Plan: | Sportaccommodatie Van IJsendijkstraat 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0439.WPSVY2013-va01 |
In het bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012', dat op 27 juni 2013 is vastgesteld, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een multifunctionele sportaccommodatie aan de Van IJsendijkstraat. Op dit moment is de nieuwe inrichting van het plangebied zo ver gevorderd dat de wijzigingsbevoegdheid kan worden uitgevoerd. Met voorliggend wijzigingsplan wordt uitvoering gegeven aan artikel 26.2 van het bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012' en wordt het plan verder toegelicht en worden nadere regels gegeven over de mogelijkheden voor bouwen en gebruik van het gebied. Tevens wordt met dit wijzigingsplan gebruik gemaakt van de algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 28 van het bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012', door de bestemmingsgrenzen te overschrijden. De bestemming Water wordt aan de zuidwestzijde van het plangebied overschreden door de bestemming Sport. Deze overschrijding is van belang voor een technisch betere realisering van de invulling van het gebied en bedraagt niet meer dan 3 meter.
Het plangebied ligt aan de Van IJsendijkstraat en wordt begrensd door de Flevostraat aan de noordzijde, Achterom aan de westzijde, de Van IJsendijkstraat aan de zuidkant en aan de oostkant door het water langs het bedrijventerrein De Koog. Op figuur 1.1 is de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 begrenzing plangebied (Bron: Google Earth)
Dit is de toelichting bij het wijzigingsplan. Deze is niet juridisch bindend, maar geeft een motivering van het plan en beschrijft deze. Hoofdstuk 2 van deze toelichting bevat een beschrijving van het project. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het gemeentelijk beleid. Omdat het om een wijzigingsplan gaat, wordt voor het rijks- en provinciaal beleidskader verwezen naar het bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012'. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die een rol spelen bij de planvorming. In hoofdstuk 5 wordt de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de ontwikkelingen beschreven. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.
In de huidige situatie is het plangebied al ingericht als sportterrein. Hier zijn twee verschillende sportclubs aanwezig: de rugbyclub Waterland en korfbalvereniging B.E.P. Het terrein van korfbalvereniging B.E.P. maakt geen onderdeel uit van de wijzigingsbevoegdheid en dus ook niet van dit wijzigingsplan.
In het plangebied zijn 2 sportvelden aanwezig, 1 sporthal voor verschillende verenigingen en gebruikers, en een clubgebouw voor de rugbyvereniging. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de bestaande situatie weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie (Bron: Google Earth)
De herinrichting betreft het realiseren van een multifunctionele sportaccommodatie bestaande uit twee sporthallen, een turnhal, een kunst- en een natuurgrasveld t.b.v. de rugbyclub, een clubgebouw voor de rugbyclub en bijbehorende parkeerplaatsen voor auto's en stallingsmogelijkheden voor (brom)fietsen. De bestaande sporthal De Beukenkamp en het
bestaande rugbyclubgebouw dienen hiervoor gesloopt te worden. Het is een complex project
dat op integrale wijze door de gemeente wordt uitgevoerd. Het project bestaat uit verschillende onderdelen zoals het bepalen en ontwerpen van de inrichting van het terrein, de aanbesteding van de realisatie van de sporthal, het rugbyclubgebouw en de aanleg van de sportvelden en het wijzigingsplan. Het wijzigingsplan is de juridische verankering van de herinrichting van het terrein op basis waarvan de benodigde omgevingsvergunning(en) kunnen worden verleend.
Naast de slechte bouwkundige onderhoudssituatie van de huidige sporthal De Beukenkamp wordt het nut en de noodzaak voor een nieuwe multifunctionele sportaccommodatie gevormd door:
Onderzocht is wat de meest geschikte locatie voor de nieuwe multifunctionele sportaccommodatie is. Hieruit is de herontwikkeling van het bestaande sportterrein aan de
Van IJsendijkstraat naar voren gekomen. De redenen hiervoor zijn:
Lange tijd is ervan uitgegaan dat verplaatsing van de Rugbyclub Waterland noodzakelijk was voor het kunnen realiseren van de multifunctionele sportaccommodatie. In 2010 is dan ook onderzocht naar welke locatie de Rugbyclub zou kunnen worden verplaatst. In 2012 is uit een massastudie gebleken dat realisatie van de multifunctionele sportaccommodatie én het behouden van de rugbyclub op het sportterrein aan de Van IJsendijkstraat wél mogelijk is. Hiermee bleek de noodzaak van verplaatsing van de rugbyclub niet langer aanwezig.
Op het sportterrein zullen twee sportvelden, een multifunctionele sporthal en een rugbyclubgebouw worden gerealiseerd. Elk van deze onderdelen kent een minimale benodigde afmeting. Op basis hiervan is een inrichtingsplan van het sportterrein opgesteld. Dit houdt in twee sportvelden in het westelijk deel van het terrein met aan de rand daarvan het rugbyclubgebouw. De sporthal zal in het zuidoostelijke kwadrant van het terrein worden gerealiseerd. Gekozen is voor deze locatie op het terrein omdat hiermee de sporthal zo ver mogelijk van de woningen aan de Marathonstraat wordt gerealiseerd en het gebouw aan zal sluiten bij de bebouwing op bedrijventerrein De Koog. Vanuit de behoefte aan binnensportvoorzieningen dient De Beukenkamp tijdens de realisatie van de herontwikkeling van het sportterrein geopend te blijven. Op basis van het hiervoor genoemde is het realiseren van de nieuwe sporthal in het zuidoostelijke kwadrant de enige mogelijke locatie.
