direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Purmer 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Bestemmingsplannen worden elke 10 jaar herzien, zo ook het bestemmingsplan voor De Purmer. Het plangebied betreft de woonwijken Purmer-Noord en Purmer-Zuid (circa 11.000 woningen, vooral gebouwd vanaf de jaren '80), het landelijk gebied bij de Westerweg, het Purmerbos en de golfbaan. Met het nieuwe bestemmingsplan wordt voorzien in een actueel en naar de actuele normen gedigitaliseerd bestemmingsplan, waarin voldoende flexibiliteit zit om de komende 10 jaar als een goed planologisch kader te functioneren.

1.1 Aanleiding

1.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan is een juridisch plan dat het gebruik van gronden regelt en de wijze van bouwen op die gronden. Zo wordt in een bestemmingsplan bijvoorbeeld aangegeven of er op gronden mag worden gewoond, gewerkt, gerecreëerd of dat ze juist zijn bestemd voor agrarische doeleinden. Daarnaast kan worden aangegeven aan welke afmetingen de bouwwerken moeten voldoen. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het geldt in principe voor 10 jaar, maar kan tussentijds worden aangepast indien de situatie daarom vraagt.

Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen:

  • 1. Verbeelding

De verbeelding is een kaart van het gebied waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding dient te worden gelezen in samenhang met de regels.

  • 2. Regels

In de regels staan de regels voor elke bestemming die op de verbeelding staat weergegeven. In de regels wordt hetgeen op de verbeelding is opgenomen nader uitgewerkt.

  • 3. Toelichting

De toelichting is, zoals de naam al aangeeft, een toelichting op de regels en de verbeelding. In de toelichting wordt verantwoord waarom de verschillende bestemmingen in het bestemmingsplan zijn gekozen. Daarnaast wordt in de toelichting het plangebied beschreven, het ruimtelijke beleid dat geldt, welke nieuwe ontwikkelingen eventueel worden mogelijk gemaakt en wordt gekeken naar de planologische en milieutechnische regelgeving waaraan het bestemmingsplan moet voldoen.

De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend voor een ieder in Nederland, de toelichting niet.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het zuidoosten van Purmerend, in de droogmakerij De Purmer. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door bedrijventerrein De Baanstee. De oostzijde grenst aan de gemeente Edam-Volendam en de zuidzijde grenst aan de gemeente Waterland. De westzijde grenst aan de wijken Wheermolen en De Gors en loopt langs de Purmerringvaart.

Een strook grond aan de Purmerenderweg (Purmerbuurt) en de voormalige schoolwerktuinen aan de Brantjesstraat maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan en zijn als een 'witte vlek' opgenomen op de verbeelding. Dit is tevens terug te zien op onderstaande afbeelding van het plangebied. Voor deze locaties worden separaat van dit bestemmingsplan projectbestemmingsplannen opgesteld, welke voorzien in woningbouw op deze locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02_0001.jpg" Plangebied "De Purmer 2016"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan, het bestemmingsplan 'De Purmer 2005', vastgesteld op 2 november 2006. Dit bestemmingsplan is inhoudelijk nog redelijk actueel, maar is niet gedigitaliseerd conform de huidige maatstaven. Dit nieuwe bestemmingsplan voorziet daarin en gaat uit van de bestaande situatie, naast het bieden van flexibiliteit voor de komende planperiode van 10 jaar.

Daarnaast gelden nog de volgende ruimtelijk-juridische plannen:

  • Bestemmingsplan "Stadsspeeltuin Leeghwaterpark 2011", vastgesteld op 24 november 2011;
  • Beheersverordening "Woonwagenterrein Slaperdijk 2012", vastgesteld op 27 september 2012.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. Hoofdstuk 3 bevat een omgevingsanalyse waarin wordt nagegaan welke functies en bouwwerken zich voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied bevinden. In hoofdstuk 4 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen. Hierin wordt ook ingegaan op de wijzigingen in dit bestemmingsplan t.o.v. het vigerende bestemmingsplan De Purmer 2005.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, regionale en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante algemene beleid beknopt samengevat.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het rijk heeft het beleid inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid van Nederland tot 2040 vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze visie is vastgesteld op 13 maart 2012.

De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die

het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier dertien nationale belangen aan.

Purmerend maakt onderdeel uit van 'Metropoolregio Amsterdam'. Dit is een (informeel) samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad.

De door het Rijk en regio geformuleerde opgaven binnen deze regio zijn neergelegd in de 'Gebiedsagenda Noordwest Nederland' en richten zich o.a. op het verbeteren van de bereikbaarheid en het opvangen van de woningbehoefte (verstedelijkingsafspraken). De afspraken over de regionale en rijksinvesteringen op het gebied van een toekomstige ruimtelijke inrichting worden vastgelegd in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met het gestelde in de structuurvisie.

2.1.2 AmvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor het bestemmingsplan "De Purmer 2016" hebben deze regels geen gevolgen.

2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Per 1 oktober 2012 is deze ladder als motiveringseis in artikel 3.1.6, tweede en derde lid van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder is een instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar afgestemd worden.

De ladder duurzame verstedelijking gaat uit van drie treden:

1. bepalen regionale vraag naar ruimte;

2. bouwen binnen bestaand stedelijk gebied;

3. goede (multi-modale) ontsluiting.

Onderzocht moet worden of er wel behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wordt niet al elders in de regio voorzien in deze behoefte? En is er wel vraag naar deze voorziening? Blijkt er behoefte te zijn waarin in de regio niet al voorzien wordt, dan geldt de regel dat inbreiden gaat boven uitbreiden. Herstructurering en verbetering van bestaande terreinen dan wel transformatie van bestaande gebouwen heeft de voorkeur boven het ontwikkelen van nieuwe terreinen en gebouwen. Ten slotte moet de locatie door meerdere vervoerswijzen ontsloten worden. De gemeente zal bij nieuwe ontwikkelingen moeten onderbouwen op welke manier met deze voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor een bepaalde ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen.

De ladder duurzame verstedelijking is alleen van toepassing op projecten waarbij in een regionale behoefte wordt voorzien. Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Om deze reden hoeft de toets aan de duurzaamheidsladder niet plaats te vinden.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid

De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering (grote) gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de Provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uitziet en op welke wijze de Provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010 en in werking getreden op 1 november 2010.

Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal-culturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden.

Detailhandel in de binnensteden is belangrijk voor de economie en draagt bij aan de leefbaarheid en toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden. De Provincie Noord-Holland hecht aan het instandhouden van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Zij beschouwt nieuwe vormen van detailhandel als een welkome aanvulling, indien deze de bestaande structuur niet aantasten. De Provincie Noord-Holland onderscheidt in haar detailhandelsstructuur hoofdwinkelcentra, bovenlokaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, perifere locaties en thematische centra. Deze vormen hebben ieder hun eigen economische en sociale functies. Voor de

provincie staat de versterking van de hoofdwinkelcentra, die ook voor het toerisme en het behoud van levendige binnensteden van belang zijn, centraal.

Het belang van kantoren als fysieke werkplek in Noord-Holland neemt sterk toe. Daardoor wordt het belang van kantoorontwikkeling steeds prominenter voor de ruimtelijke inrichting. Het gaat daarbij niet alleen om de gebouwen zelf en de inpassing in de omgeving maar ook om de infrastructuur, inclusief parkeermogelijkheden. Ook de bereikbaarheid met het openbaar vervoer is belangrijk, om verkeercongestie te voorkomen. De provincie is van mening dat in bestaand bebouwd gebied menging van kantoorfuncties met stedelijke functies als wonen, recreëren, winkelen en cultuur belangrijk is om monofunctionele, geïsoleerde werkgebieden te voorkomen.

