijfsbebouwing daarachter. Zowel oudere als meer recente bebouwing komt voor, waarbij sprake is van twee stolpboerderijen.

Het plangebied vormt 3 aaneengesloten erven. Naast deze erven, komen slechts 4 vrij liggende erven voor aan de Uitlandseweg. De erven zijn alle voorzien van erfbeplanting op de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen. De erven kennen overwegend een onderscheid in een groen voor-/woonerf met daarop de (bedrijfs)woning en een groen, maar meer verhard bedrijfserf met bedrijfsbebouwing erachter.

Inpassing in de wijdere omgeving

De duinen, de nollen, de rechte ontginningsas, de opstrekkende verkaveling haaks op de ontginningsas, de oude(re) bebouwing op groene erven zijn kenmerkend voor het landschappelijke beeld. Bij de inpassing van de nieuwe ontwikkeling dient hierbij aansluiting te worden gezocht.

Bestaande kwaliteiten versus mogelijke negatieve effecten van de nieuwe ontwikkeling

In het buitengebied is naast schaalvergroting in de agrarische sector sprake van functieveranderingen op erven die geen agrarische functie meer hebben. Schaalvergroting kan een bedreiging vormen voor landschappelijke structuren door de toenemende grootte van de erven en de bebouwing. Functieverandering kan een bedreiging vormen voor de kenmerkende opbouw van de agrarische erven. In het voorliggende verzoek is er door maatwerk voor de locatie naar gestreefd om negatieve effecten van de ontwikkelingen te voorkomen.

4.2 Analyse van de bestaande situatie

Het plangebied ligt in de Uitlandse Polder. De gronden in deze polder zijn voor een groot deel agrarisch in gebruik (bollenteelt). Inmiddels is aan daarin verandering opgetreden en ontstaat er meer ruimte voor natuurontwikkeling (planontwikkeling Natuurmonumenten).

De onderhavige erven waren voorheen in gebruik voor de bollenteelt. Dat is inmiddels veranderd. Er is nu sprake van recreatief gebruik. Daarnaast worden de voormalige bedrijfsgebouwen ook gebruikt voor opslag. Het erf is enigszins rommelig en wacht op een impuls.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0015.png"

Plangebied (luchtfoto 2009, gemeente Zijpe)

De bestaande situatie is geanalyseerd:

  • Er zijn in totaal drie herkenbare individuele erven. De herkenbaarheid van de erven wordt bepaald door de gebouwen en door de aanwezige erfbeplanting.
  • De stolpboerderij Uitlandseweg 3 ligt enigszins verstopt achter groen. De hoofdvorm is ondanks dat er bouwtechnische achterstand is, nog redelijk in tact.
  • De woning Uitlandseweg 4 is opgezet in de jaren '60 en heeft de uitstraling van een eenvoudige burgerwoning.
  • De stolpboerderij Uitlandsweg 5 ligt deels tussen de bomen. De hoofdvorm is te typeren als een wat gemankeerde.
  • Op het erf staan rommelige bedrijfsgebouwen en bijgebouwen. Een deel daarvan is verwijderd.
  • De randen zijn deels voorzien van beplantingssingels. Vanaf het achtererf is er sprake van een behoorlijke openheid naar het omliggende land.

Het erf van Uitlandseweg 3 steekt in verhouding tot de andere erven een flink eind verder het land in. Op deze gronden zijn 12 luxe bungalowtenten (ook wel aangeduid als glamping) geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0016.png"

Foto's bestaande bebouwing op het perceel Uitlandsweg 4

4.3 Stedenbouwkundige en landschappelijke opzet

Het is van belang dat er een kwalitatieve slag gemaakt gaat worden. Zowel vanuit landschap alsook vanuit het toeristisch product is dit gewenst.