Er is uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar de precieze ruimtebehoefte van de sporthal. Om nu en in de toekomst te kunnen voorzien in zowel de kwantitatieve als kwalitatieve behoefte, heeft de gemeenteraad op 1 november 2012 besloten een multifunctionele sportaccommodatie te realiseren met twee sporthallen met een 3e turnhal. Tezamen met alle bijbehorende voorzieningen als kleedruimten, horecagelegenheid, bezoekersruimten en technische ruimte is de minimale ruimtestaat (benodigde vloeroppervlakte) bepaald. Bij het opstellen van de ruimtestaat is uitgegaan van de normen van NOC*NSF (Handboek Sportaccommodaties), Bouwbesluit etc. zodat het geheel voldoet aan alle geldende (wettelijke) eisen en regels. Daarnaast is rekening gehouden met ruimten die voortkomen uit wensen en eisen vanuit de exploitatie (logistiek, schoonmaak, beheer). Deze ruimtestaat is opgenomen in het programma van eisen ten behoeve van de aanbesteding. Op dit moment is nog niet bekend hoe de sporthal er daadwerkelijk uit zal komen te zien. Wel kan worden gesteld dat de sporthal zal voldoen aan de voorwaarden uit het programma van eisen.
Vanaf het moment dat de gemeenteraad op 1 november 2012 definitief besloten heeft de herinrichting van het sportterrein te realiseren, heeft communicatie plaatsgevonden met omwonenden. Op verschillende momenten in 2013 (maart, juni, oktober) zijn in het kader van het integrale project informatieavonden gehouden waarbij omwonenden zijn uitgenodigd om de realisatie van de multifunctionele sportaccommodatie te bespreken. Opmerkingen die zijn gemaakt door omwonenden zijn door de gemeente geïnventariseerd en hebben geleid tot een aanpassing van het ontwerp van de herinrichting van het terrein. Zo is het noordelijke sportterrein in oostelijke richting verschoven, zodat de bomenrij langs het fietspad aan het Achterom ter plaatse van dit sportveld kan worden behouden. Als gevolg van deze verschuiving van het sportveld is het rugbyclubgebouw verplaatst van het hart van het sportterrein naar de westkant van de twee sportvelden. De wijzigingen zijn opgenomen in het ontwerp-uitwerkingsplan “Sportaccommodatie Van IJsendijkstraat 2013”.
Naar aanleiding van de informatiebijeenkomst op 19 maart 2013, waarbij de omwonenden zijn geïnformeerd over de herinrichting van het sportterrein, is vanuit de gemeente aan de omwonenden voorgesteld om een klankbordgroep te formeren. Hiervan is door de omwonenden gebruik gemaakt. Op deze wijze worden de omwonenden bij de verdere voorbereiding van het ontwikkelingstraject betrokken en wordt er zoveel mogelijk recht gedaan aan de opmerkingen en inbreng van de omwonenden. Diverse gesprekken met de klankbordgroep hebben plaatsgevonden, waaronder op 14 mei 2013 en tijdens de informatiebijeenkomsten op 3 juni 2013 en 17 oktober 2013. Ook heeft de klankbordgroep een afzonderlijk gesprek gehad met de verantwoordelijke wethouder.
Twee rugbyvelden worden verlegd, waarbij één natuurgrasveld wordt vervangen door een kunstgrasveld. Het noordelijk rugbyveld wordt enkele meters in oostelijke richting verplaatst, zodat zoveel mogelijk bomen behouden blijven en de invloed van licht en geluid als gevolg van het sportveld zoveel mogelijk beperkt blijft. De ruimte tussen het fietspad langs Achterom en het veld ernaast wordt ingevuld met een grondwal, bomen en groen.
Het clubhuis voor de rugbyvereniging wordt aan de westkant, centraal in het gebied gebouwd, en aan de westkant van het gebouw wordt groen aangelegd. Dit laatste is om ervoor te zorgen dat het clubhuis aan de kant van het fietspad langs Achterom groen wordt ingepast met hederabeplanting. Het clubhuis krijgt een hoogte van maximaal 5 meter. Op de verbeelding van dit wijzigingsplan is een ruim bouwvlak opgenomen om voldoende flexibiliteit te geven bij de realisatie van het clubhuis.
De nieuwe sporthal wordt in de zuidoosthoek van het plangebied gerealiseerd. Het bouwvlak hiervoor is op een afstand van 16 meter tot het naastgelegen bedrijfspand op het bedrijventerrein De Koog gelegd, zodat voldoende afstand tussen de twee gebouwen bestaat in verband met brandweereisen. Ook voor deze sporthal is een groter bouwvlak opgenomen dan het gebouw zoals in het schetsontwerp wordt gehanteerd, om zo de nodige flexibiliteit te kunnen garanderen. De hoogte van de sporthal mag maximaal 16 meter bedragen.
