direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Achterweg 17 Groote Keeten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPAchterweg17-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het plan

Dit bestemmingsplan dient om op het perceel zonder huisnummeraanduiding aan de Achterweg (naast Achterweg 17a) te Callantsoog een nieuwe woning mogelijk te maken.

De gronden kennen in het geldende bestemmingsplan 'Petten - 't Zand - Callantsoog - Groote Keeten' de bestemming 'Wonen'. Het plan is in strijd met het geldende bestemmingsplan, omdat ter plaatse van het betreffende perceel geen bouwvlak aanwezig is en de bouw van een woning hierdoor niet is toegestaan. Voorheen, middels het bestemmingsplan Groote Keeten 1969 bestond de mogelijkheid om hier een woning te bouwen. Die mogelijkheid werd niet benut en bij de actualisering naar het huidige bestemmingsplan is het bouwvlak weggehaald. Met voorliggend plan wordt in wezen teruggegrepen op de mogelijkheden van het plan uit 1969.

Voor het realiseren van een woning moet daarom voor deze gronden het bestemmingsplan worden herzien. Voorliggend document voorziet hierin door de uitvoerbaarheid van het plan te verantwoorden.

Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure is een notitie gemaakt om de stedenbouwkundige inpassing te verantwoorden (Bijlage 1). Hiermee is aangetoond dat de ontwikkeling voor de stedenbouwkundige inpassing aanvaardbaar is.

1.2 Plangebied

Ligging

Het plangebied betreft het kadastrale perceel 613 (sectie C / kadastrale gemeente Callantsoog), zonder huisnummeraanduiding, naast het adres Achterweg 17A in Groote Keeten (behorende bij Callantsoog), gemeente Schagen.

Het plangebied grenst aan de Achterweg in het noorden, woonerven in het oosten en agrarische gronden in het zuiden en westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPAchterweg17-VA01_0001.jpg"

Figuur 1. Het plangebied

Gebiedsbeschrijving

Op de overgang van de Schinkeldijk en Helmdijk naar de Noordduin is Groote Keeten ontstaan. Aanvankelijk betrof het hier een beperkte bebouwingsconcentratie van vooral agrarische bedrijven en woonhuizen. Onder invloed van de aantrekkingskracht van de kust is de bebouwing hier toegenomen in de vorm van vakantiebungalowparken, appartementengebouwen, camping- en horecaondernemingen. Een verdergaande verdichting van de kern is van vrij bescheiden omvang gebleven. De bebouwing is enerzijds georiënteerd op de ligging van de dijk anderzijds is er een meer aan de duinen gerelateerde verspreid liggende bebouwing ontstaan.

1.3 Geldend planologisch kader

1.3.1 Bestemmingsplan 'Petten - 't Zand - Callantsoog - Groote Keeten'

Voor de bebouwde kommen in de dorpen Petten, Callantsoog en Groote Keeten is op 28 september 2010 het bestemmingsplan 'Petten - 't Zand - Callantsoog - Groote Keeten' vastgesteld. Aan de Achterweg 17 in Groote Keeten lag in het vorige bestemmingsplan 'Groote Keeten 1969' een bouwvlak met de bestemming 'bebouwing met eengezinshuizen'. Op die strook zijn in de loop der tijd vijf woningen gerealiseerd (Achterweg 17b t/m f). Het perceel waarop de initiatiefnemer een woning wenst te realiseren maakte ook deel uit van deze bouwstrook en is tot op heden onbebouwd gebleven.


De beoogde bouwlocatie kent nog steeds een woonbestemming, maar er is geen bouwvlak aangewezen. Het bouwen van een woning is hierdoor op basis van het bestemmingsplan niet zonder meer toegestaan. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPAchterweg17-VA01_0002.jpg"

Figuur 2. Uitsnede van het geldende bestemmingsplan

Tevens kent de planlocatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3'. Het voornemen zal zoveel mogelijk in lijn met de bouwregels voor de betreffende bestemmingen worden gerealiseerd. Relevante bouwregels uit het geldende bestemmingsplan worden in het onderstaande nader toegelicht.

Enkelbestemming 'Wonen'

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • 2. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de aangegeven hoogten ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" bedragen;
  • 3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
  • 4. de inhoud van woningen, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • 5. hoofdgebouwen dienen op ten minste 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd.


Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'

Voor bouwwerken met een oppervlakte van 500 m2 of meer moet een ontheffing worden aangevraagd en moet middels archeologisch onderzoek worden aangetoond dat er zich geen archeologische waarden bevinden.

1.3.2 Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche

Het paraplu-omgevingsplan is op 30 juni 2020 vastgesteld. Met dit omgevingsplan worden enkele aanpassingen gedaan in alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Schagen. Dit zogeheten paraplu-omgevingsplan is een herstel-omgevingsplan. Dit is een omgevingsplan dat een doorwerking heeft op alle onderliggende vastgestelde bestemmingsplannen. Het doel van het paraplu-omgevingsplan is:

  • Harmonisering van de geldende bestemmingsplannen ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
  • Verwerking van beleidswijzigingen in geldende bestemmingsplannen;
  • Reparatie van omissies in de toelichting, regels en verbeelding van geldende bestemmingsplannen.

In dit omgevingsplan worden de volgende harmoniseringen doorgevoerd:

  • De definities van de verschillende bestemmingsplannen en de wijze van meten worden eenduidig geformuleerd;
  • De algemene regels van de verschillende bestemmingsplannen worden uniform gemaakt;
  • De regels voor Bed & Breakfast, recreatie, plattelandswoningen en huisvesting van arbeidsmigranten bij agrarische bedrijven worden geharmoniseerd.