De stedenbouwkundige en landschappelijke opzet is gebaseerd op de bestaande perceelsindeling. De drie erven zijn in de nieuwe situatie nog als zodanig herkenbaar doordat de kenmerkende opbouw van een boerenerf in een voor- en achtererf per perceel toegepast is en de perceelsafscheidingen gemarkeerd zijn met een bomenrij, dan wel een beplantingssingel. Bovendien hebben de erven in recreatief opzicht elk een eigen programma en daarmee samenhangende belevingssfeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0017.png"

Principeschets voor inpassing op bestaande percelen

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0018.jpg"

3D-uitwerking van principeschets met duiding van bouwvolumes, materialisering en erfinrichting richting kust(bron Pieter Jan Vos Architect)

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0019.jpg"

3D-uitwerking van principeschets met duiding van bouwvolumes, materialisering en erfinrichting richting zuidoost(bron Pieter Jan Vos Architect)

De voorerven met daarop de woning/het hoofdgebouw bepalen het aanzicht van de erven vanaf de openbare weg. De voorerven hebben een open inrichting met gras, boomgroepen en solitairen. De achtererven hebben een meer besloten sfeer, doordat bomenrijen en/of beplantingssingels zijn aangebracht (of behouden) op de perceelsgrenzen. Op de erven bestaan zichtlijnen op het open landschap langs de bomenrijen en beplantingssingels.

Op detailniveau zal onderlinge samenhang tussen de drie percelen ontstaan doordat de vormgeving van gebouwen op elkaar afgestemd wordt en dat bij de inrichting van het erf gewerkt gaat worden met terugkerende elementen (dukdalf) om het parkeren goed in te passen.

Uitlandseweg 3

Op het perceel Uitlandseweg 3 wordt de hoofdvorm van de stolp gehandhaafd. Dit gebouw krijgt een nieuwe functie en zal dienst gaan doen als groeps-accommodatie. De stolp wordt op een moderne manier verbouwd, waarbij op een bijzondere en hoogwaardige manier zichtlijnen vanuit de kap mogelijk zullen worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0020.png"

Sfeerbeeld zichtlijnen vanuit de kap

De stolp wordt vanaf de Uitlandseweg gezien het beeldbepalende gebouw. De bestaande recreatiewoning aan de Uitlandseweg wordt met een boomgroep groen ingepast waardoor deze meer ondergeschikt wordt in het ruimtelijk beeld. Achter de voormalige boerderij zijn twee recreatiewoningen ingepast. Door de terug liggende situering wordt concurrentie met de stolp voorkomen. De twee nieuwe recreatiewoningen zullen, net als het bestaande appartement aan de voorzijde, zo rond de 100 m2 worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0021.png"

Sfeerbeeld voor recreatieverblijf nabij Uitlandseweg 3

Op het achtererf worden 13 luxe bungalowtenten (glamping) ingepast; één meer dan de huidige 12 tenten. De tenten worden dusdanig gesitueerd dat de stolp en de daar achter gelegen recreatiewoningen een ruimere en meer open setting krijgen dan in de huidige situatie het geval is.

De tenten worden binnen de bestaande beplantingssingel gesitueerd, waardoor de tenten vanuit westelijke richting nauwelijks opvallen. Het erf wordt ingericht als een nollengebied en sluit hiermee aan bij het aangrenzende, te ontwikkelen natuurgebied. Dit gedeelte zal mede uit het respect voor het omliggende (te ontwikkelen) natuurgebied van Natuurmonumenten, niet jaarrond worden gebruikt.

Uitlandseweg 4

De bestaande woning op het perceel Uitlandseweg 4 wordt opgeknapt en omgevormd tot groepsaccommodatie. Het voornemen is om de woning met donkere houten geveldelen, een moderne, landelijke uitstraling te geven.

De achterliggende oude bedrijfsgebouwen worden deels verwijderd en deels opgewaardeerd. Het idee is om de losse gebouwen om te vormen tot een architectonisch samenhangend geheel. De bedrijfsgebouwen zullen gebruikt gaan worden als indoor sport- en speelruimte, overdekt parkeren en opslag van materiaal. Aansluitend op de bedrijfsgebouwen zal een klein ondergronds zwembad (circa 70 m2) gerealiseerd worden, om daarmee een extra recreatieve attractie te hebben. Het zwembad zal (deels) ondergronds gerealiseerd worden. Het idee is om dit als een 'grotzwembad' vorm te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0022.png"

Sfeerbeeld voor ondergronds zwembad

Op de zuidoostelijke en zuidwestelijke zijde van het bedrijfsgebouw worden bijzondere bed & breakfast accommodaties aangebracht. De idee is dat deze als units op poten geplaatst worden en vanuit de opgeknapte bedrijfsloods worden ontsloten. In laatstgenoemde ruimte komen daarvoor ook facilitaire units (sanitair).