Verder worden 200 parkeerplaatsen aangelegd en wordt een stallingmogelijkheid voor 200 (brom)fietsen gerealiseerd.
In figuur 2.2 is de toekomstige situatie weergegeven.
Figuur 2.2 Toekomstige situatie plangebied
De redenen dat is gekozen voor de locatie zoals in dit wijzigingsplan wordt uitgewerkt zijn als volgt:
In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.
Met de herindeling van de sportvelden wordt ervoor gezorgd dat het gebied goed kan functioneren als sportlocatie, waarbij voldoende voorzieningen in de vorm van sporthallen en een clubhuis worden gerealiseerd. Hiermee wordt bijgedragen aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
Momenteel werkt de gemeente Purmerend aan een herziening van de Structuurvisie
Purmerend 2005-2020. Bij deze actualisatie zijn de volgende uitgangspunten
geformuleerd:
Het Groenstructuurplan uit 1986 bevat een inventarisatie van de groenstructuur van Purmerend. Op basis van deze inventarisatie is aangegeven welke stukken restgroen (verkavelinggroen) kunnen worden uitgegeven aan particulieren ten behoeve van tuinvergrotingen.
Op basis van de nota's Kwaliteit Openbaar Groen 1997 en Evaluatie Bermen en Oevers 1998 en de resultaten van de omnibusenquête 2000 over openbaar groen, wordt uitvoering gegeven aan het beheer van het openbaar groen. In de nota Bermen en oevers wordt het plan voor een natte, ecologische structuur in Purmerend geëvalueerd. Het basisplan Water en Oevers is gericht op de versterking van de totale, ecologische groenstructuur in de stad. De hiermee samenhangende maatregelen variëren van het aanpassen van het groenbeheer of het herprofileren en herinrichten van de oevers tot de zorg voor de waterkwaliteit.
In de nota Groene Ambitie: Waarden en Keuzes (2004) is al het groen in Purmerend geïnventariseerd en zijn knelpunten en potenties in beeld gebracht. De Groene Ambitie moet nog uitgewerkt worden in beleid en in beheerplannen. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw Groenstructuurplan.
Door het behoud en de ontwikkeling van sportvelden, zoals met dit wijzigingsplan wordt beoogd, wordt groen in de gemeente behouden.
Op 24 september 2009 is de beleidsnota Archeologie door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische waarden van Purmerend zijn door ADC Heritage na gedegen onderzoek in kaart gebracht. Op basis van dit onderzoek naar het Purmerendse bodemarchief is archeologiebeleid voor Purmerend opgesteld.
Het Purmerendse archeologiebeleid gaat uit van de in het Verdrag van Malta en het beleid van de rijksoverheid vastgelegde uitgangspunten:
In juni 2007 is de Sportnota Purmerend 2008-2011 van Purmerend vastgesteld. Dit sportbeleid moet aansluiten bij de toekomstige ontwikkelingen en behoeften. De samenstelling van de bevolking is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Vergrijzing en ontgroening zorgen voor behoeften aan andere vormen van sportbeoefening. Sportbeoefening wordt bovendien gevarieerder. Sporters stellen hogere eisen aan de kwaliteit van sportvoorzieningen en de gemeente krijgt meer en meer te maken met verschillende sportaanbieders. De individualisering heeft grote gevolgen voor de georganiseerde sport. In toenemende mate krijgen verenigingen te maken met problemen van organisatorische en financiële aard.
De hoofddoelstelling van het sportbeleid is dat alle inwoners van de gemeente Purmerend op verantwoorde, sociaal veilige, laagdrempelige wijze, tegen een aanvaardbare eigen bijdrage, moeten kunnen gaan sporten.
Naast de noodzakelijke uitbreiding van het aantal gemeentelijke sportaccommodaties en de wijze waarop dit het beste kan gebeuren (een multifunctionele sportaccommodatie geschikt voor de breedtesport en tegelijkertijd topsport nabij de onderwijscampus) zal ook het behoud van de kwaliteit van een aantal bestaande accommodaties aandacht vergen.
Het sportbeleid heeft voor Overwhere-Zuid de concrete doelstelling om te komen tot de realisatie van een multifunctionele (top)sportaccommodatie op de locatie van de huidige sporthal De Beukenkamp. In onderhavig bestemmingsplan is voor deze multifunctionele (top)sportaccommodatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012', vastgesteld op 27 juni 2013. In figuur 3.1 is een uitsnede van het plangebied binnen bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012' weergegeven. Het onderhavige wijzigingsplan maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van dit bestemmingsplan, conform artikel 3.6, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening.
Figuur 3.1 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012'
Het voorliggende wijzigingsplan past binnen het gemeentelijk beleid zoals hierboven beschreven en wordt binnen de kaders van dit beleid opgesteld.
De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Ter voorbereiding van het wijzigingsplan zijn daarom, waar nodig, onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn noodzakelijk om te kunnen bepalen of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, dan wel wenselijk, zijn.
Voor de herinrichting van het plangebied is op 7 juni 2012 een waterhuishoudingplan1 opgesteld, om te bepalen op welke wijze de waterhuishouding in het plangebied vorm kan worden gegeven om daarmee aan te sluiten bij de ambitie voor duurzaam waterbeheer. Het waterhuishoudingplan is als separate bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hieronder worden de conclusies weergegeven.