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening stelt regels waaraan onder meer bestemmingsplannen dienen te voldoen. Deze regels vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de Provinciale Ruimtelijke Verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw.

Het onderhavige bestemmingsplan is in lijn met deze verordening.

2.2.3 Natuurbeheerplan 2016 Noord-Holland

Provinciale Staten hebben op 29 juni 2015 het Natuurbeheerplan 2016 en de Nota van Beantwoording vastgesteld. In het Natuurbeheerplan staat waar welk soort natuur, agrarische natuur of landschap aanwezig is of ontwikkeld kan worden. Het Natuurbeheerplan bevat de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de natuurverbindingen. Het Nationaal Natuurnetwerk werd vroeger de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd. In 2013 is de naam veranderd en wordt er nu gesproken van Nationaal Natuurnetwerk.

Dit Natuurbeheerplan bepaalt wat de huidige en de gewenste beheerdoelen zijn voor de Natura 2000-

gebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en agrarische gebieden met natuurwaarden. Het Natuurnetwerk is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. De ligging van het NNN in Noord-Holland is net als de natuurbruggen - en verbindingen en het weidevogelleefgebied opgenomen in de Structuurvisie en het Natuurbeheerplan.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)

Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter.

2.3.2 Regionaal Detailhandelsbeleid Stadsregio Amsterdam

De uitgangspunten van dit beleid kunnen worden vertaald en aangevuld door een aantal hoofdlijnen:

  • 1. Detailhandelsvestigingen zijn louter gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen;
  • 2. De bestaande winkelstructuren zullen door middel van offensief beleid versterkt moeten worden. Locaties die kansrijk en structuurversterkend zijn, morgen worden (her)ontwikkeld en uitgebreid. Buiten de gewenste structuur worden ontwikkelingen tegengegaan.
  • 3. Bestaande perifere locaties: Alleen op bepaalde –reeds als zodanig door de regio aangemerkte- locaties/bedrijventerreinen is grootschalige detailhandel toegestaan.
  • 4. Voorwaarde moet zijn dat brancheverruiming de detailhandelstructuur versterkt.
  • 5. Naast locaties voor grootschalige detailhandel zonder branchebeperkingen, zijn er de traditionele perifere detailhandelsvestiging (PDV-locaties), waar louter de PDV-branches zijn en blijven toegestaan.
  • 6. Nieuwe perifere detailhandellocaties worden in beginsel tegengegaan;
  • 7. Gemeenten kunnen via het bestemmingsplan aanvullende eisen met betrekking tot branchering stellen.
  • 8. Iedere gemeente legt de lokale detailhandelstructuur in ruimtelijke termen vast als onderdeel van de gemeentelijke structuurvisie of in een gemeentelijke detailhandelvisie. Deze visie / dit beleid past binnen het regionale detailhandelsbeleid.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020

In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020:

  • 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
  • 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
  • 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
  • 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.

Actualisatie structuurvisie

Op 9 februari 2012 hebben B&W de raad in kennis gesteld van het standpunt, dat de huidige structuurvisie geactualiseerd moet worden. Bij deze actualisatie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • 1. actualisatie opzetten als (dynamisch) proces en direct beginnen met de onderdelen, die zich daar nu al voor lenen;
  • 2. actualisatie niet laten uitmonden in een 'alomvattend' besluit of document in 2013, 4e kwartaal, maar werken in onderdelen en met thema's;
  • 3. omdat binnen de praktijk van de ruimtelijke ordening bij projecten en ontwikkelingen het accent is komen te liggen op 'faciliteren', is behoefte aan een wervend, handzaam document om initiatiefnemers mee te verleiden en aan optimale, digitale ontsluiting van ruimtelijk relevante informatie.

Om invulling te geven aan het uitgangspunt onder 1. is de strategische plankaart, behorend bij de in 2006 door de raad vastgestelde structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, aangepast aan de actuele stand van zaken per 2013. Daarmee geeft deze geactualiseerde, strategische plankaart, i.c. Kaart 1 met bijbehorende toelichting, een inzicht in de mogelijke ontwikkelingsrichtingen van en voor het grondgebied van de gemeente Purmerend. Deze geactualiseerde, strategische plankaart is de eerste stap in het actualiseringsproces en moet in samenhang worden gelezen met de oorspronkelijke structuurvisie uit 2006.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02_0002.jpg"

Strategische plankaart structuurvisie 2005-2020, versie: actualisatie 2013

Met het oog op de langere termijn vermeldt de geactualiseerde strategische plankaart ook

de ontwikkelingsrichtingen, die voor het grondgebied van Purmerend aanvullend opgenomen

zijn in de bestuurlijk aanvaarde regiovisie Waterland 2040. Voor het bestemmingsplangebied betreft dat de 'concentratie uitbreiding wonen 2020 - 2040'. Deze aanduiding is aangegeven ten oosten en ten zuiden van de Verzetslaan en ten westen van de Westerweg. Dit gebied, feitelijk als weiland en bos ingericht, ligt buiten 'Bestaand Bebouwd Gebied (BBG)', zoals dat aan de orde is in de Provinciaal Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Wanneer deze ontwikkeling (planologisch) geconcretiseerd moet

worden, is 1. nadere afstemming daarover benodigd en 2. goede ruimtelijke onderbouwing

daarvan een eerste vereiste.

Daarnaast heeft de actualisatie betrekking op het verwijderen van 'cluster 9 - Purmerenderweg / IJsselmeerlaan'. De langetermijnvisie op ontwikkeling van dit cluster, namelijk het omvormen naar een groen woonmilieu, is niet uitvoerbaar op de wijze, zoals die in 2006 is voorgesteld. De clusteraanduiding is verwijderd van de plankaart van de structuurvisie.

2.4.2 Detailhandel
2.4.2.1 Nota detailhandel

Verwacht wordt dat er de komende jaren een verdergaande schaalvergroting plaats zal vinden bij de supermarkten. Hierdoor zullen speciaalzaken, met name in de foodsector, maar ook in de non-food, onder druk komen te staan en deels verdwijnen. Hierdoor kunnen winkelruimtes leeg komen te staan. Aangezien dit ongewenste situaties op kan leveren, is het gewenst dat in deze winkelruimtes in winkelcentra andere functies, zoals maatschappelijke en zakelijke dienstverlening gevestigd kunnen worden. In verband met het hierboven genoemde risico op leegstand, is het bovendien gewenst de detailhandel en horeca zoveel mogelijk te concentreren in de winkelcentra en de verspreid liggende vestigingen te consolideren. In de Nota Detailhandel 2007-2011 is aangegeven dat in wijk- en buurtwinkelcentra geen uitbreiding wordt toegestaan.

2.4.2.2 Perifeer detailhandelsbeleid

In het beleid voor perifere detailhandel wordt ingezet op clustering van perifere detailhandel en behoud en eventuele versterking van de locatie Wagenweggebied voor perifere detailhandel, overigens zonder perifere detailhandel uit te sluiten op de bedrijventerreinen. In het algemeen wordt ervoor gepleit om zorgvuldig om te gaan met nieuwvestiging van perifere detailhandel in de stad, vooral met het oog op behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur in de binnenstad en de wijkwinkelcentra. Branchevervaging wordt zoveel mogelijk tegengegaan waar het de bestaande winkelstructuur ondermijnt.