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0023.png"

Sfeerbeeld voor bed & breakfast eenheden gebouwd aan de schuur

In de tuin van Uitlandseweg 4 komen tussen de bomen, 6 mobiele units te staan. Deze objecten zijn seizoengebonden. Om de voorerfsfeer te behouden en om te voorkomen dat deze units het beeld zullen gaan bepalen in plaats van de woning, worden deze ingepast met boomgroepen.

Uitlandseweg 5

De woning Uitlandseweg 5 is vanwege de bouwtechnische staat niet te handhaven en zal worden vervangen door een woning dat is afgestemd op de donkere houten woning op het aangrenzende perceel. Achter de woning is er ruimte voor 6 recreatiewoningen die jaarrond beschikbaar zijn. Deze recreatiewoningen worden achter de woning geplaatst, zodat de woning het aanzicht vanaf de Uitlandseweg bepaald. De recreatiewoningen worden moderne, in natuurlijke materialen uitgevoerde eenheden. De recreatiewoningen worden dusdanig geplaatst dat ze wat verscholen tussen het groen liggen en tegelijkertijd voldoende zichtlijnen op het omliggende gebied kunnen bieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPBGZWANENWATER-VA01_0024.png"

Sfeerbeeld voor recreatiewoningen (NB kleur zal donker worden)

Overige inrichtingsaspecten

Er wordt ingezet op de volgende aspecten:

  • Bij de vormgeving van gebouwen geldt: 'natuurlijk en robuust' waarbij hout, cortenstaal en donker aardtinten domineren.
  • Er wordt ingezet op stilte. Mede om die reden wordt tussen de voorzieningen (groepsaccommodaties, spel en sportruimten) een ingegraven gangenstelsel aangelegd.
  • Lichtuitstraling wordt zoveel mogelijk beperkt.
  • De maximale capaciteit zal slechts op piekmomenten realistisch zijn en blijft dan beperkt tot circa 150 bezoekers.
  • Het parkeren wordt aan het zicht onttrokken en voor een deel ondergebracht in de bestaande bedrijfsgebouwen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van dukdalven.
  • Er komen geen auto's op het terrein behalve op de parkeerzones.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Indeling van de regels

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat en hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

5.2 De regels

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

5.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Wijze van meten

In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemetenmoeten worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2: De bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij bijzondere gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid dan wel wijzigingsbevoegdheid.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Hierin is een omschrijving opgenomen van de functies, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Groen

Deze bestemming is opgenomen om een goede landschappelijke inpassing van het recreatieterrein te behouden, dan wel mogelijk te maken.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Op het deel van het terrein met deze bestemming mogen standplaatsen worden gerealiseerd voor zowel mobiele als vaste kampeermiddelen. Bij mobiele kampeermiddelen moet worden gedacht aan caravans, campers, tenten en daarmee gelijk te stellen voertuigen en onderkomens. Vaste kampeermiddelen zijn stacaravans, trekkershutten e.d. Op de verbeelding is aangegeven hoeveel standplaatsen zijn toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' zijn gemeenschappelijke voorzieningen zoals sanitairgebouwen, ontvangstkantoor e.d. toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen' zijn maximaal 9 recreatiewoningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodaties' zijn maximaal 2 groepsaccommodaties toegestaan. Er is één bedrijfswoning toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfswoning'.

Voor de gronden het verst van de weg gelegen is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - seizoengebonden'  opgenomen zodat buiten het seizoen daar geen recreatief gebruik ontstaat. Dit met het oog op een goede afstemming op omliggende gronden.

Waarde - Archeologie - 5

Om de archeologische waarden in een gebied te beschermen is er een dubbelbestemming toegekend aan de gronden. Aan deze bestemming zijn regels verbonden als het gaat om grondbewerking. Daarbij wordt gekeken naar de oppervlakte van het te bouwen bouwwerk en de diepte van de grondbewerking.

  • Waarde - Archeologie 5: planomvang meer dan 2500 m² en grondbewerking dieper dan 50 centimeter.

Voor onder andere het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het 'normale' onderhoud, met inbegrip van het vervangen van drainagewerken, is een uitzondering van toepassing. De van toepassing zijnde uitzonderingen worden vermeld in het betreffende artikel van het bestemmingsplan. Het is voor het uitvoeren van die werkzaamheden niet noodzakelijk een omgevingsvergunning aan te vragen.

5.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Algemene gebruiksregels

Aanvullend zijn in het plan regels gesteld ten aanzien van het gebruik. In dit artikel is een aantal gebruiksmogelijkheden voor het gehele plan uitgesloten (tenzij daarvoor een uitzondering is gemaakt).