Vanwege de relatief hoge grondwaterstand en de aanwezigheid van klei en veen in de bodem, is infiltreren van hemelwater naar de ondergrond geen optie. De benodigde ruimte om het afstromende hemelwater te kunnen bergen kan gevonden worden in de vorm van uitbreiding van oppervlaktewater. Deze kan gerealiseerd worden aan de oost- en zuidzijde van het bestaande korfbalveld aan de noordoostkant van het plangebied.
Afstromend hemelwater, afkomstig van dakoppervlak, kan gezien de positionering rechtstreeks worden aangesloten op het oppervlaktewater. Voorgesteld wordt om de uitstroom van het dakoppervlak aan de noordwestzijde van de sporthal te positioneren. Hierdoor wordt doorstroming c.q. verversing in het doodlopende gedeelte van de watergang bij neerslag bevorderd.
Afstromend hemelwater afkomstig van verharding wordt geacht relatief schoon te zijn en kan middels een HWA stelsel afstromen naar het oppervlaktewater. De drainageleidingen onder de sportvelden zullen middels een verzamelleiding tevens op het oppervlaktewater binnen het plangebied uit kunnen stromen.
De bestaande pomp aan de westzijde binnen het plangebied, zal bij het dempen van de watergang verwijderd dienen te worden. Om het streefpeil binnen het plangebied te kunnen handhaven wordt, gezien de zeer beperkte ruimte aan de noordzijde van de sportvelden, voorgesteld om de bestaande pomp ten zuiden van de Van IJsendijkstraat te verzwaren.
De bestaande duiker vanuit het plangebied, onder de Van IJsendijkstraat door, heeft een diameter van 400 mm en zal gehandhaafd blijven. De capaciteit van de duiker is voldoende om het extra aanbod van hemelwater vanuit het plangebied af te kunnen voeren naar de te verzwaren pomp ten zuiden van de Van IJsendijkstraat. Om het streefpeil binnen het plangebied te kunnen handhaven zal de bestaande stuw c.q. keerschot in de watergang ten zuiden van de Van IJsendijkstraat verwijderd dienen te worden.
Bij een bouwpeil van 1,10 m –NAP, conform huidige situatie, is voldoende drooglegging aanwezig voor bebouwing zonder kruipruimte. Wanneer de nieuwe bebouwing wel wordt voorzien van een kruipruimte ligt het minimale bouwpeil op 1,00 m –NAP. Voor de verharding wordt uitgegaan van een hoogte van minimaal 1,50 m -NAP. Bij deze peilen is voldoende drooglegging en ontwatering binnen het plangebied gewaarborgd.
In de nieuwe situatie is de totale verharde oppervlakte 12.510 m2. In de huidige situatie is dat 7.565 m2. De totale toename aan verharding bedraagt dus (12.510-7.565) 4.945m2.
Randvoorwaarden t.a.v. ontwerp watersysteem
Verder zijn in het waterhuishoudingsplan randvoorwaarden voor het ontwerp watersysteem opgenomen. Deze voorwaarden worden hieronder opgesomd.
Tabel 4.1 Uitgangspunten hemelwatersysteem
Te dempen waterberging
Ten behoeve van de herinrichting zal een deel van de watergang (415 m2) en het overloopgebied (650 m2) worden gedempt. De gemiddelde maaiveldhoogte binnen het plangebied bedraagt ca. 1.65 m –NAP. De benodigde compensatie ten behoeve van de demping bedraagt hiermee:
Te realiseren waterberging
Om de benodigde berging te behalen worden binnen het plangebied een deel van de bestaande watergangen verbreed. De beschikbare berging in de uitbreiding van de watergangen bedraagt op de waterlijn:
Naast de uitbreiding van het oppervlaktewater (655 m3) dient nog een bergingsvoorziening met een inhoud van minimaal 220 m3 te worden gerealiseerd.
De ruimte voor een aanvullende bergingsvoorziening kan gevonden worden in de parkeerzone op het voorterrein van de te bouwen sporthal.
Conclusie
Aan de bovenstaande punten wordt in het wijzigingsplan en de uitvoering voldaan.
In het kader van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet (Natura 2000 gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) en de Provinciale Ruimtelijke verordening (Ecologische Hoofdstructuur) dient onderzoek te worden verricht naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden.
Om de mogelijke natuurwaarden in het plangebied inzichtelijk te maken is in 20112 een natuurtoets verricht voor het zuidelijke deel van het plangebied en in 20133 een natuurtoets voor het noordelijk deel van het plangebied uitgevoerd. De rapportage van beide onderzoeken is als separate bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hieronder worden de conclusies weergegeven.
Natuurtoets zuidelijk deel plangebied 2011
In 2011 heeft onderzoek plaatsgevonden in het zuidelijk deel van het plangebied. In figuur 4.2 is het onderzochte gebied weergegeven.
Figuur 4.2 Onderzoeksgebied natuurtoets 2011
In het onderzoek wordt aangegeven dat geen beschermde flora waar is genomen. Echter, omdat het veldbezoek in de winterperiode is uitgevoerd, zijn veel plantensoorten niet waarneembaar. Een soort als de Brede wespenorchis is daarom niet aan te treffen. Deze soort is mogelijk aanwezig in het onderzoeksgebied en is licht beschermd (Tabel 1).