2.4.3 Wonen
2.4.3.1 Woonvisie 2012-2016

In de Woonvisie Purmerend 2012-2016 heeft de gemeente met de woningbouwcorporaties haar visie tot 2016 op het gebied van wonen geformuleerd. In het verleden was de blik gericht op uitbreiding, maar met de vaststelling van de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 met als thema 'Van groei naar bloei' is het belangrijkste speerpunt de kwaliteit van het wonen in de straat, wijk en stad. De woonvisie gaat niet specifiek in op locaties, maar zegt wel iets over de kwaliteit van wonen. Binnen de bestaande stadsgrenzen worden woningen ontwikkeld waarbij het speerpunt kwaliteit is, in plaats van kwantiteit. De gemeente geeft in deze woonvisie invulling aan een vijftal maatschappelijke opgaven, waaronder een aansprekende woningvoorraad, iedereen op de juiste plek en ruimte voor bijzondere doelgroepen.

2.4.3.2 Woonprogramma uit Structuurvisie 2005-2020

De speerpunten van het Woonprogramma uit de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 zijn:

  • 1. meer differentiatie in woonmilieus aanbrengen door toevoegen of herstructureren naar centrumstedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huur- en koopwoningen en seniorenwoningen;
  • 2. inzetten op behoud van het suburbane wonen, groen en rustig, dit kan door dit mee te nemen in de plannen voor de herstructurering van de wijken;
  • 3. nieuwe concepten voor het combineren van wonen en zorg ontwikkelen;
  • 4. in cijfers is de woningbouwopgave voor de ISW-regio 2020: 3.000 nieuwbouw en 3.000 ICT (intensiveren, combineren, transformeren), dit is inclusief de autonome vraag van Purmerend.
2.4.3.3 Woonwagens

Met de intrekking van de Woonwagenwet is de gemeente primair verantwoordelijk voor het opstellen van woonwagenbeleid. Aspecten zoals het bepalen van de behoefte, toevoegen en opknappen van wagens, de toewijzing en taakverdeling tussen gemeente, woningcorporaties en eigenaren en huurders van woonwagens, zijn in principe dezelfde als bij woningen.

Middels het woonwagenbeleid wordt getracht vorm te geven aan een proces waarbij het einddoel is dat er op de woonwagencentra sprake is van een genormaliseerde situatie en dat de doelgroep woonwagenbewoners een behandeling kan worden geboden op het gebied van leven, wonen, leren en werken die gelijkwaardig is aan die van alle andere inwoners van Purmerend. In het woonwagenbeleid worden een aantal speerpunten van beleid benoemd, te weten:

  • 1. inschrijving, wachtlijsten, toewijzing en uitbreiding van standplaatsen;
  • 2. brandveiligheid, handhaving en onderhoud;
  • 3. overdracht van beheer en eigendom van standplaatsen en huurwagens van gemeenten naar woningcorporaties;
  • 4. eigendomsverdeling standplaatsen en woonwagens tussen de bewoners en corporaties;
  • 5. onderwijs, inkomen en werkgelegenheid van de woonwagenbewoners;
  • 6. organisatie, taakverdeling, communicatie en uitwerking.
2.4.4 Onderwijshuisvesting

In september 2003 is de Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal door de raad vastgesteld. Het doel van deze visie was om alle onderwijssoorten in de gemeente op lange termijn zo optimaal mogelijk te huisvesten op basis van de uitkomst van de inhoudelijke visie over onderwijs, opgesteld door de gemeente en de betrokken schoolbesturen. Deze visie heeft geresulteerd in de uitvoering van tal van projecten. Tegenwoordig zijn er nieuwe uitdagingen. Onder andere het teruglopend aantal leerlingen, bezuinigingen en passend onderwijs vragen de komende jaren onze aandacht. Tevens wordt de laatste jaren ingezet op een nieuwe rol van de overheid. Dit betekent ook een andere rol voor de schoolbesturen, zij gaan meer verantwoordelijkheid krijgen. Die verantwoordelijkheid wordt onderstreept door de overheveling van de budgetten voor onderhoud van onderwijsgebouwen. De visie op en oplossingsrichtingen voor deze nieuwe ontwikkelingen moeten in een nieuw Integraal Huisvestingsplan vastgelegd worden.

2.4.5 Bedrijven en kantoren

In de notitie Actualisering Visie Kantorenmarkt Purmerend is aangegeven dat de economie van Purmerend zich de afgelopen jaren goed heeft ontwikkeld. De werkgelegenheid is in de periode 1995-2005 gegroeid van 15.000 naar ruim 20.500 banen, een groei van 37%. De groei heeft vooral plaatsgevonden in de niet-commerciële dienstverlening, in het bijzonder zorg en welzijn.

De kantorenmarkt is de afgelopen jaren mee gegroeid met de lokale economie. De voorraad bedraagt anno 2007 circa 90.000 m² en de leegstand is met 7% relatief beperkt in vergelijking met andere gemeenten. De Purmerendse kantorenmarkt blijft vooral lokaal en in mindere mate regionaal georiënteerd. De meeste kantoren zijn klein met een oppervlakte tot 1.000 m².

2.4.6 Milieu en duurzaamheid

Op 28 april 2011 heeft de gemeente het milieubeleidsprogramma gemeente Purmerend 2012-2016 vastgesteld. In dit beleidsprogramma is het gemeentelijk milieubeleid vastgesteld, en vertaald naar doelstellingen en - waar mogelijk - acties. Daarnaast wordt jaarlijks een actieprogramma opgesteld, dat gebaseerd is op dit beleidsprogramma. Sinds 2013 worden ook de acties ten aanzien van duurzaamheid opgenomen in het Milieu-uitvoeringsprogramma.

Duurzaamheid en milieukwaliteit zijn voor Purmerend kenmerken van ruimtelijke kwaliteit; het is prettiger wonen in een leefomgeving waar sprake is van minder geluidhinder, een betere luchtkwaliteit en een schone bodem aanwezig zijn, groen een kans krijgt en de bewoners een energiezuinige en gezonde woning hebben. De doelstellingen uit het milieubeleidsprogramma richten zich vooral op het in stand houden van de bestaande kwaliteit of te beperken, waarbij de wettelijke normen als minimum gehanteerd worden.

2.4.7 Nota Groenkoers

Op 27 november 2014 heeft de gemeenteraad de nota "Groenkoers, visie en beleid op hoofdlijnen voor het groen van Purmerend" vastgesteld. Deze nota geeft op hoofdlijnen het beleid en de visie op groen weer om ook op termijn te kunnen blijven beschikken over kwalitatief goed en duurzaam groen tegen beheersbare kosten.

2.4.8 Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten

Dit bestemmingsplan bevat een of meerdere bouwplannen zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor deze bouwplan(nen) geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van bouwplanoverschrijdende openbare faciliteiten (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).

Opname van nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst. In hoofdstuk 6 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan(nen) verzekerd zijn.

2.4.9 Handhaving

De Nota Integrale Handhaving Purmerend 2012-2015 is op 17 januari 2012 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen middels de inzet van handhaving. Deze nota beschrijft de visie, uitgangspunten, prioriteiten en de strategie van de gemeente Purmerend ten aanzien van de handhaving van de fysieke leefomgeving. Op basis van een omgevingsanalyse zijn de handhavingsprioriteiten gesteld. Handhaving wordt zowel risicogericht als probleemgericht benaderd. Dit betekent dat naast het stellen van prioriteiten op basis van een inschatting van de risico's, er ook gekeken wordt naar wat burgers en bedrijven belangrijk vinden.

In eerste aanleg zijn burgers, bedrijven en instellingen zelf verantwoordelijk voor het naleven van wet- en regelgeving. Zij worden dan ook gestimuleerd om gezamenlijk problemen op te lossen. Mocht dit niet tot een oplossing leiden, dan kan de gemeente Purmerend de nalevingsstrategie inzetten om het naleefgedrag onder burgers en bedrijven te bevorderen en zo nodig af te dwingen. Verder wordt de handhaving zoveel mogelijk integraal en wijkgericht uitgevoerd, waarbij toezichtslasten voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk afnemen. Voortvloeiend uit de nota stelt de gemeente jaarlijks een Uitvoeringsprogramma Integrale Handhaving vast. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan deze nota.