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Dit geldt voor het thema mantelzorg.

Overige regels

Ten slotte zijn overige regels opgenomen. Dit artikel regelt dat altijd aan de meest recente wet- en regelgeving moet worden getoetst.

5.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De plannen voor de uitbreiding van de camping zijn een particulier initiatief. De enige kosten die uit dit plan kunnen voortvloeien en die moeilijk zijn te voorzien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. In het geval dat planschadekosten voortvloeien uit een plan van een initiatiefne-mer, zal een overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen die gemaakt worden in het belang van de initiatiefnemer.

Gezien het bovenstaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zal eerst worden bezien of er een kosten-verhaalovereenkomst kan worden gesloten met de initiatiefnemer van het plan. Het verhaal van de kosten door de gemeente is dan anderszins verzekerd, zodat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. In het uiterste geval, indien de initiatiefnemer van het plan geen medewerking wil verlenen aan het sluiten van een kostenverhaalovereenkomst, moet een exploitatieplan worden vastgesteld. Deze verplichting geldt uitsluitend als er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan Herontwikkeling Duynpark Zwanenwater toegezonden aan diverse overleg partners. Bericht is ontvangen van:

  • 1. provincie Noord-Holland
  • 2. Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord
  • 3. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • 4. Cultuurcompagnie Noord-Holland
  • 5. PWN Waterleidingsbedrijf Noord Holland
  • 6. Brandweer gemeente Schagen
  • 7. Natuurmonumenten

Reactie Provincie Noord-Holland

De provincie is positief over de gewenste kwaliteitsimpuls voor de drie erven.

  • 1. Wel mist de provincie, onder verwijzing naar artikel 14 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, een onderbouwing van nut en noodzaak. De provincie vraagt aan de gemeente om hierbij ook te kijken naar de vele initiatieven voor uitbreiding van kampeerterreinen, verblijfsrecreatieterreinen en hotels. Om overaanbod te voorkomen, ziet de provincie graag een analyse van vraag en aanbod van verblijfsrecreatievoorzieningen rond Callantsoog.

  • 2. Met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit verzoekt de provincie aan te geven om hoeveel extra bezoekers en extra auto's per jaar het gaat en hoe de percelen worden ingericht om effecten op de omgeving zoveel mogelijk te ontkomen. Dit ook omdat de percelen aan drie zijden worden omsloten door de Ecologische Hoofdstructuur.

Beantwoording

Ad 1. Nut en noodzaak van deze ontwikkeling wordt enerzijds bepaalt doordat de betreffende ondernemer inziet dat er een kwaliteitsslag nodig is voor deze erven. Het huidige gebruik, deels leegstand, en de kwaliteit van bebouwing biedt onvoldoende perspectief voor een goede recreatieve onderneming.

Voor de gemeente is het van belang om te beoordelen of deze ontwikkeling past binnen de beleidskaders van het recreatiebeleid zoals die zijn bepaald. Daarbij is ruimte gegeven voor ontwikkelingen die gericht zijn op een kwaliteitsimpuls. Juist ook in de omgeving van Callantsoog. Het ruimte bieden voor recreatieve ontwikkelingen is noodzakelijk omdat dit een belangrijk economisch effect heeft.

Mede op basis van recente onderzoeken die met steun van de provincie zijn opgezet (HaskoningDHV

Nederland BV (2013) en Identity Matching Academy) blijkt dat er behoefte is aan kwalitatieve verbeteringen. Bij het onderzoek wordt de vernieuwende recreatievorm (glamping) op het Duynpark Zwanenwater ook op positieve wijze aangehaald. Met het voorliggende plan wil Duynpark Zwanenwater deze vernieuwende lijn bevestigen en uitbouwen.

Met het oog op het verzoek om vraag en aanbod van verblijfsrecreatievoorzieningen rond Callantsoog in beeld te krijgen, stelt de gemeente zich op het standpunt dat het allereerst aan de ondernemingen is om te blijven investeren in kwaliteit en kwantiteit afgestemd op de vraag. Sturing vanuit de gemeente, is mogelijk voor zover er nieuwe ruimtelijke claims ontstaan. Wat dat betreft voorziet de gemeente Schagen rond Callantsoog (her)ontwikkelingen en planinitiatieven voor Camping Tempelhof (inclusief uitbreiding terrein), Camping Luttikduin (op termijn) en Camping De Nollen (op termijn).