Het geldende bestemmingsplan 'Petten - 't Zand - Callantsoog - Groote Keeten' moet in relatie tot het paraplu-omgevingsplan worden gezien. Het voornemen kent geen strijdigheid met het paraplu-omgevingsplan.

1.4 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de uitwerking van het planvoornemen opgenomen. In hoofdstuk 3 is nader op relevant overheidsbeleid ingegaan. Een omschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4. Tot slot is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt in het noordwesten van Groote Keeten (behorende bij Callantsoog, gemeente Schagen) en betreft het perceel naast Achterweg 17A. Het perceel wordt aan de noordoostzijde begrensd door de Achterweg en aan de zuidoostzijde door een erf met bebouwing. Ten zuidwesten en noordwesten grenst akkerland aan het plangebied.

Het plangebied heeft een woonbestemming zonder bouwvlak en zonder bebouwing en is op dit moment in gebruik als weide (grasland). Er is geen opgaande beplanting aanwezig. Langs de westzijde van het perceel ligt een watergang.

2.2 Voorgenomen ontwikkeling

Het voornemen is om het plangebied als erf in te richten en op het erf een vrijstaande woning te bouwen die qua schaal, maat (10 bij 11 meter) en vormgeving aansluit op de bestaande woningen in het lint aan de zuidzijde van de Achterweg. De woning heeft één bouwlaag met een mansardekap. De watergang en oever langs de westzijde blijven behouden.

2.3 Beeldkwaliteit en stedenbouwkundige inpassing

Gebiedsbeschrijving

Op de overgang van De Schinkeldijk en Helmdijk naar de Noordduin is Groote Keeten ontstaan. Aanvankelijk betrof het hier een beperkte bebouwingsconcentratie van vooral agrarische bedrijven en woonhuizen. Onder invloed van de aantrekkingskracht van de kust is de bebouwing hier toegenomen in de vorm van vakantiebungalowparken, appartementengebouwen, camping- en horecaondernemingen. Een verdergaande verdichting van de kern is van vrij bescheiden omvang gebleven. De bebouwing is enerzijds georiënteerd op de ligging van de dijk, anderzijds is er een meer aan de duinen gerelateerde verspreid liggende bebouwing ontstaan.

Op figuur 3 is de ontwikkeling van de locatie en de omliggende omgeving weergegeven. Te zien zijn topografische kaarten van het jaar 1928, 1958, 1988 en 2018 (tussenpozen van 30 jaar). De essentie:

  • de kern van Groote Keeten is altijd de lintbebouwing langs de Helmweg en de Achterweg geweest;
  • tussen 1928 en 1958 is bijzonder weinig ontwikkeling te zien op de topografische kaarten;
  • de grootste ontwikkeling tussen 1958 en 1988 is de toevoeging van bungalowpark Sandepark;
  • tussen 1988 en 2018 is relatief veel ontwikkeling zichtbaar: de toevoeging van vakantiepark Callassande, nieuwe woningen aan de Achterweg, realisatie van een hotel- en appartementencomplex met grote parkeerplaats aan de Achterweg/Duinweg en nieuwe infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPAchterweg17-VA01_0003.png"

Figuur 3. De ontwikkeling van Groote Keeten in de loop der jaren (Topotijdreis.nl)

Straat- en bebouwingsbeeld

Aan de noordkant van de Achterweg is vooral iets oudere bebouwing. De bebouwing is veelal kleinschalig en overwegend één bouwlaag met een kap. De nokrichting is zowel evenwijdig aan als haaks op de weg. De vormgeving, het kleur- en materiaalgebruik en de detaillering zijn traditioneel en sober uitgevoerd. De bebouwing aan de zuidkant is in de jaren '80 gebouwd. Deze bebouwing heeft een hoofdvorm van twee bouwlagen met een kap haaks op de weg en is voorzien van een kelder. De gevels zijn uitgevoerd in witte stenen en de daken zijn afgedekt met antraciete pannen.


Op het perceel (Achterweg 17A), zal een nieuwe woning gebouwd worden. Deze woning is vormgegeven als een moderne interpretatie van de naastgelegen jaren '80 woningen en vormt een schakel naar de meer kleinschalige bebouwing aan de noordzijde van de Achterweg.

Randvoorwaarden inpassing woonhuis

In de ontwerpsessie is gesproken over de kenmerken van het plangebied, werden de richtlijnen van het Beeldkwaliteitsplan Groote Keeten aangehaald en is naar deze specifieke locatie gekeken. Op basis hiervan zijn onderstaande randvoorwaarden voor een goede (landschappelijke) inpassing van het woonhuis en het terrein geformuleerd.


RANDVOORWAARDEN BEBOUWING

  • De ligging van het plangebied aan het kruispunt biedt de kans om aan te sluiten bij de traditionele woningen aan de zuidzijde van de Achterweg. De nieuw te bouwen woning vormt op deze plek een logische beëindiging van het lint. Aansluiten bij de schaal, maat en vormgeving van de bestaande traditionele woningen is daarmee uitgangspunt voor de nieuw te bouwen woning.
  • Maatvoering bouwvlak overeenkomstig bestaande woningen aan de noordzijde Achterweg (circa 100-120m2).
  • De maatvoering van de hoofdvorm is afgestemd op de bestaande woningen aan de noordzijde van de Achterweg. Een goothoogte van 3,5 meter en nokhoogte 8 meter wordt gehanteerd.
  • De voorgevel ligt op minimaal 5,0 meter van de voorste perceelsgrens.
  • De minimale afstand van de hoofdvorm tot de zijdelingse erfgrens bedraagt 3 meter.
  • De nokrichting van de hoofdvorm is haaks of parallel op de weg.
  • Aan- en uitbouwen liggen terug ten opzichte van de voorgevel.
  • De vormgeving is sober en traditioneel.
  • Het kleur- en materiaalgebruik is traditioneel en passend bij de omgeving.