2.4.10 Gemeentelijke evenementenvisie 2012 - 2022

In 2013 is de Gemeentelijke evenementenvisie 2012 - 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is de visie op evenementen en de betekenis van evenementen voor de stad Purmerend beschreven. Purmerend streeft naar een verrassend aanbod aan evenementen dat de mensen in de stad met elkaar verbindt en mensen verleidt naar Purmerend te komen.

De rol die de gemeente Purmerend hierin wenst te vervullen is drieledig: reguleren, faciliteren en stimuleren. Naast het vastleggen van bepaalde beleidskaders, zal de gemeente evenementenorganisaties ondersteunen met beschikbare diensten en middelen. Om evenementen te faciliteren is er eveneens één loket/aanspreekpunt voor het organiseren van evenementen in Purmerend. De evenementencoördinator vervult deze loketfunctie en ondersteunt organisatoren daar waar gewenst en mogelijk. Eveneens zal de gemeente een initiërende rol vervullen door op het gebied van gezamenlijke marketing, promotie en netwerkvorming de onderlinge samenhang van evenementen te versterken. De gemeente draagt zorg voor de promotie en verspreiding van de evenementenkalender van Purmerend.

2.4.11 Beleidsregels evenementen

In september 2013 heeft de burgemeester de Beleidsregels evenementen vastgesteld. Om de gang van zaken rond evenementen voor zowel de gemeente, de bezoekers als de organisatoren voldoende op elkaar af te stemmen, is ervoor gekozen een evenementenbeleid tot stand te brengen. In de beleidsregels staan de kaders opgenomen waarbinnen evenementen in de gemeente mogelijk zijn en aan welke regels en voorwaarden moet worden voldaan.

Hoofdstuk 3 Omgevingsanalyse

3.1 Ruimtelijke analyse

Het plangebied De Purmer maakt onderdeel uit van de stad Purmerend. Purmerend ligt centraal in de landelijke regio Waterland en wordt omringd door drie droogmakerijen (De Beemster, De Wijde Wormer en De Purmer). De regio Waterland en daarmee ook de stad Purmerend, maakt onderdeel uit van het ruimtelijk netwerk van Amsterdam. Een belangrijke kwaliteit van de regio is het grote contrast met het stedelijk gebied van Amsterdam. Het plangebied ligt aan de oostzijde van Purmerend. Het bestaat uit het stadsdeel De Purmer en een deel buitengebied en ligt samen met bedrijventerrein Baanstee in de droogmakerij De Purmer. Het plangebied wordt aan de zuid- en westzijde begrensd door de Purmerringvaart, aan de noordzijde door bedrijventerrein Baanstee en aan de oostzijde door de Middentocht, tevens de gemeentegrens.

3.1.1 Ontstaansgeschiedenis Purmerend

Purmerend is ontstaan op een smalle landengte tussen het Purmermeer, het Beemstermeer en het Wormermeer. De eerste bewoners hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied. Later werd de visserij de grootste inkomstenbron. De bewoners vestigden zich aan De Weere die het Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de Zuiderzee. Zware stormen en hoge golven zorgden ervoor dat de drie meren, door afkalving van het laagveen, steeds groter werden. Door de vele overstromingen vormden de meren een grote bedreiging voor de omwonenden. In 1612 werd dan ook het Beemstermeer drooggelegd, in 1622 het Purmermeer en in 1625 het Wormermeer. Door de drooglegging ontstond een grote hoeveelheid landbouwgrond en veranderden de belangen van de bevolking en de stad. Purmerend kreeg een steeds belangrijkere functie als marktstad en centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw met haar economische groei, nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland en West-Friesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid. Pas in de 20e eeuw werden de grenzen van de stad opnieuw verlegd. In 1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend voltooid. Het station werd ver buiten de grachtengordel van het oude Purmerend gebouwd met het oog op eventuele stadsuitbreiding. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in 1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. De laatste vier decennia heeft Purmerend een explosieve groei doorgemaakt. In 2014 telde de stad ruim 79.000 inwoners.

De Purmerpolder is 350 jaar een ongerepte droogmakerij met weide- en akkerbouwgronden, rechte wegen en sloten, boerderijen, buitenplaatsen, molens en veel groen geweest. Tot 1980 is dat zo gebleven. De planvorming voor De Purmer is reeds vanaf 1966 gestart. Purmerend is in de Tweede Nota voor de Ruimtelijke Ordening van dat jaar aangewezen als groeikern en moest een stad worden van 100.000 inwoners. In het verlengde hiervan werd het "Structuurplan Purmerend 1972" opgesteld, waarin De Purmer aangewezen werd als uitbreidingslocatie. Dit structuurplan ging uit van bebouwing van Purmer-West tot aan de Middentocht. Vervolgens is de taakstelling van Purmerend in het streekplan van 1973 bijgesteld tot 65.000 inwoners in plaats van 100.000 en is gekozen voor een beperktere uitbreiding in De Purmer tot aan de Westerweg.

Zeer kenmerkend voor droogmakerijen is de rationele inrichting ervan: wegen, waterlopen, verkavelingen en nederzettingen hangen allen met elkaar samen, vaak in een strak geometrisch patroon. In De Purmer zijn de onderdelen van de droogmakerij zoals de polderstructuur, de Purmerringvaart en de Purmerringdijk van hoge waarde. Herkenbaar zijn de kaarsrechte waterlopen, de Middentocht, de Molentocht en de Weergangsmolentocht. Hetzelfde geldt voor de Purmerenderweg, Westerweg en de Groeneweg, allen kaarsrechte polderwegen. De stedenbouwkundige plannen van de jaren tachtig en negentig hebben ook geheel nieuwe structuurlijnen aangebracht die niet overeenkomen met de richting van de (oorspronkelijke) polderstructuur. Met deze stedenbouwkundige plannen is ook een sterke nadruk komen te liggen op een aantal nieuwe wegen in het gebied die duidelijk niet samenhangen met de (oorspronkelijke) polderstructuur en is het doorzicht op het doorlopende water en de wegen door de aanleg van het Purmerbos en de golfbaan verloren gegaan.

3.1.2 Ruimtelijke hoofdstructuur

Het plangebied bestaat uit een deel buitengebied en een deel stedelijk gebied. De grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied wordt grofweg gevormd door de zone aan weerszijden van de Westerweg. Langs de Westerweg bevindt zich lintbebouwing, bestaande uit voormalige boerderijen. Het stedelijke gebied bestaat uit Purmer-Noord en Purmer-Zuid en ligt geheel ten westen van de Westerweg. Het buitengebied bestaat uit het aangelegde Purmerbos, weilanden en een golfbaan. De ruimtelijke hoofdstructuur van het gebied is gebaseerd op de onderliggende polderstructuur en wordt bepaald door de groen-, water- en wegenstructuur. Binnen deze ruimtelijke hoofdstructuur zijn een aantal bijzondere plekken en markante oriëntatiepunten te onderscheiden. Door de groen-, water- en wegenstructuur wordt het plangebied verdeeld in een aantal samenhangende gebieden. Hieronder zal nader ingegaan worden op deze structuurbepalende elementen.