Bovenstaande aspecten zijn aangevuld in de toelichting.

Ad 2. Ruimtelijke kwaliteit.

Het plan zet conform de toelichting in op een kwalitatieve verbetering. Wat bezoekers- en autoaantallen betreft is een inschatting gemaakt op grond van het programma. Het plan voorziet in 25 kampeermiddelen waarvan 19 niet-jaarrond worden ingezet. Daarnaast zijn er 9 recreatiewoningen en 2 groepsaccommodaties die als jaarrond kunnen worden gebruikt. Dat betekent:

  Seizoensgebonden   Buiten hoofdseizoen  
Bezoekers kampeermiddel en recreatiewoning (gemiddelde 3 personen per eenheid)   102   45  
Bezoekers groepsaccommodatie (gemiddelde van 5 personen per eenheid)   10   10  
Auto's (gerekend met gemiddelde van 1,5 per kampeermiddel/recreatiewoning en 2 per groepsaccommodatie)   55   26,5  

Het plan houdt rekening met de aanleg van 58 parkeerplaatsen en moet daarmee voldoende capaciteit hebben. Omdat auto's een beeldverstorend effect kunnen hebben, zijn de volgende aspecten uitgangspunt:

  • de parkeerplaatsen worden op drie locaties geclusterd. Eén cluster van 26 parkeerplaatsen ligt op het erf aan de Uitlandsweg 3. Deze wordt ingepast met boombeplanting en dukdalven. NB de parkeerplaats ligt ruimtelijk gezien naast de boerderij aangezien het woonhuis georiënteerd is op de westkant. De tweede cluster ligt in de groene erfrand naar Uitlandseweg 4. De derde cluster wordt overdekt opgenomen in het bouwdeel waar ook spelvoorzieningen zijn gedacht.
  • op het achtererf, daar waar de 13 kampeermiddelen staan, worden geen parkeerfaciliteiten geboden. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat auto's hier niet geparkeerd moeten worden omdat daarmee de kwaliteit van het gebied geweld wordt aangedaan.
  • bij de inrichting van het erf wordt de bestaande beplantingsrand gehandhaafd en deels aangevuld. Daarnaast zal het terrein licht geaccidenteerd worden ingericht met kleine duintjes voorzien van gebiedseigen beplanting.

De provincie merkt op dat het voorontwerp in de planregels alle kampeermiddelen omschrijft als 'vaste kampeermiddelen'. Dat zou kunnen leiden tot jaarrond-exploitatie. In de toelichting op het plan wordt aangegeven dat dit niet de bedoeling is. Mede met het oog op de omliggende gronden die door Natuurmonumenten worden beheerd en onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. De gemeente heeft in het kader van het 'ontslakken' gekozen voor flexibele planregels maar ziet dat het door de provincie gesignaleerde risico aanwezig is. Om die reden zal voor het verst van de weg gelegen gedeelte de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - seizoengebonden' worden opgenomen. Het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.

Reactie Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord

De dienst geeft met name een reactie op de milieuparagrafen van het bestemmingsplan. Daaruit blijkt:

  • 1. er is geen aanleiding te veronderstellen dat de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
  • 2. de RUD verzoekt om (bezoek)verslag met naam ecoloog en datum van het terreinbezoek toe te voegen.
  • 3. bij externe veiligheid is een passage opgenomen over aanwezige overstromingsrisico's. Dit is geen EV-aspect. Geadviseerd wordt om deze alinea buiten de paragraaf EV te laten.

Beantwoording

Ad 1. De opmerking aangaande bodem bevestigt de stelling dat de uitvoerbaarheid van het plan op dit punt niet worden belemmerd.

Ad 2. Het verslag is rechtstreeks opgenomen in de toelichting met vermelding van datum veldbezoek. De naam van de ecoloog is de heer D. Venema.

Ad 3. De passage over overstromingsrisico is opgenomen omdat het op de risicokaart wordt vermeld. Vanwege de opmerking van de RUD is deze passage verwijderd.