RANDVOORWAARDEN TERREININRICHTING

  • Het voorerf zo groen mogelijk inrichten. Verharding (m.u.v.) achter op het erf situeren.
  • De inrit wordt aan de oostzijde van het perceel gesitueerd i.v.m. bruikbaarheid (er moet rekening worden gehouden met de aanwezige straatlantaarn).
  • Erfafscheiding op erfgrenzen grenzend aan de openbare ruimte en/of open landschap worden groen uitgevoerd.
  • Eventuele waterberging in aansluiting op de bestaande kavelsloot realiseren.

Een indicatieve inpassing van het woonhuis en de terreininrichting is op figuur 4 verbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPAchterweg17-VA01_0004.png"

Figuur 4. De landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van het woonhuis

Schetsontwerp woonhuis

Het schetsontwerp gaat uit van een hoofdvorm van één bouwlaag met een mansardekap. De nok kan haaks op of parallel aan de weg staan (schets laat haaks zien). Het kleur- en materiaalgebruik is terughoudend en sluit aan bij de aangrenzende bebouwing. De vormgeving van het woonhuis is sober en traditioneel, passend bij de omgeving. Erker en dakkappelen zijn bewust achterwege gelaten om te komen tot een passend beeld. De gevels worden uitgevoerd in traditionele baksteen en de detaillering ondersteunt het traditionele ontwerp. De aangebouwde garage staat op de erfgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPAchterweg17-VA01_0005.png"

Figuur 5. Vooraanzicht woonhuis

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee kan worden ingespeeld op de grote uitdagingen die voorliggen. Verscheidene trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Groeiende en veranderende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen maar een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt daarnaast om zorgvuldige keuzes. De ruimte is zowel boven-, als ondergronds, een schaars goed.


Het combineren van al die opgaven vraagt om een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar van onderop, in goede samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, bedrijven maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat mogelijk is. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid grotendeels bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes vaak het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI wordt een proces in gang gezet waarmee keuzes voor de leefomgeving sneller en beter kunnen worden gemaakt. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. De NOVI vervangt, samen met het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL) de SVIR, het Barro en het Bro. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI een visie op lange termijn in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven.


Die belangen komen samen in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio's
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied


De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen in sommige gevallen kunnen botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes: Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte; Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt per gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere; Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners, zonder dat toekomstige generaties hier negatieve gevolgen door ondervinden. De NOVI vindt haar doorwerking in het regionale en lokale beleid waaraan uiteindelijk plannen zullen worden getoetst. De algemene denklijn van de NOVI is in de planvorming betrokken.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Het Rijk heeft het beleid inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid van Nederland tot 2040 vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze visie is vastgesteld op 13 maart 2012.


De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat mede-overheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier dertien nationale belangen aan.


De ontwikkeling in dit plan is niet in strijd met bovenstaand beleid.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Overheden dienen op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het is de rijksoverheid te doen om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte en om leegstand te voorkomen. De volgende vragen moeten in dat verband worden beantwoord:

  • Is er een behoefte?
  • Is (een deel van) de behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied.


Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking opgesteld ('Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking') waarin verder is uitgewerkt hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt kortheidshalve naar die handreiking verwezen. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.


Het project bestaat uit de realisatie van één woning binnen bestaand stedelijk gebied. De laddertoets hoeft daarom niet verder te worden doorgelopen. Het project is niet strijdig met rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

De in 2022 verwachte Omgevingswet zal veel bestaande wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu vervangen. De Provincie Noord-Holland anticipeert hierop door als eerste stap, samen met stakeholders en inwoners, de Omgevingsvisie NH2050 op te stellen als opvolger van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (met als ondertitel “Kwaliteit door veelzijdigheid”) uit 2010. De omgevingsvisie is vormvrij en bevat een geheel nieuwe, de provincie zelfbindende, visie die gedragen wordt door zoveel mogelijk partijen. Hiervoor zijn verschillende participatievormen ingezet (co-creatie, consultatie) en is zowel online als offline het gesprek met belanghebbenden en belangstellenden aangegaan. De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld.

Doel van de provincie met de omgevingsvisie is dat iedereen die in Noord-Holland woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst. De provincie stuurt aan op “balans tussen economische groei en leefbaarheid”, dat als leidend thema wordt gezien. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd.

Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is daarnaast voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Een economisch vitale provincie kan andersom weer bijdragen aan het welzijn en de leefbaarheid. In samenhang bekeken zijn in dit kader randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met grote thema’s als klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieën, volkshuisvesting, bodemdaling en verminderde biodiversiteit.


In de omgevingsvisie zijn hiervoor vijf samenhangende bewegingen benoemd, op basis van ruim 20 ontwikkelprincipes voor een toekomstige leefomgeving. Het project is niet strijdig met de ontwikkelprincipes uit de Omgevingsvisie 2050.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

Op 22 oktober 2020 hebben Gedeputeerde Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. Op 16 november 2020 is deze in werking is getreden. De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie worden verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, en de Wegenverordening.

Uitgangspunt voor stedelijke functies is dat zoveel mogelijk het landschap wordt gespaard. Dit houdt in dat bestaande kernen de aangewezen locatie zijn voor wonen en werken. Nieuwe ontwikkelingen van woningbouw of voorzieningen worden geconcentreerd in kernen, passend bij de rol van de kernen in het regionale netwerk, en voegen zich naar de vraag op basis van de meeste actuele cijfers.