Groen- en waterstructuur

Het oostelijk en zuidelijk deel van het plangebied bestaat uit buitengebied. Dit buitengebied vormt een groene begrenzing van het stedelijk gebied van Purmerend en bestaat uit het Purmerbos, het sportpark aan de Westerweg, een aantal (voormalige) agrarische percelen en de golfbaan. Het Purmerbos loopt tot aan de Middentocht van de droogmakerij De Purmer. Ten oosten van deze tocht begint de open polder. De golfbaan en het sportpark liggen in het noordoostelijke deel van het plangebied. Verspreid over de golfbaan bevinden zich boomgroepen en waterpartijen en de baan wordt begrensd door bosstroken. Het karakter van deze groene rand van Purmerend vormt een mooie overgang tussen het stedelijke gebied en de open polder.

De westzijde van het plangebied wordt begrensd door de Purmerringvaart. Deze ringvaart, die rondom de droogmakerij De Purmer loopt, vormt de grens tussen het hoge deel van Purmerend ten westen van de ringvaart en de lage droogmakerij ten oosten ervan. Het hoogteverschil aan de oostzijde van de ringvaart is vormgegeven door een groen talud. Dit karakteristieke hoogteverschil betreft een regionale waterkering welke dient behouden te blijven en als groene rand van het stadsdeel De Purmer in stand te blijven.

Tussen de Purmerringvaart en het Purmerbos/golfterrein zijn de woonwijken Purmer-Noord en Purmer-Zuid gerealiseerd. Het ontwerp van deze beide wijken is gebaseerd op de onderliggende polderstructuur. Aan de noordzijde worden deze woonwijken van het bedrijventerrein Baanstee gescheiden door een vrij brede groenstrook. In deze groenstrook bevinden zich sportpark Heemstee, een tennishal annex fitnesscentrum, een speelparadijs en een busstation.

Centraal in Purmer-Noord is de Dijkgraafsingel aangelegd die in noord-zuidrichting vanaf bedrijventerrein Baanstee naar het winkelcentrum Gildeplein loopt en zich vervolgens splitst in twee noord-zuidgerichte singels. De westelijke singel (Waterschapssingel) eindigt in het Leeghwaterpark en de oostelijke (Heemraadsingel) buigt af richting het golfterrein. Deze singels liggen vrij besloten tussen de woonbuurten. Ze zijn niet gekoppeld aan de hoofdontsluitingswegen, maar aan de langzaamverkeersroutes of buurtontsluitingswegen. In oost-westrichting zijn de oorspronkelijke kavelsloten opgenomen in het ontwerp voor de wijk. Hierdoor wordt de wijk verdeeld in verschillende woonbuurten. Deze kavelsloten hebben in verhouding tot de singels een beperkte breedte.

Het Leeghwaterpark is een stadspark, dat aan de westzijde van het plangebied, tussen Purmer-Noord en Purmer-Zuid in ligt en tevens van betekenis is voor de rest van Purmerend. Aan de oostzijde van de Purmer-Noord bevindt zich een tweede park, Park De Uitvlucht en het sportpark Purmerbuurt. Tot slot zijn er binnen de verschillende woonbuurten van Purmer-Noord groene pleintjes gerealiseerd. De singels, kavelsloten, parken en groene pleintjes zijn bepalend voor het groene karakter van Purmer-Noord en van groot belang voor de woonkwaliteit van de wijk. Het is dan ook van belang dat deze groen- en waterstructuur behouden blijft.

Ook in Purmer-Zuid is er in noord-zuidrichting een singel aangelegd. Daarnaast zijn er twee belangrijke singels die in oost-westrichting lopen. Deze singels lopen in het verlengde van de tochten van de polder. De singels in Purmer-Zuid hebben veel meer een openbaar karakter dan in het noordelijk deel van De Purmer en zijn daardoor meer bepalend voor het beeld van de wijk. Op het lagere schaalniveau zijn er nog twee oost-westgerichte watergangen en één noord-zuidgerichte watergang van belang. Deze watergangen zijn mede bepalend voor de structuur, maar hebben een veel meer besloten karakter door de ligging aan de achterzijde van de woningen. Centraal in Purmer-Zuid, op de kruising van twee singels, bevindt zich het Park De Driegang. Daarnaast zijn er ook hier verspreid over de verschillende woonbuurten groene pleintjes aangelegd. Net als in Purmer-Noord zijn ook in Purmer-Zuid de singels, het park en de groene pleintjes bepalend voor het groene karakter van de wijk en van belang voor de woonkwaliteit van de wijk.

Wegenstructuur

Het plangebied wordt in tweeën gedeeld door de in noord-zuidrichting gelegen Westerweg. Grofweg gezien bevindt zich ten westen van deze weg het stedelijke deel van het plangebied en ten oosten hiervan het buitengebied. In oost-westrichting wordt het plangebied doorsneden door de IJsselmeerlaan (stedelijk gebied) en de Purmerenderweg (buitengebied). Deze beide wegen zijn met elkaar verbonden door de Grotenhuysweg. De Purmerenderweg vormt de scheiding tussen het Purmerbos en de golfbaan en verbindt Purmerend met Edam, Volendam en Monnickendam. De IJsselmeerlaan vormt de grens tussen Purmer-Noord en Purmer-Zuid en verbindt het plangebied met het centrum van Purmerend.

De Purmer-Zuid wordt ontsloten door de IJsselmeerlaan en de Verzetslaan. De Verzetslaan loopt vanaf de IJsselmeerlaan in noord-zuidrichting door de wijk en verdeelt de wijk in een westelijk en een oostelijk deel. Aan de zuidzijde van de wijk buigt deze laan af in westelijke richting en vormt deze de begrenzing van de wijk. Purmer-Noord wordt ontsloten door de Van Osweg en de Grotenhuysweg. Deze wegen lopen vanaf de IJsselmeerlaan als een lus door de wijk en verdelen de wijk in een middendeel en een rand eromheen. In het middendeel is in noord-zuidrichting de Overlanderstraat aangelegd, die vanaf het winkelcentrum via het Tilburyplein loopt en vervolgens onder de IJsselmeerlaan door Purmer-Noord verbindt met Purmer-Zuid. De Overlanderstraat loopt ongeveer in het verlengde van de Dijkgraafsingel. De heldere wegenstructuur is van groot belang voor de ruimtelijke opbouw van de wijk.

Plekken en oriëntatiepunten

In Purmer-Noord vormen het winkelcentrum Gildeplein en het Tilburyplein twee markante punten. Het winkelcentrum Gildeplein ligt centraal in de wijk en ligt vanuit het noorden gezien op de splitsing van de Dijkgraafsingel. Het Tilburyplein ligt aan de zuidzijde van Purmer-Noord en vormt de zuidelijke beëindiging van de Overlanderstraat. Het winkelcentrum Gildeplein vormt de beëindiging van deze straat aan de noordzijde.

In Purmer-Zuid zijn er aan de noord-zuidlopende singel meerdere oriëntatiepunten gekoppeld. Deze singel vormt een belangrijke zichtas door de wijk. Ook hier bevindt zich centraal in de wijk het winkelcentrum Meerland aan het Van Burgplein. Bij dit winkelcentrum is een woontoren gerealiseerd die net in de zichtas ligt. Op de kruisingen van de noord-zuidsingel met de oost-westsingels en aan de beide uiteinden van de noord-zuidsingel zijn vijvers aangelegd, waardoor hier extra grote openbare ruimtes zijn ontstaan. Deze ruimtes worden benadrukt doordat hier gestapelde bebouwing is gerealiseerd. De gestapelde bebouwing aan de beide uiteinden van de singel vormt tevens een duidelijke beëindiging van deze singel. De genoemde hoogteaccenten zijn van belang voor de herkenbaarheid van de wijk en de oriëntatie binnen de wijk.