Reactie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

Het HHNK heeft gereageerd op het concept-voorontwerp en bracht daarover reactie via mail van 19 mei 2014. De punten daarvan:

  • 1. Het HHNK geeft in overweging om de bestemming 'Water' te verwijderen omdat deze secundaire watergangen in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied Zijpe ook niet als 'Water' zijn bestemd.
  • 2. het HHNK ziet dat er ingezet wordt op flexibele kaders in het kader van het landelijk project 'ontslakken'. Wel stelt het HHNK om:
    • a. Waterkwantiteit: meer uitleg over de te verwachting ontwikkeling van de verharde oppervlakken
    • b. Waterstructuur: indien secundaire watergangen worden verlegd dan geldt het principe 'dempen = graven'. Oftewel er zal 1:1 elders terug gegraven moeten worden.
    • c. Waterkwaliteit/riolering: HHNK verzoekt om informatie over om gaan met afvalwater van de recreatieve voorzieningen.
    • d. Waterveiligheid: met betrekking tot waterveiligheid ligt het plangebied op voldoende afstand van de primaire waterkering (duinen).

Beantwoording

De gemeente heeft de punten van het HHNK ontvangen op het concept-voorontwerp. Inmiddels zijn deze punten verwerkt in het bestemmingsplan.

Reactie Cultuurcompagnie Noord-Holland

De cultuurcompagnie reageert ten aanzien van de eventuele archeologische waarden. Geconstateerd wordt dat er veel kleine bouw- verbouw en graafwerkzaamheden worden toegestaan die afzonderlijk niet boven de vrijstellingsdrempel komen. Te samen kunnen ze evenwel een grote verstoring van de mogelijke aanwezige archeologische resten veroorzaken.

Tegelijkertijd signaleert men dat uit de database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt dat aan drie zijden van het plangebied bureauonderzoek heeft plaatsgevonden. Met als resultaat een lage archeologische verwachting en een advies om geen verder onderzoek te doen.

Om die reden stelt de Cultuurcompagnie het advies om ook hier een bureauonderzoek te doen. Als dan blijkt dat daarmee kan worden volstaan is ook een dubbelbestemming niet langer nodig of kan het veel specifieker dan nu het geval is.

Beantwoording

Het plan voorziet, zoals gesteld door de cultuurcompagnie, in mogelijkheden die niet boven de vrijstellingsdrempel uitkomen. Tegelijkertijd blijft, bij eventueel aan te treffen archeologische sporen sprake van een meldingsplicht op grond van de monumentenwet. Verder kiest de gemeente er voor om de dubbelbestemming te handhaven conform de systematiek van het buitengebiedplan. Mocht in de toekomst, nu niet voorzien, sprake zijn van verdergaande ontwikkelingen die de vrijstellingsdrempel overschrijden dan kan dan alsnog archeologisch onderzoek plaatsvinden.

Reactie PWN Waterleidingsbedrijf Noord Holland

Het PWN vraagt aandacht om voldoen ruimte in openbare grond beschikbaar te stellen voor het ondergrond leidingenverkeer.

PWN verzoek om alvorens tot effectuering van het plan over te gaan, contact op te nemen met het PWN.

Het PWN-distributienet ten behoeve van de te realiseren nieuwbouw wordt ontworpen op de drinkwatervraag. Vervolgens wordt in overleg met de brandweer bestudeerd of het verzoek om bluswater in het ontwerp kan worden ingepast. Of dat dit op alternatieve wijze kan worden ontwikkeld.

Beantwoording

De punten van het PWN zijn van technische aard. Bij de uitwerking zal daarmee rekening gehouden worden. Ook zal alsdan met het PWN overleg plaats vinden.

Reactie Brandweer gemeente Schagen

De brandweer geeft een aantal technische aanwijzingen en voorwaarden. In de kern komt het er op neer dat er geen bezwaar bestaat tegen deze ontwikkeling maar dat wel met de gestelde aanwijzingen en voorwaarden rekening gehouden dient te worden.

Beantwoording

Bij de uitwerking zal rekening gehouden worden met de technische aanwijzingen en voorwaarden.

Reactie Natuurmonumenten

Natuurmonumenten gaat in principe akkoord met het ontwerpbestemmingsplan mits er geen toekomstige uitbreidingen op de percelen gaat plaatsvinden. Met andere woorden, het plan dat is ingediend, wordt uitgevoerd en daar blijft het dan ook bij.

Ten tweede dringt Natuurmonumenten er op aan dat er een aantal 'huisregels' voor de bezoekers worden opgesteld om te voorkomen dat honden in de nabijgelegen polder worden uitgelaten of dat daar gevliegerd wordt.

Beantwoording

Natuurmonumenten wordt bedankt voor de ondersteuning van dit plan.

De ondernemer wordt gevraagd om voor zijn gasten 'huisregels' op te stellen.