In principe zijn nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk in het stedelijk gebied. Het plangebied maakt onderdeel uit van de infrastructuur in de kern Groote Keeten. Op basis van voorgaande beschrijving maakt het dan ook deel uit van het bestaand stedelijk gebied. Het project is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsverordening NH2020.


In paragraaf 3.1.3. is reeds ingegaan op de beoogde ontwikkeling in relatie tot de vraag naar de ontwikkeling. Hieruit blijkt dat het voornemen aansluit op de regels zoals opgenomen in de Omgevingsverordening.

3.2.3 Woonagenda Noord-Holland 2020-2025

.In april 2020 is de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025 vastgesteld. Doelstelling van de woonagenda is dat de provincie Noord-Holland wil zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. De speerpunten van het provinciale woonbeleid zijn een woning voor iedereen, productie op peil: aanjagen woningbouwproductie, gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie en een kwalitatief, betaalbaar en divers woningaanbod. De belangrijkste uitgangspunten van het beleid zijn:

  • De provincie streeft naar voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen.
  • Wonen is onderdeel van een integrale verstedelijkingsopgave. De provincie geeft ruimte voor woningbouw, uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik.
  • De provincie zet in op het versnellen van de woningbouwproductie.
  • De vraag is leidend. De regionale programmeringen worden bepaald op basis van gegronde onderbouwing van vraag, aanbod en het kwantitatieve en kwalitatieve verschil daartussen voor nu en in de toekomst.


De provincie stuurt op een versnelling van de woningbouwproductie de komende jaren. Daarbij wordt aandacht gegeven aan een kwalitatief divers aanbod, aansluitend op de vraag. Regionale programmeringen en gemeentelijk beleid zijn daarbij de basis. Met de toevoeging van 1 woning kan worden bijgedragen aan de woningbouwproductie. Het planvoornemen is in lijn met de Woonagenda.

3.2.4 Conclusie provinciaal beleid

Het plan past binnen de kaders van het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Schagen

Op 14 december 2021 is de Omgevingsvisie Schagen vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de koers voor de toekomst geschetst. Op hoofdlijnen is uitgewerkt wat belangrijk is in de gemeente Schagen. In de visie zijn 8 speerpunten uitgewerkt met doelen voor 2040. In 2040 is gemeente Schagen:

  • een gezinsvriendelijke gemeente met een stad die belangrijk is voor de regio. Met sterke dorpen. En een gemeente die aantrekkelijk is voor ondernemers;
  • een gemeente die nationaal en internationaal meedoet op het gebied van toerisme en recreatie, wetenschap en (nieuwe vormen van) landbouw;
  • een gemeente die steeds aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen die passen bij de vraag en bijdragen aan sterke kernen;
  • een gemeente waar iedereen mee kan doen;
  • een gemeente waar kernen, voorzieningen, onderwijs en werk goed bereikbaar zijn;
  • een veilige, gezonde en sportieve gemeente;
  • een duurzame gemeente;
  • een gemeente waarin bewoners en bezoekers de omgeving waardevol vinden.

Wonen

In mei 2020 heeft het college van de gemeente Schagen besloten geen nieuwe woonvisie aan te bieden aan de gemeenteraad, en deze op te nemen in de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie zijn een aantal doelstellingen op het gebied van wonen uitgewerkt:

  • per jaar te starten met de bouw van 300 woningen;
  • verbeteren van de leefbaarheid;
  • een woning voor ieder huishouden;
  • 30-40% van de nieuwbouwwoningen zit in de prijsklasse tot € 210.000. Hiervan moet minimaal een kwart sociale huur zijn;
  • een minimale bruto vloeroppervlakte van 35 vierkante meter per woning te hanteren;
  • voldoende starterswoningen in de kernen;
  • stimuleren collectief opdrachtgeverschap (CPO)


Met het planvoornemen wordt 1 woning mogelijk gemaakt en sluit daarmee aan bij de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.

3.3.2 Welstandsnota: Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit

De gemeente Schagen hanteert de Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit. In deze reisgids kunnen ontwikkelingen binnen de gemeente door middel van een stappenplan worden getoetst voordat deze worden ingediend. Doel is dat de nieuwbouw aansluit op karakteristieken vanuit de omgeving. Voorheen gold voor de omliggende bebouwing onderstaande gebiedsgerichte welstandscriteria die gemakshalve hier als uitgangspunt gehanteerd worden:


WELSTANDSCRITERIA

Ligging:

  • er  dient  te  worden  aangesloten  op  het  ritme,  de  oriëntatie,  ontsluiting  en  vormgeving  van  de  bestaande  stedenbouwkundige  structuur  en  de  daarin aanwezige bebouwing;
  • bij  nieuwbouw  dient  de  hoofdbebouwing  geënt  te  zijn  op  de  naburige verkaveling/bebouwing;
  • bebouwing in de duinrandzone dient zorgvuldig ingepast te worden.


Massa:

  • gebouwen hebben individuele kwaliteit en benadrukken kleinschaligheid;
  • vervangende  nieuwbouw  dient  aan  te  sluiten  op  massa  en  vorm  van belendende bebouwing;
  • wijziging in de massaopbouw dient afgestemd te zijn op het bestaande;
  • bijgebouwen,  aan  en  uitbouwen  zijn  ondergeschikt  of  maken  onderdeel  uit van het ontwerp.


Detaillering:

  • vormgeving en materialisering afstemmen op bestaande details  zoals  schoorstenen,  goten  e.d.  zijn  accenten  in  een  overwegend sobere architectuur;
  • kleurgebruik  is  traditioneel  voor  oude  bebouwing  en  kan  in  lichte  tinten  bij overige bouwwerken;
  • detaillering  van  bijgebouwen,  aan-  en  uitbouwen  is  afgestemd  op hoofdgebouw

De inpassing van de woning is in samenspraak met de gemeente tot stand gekomen. Het bouwplan zoals weergegeven in hoofdstuk 2 is door de commissie ruimtelijke kwaliteit op hoofdlijnen akkoord bevonden. Daarmee is zicht op definitief akkoord in relatie tot de welstandscriteria te verwachten.