Bebouwingsstructuur

De bebouwing van De Purmer bestaat grotendeels uit rijen eengezinswoningen. Daarnaast zijn er met name in het oostelijk deel van Purmer-Zuid vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd en bevinden zich langs de Westerweg en de Purmerenderweg vrijstaande woningen en (monumentale) boerderijen. Verspreid over de wijken zijn op markante punten gestapelde woningen gerealiseerd. In de beleving van de wijk is het van belang dat de rijen eengezinswoningen per rij een eenduidige vormgeving hebben. Tussen de rijen onderling is er sprake van variatie. Deze variatie wordt met name bepaald door de verschillende kap- en gevelvormen. Om het afwisselende beeld van de bebouwing in stand te houden is het van belang dat de verschillende kap- en gevelvormen behouden blijven. Hierdoor zal er per rij sprake zijn van één kapvorm en één soort gevel, waardoor voorkomen wordt dat er een rommelig beeld ontstaat.

De rijenwoningen in De Purmer hebben over het algemeen een eenvoudige en sobere architectuur, waardoor een rustig straatbeeld is ontstaan. Bij relatief veel woningen zijn aan de voorzijde dakkapellen gerealiseerd en op enkele plekken zelfs dakopbouwen. Door dakopbouwen is de oorspronkelijke kapvorm vaak niet meer herkenbaar. Om het rustige straatbeeld te kunnen behouden, is het wenselijk dat dakkapellen zoveel mogelijk eenduidig vormgegeven worden en aansluiten bij de architectuur van de woning. Aan de achterzijde van de woning zijn zowel dakopbouwen als dakkapellen toegestaan, mits de oorspronkelijke kapvorm herkenbaar blijft. Op deze wijze kan tegemoetgekomen worden aan de uitbreidingswensen van de bewoners zonder dat het ruimtelijk beeld verstoord wordt.

Bovenstaande geldt ook voor projectmatig gerealiseerde twee-onder-een-kapwoningen. Deze woningen zijn vaak in een straat of buurt bij elkaar gebouwd en bepalen zo gezamenlijk het ruimtelijk beeld.

De reeds bestaande dakopbouwen dienen te worden gehandhaafd. Om deze reden worden de bestaande dakopbouwen in dit plan geconsolideerd en op passende wijze geregeld. Het kan voorkomen dat op vrijwel alle woningen in een rij reeds dakopbouwen zijn gerealiseerd. Als dit het geval is, zal het voor het ruimtelijk beeld beter zijn om dezelfde dakopbouw voor de gehele rij mogelijk te maken waardoor weer meer eenheid kan ontstaan.

 

Bij de voormalige boerderijen in de bebouwingslinten langs de Westerweg en de Purmerenderweg is met name de bijzondere kapvorm van belang. Voorkomen dient te worden dat het historische karakter van de hier gerealiseerde bebouwing en van de historische erfinrichting verstoord wordt. Vooral het monumentale karakter van de boerenlinten is hier in het geding. Bij een verdere versnippering van de grote boerenerven in kleine woonkavels dreigt het uitzonderlijke karakter van dit deel van de stad verloren te gaan en gaat dit onderdeel uitmaken van de 'gewone' buitenwijken van de stad. De bedreiging ligt minder in toepassing van a-historische bouwstijlen, maar vooral in de vergroting van het aantal woningen in dit gebied. Hier wordt daarom gekozen voor het vastleggen van de bestaande situatie om de oorspronkelijke karakteristiek te behouden.

Samenhangende gebieden

Door de wegen-, groen- en waterstructuur is het plangebied onder te verdelen in een aantal deelgebieden. Deze gebieden vormen door hun inrichting of bebouwingstructuur een samenhangend geheel.

Westerweg/Purmerenderweg

De Westerweg en Purmerenderweg zijn twee linten met een landelijk karakter, waarlangs vrijstaande, deels historische bebouwing is gerealiseerd. Langs de Westerweg bevinden zich met name voormalige boerderijen en vrijstaande woningen. De bebouwing ten westen van de Westerweg zijn opgenomen binnen het stedenbouwkundig plan van Purmer-Noord en Purmer-Zuid. De Purmerenderweg vormt een onderdeel van het historische assenkruis van de stad en is een lange laan die aan weerszijden begeleid wordt door grote bomen en een verbinding vormt tussen Purmerend en Edam, Volendam en Monnickendam. Langs de Purmerenderweg bevindt zich ten zuiden van het golfterrein de Purmerbuurt, bestaande uit zowel oudere vrijstaande karakteristieke woningen als enkele nieuwbouwwoningen. Deze bebouwing staat voornamelijk aan de zuidzijde van de weg. Alleen in de nabijheid van de kruising met de Westerweg is zowel de noord- als de zuidzijde bebouwd.

Golfbaan

Aan de noordzijde van de Purmerenderweg ligt het golfcomplex BurgGolf. Het terrein grenst aan bedrijventerrein Baanstee en is circa 135 ha groot en bevat 45 holes. Op het golfterrein zijn ook bijbehorende voorzieningen gerealiseerd, zoals een hotel, verenigingsgebouwen, een loods, een machineberging met bijbehorende gebouwen, een restaurant en een parkeerterrein. Rondom het golfterrein loopt een brede bosstrook met daar doorheen een fietspad en een grillige waterpartij. In oost-westrichting, langs de Tweede Gangsmolentocht, loopt een openbaar voetpad door het gebied.

Purmerbos

Ten zuiden van de Purmerbuurt en ten oosten van Purmer-Zuid ligt het Purmerbos. Het bos is vanaf omstreeks 1985 aangelegd en het ontwerp is gebaseerd op het landschappelijke patroon van de droogmakerij. Er is door een rijke schakering aan bostypen in samenspel met specifieke elementen als lanen, houtwallen, onderbeplanting, waterlopen en open ruimten veel aandacht besteed aan de belevingsruimte. Het bos vormt een mooie overgang tussen de open polder en het stedelijk gebied en heeft een belangrijke recreatieve functie.

Purmer-Noord

Purmer-Noord heeft een waterrijk karakter. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de oorspronkelijke poldertochten en -sloten die opgenomen zijn in het stedenbouwkundig plan. In noord-zuidrichting wordt het gebied doorsneden door twee hoofdwegen, een stadsstraat en een singel die zich centraal in de wijk splitst. In de bebouwing van Purmer-Noord is een duidelijke hiërarchie aanwezig in stedelijke, tuinstedelijke en landelijke milieus. Het stedelijke milieu bevindt zich rondom de Overlanderstraat en het landelijke milieu aan de rand van de wijk, daartussen bestaat het overgrote deel van de wijk uit een tuinstedelijk milieu. Langs de rand van de wijk bevinden zich stadsrandgroenzones, zoals het Leeghwaterpark, het Park De Uitvlucht en een aantal grotere groene percelen met enkele woningen.

Rondom Overlanderstraat

Het gebied rondom de Overlanderstraat is het meest stedelijke en stenige deel van Purmer-Noord. Aan de noordzijde van dit gebied ligt aan het Gildeplein het winkelcentrum. Vanuit het winkelcentrum loopt in noord-zuidrichting de Overlanderstraat als een stadsstraat door de wijk. Rondom de Overlanderstraat is gestapelde bebouwing gerealiseerd in vier lagen. Samen met het Tilburyplein is deze straat van belang voor het stedelijk karakter van de wijk. Dit stedelijke karakter wordt versterkt doordat de woningen langs deze straat geen voortuinen hebben en de Banning Cocqgracht, die de straat in oost-westrichting kruist, voorzien is van stenen kades.