Vissen en amfibieën zijn in het onderzoeksgebied niet aanwezig. Ook worden in het plangebied geen verblijfplaatsen verwacht van jaarrond beschermde vogelsoorten.
Het is mogelijk dat in het gebied enkele (kleine) zoogdieren voorkomen zoals Egel, Haas, en verschillende algemene soorten (spits)muizen. Deze soorten zijn alle beschermd onder het lichte beschermingsregime. Het onderzoeksgebied is niet geschikt voor de Noordse woelmuis en de Waterspitsmuis. De benodigde levensvoorwaarden zijn hiervoor niet aanwezig. In het plangebied kunnen vleermuizen verblijven in de aanwezige gebouwen. Vleermuizen kunnen gebruik maken van de ventilatiegaten om in de spouwmuur te komen en hier te verblijven. Holen of spleten in bomen, die als verblijfplaats voor vleermuizen kunnen dienen, werden niet waargenomen.
Voor de aangetroffen of verwachte licht beschermde soorten gelden geen verbodsbepalingen als
werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is niet nodig.
Omdat de bestaande gebouwen worden gesloopt, dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van vleermuizen. Hier wordt momenteel onderzoek naar verricht. Indien blijkt dat er vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn, worden mitigerende maatregelen genomen en wordt ontheffing aangevraagd van de Flora- en faunawet.
Natuurtoets noordelijk deel plangebied 2013
In 2013 heeft onderzoek plaatsgevonden in het noordelijk deel van het plangebied. In figuur 4.3 is het onderzochte gebied weergegeven.
Figuur 4.3 Onderzoeksgebied natuurtoets 2013
Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten planten, amfibieën, vogels en (kleine) zoogdieren.
Gezien het aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over populaties in de omgeving, zullen van de planten, amfibieën en (kleine) zoogdieren alleen licht beschermde soorten aanwezig zijn. Omdat het hier gaat om werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen is een ontheffing hiervoor niet nodig.
In het plangebied kunnen broedvogels voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli.
In het onderzoeksgebied kunnen vissen uit tabel 2 en 3 voorkomen, namelijk in de meest noordoostelijk gelegen, bredere wateren. Het gaat dan om Kleine modderkruiper en Bittervoorn.
Er is daarom vervolgonderzoek4 uitgevoerd naar het voorkomen van deze soorten. De rapportage hiervan is als separate bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hieronder worden de conclusies weergegeven.
Tijdens de inventarisatie zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Geconcludeerd wordt dat sprake is van matige waterkwaliteit. Op de bodem is een dikke baggerlaag aanwezig en het water is troebel waardoor een goede ontwikkelde ondergedoken watervegetatie ontbreekt.
Verder geldt de zorgplicht voor alle beschermde soorten (alle regimes). Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van de ontwikkelingen die in dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen wordt momenteel verricht. Wanneer blijkt dat vleermuizen aanwezig zijn, worden mitigerende maatregelen genomen en ontheffing aangevraagd.
De gemeente Purmerend heeft een archeologische beleidsnota waarin is aangegeven welke gebieden een archeologische verwachtingswaarde hebben. Het onderhavige plangebied heeft op de beleidskaart gedeeltelijk een middelhoge verwachtingswaarde en de rest van het gebied heeft een lage waarde. Waar een middelhoge verwachtingswaarde geldt, moet archeologisch onderzoek plaatsvinden bij plangebieden waarvan de bodemverstoring groter is dan 500 m2 en bodemingrepen dieper zijn dan 0,50m onder maaiveld. Daarom is voor het plangebied archeologisch onderzoek5 uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek, een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen6 en vervolgens is een programma van eisen opgesteld voor het uitvoeren van een inventariserend onderzoek in de vorm van proefsleuven7. De rapportage van de onderzoeken wordt als separate bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hieronder worden de conclusies weergegeven.
Bureauonderzoek
Geadviseerd wordt om in het westelijke deel van het plangebied, parallel aan de aanwezige weg, een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen. De begrenzing van het te onderzoeken gebied betreft de zone die op de archeologische beleidsadvieskaart gekenmerkt staat als een zone met een middelhoge archeologische verwachting. Geadviseerd wordt om 5 boringen per hectare te plaatsen, met een minimum van 5 boringen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA) of Programma van Eisen (PvE). In het overige deel van het plangebied wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven. Omdat het echter niet uit te sluiten is dat in dit gebied toch nog archeologische resten voorkomen wordt opgemerkt dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen
Op basis van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om in het plangebied, behoudens de locatie van de bestaande sporthal, proefsleuven aan te leggen. Doel van dit onderzoek is om eventuele bewoningsresten en ontginningsgreppels in kaart te brengen. De exacte invulling van de werkzaamheden is vastgelegd in een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
Purmerend is ontstaan op een smalle landengte tussen het Purmermeer, het Beemstermeer en het Wormermeer. De eerste bewoners hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied. Later werd de visserij de grootste inkomstenbron. De bewoners vestigden zich aan De Where die het Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de Zuiderzee. Zware stormen en hoge golven zorgden ervoor dat de drie meren, door afkalving van het laagveen, steeds groter werden. Door de vele overstromingen vormden de meren een grote bedreiging voor de omwonenden. In 1612 werd dan ook het Beemstermeer drooggelegd, in 1622 het Purmermeer en in 1625 het Wormermeer. Door de drooglegging ontstond een grote hoeveelheid landbouwgrond en veranderden de belangen van de bevolking en de stad. Purmerend kreeg een steeds belangrijkere functie als marktstad en centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw met haar economische groei, nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland en West-Friesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid. Pas in de 20e eeuw werden de grenzen van de stad opnieuw verlegd. In 1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend voltooid. Het station werd ver buiten de grachtengordel van het oude Purmerend gebouwd met het oog op eventuele stadsuitbreiding in de Zuiderpolder. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in 1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. De laatste vier decennia heeft Purmerend een explosieve groei doorgemaakt.