3.3.3 Facetbestemmingsplan parkeren en de nota parkeernormen Schagen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen heeft op 7 november 2017 het facetbestemmingsplan parkeren vastgesteld. Deze regels zijn van toepassing op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Schagen, bijvoorbeeld bij nieuwbouw.

Dit bestemmingsplan verwijst naar de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016' en eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van deze nota en de normen die daarin zijn opgenomen. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost.

Op basis van de parkeernormen kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn. Hier wordt in paragraaf 4.5 nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In de toelichting van een bestemmingsplan dient verantwoord te worden in hoeverre bepaalde omgevingsaspecten een belemmering kunnen vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij gaat het om planologische of milieukundige randvoorwaarden.

4.1 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het advies dat uit de watertoets volgt is hierin opgenomen. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

Door de uitvoering van het plan neemt het verhard oppervlak toe met ongeveer 210 m2. Hierdoor zal in het plangebied het hemelwater versneld worden afgevoerd. Uit de digitale watertoets is gebleken dat de toename van het verharde oppervlak echter zo klein is, dat compensatie niet noodzakelijk is.

Dit wordt bevestigd in het advies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt.

Wanneer het advies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voldoende bij het project wordt betrokken, dan is het planvoornemen wat betreft het omgevingsaspect water uitvoerbaar.

4.2 Bodem

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situatie (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit ten minste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Hierbij moet worden opgemerkt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel moet worden voorkomen.

Om een indruk te krijgen van de bodemkwaliteit in het plangebied is het Bodemloket geraadpleegd. Van het plangebiedgebied en de omgeving is geen bodeminformatie bekend. Ter plaatse zijn geen historische activiteiten bekend die eventueel tot bodemverontreiniging kunnen zorgen. Aangezien de woonbestemming planologisch mogelijk is gemaakt in het geldende bestemmingsplan, mag verondersteld worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het gebruik als woonfunctie.

Vanuit het oogpunt van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem kan dit project planologisch dan ook uitvoerbaar worden geacht.

4.3 Luchtkwaliteit

Projecten en plannen die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.610 auto's (bij 100% autoverkeer), dan wel 130 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per dag leidt (grenswaarden 2018). Kenniscentrum InfoMil vermeldt op hun website dat als de luchtkwaliteit aan de PM10-normen voldoet, dit ook geldt voor de PM2,5-normen. Op grond hiervan is toetsing aan de grenswaarden voor PM2,5 niet nodig, als aan de PM10 normen wordt voldaan.

De realisatie van de woning leidt redelijkerwijs niet tot 1.610 voertuigbewegingen per dag waardoor het plan kan worden beschouwd als een nibm-plan. Verdere toetsing aan de Wet milieubeheer in het kader van de luchtkwaliteit is niet nodig. Het plan is voor het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.4 Geluid

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een geluidsgevoelig gebouw. Daarom dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een bepaalde grenswaarde. In dit licht moet bij ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek worden verricht naar wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Binnen een straal van 1 km vanaf het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig, waardoor geluidhinder vanwege spoorweglawaai in het plangebied niet speelt. In de omgeving van het project is industrielawaai ten gevolge van gezoneerde bedrijventerreinen evenmin aan de orde. Navolgend wordt daarom alleen ingegaan op wegverkeerslawaai.

Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer een geluidsgevoelig gebouw gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidszone.

Toetsing

De nieuw te realiseren woning bevindt zich binnen de geluidszones van de provinciale weg N502, de Achterweg, Dubbelduin en Helmweg. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (rapportage in Bijlage 2).

Verkeersgegevens

De verkeersgegevens van de N502 zijn verkregen uit de telrapporten van de Provincie Noord-Holland van 2019 (bijlage 2). Voor de verkeersintensiteit op weekdagen in 2030 is een groei van 1.5% per jaar aangehouden. Deze verkeersgegevens zijn weergegeven in onderstaande tabel 2.

Per wegvak is behalve de etmaalintensiteit van belang hoe het verkeer verdeeld is tussen dag-, avond- en nachturen. Bovendien is de verdeling van de aantallen en snelheden per voertuigcategorie uitgesplitst. De voertuigcategorieën worden hierbij als volgt ingedeeld:

  • lichte motorvoertuigen (personenauto's en bestelauto's);
  • middelzware motorvoertuigen (autobussen, vrachtwagens met twee assen en vier achterwielen);
  • zware motorvoertuigen (vrachtwagens met drie of meer assen, vrachtwagens met aanhanger, trekkers met oplegger).


De inschatting hiervan is eveneens opgenomen in onderstaande tabel.

wegvak   snelheid   int. 2019   int 2030   % lichte mvt   % mid.zw. mvt   % zw. mvt  
N502   ten noorden van de rotonde   30   3.700   4.425   91,8   4,3   1,9  
  rotonde   30   1.850   2.212   91,8   4,3   1,9  
  ten zuiden van de rotonde   50   3.700   4.425   91,8   4,3   1,9  
Dubbelduin/Achterweg   50     500   99,0   0,5   0,5  
Achterweg (doodlopend)   50     50   99,0   0,5   0,5  
Helmweg   50     3.175   93,4   5,2   1,4  

Berekening geluidsbelastingcontouren

Uit de berekening blijkt dat de te realiseren woning buiten de gecumuleerde 48 dB geluidsbelastingcontouren van de betreffende wegen ligt en daarmee voldoet aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Geconcludeerd mag worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPAchterweg17-VA01_0006.jpg"

Figuur 6. Uitsnede tekening geluidbelastingcontouren

4.5 Verkeer en parkeren

Gelet op de bestaande verkeersontsluiting en beperkte verkeersgeneratie voor deze ontwikkeling wordt voor dit aspect slechts gekeken naar de geldende parkeernormen voor het plangebied.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen heeft op 7 november 2017 het facetbestemmingsplan parkeren vastgesteld. Deze regels zijn van toepassing op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Schagen, bijvoorbeeld bij nieuwbouw.