Westelijk deel Purmer-Zuid

Dit gebied wordt omsloten door de Purmerringvaart, de IJsselmeerlaan en de Verzetslaan en wordt doorsneden door een noord-zuidsingel en een aantal oost-westsingels. Twee van deze oost-westsingels lopen door naar het buitengebied en vormen samen met de noord-zuidsingel en het park De Driegang dat centraal in de wijk ligt de belangrijkste structurerende elementen. Het winkelcentrum neemt een centrale plek in en is gelegen nabij het Park De Driegang, op de kruising van de noord-zuidsingel en een oost-westsingel. Purmer-Zuid is wat ruimer opgezet dan Purmer-Noord. Het overgrote deel van de bebouwing bestaat uit eengezinswoningen. Op markante plekken in de wijk is gestapelde bebouwing gerealiseerd.

Rondom noord-zuidsingel Purmer-Zuid

De noord-zuidas in Purmer-Zuid vormt samen met de langsliggende bebouwing een samenhangend geheel. De singel heeft een strak profiel met groene oevers en wordt aan beide zijden begeleid door wanden van woningen. Het profiel van de singel en de groenstrook in het verlengde hiervan is vrijwel geheel symmetrisch. Onderdeel hiervan is dat de bouwhoogte van de woningen aan weerszijden van deze centrale as over het algemeen gelijk zijn, waardoor een evenwichtig profiel is ontstaan. Het begin en einde van de as zijn gemarkeerd door vijvers en hoogteaccenten van bebouwing. Halverwege de singel heeft het park De Driegang een duidelijke relatie met de singel. De singel is hier eveneens iets verbreed en ook hier is een hoogteaccent gerealiseerd.

Oostelijk deel Purmer-Zuid

Het gebied ten oosten van de Verzetslaan wordt zowel fysiek als visueel van de rest van Purmer-Zuid gescheiden door de Verzetslaan. Dit wordt nog eens versterkt doordat aan beide zijden van deze laan geluidswallen zijn aangelegd. Het gebied is vrijwel geheel in de vrije sector gerealiseerd en bestaat uit twee-onder-een-kapwoningen, vrijstaande woningen, bungalows en voor een beperkt deel uit rijenwoningen.

3.1.3 Beeldbepalende elementen

De beeldkwaliteit van een gebied heeft betrekking op het karakter en de kwaliteit van de openbare ruimte en het karakter en de kwaliteit van de aangrenzende bebouwing dan wel aangrenzende onbebouwde gronden en is daarmee bepalend voor de herkenbaarheid van een gebied. In het algemeen hangt beeldkwaliteit nauw samen met die ruimtelijke elementen in een gebied, die bepalend zijn voor de ruimtelijke structuur van dat gebied of wel de structurerende elementen.

Westerweg/Purmerbuurt

De Westerweg en Purmerenderweg zijn twee linten met een landelijk karakter, waarlangs losstaande, deels historische bebouwing is gerealiseerd. Beide linten zijn van groot belang voor de karakteristiek van Purmerend. Langs de Westerweg bevinden zich met name voormalige boerderijen en losse woningen. Deze boerderijen zijn allemaal ongeveer van hetzelfde type en bestaan uit één laag met daarboven een groot pannendak, zogenaamde stolpboerderijen. Doordat de woningen veelal op grote kavels zijn gerealiseerd, die grotendeels onbebouwd zijn, heeft de weg een groen karakter. De bebouwing ten westen van de Westerweg is opgenomen binnen het stedenbouwkundig plan van Purmer-Noord en -Zuid. De gemeente Purmerend hanteert het uitgangspunt dat het karakter en de structuur van de Westerweg zoveel mogelijk gehandhaafd dient te blijven. Het gebied met de kavels aan weerszijden van de Westerweg vormt daarbij de scheiding tussen het stedelijk en recreatief/landelijk gebied. Vanuit cultuurhistorisch perspectief is het zo dat de bestaande voormalige agrarische stolpboerderijen op ruimte kavels zijn gesitueerd. Deze stolpen hebben een ruime kavel nodig om stedenbouwkundig gezien tot hun recht te komen. De huidige diversiteit van grotere kavels, kleinere kavels, boomgaarden en landerijen dient zoveel mogelijk te worden gehandhaafd. Naast de bebouwing zijn tevens de profielen van de Westerweg en de Purmerenderweg zeer bepalend voor het beeld. De Westerweg bestaat uit een smalle dijk die aan weerszijden begeleid wordt door bomen. De Purmerenderweg heeft een wat breder profiel en is vormgegeven als een lange laan die aan weerszijden begeleid wordt door grote bomen. Langs de Purmerenderweg bevindt zich de Purmerbuurt, bestaande uit zowel oudere vrijstaande karakteristieke woningen als enkele nieuwbouwwoningen. Deze bebouwing staat voornamelijk aan de zuidzijde van de weg. Alleen in de nabijheid van de kruising met de Westerweg is zowel de noord- als de zuidzijde bebouwd. De bebouwing heeft een gevarieerd beeld door verschillende bouwhoogten en kapvormen, maar door de diepe voortuinen aan de voorzijde van de bebouwing is met name het groene karakter bepalend voor het beeld. Op de hoek van de Purmerenderweg en de Westerweg bevindt zich een kerkje met daarnaast een historische pastorie.

De stolpboerderijen aan de Westerweg 19, 39 en 70 zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De stolpboerderij op nummer 39 is helaas tijdens de restauratie ervan gesneuveld, maar zal weer herbouwd (moeten) worden. De historische pastorie op de hoek van de Purmerenderweg en de Westerweg (Westerweg 48) is aangewezen als Rijksmonument. Ook met de overige bebouwing dient zorgvuldig te worden omgegaan. Bij de Westerweg is het van belang dat het historisch karakter niet verstoord wordt door aan- en uitbouwen, het groene karakter behouden blijft en de typische stolpboerderijen en het profiel van de weg gehandhaafd blijven. Er dient toegezien te worden dat het karakteristieke beeld van de lintbebouwing bij eventuele nieuwbouw niet wordt aangetast. Bij de voormalige boerderijen is het wenselijk de erfbebouwing zoveel mogelijk te consolideren in verband met het instandhouden van het groene en historische karakter. Bij de Purmerenderweg is het met name van belang dat het profiel van de weg en het groene karakter behouden blijven. De diepe voortuinen dienen dan ook onbebouwd te blijven.

 

Zuidoostelijk deel Purmer-Zuid

In het zuidoostelijk deel van Purmer-Zuid bevindt zich een woonbuurt, bestaande uit voornamelijk vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen en een aantal rijenwoningen. Bij al deze woningen is bijzondere aandacht besteed aan de architectuur. Binnen de buurt komen relatief veel verschillende typen woningen voor. Om zoveel mogelijk parkeren op eigen terrein mogelijk te maken, zijn op een aantal plaatsen bij geschakelde twee-onder-een-kapwoningen de garages extra ver naar achter geplaatst. De ruimte vóór deze garages dient onbebouwd te blijven, zodat hier geparkeerd kan worden. Ook bevindt zich binnen de buurt, aan de Goedemeent, een bijzonder woningbouwproject, waarbij ecologisch bouwen een belangrijk uitgangspunt is geweest. In het verlengde van dit ecologisch bouwen zijn de woningen organisch vormgegeven, zijn er veel grasdaken toegepast en is ook met de inrichting van het openbaar gebied aangesloten op het ecologische karakter. Het parkeren vindt bijvoorbeeld geconcentreerd plaats, verder is het project autovrij. De voetpaden zijn niet verhard, maar in grind uitgevoerd. Het oppervlak aan tuinen is relatief groot en de scheiding tussen privé en openbaar vindt plaats door hagen. In feite zijn schuttingen hier niet gewenst.