De wijk Overwhere is de eerste naoorlogse uitbreiding van Purmerend en bestaat uit twee delen. Overwhere-Zuid, dat tevens het bedrijventerrein Wagenweg omvat, is gebouwd in de jaren 1958-1969. De gemeentegrens met de toenmalige gemeente Kwadijk vormde een belemmering voor verdere ontwikkeling. Vandaar dat eerst aan de oostzijde van Purmerend de wijk Wheermolen werd ontwikkeld. Na een grenswijziging in 1970 kon verder worden uitgebreid aan de noordzijde van Purmerend met Overwhere-Noord. De wijk Overwhere was gereed in 1981.
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Bij de ontwikkeling van nieuwe functies is het belangrijk om vooraf kennis te hebben over de bodemkwaliteit ter plaatse. De gemeente Purmerend heeft een bodemkwaliteitkaart en bodemfunctieklassenkaart waar per gebied is aangegeven welke functies hier mogelijk zijn in het kader van de bodemkwaliteit.
Het onderhavige plangebied is aangemerkt voor de functie wonen. Dit betekent dat de bodem hier een goede kwaliteit heeft en dat de functie sport zonder belemmeringen kan worden uitgeoefend. Op basis hiervan is op 27 februari 2013 door de gemeente een ontheffing voor een bodemonderzoek afgegeven.
In dit wijzigingsplan worden geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens worden geen nieuwe zoneringsplichtige wegen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet aan de orde.
Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening, van belang om af te wegen of het geluid als gevolg van de sportbestemming van invloed is op de bestaande omliggende functies. Het gaat dan met name om de woonbestemming ten westen van het plangebied. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' richtafstanden gegeven voor de aan te houden afstand van nieuwe functies ten opzichte van elkaar en ten opzichte van bestaande functies. Voor een verlicht veldsportcomplex is een richtafstand van 50 meter aangegeven in verband met geluid. In de bestaande situatie is de afstand van het sportcomplex kleiner dan 50 meter en wordt de afstand van de sportvelden tot de woningen niet verkleind. Reeds in het bestemmingsplan 'Industrieterrein de Koog 1969' (vastgesteld in 1969) gold de afstand die op dit moment nog bestaat. In 2012 zijn vervolgens op eenzelfde manier de bestemmingen conserverend opgenomen in het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan "Overwhere-Zuid 2012", wat het kader vormt van het voorliggende wijzigingsplan.
Verder wordt rekening gehouden met de ten westen gelegen woningen, door het rugbyveld zoveel mogelijk richting de oostkant van het plangebied te verplaatsen.
Het geplande nieuwe rugbyclubgebouw komt weliswaar op een afstand minder dan 50 meter van de woning af te liggen, maar het gebouw wordt op zo'n manier vormgegeven dat het een dove gevel (gevel zonder te openen delen) aan de zijde van de woningen heeft. Hiermee is het gebouw aan deze zijde geluidsluw en zal geen sprake zijn van veel geluidsoverlast afkomstig van het clubgebouw. De te openen delen van het gebouw zullen zich aan de zijde van het sportveld bevinden, welke op zo’n 50 meter van de woning van de reclamant bevindt. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden van de VNG.
Geconcludeerd wordt dat het aspect geluid geen belemmeringen vormt voor de ontwikkelingen die in dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt bepaald dat rekening gehouden dient te worden met groeps- en individuele risico's van bepaalde objecten bijvoorbeeld LPG-stations of bedrijven.
In de buurt van het plangebied, onder de Van IJsendijkstraat en de Cantekoogweg, liggen aardgastransportleidingen (W-570-22 en W-570-23). Hiervoor is een kwantitatieve risicoanalyse8 uitgevoerd om het Plaatsgebonden (PR) en Groepsrisico (GR) te bepalen. De rapportage is als separate bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat het berekende PR per jaar in het interessegebied lager is dan 10-6 per jaar. Het berekende PR vormt volgens de gestelde normen in het Bevb geen belemmering.
Wat betreft het GR wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico door de realisatie van de sportaccommodatie niet overschreden.