Dit bestemmingsplan verwijst naar de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016' en eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van deze nota en de normen die daarin zijn opgenomen. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost.

Het gebiedstype van de projectlocatie is ‘rest bebouwde kom’. Op basis van dit gegeven en het type woonhuis (koop, vrijstaand) geldt een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning. Met die ruimte is rekening gehouden in het ontwerp van de woning. Parkeren op eigen erf is goed mogelijk op de te realiseren oprit en eventuele garage. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm van de gemeente Schagen en wordt het plan met betrekking tot het aspect Verkeer en parkeren uitvoerbaar geacht.

4.6 Ecologie

Wettelijk kader

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. In deze wet is zowel de bescherming van de flora- en faunasoorten vastgelegd, alsook de bescherming van specifieke natuurgebieden (Natura 2000-gebieden). De Wnb vervangt onder andere de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998, waarin voorheen respectievelijk de soortenbescherming en de gebiedsbescherming was geregeld. Naast de Wet natuurbescherming zijn ook de provinciale structuurvisie en verordening relevant voor de gebiedsbescherming. Hierin is onder meer het behoud en de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen EHS) geregeld. Om de uitvoerbaarheid van het planvoornemen te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden nodig.

Toetsing

Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de natuurtoets op 5 augustus 2020 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Het rapport van de natuurtoets is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.

Soortbescherming

Voor een toetsing aan de soortenbescherming van de Wnb is op basis van het uitgevoerde veldbezoek (d.d. 5 augustus 2020) en het raadplegen van bronnen, gelet op de aard van het plan, een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Het aanvragen van een ontheffing van de Wnb is niet nodig. Wel dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels en wordt geadviseerd om een amfibieënscherm om de bouwplaats aan te brengen om vestiging van rugstreeppad te voorkomen.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het Natura 2000-gebied 'Duinen Den Helder-Callantsoog'. Hierdoor zijn in potentie effecten mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebied door bebouwing en wegen. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten.

Gezien de ligging (niet in maar wel grenzend aan het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog) is het gewenst om een (geactualiseerde) AERIUS-berekening te laten uitvoeren om aan te kunnen tonen of de ontwikkeling niet leidt tot een significante toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied. Deze AERIUS-berekening is uitgevoerd door BügelHajema adviseurs en is als bijlage bij de toelichting gevoegd (Bijlage 4). Uit de geactualiseerde stikstofberekening blijkt dat de projectbijdrage in de gebruiksfase leidt tot een stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar in Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog. Het betreft een maximale overschrijding van 0,01 mol N/ha/jaar in het stikstofgevoelige habitattype ‘H2130B Grijze duinen (kalkarm)’.

Het plan leidt tot een lichte toename van stikstofdepositie op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Om te bepalen of deze lichte toename van stikstofdepositie kan leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied, is een voortoets uitgevoerd (Bijlage 5). De voortoets richt zich uitsluitend op de mogelijke effecten van vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie, aangezien overige potentiële effecten op Natura 2000-gebieden al in de beknopte natuurtoets konden worden uitgesloten. Vanwege de vrijstelling van de Wnb vergunningsplicht voor stikstofdepositie als gevolg van de aanlegfase (zie paragraaf 4.2 in Bijlage 5), wordt de stikstofdepositie als gevolg van de aanlegfase niet nader behandeld in deze voortoets. Daarom focust de beschrijving van de resultaten en de effectbeoordeling zich op mogelijke effecten als gevolg van de gebruiksfase.

Uit de voortoets komt naar voren dat de toename van stikstofdepositie dermate gering is in vergelijking met de achtergronddepositie en de opname van stikstof door planten, dat veranderingen in de plantengroei en vegetatieontwikkeling niet zijn te verwachten door dit tijdelijke effect. Ook uit een nadere analyse van het betroffen habitattype in het beïnvloedde gebied komt naar voren dat de berekende depositie niet leidt tot een (significant) negatief effect op het instandhoudingsdoel. Op basis van deze voortoets kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot (significant) negatieve effecten op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde gebieden door stikstofdepositie.

Het plangebied grenst direct aan bestaande erven met bebouwing en opgaande beplanting, zodat het naastgelegen weidevogelleefgebied in de huidige situatie al niet of nauwelijks geschikt is als broedgebied voor weidevogels. De nieuw te bouwen woning zorgt er niet voor dat de verstoringszone voor weidevogels noemenswaardig toeneemt bij uitvoering van het project. Een negatief effect op weidevogels in het naastgelegen weidevogelleefgebied treedt dan ook niet op.

Gezien de terreinomstandigheden, de aard van de ontwikkeling en de inrichting van het tussenliggende gebied, zijn met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op het NNN te verwachten. Deze ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Negatieve effecten ten aanzien van in het kader van de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden en in het kader van het provinciaal ruimtelijk beleid beschermde natuurgebieden treden niet op. Het plan is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Conclusie

In het kader van de soorten- en gebiedenbescherming van de Wnb mag het project op basis van de natuurtoets en het geldende ruimtelijk natuurbeleid uitvoerbaar worden geacht. Een vergunning van de Wnb is dan ook niet nodig.

4.7 Milieuzonering en bedrijfshinder

Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen of (andere) milieugevoelige gebieden kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk. Er dient te worden aangetoond dat het planvoornemen geen belemmering vormt voor nabijgelegen functies.

Op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Milieuzonering richt zich uitsluitend op de zonering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen). Het voorgenomen plan bevind zich niet binnen een zone van milieubelastende bedrijvigheid. Daarom kan voor het aspect bedrijfshinder verondersteld worden dat het voornemen uitvoerbaar is.

4.8 Erfgoed

Wettelijk kader

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overig aanwezige cultuurhistorische waarden te bevatten. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Archeologie

Het archeologiebeleid vertaalt zich in dubbelbestemmingen opgenomen in de diverse bestemmingsplannen. Op het projectgebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing, waarvoor geldt dat een ontheffing moet worden aangevraagd en dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een planomvang van 500 m2 en meer. Met het voornemen is geen sprake van een dergelijke omvang en archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk voor de uitvoering van het project.

Cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving.

Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren. Het plangebied is gelegen in het ensemble Zijpe- en Hazepolder op het voormalige eiland Callantsoog. Het is een combinatie van de landschapstypen jonge duinlandschap en aandijkingenlandschap. De grens tussen polder en duinen is scherp. De ambitie is om die grens scherp en herkenbaar te houden.

Met de realisatie van de woning wordt geen wijziging in de verkavelingsstructuur aangebracht. Bebouwing is op deze locatie passend tussen de bestaande bebouwing. De herkenbaarheid van de dorpsstructuur wordt door de ontwikkeling sterker. Ambities en ontwikkelprincipes van de landschappelijke ensembles en structuren worden door de ontwikkeling niet aangetast.

Conclusie

Met de realisatie van de woning mag worden aangenomen dat ter plaatse geen archeologische of cultuurhistorische waarden worden bedreigd. Verder worden de eventueel aanwezige archeologische waarden door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geborgd. Daarmee mag het plan wat betreft het aspect erfgoed uitvoerbaar worden geacht.

4.9 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Activiteitenbesluit. In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Op de risicokaart staan verschillende risico-ontvangers en risicobronnen aangegeven. Voor het planvoornemen is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn.

Toetsing

Het plan leidt zelf niet tot de realisatie van een externe veiligheidsrisicobron. Bovendien zijn er rondom de projectlocatie geen externe veiligheidsrisicobronnen aanwezig. De uitvoerbaarheid van het plan wordt niet beperkt door een extern veiligheidsrisico.

4.10 Duurzaamheid

Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema's: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder deze laatste kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving. Bestemmingsplannen kunnen echter beperkt worden gehanteerd om duurzame energieaspecten te regelen. Voor eventuele ambitieuze duurzame energiedoelstellingen dienen dan ook extra instrumenten, zoals privaatrechtelijke overeenkomsten, ingezet te worden.

De Omgevingsdienst Noord-Holland Noord heeft samen met de gemeenten in deze regio een brochure ontwikkeld over duurzaam bouwen en wonen. In 2020 mogen alleen nog energieneutrale of energieopwekkende woningen worden gebouwd. Middels deze brochure wordt inspiratie geboden hoe hiermee om kan worden gegaan. In de gemeentelijke omgevingsvisie is duurzaamheid één van de speerpunten. Duurzaamheid vormt een integraal uitgangspunt bij opzet en uitvoering van het gemeentelijk beleid en bedrijfsvoering.

Bij nieuwbouwplannen streven de gemeenten, naar het realiseren van “Nul op de Meter”(NOM)-woningen, teneinde in de toekomst geen nieuwe achterstanden in de energieprestatie op te lopen en de woningvoorraad kwalitatief toekomstbestendig te houden. Het bouwplan moet voldoen aan de eis gesteld in het Bouwbesluit (EPC = 0,4).

4.11 M.e.r.-beoordeling

Bij elk ruimtelijk plan moet worden overwogen of een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. In dat kader moet het bevoegd gezag nagaan of er activiteiten plaatsvinden die belangrijke negatieve effecten op het milieu kunnen hebben en die van een zodanige omvang kunnen zijn dat er aanleiding bestaat om de (uitgebreide) m.e.r.-procedure te doorlopen. De grondslag hiervoor bestaat enerzijds uit het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds uit de hiervoor beschreven onderzoeken.

Als sprake is van een activiteit zoals genoemd in kolom 1 van de C-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) dient het bevoegd gezag de uitgebreide m.e.r.-procedure te doorlopen. Als sprake is van een activiteit in kolom 1 van de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) dient het bevoegd gezag te toetsen of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Op voorliggend bestemmingsplan is categorie D11.2 uit de D-lijst van het Besluit m.e.r., van toepassing, te weten: "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen". De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft het realiseren van één woning. Hiermee vindt bij lange na geen overschrijding van de drempelwaarde van 2.000 woningen plaats.

Voor alle gevallen waarvan de activiteit past binnen de beschrijving van kolom 1 uit de D-lijst, moet het bevoegd gezag (weliswaar vormvrij) beoordelen of desalniettemin de uitgebreide m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op basis van de uitkomsten van het omgevingsonderzoek zoals dat hiervoor in hoofdstuk 4 is toegelicht, kan worden geconcludeerd dat de (toekomstige) activiteiten in het plangebied geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zullen hebben. Op grond hiervan kan het bevoegd gezag het besluit nemen dat er geen aanleiding is voor het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.-procedure.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Plansystematiek

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Dit houdt onder andere in dat in de nieuwe Wro de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling zijn neergelegd, zodat deze niet meer hoeven te worden opgenomen in de planregels.