Er zijn daarom vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor de wijziging van dit plan. Het wijzigingsplan voldoet derhalve aan de grenswaarde voor het PR. Voor beide leidingen is het berekende groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gelet op het vorenstaande kan worden volstaan met een beperkte afweging van het groepsrisico. Hierover heeft formeel overleg plaatsgevonden met de lokale en regionale brandweer. Het college van Burgemeester en wethouders heeft het GR met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleidingen in het plangebied verantwoord. De verantwoording van het groepsrisico van de buisleidingen en het overleg met de brandweer zijn als separate bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Om na te gaan op welke manier het verkeer het beste kan worden afgewikkeld in en rond het gebied is een verkeersonderzoek9 uitgevoerd door Goudappel Coffeng. Deze is als separate bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hieronder worden de conclusies weergegeven.
Voor het autoparkeren zijn drie situaties onderscheiden:
De weekpiek is als maatgevend geacht voor de dimensionering van de parkeervoorziening bij de sporthal. Op basis van het onderzoek wordt aanbevolen om bij de nieuwe sporthal 177 autoparkeerplaatsen te realiseren. Eventuele uitbreiding bij v.v. Purmersteijn (tot maximaal circa 20 parkeerplaatsen) kan hierop in mindering worden gebracht.
Voor fietsparkeren zijn naar verwachting circa 177 fietsparkeerplaatsen nodig. Aanbevolen wordt om aan deze nog niet meteen allemaal te realiseren, maar voldoende ruimte te reserveren en de fietsparkeerplaatsen op basis van de werkelijke vraag (met enige restcapaciteit) te bepalen.
Er zijn geen relevante verkeerseffecten op de omgeving te verwachten. De piekbelasting van de sporthal valt niet samen met de piekbelasting van het overige verkeer. Ook worden geen grenzen voor de maximaal wenselijke intensiteiten ten opzichte van de wegkenmerken overschreden.
Voor de kwaliteit van de buitenlucht in Nederland zijn normen vastgesteld in de Wet milieubeheer (Wm) (hoofdstuk 5, titel 5.2 “Luchtkwaliteitseisen”). Ruimtelijk-economische projecten kunnen worden uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:
Een plan draagt in betekenende mate bij wanneer er meer dan 3% van de grenswaarde (meer dan 1,2 ìg/m3) wordt bijgedragen. Omdat dat in deze situatie niet het geval is, is onderzoek naar dit aspect niet nodig.
Uit het voorgaande hoofdstuk wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkelingen die met dit wijzigingsplan worden mogelijk gemaakt.
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die financieel haalbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een wijzigingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
In het plangebied zijn, met dit voorliggende wijzigingsplan, de volgende werken en maatregelen van toepassing:
In artikel 6.12, lid 1 van de Wro is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Hier mag van af worden geweken als de kosten anderszins zijn verzekerd (lid 2 van artikel 6.12 Wro). In dit geval is het laatste van toepassing. De gemeente heeft de gronden van het plangebied in bezit en zal deze in samenwerking met de sportorganisaties ontwikkelen. Hiervoor is in de gemeentelijke begroting een bedrag gereserveerd.
Op 1 november 2012 heeft de gemeenteraad besloten de multifunctionele sportaccommodatie te realiseren en hiervoor een krediet beschikbaar te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven. Omdat het hier gaat om een wijzigingsplan, waarbij voor het moederplan, 'Overwhere-Zuid 2012', al overleg is gevoerd in het kader van artikel 3.1.1 Bro, en het een relatief kleine ingreep omvat, is uitgebreid overleg niet nodig. Overleg met het hoogheemraadschap heeft aan de hand van de watertoets plaatsgevonden en is in de bijgevoegde watertoets meegenomen.
De Provincie Noord-Holland heeft in een brief van 19 oktober 2010 (aangevuld door een brief d.d. 10 mei 2012) laten weten dat in zeer veel gevallen geen vooroverleg meer nodig is. Binnen Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) is vooroverleg alleen nog vereist in de volgende gevallen:
De VROM-Inspectie heeft in een brief van 14 juni 2010 laten weten dat als er geen nationaal belang aan de orde is, zij ook niet betrokken hoeft te worden in het vooroverleg. Wat een nationaal belang is, wordt uiteengezet in deze brief.
Het voorliggende wijzigingsplan is geen provinciaal- of rijksbelang zoals in de bovengenoemde brieven van respectievelijk de provincie en het rijk is aangegeven. Overleg met deze bestuursorganen is daarom niet nodig.
Over het inrichtingsplan is op 19 maart 2013 een informatieavond georganiseerd, waarbij omwonenden zijn uitgenodigd om inzage te krijgen in de plannen. Hierbij bestond ook de gelegenheid om vragen te stellen en in te spreken op de plannen. Tevens is op 3 juni 2013 een informatieavond gehouden waar, naast andere ontwikkelingen in de buurt, ook het onderhavige plan is besproken. Voor de herinrichting van de sportvelden en de bouw van de multifunctionele sportaccommodatie is inmiddels een klankbordgroep voor bewoners opgericht. Omdat de inspraak aan de hand van het meer gedetailleerde ontwerp al heeft plaatsgevonden, wordt dit voor het wijzigingsplan niet nogmaals gedaan. Hiervoor wordt dus volstaan met de wettelijke procedure, waarbij belanghebbenden hun zienswijze konden indienen.