De SVBP2012 bepaalt in grote mate de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen. De SVBP2012 bevat bijvoorbeeld omschrijvingen van begrippen die letterlijk moeten worden overgenomen in elk bestemmingsplan. Daarnaast bevat het regels ten aanzien van de wijze waarop regels geformuleerd moeten worden. In het Bro is daarnaast een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht die letterlijk moeten worden overgenomen in de planregels.

De regels zijn zo opgesteld dat ze gebruikt kunnen worden in een analoog als ook digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend.

5.2 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen te onderscheiden.

Voorbereidingsfase

De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1. Bro haar voornemen beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overlegreacties en verwerkt deze indien nodig.

Ontwerpfase

Wanneer de voorbereidingsfase is afgerond, wordt een ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit plan wordt na aankondiging in de Staatscourant en de website www.ruimtelijkeplannen.nl voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging worden, voor zover nodig, de zienswijzen verwerkt in het bestemmingsplan. Hierna stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast. Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom ter inzage gelegd. Voor belanghebbenden bestaat gedurende een periode van zes weken na bekendmaking de gelegenheid om beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.3 Coördinatieregeling

Op het voorliggende bestemmingsplan en op de omgevingsvergunning voor de bouw van de woning op perceel Achterweg 17 te Callantsoog, is door de gemeenteraad van de gemeente Schagen op 15 september 2020 de coördinatieregeling op grond van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard.

Artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening stelt twee eisen aan de toepassing van de coördinatieregeling. Het moet gaan om de verwezenlijking van gemeentelijk beleid en het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Coördinatie is alleen toegestaan wanneer een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning deel uitmaken van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan is vereist om te waarborgen dat het om uitvoering van gemeentelijk beleid gaat. Als er op uitvoering gerichte elementen in het bestemmingsplan voorkomen, is het wenselijk om in één procedure zowel de planologische wijziging - het bestemmingsplan - als de concrete uitwerking in de vorm van een bouwplan te regelen. Daarmee is de samenhang tussen de besluiten maximaal zichtbaar.

Het voorliggende plan voldoet aan de wettelijke eisen om de coördinatieregeling te kunnen toepassen. De efficiënte procedure van de coördinatieregeling zorgt naar verwachting voor tijdwinst, lagere procedurekosten en minder bestuurlijke lasten.

5.4 Juridische vormgeving

Het SVBP2012 voorziet in een standaardopbouw van een bestemmingsplan waarvan niet mag worden afgeweken. Bestemmingsplanregels zijn hierdoor altijd als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels
    Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen: de begrippen en de wijze van meten.
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk zijn de regels terug te vinden die gelden voor de verschillende bestemmingen.
  • Hoofdstuk 3: algemene regels
    In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

De regels van het bestemmingsplan sluiten altijd af met regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

5.5 Bestemmingen

Artikel 3: Tuin

Op de bestemming Tuin mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 4: Wonen

De woning mag een maximale inhoud hebben van 750 m3 met een goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 8 meter. Bij de woning zijn aan huis gebonden beroepen en bedrijven toelaatbaar.

Artikel 4: Waarde - Archeologie

Om de archeologische waarden in een gebied te beschermen is er een dubbelbestemming toegekend aan de gronden. Aan deze bestemming zijn regels verbonden als het gaat om grondbewerking.

Daarbij wordt naar gekeken als de oppervlakte van nieuw te bouwen bouwwerk groter is dan 500 m2 en de diepte van de grondbewerking dieper is dan 50 centimeter.Voor onder andere het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het 'normale' onderhoud, met inbegrip van het vervangen van drainagewerken, is een uitzondering van toepassing. Het is voor het uitvoeren van die werkzaamheden niet noodzakelijk een omgevingsvergunning aan te vragen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.


Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen.


Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Hiertoe is met initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten.


Onderzoeks- en plankosten
De kosten voor de bouw, alsook de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken, vanwege voorliggend bestemmingsplan worden door de ontwikkelende partij gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en worden via de legesverordening in rekening gebracht bij de initiatiefnemer.


Planschade
Door het opstellen van dit bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Dit is geregeld in een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.


Conclusie
Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, zal worden geregeld in een tussen de gemeente en initiatiefnemer te ondertekenen afzonderlijke overeenkomst. De kosten zijn anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet aan de orde is. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Coördinatiebesluit

Op het voorliggende bestemmingsplan en op de omgevingsvergunning voor de bouw van de woning op perceel Achterweg 17 te Callantsoog, is door de gemeenteraad van de gemeente Schagen op 15 september 2020 de coördinatieregeling op grond van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard (Bijlage 6).

Het voorliggende plan voldoet aan de wettelijke eisen om de coördinatieregeling te kunnen toepassen. De efficiënte procedure van de coördinatieregeling zorgt naar verwachting voor tijdwinst, lagere procedurekosten en minder bestuurlijke lasten.


Vooroverleg

Dit bestemmingsplan is als concept richting de overlegpartners gestuurd. Er zijn geen vooroverlegreacties op het plan binnengekomen.

Tervisielegging ontwerp

Vervolgens is het bestemmingsplan ter inzage gelegd als ontwerpbestemmingsplan. Met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan stelt de gemeente een ieder in de gelegenheid om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op de inhoud van het planvoornemen.

Op het plan zijn enkele zienswijzen ingekomen. Zoals blijkt uit de 'Nota van zienswijzen' zoals opgenomen in Bijlage 7, heeft geen van deze zienswijzen geleid tot aanpassing van het plan. Het bestemmingsplan is op 20 december 2022 gewijzigd vastgesteld, waarbij de wijziging de nieuwe positionering van het bouwvlak betreft.

Op basis van het voorgaande wordt geacht dat het plan de maatschappelijke uitvoerbaarheid niet in de weg staat.