Artikel 3.9a Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een wijzigingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. In tegenstelling tot wat bij een bestemmingsplan gebruikelijk is, worden bij een wijzigingsplan alleen belanghebbenden, en niet eenieder, in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
Het ontwerp van dit wijzigingsplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Tevens is de kennisgeving electronisch toegestuurd aan de volgende instanties:
Tijdens de ter inzage legging zijn vier zienswijzen ontvangen. Deze zijn in de separate 'Memorie van antwoord' samengevat en beantwoord, waarbij tevens is aangegeven of de zienswijze tot aanpassing van het wijzigingsplan heeft geleid.
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een wijzigingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
Het wijzigingsplan 'Sportaccommodatie Van IJsendijkstraat 2013' voorziet in de mogelijkheid om in het plangebied een nieuwe sportaccommodatie te bouwen en de sportvelden opnieuw in te richten. De basis van dit plan vormt het bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012', waarin het gebied als wijzigingsgebied is opgenomen. In de wijzigingsbevoegdheid is geregeld dat hier een nieuwe multifunctionele sportaccommodatie kan worden gerealiseerd met een hoogte van maximaal 16 meter en een grootte van maximaal 45% van het oppervlak van het plangebied.
Het is een plan op basis van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
Op de verbeelding zijn de functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.
Omdat dit plan een wijzigingsplan betreft is het aan vaste regels gebonden, zoals hierboven al genoemd. Eén van de vaststaande gegevens is de begrenzing van het plangebied. Dit is bepaald door het te wijzigen gebied in het bestemmingsplan 'Overwhere-Zuid 2012'. Verder zijn in de regels van dat bestemmingsplan de voorwaarden genoemd waarbinnen het wijzigingsplan kan worden opgesteld. Op de verbeelding en in de regels van dit wijzigingsplan is dit verder uitgewerkt.
Bestemmingsregels
Het plangebied heeft sport als hoofdfunctie en dit is dan ook de belangrijkste bestemming van het plangebied. In het moederplan 'Overwhere-Zuid 2012' is in de wijzigingsbevoegdheid aangegeven dat het plan op zo'n manier gewijzigd kan worden dat hier een multifunctionele sportaccommodatie kan worden gebouwd. De bestemming wordt hiermee niet gewijzigd en blijft daarom hetzelfde als in het genoemde bestemmingsplan.
Binnen de bestemming Sport zijn sportaccommodaties, evenementen en aan de bestemming ondergeschikte horeca mogelijk. Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen mogen worden gebouwd. Ook is aangegeven hoe hoog deze mogen worden gebouwd.
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water zijn bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers. Voor bouwwerken of werkzaamheden langs, in, of op het water dient een watervergunning bij het Hoogheemraadschap aangevraagd te worden. Voor de maximale afmetingen van steigers (max. 6 meter breed, max. 1 meter het water in) is aansluiting gezocht bij de regels die de Keur van het Hoogheemraadschap daarover stelt. Op deze wijze ontstaan er geen verschillen in regelgeving.
Binnen deze bestemming is het in het plangebied aanwezige bestaande water opgenomen. Uitbreiding van water is mogelijk binnen de bestemming Sport. Hiermee kan invulling worden gegeven aan de kaders van het Hoogheemraadschap.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bijlagen van de Beleidsnota Archeologie in Purmerend (2009) zijn aangewezen als gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie'. In dit wijzigingsplan is, conform het moederplan 'Overwhere - Zuid 2012' de naam 'Waarde - Archeologie 1' aangehouden.
Algemene regels
Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op alle bestemmingen van toepassing zijn.
In dit artikel zijn de regels voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen. Ook is hier in geregeld wat onder de noemer ondergeschikte bouwonderdelen valt, die de bouwgrenzen mogen overschrijden en is een regeling opgenomen over ondergronds bouwen. Hier wordt hieronder nader op ingegaan.
Ondergrondse bouw
De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing zijn op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag. Mag bovengronds de helft van een perceel worden bebouwd met gebouwen, dan mag ondergronds ook over de helft van het oppervlakte van het perceel een kelder worden gebouwd. Indien bovengronds reeds bebouwing is gepleegd, en de voorschriften bepalen dat slechts een bepaald percentage van de grond mag worden bebouwd, dan dient bij de berekening hoeveel oppervlakte aan ondergrondse bebouwing dan nog toegelaten is, gekeken te worden naar de vraag hoeveel het grondoppervlak van de kelder en de bovengrondse bouw in totaal is. Als een kelder recht onder een bovengronds gebouw is gelegen, worden beide gebouwen niet als aparte gebouwen gezien, maar als de bouwlagen van één en hetzelfde gebouw. Ligt een gedeelte van de kelder niet onder het bovengrondse gebouw, dan moet het stuk wat als het ware ondergronds buiten het gebouw uitsteekt opgeteld worden bij de oppervlakte van het bijgebouw. Samen mogen deze twee oppervlakten niet meer bedragen dan wat aan bebouwing is toegestaan. Het bouwen van een kelder recht onder het bovengrondse gebouw is altijd toegestaan.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. De bevoegdheid om af te wijken ligt bij het college van burgemeester en wethouders.
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.
In dit artikel wordt de naam van het bestemmingsplan genoemd.