Hoofdsingels Purmer-Zuid

De hoofdsingels van Purmer-Zuid bestaan uit één noord-zuidlopende singel en een tweetal oost-westlopende singels. De ligging van deze singels is gebaseerd op de tochten van de polder De Purmer. Deze singels zijn zeer bepalend voor de ruimtelijke structuur van Purmer-Zuid en tevens bepalend voor het beeld van de wijk. De noord-zuidsingel vormt een belangrijke zichtas door de wijk. Aan de zuidzijde van de singel wordt de zichtas doorgezet middels een groenstrook. De singels zijn ruim opgezet met aan weerszijden brede groene oevers. De hoofdsingels zijn alledrie gekoppeld aan openbaar gebied, doordat de langzaamverkeersstructuur van de wijk langs deze singels loopt. De singels worden begeleid door voorkanten van woningen. Deze woningen vormen wanden, waardoor de singels en het daarlangs liggende openbare gebied duidelijk begrensd worden. De rijenwoningen hebben een strakke en eenduidige vormgeving. Langs de noord-zuidlopende singel en de groenstrook in het verlengde daarvan zijn op een aantal markante plekken hoogteaccenten gerealiseerd. Deze hoogteaccenten bevinden zich aan het noordelijke uiteinde van de singel, aan het zuidelijke uiteinde en bij de beide kruisingen van de noord-zuidsingel en oost-westsingels. De singel is bij deze markante plekken verbreed, zodat hier vijvers zijn ontstaan. Ook bij het hoogteaccent aan de zuidzijde van de zichtas is een vijver aangelegd. Centraal in de wijk, bij de kruising van de noord-zuidsingel met de noordelijkst gelegen oost-westsingel zijn het winkelcentrum Meerland en het park De Driegang gerealiseerd. Dit park is ruim van opzet en vormt een belangrijk groen element in de wijk. Het is van belang dat de ruim opgezette, groene singelstructuur behouden blijft. Daarnaast is het van belang dat de noord-zuidlopende zichtas met de daarlangs liggende hoogteaccenten in stand gehouden wordt. De strakke, eenduidige wanden van woningen langs de singel dienen behouden te blijven. Voorkomen dient te worden dat deze wanden verstoord worden door aan- en uitbouwen.

Van Osweg/Grotenhuysweg

De Van Osweg en de Grotenhuysweg vormen de hoofdontsluiting van Purmer-Noord. De wegen zijn eenduidig vormgegeven en zijn van groot belang voor de herkenbaarheid van de wijk. Doordat de wegen begeleid worden door groenstroken en bomenrijen hebben deze een groen karakter. Over het algemeen zijn er aan weerszijden van de wegen bomenrijen aanwezig. Op een aantal plekken is er een middenberm aangelegd. Ter plaatste van deze middenbermen zijn de bomen niet aan weerszijden van de weg geplant, maar bevinden de bomen zich in de middenberm. De wegen worden over vrijwel de gehele lengte begeleid door wanden van woningen in een sobere, eenduidige architectuur. Op een aantal plekken zijn slechts aan één zijde woningen aanwezig, aangezien aan de andere zijde een park of groenstrook ligt. Deze parken en groenstroken dragen uiteraard bij aan het groene karakter. Ook hier geldt dat het van belang is dat het groene profiel met groenstroken en bomenrijen behouden blijft. Tevens is het gewenst dat de sobere, eenduidige wanden langs de wegen behouden blijven en niet verstoord worden door aan- en uitbouwen; alleen ondergeschikte uitbreidingen, zoals erkers met beperkte omvang, zijn mogelijk.

Dijkgraafsingel/Waterschapssingel/Heemraadsingel

De Dijkgraafsingel vormt de centrale as van het noordelijk deel van Purmer-Noord. Direct ten noorden van het winkelcentrum splitst deze singel zich in de Waterschapssingel en de Heemraadsingel. Deze singels zijn van groot belang voor het beeld en de ruimtelijke kwaliteit van de wijk. De singels hebben een evenwichtig, breed profiel met aan weerszijden, qua architectuur en bouwhoogte, op elkaar afgestemde bebouwing. De singels hebben een erg groene uitstraling. Doordat langs de singels veel boombeplanting en groenstroken aanwezig zijn, wordt de groene uitstraling nog eens versterkt. De singels hebben door de vele begroeiing en de ligging langs langzaam verkeersroutes en buurtontsluitingswegen een intiem karakter.

Overlanderstraat

De Overlanderstraat is de centraal gelegen stadsstraat tussen het Tilburyplein en het Gildeplein en is een duidelijk herkenbaar element van Purmer-Noord. De straat heeft een stedelijk karakter. Dit stedelijke karakter wordt met name bepaald door het stenige profiel, het ontbreken van voortuinen en de gestapelde bebouwing in vier lagen aan weerszijden van de straat. Het profiel is evenwichtig en grotendeels symmetrisch.

3.2 Functionele analyse

Het stedelijk deel van het plangebied, bestaande uit Purmer-Noord en Purmer-Zuid, heeft met name de woonfunctie. Daarnaast zijn er in dit deel van het plangebied diverse voorzieningen en een aantal bedrijven gevestigd. Het buitengebied, dat ten westen van de Westerweg en ten zuiden van de Verzetslaan ligt, heeft met name een recreatieve functie.

3.2.1 Wonen

In Purmer-Noord en Purmer-Zuid zijn ruim 11.000 woningen gerealiseerd. Vanaf begin jaren '80 is Purmer-Noord ontwikkeld en vanaf de tweede helft van de jaren '80 Purmer-Zuid. Het meest noordelijke deel van Purmer-Noord (Heemstee en Parkstee) is pas in de jaren '90 gerealiseerd. Dit geldt ook voor het meest zuidoostelijke deel van Purmer-Zuid. Purmer-Zuid is wat ruimer van opzet dan Purmer-Noord. In de beide woonwijken zijn voornamelijk eengezinswoningen gerealiseerd. Daarnaast zijn er op enkele plekken gestapelde woningen gerealiseerd. In Purmer-Noord bevinden deze gestapelde woningen zich rondom de Overlanderstraat, aan de Heemstee en in Parkstee. In Purmer-Zuid zijn er enkele complexen met gestapelde woningen op markante plekken langs de noord-zuidsingel gerealiseerd. Tevens bevindt zich aan de Malibongwestraat een complex met gestapelde woningen. In Purmer-Zuid bevindt zich aan de Persijnlaan het verpleeghuis Molentocht. Het ruimte bieden aan het aanpassen van woningen aan specifieke eisen voor ouderen, mantelzorg en aan praktijken aan huis is wenselijk.

3.2.2 Detailhandel en horeca

De detailhandel en horeca zijn momenteel voornamelijk geconcentreerd in de twee winkelcentra: Meerland in Purmer-Zuid en Gildeplein in Purmer-Noord. Daarnaast zijn er in Purmer-Noord een aantal detailhandelsvestigingen gerealiseerd rondom het Tilburyplein. Buiten de winkelcentra bevindt zich een tweetal horecagelegenheden, namelijk een restaurant aan het Tilburyplein en een hotel aan de Westerweg bij de golfbaan.

In de winkelruimtes kunnen ook dienstverlenende functies, horeca of maatschappelijke functies gevestigd worden. Dit heeft niet geleid tot ingrijpende ontwikkelingen. Deze flexibiliteit zal daarom ook in dit bestemmingsplan worden opgenomen. Het voorkomen van leegstand wordt hiermee in ieder geval niet bemoeilijkt. Daarnaast past dit bij de wens om detailhandel en horeca zoveel mogelijk te concentreren in de winkelcentra.

3.2.3 Bedrijven en kantoren

Verspreid over het plangebied bevinden zich diverse bedrijven. Deze bedrijven bevinden zich met name in de twee winkelcentra en aan de Westerweg. Daarnaast zijn er bedrijven gevestigd aan de Geersstraat, de Overlanderstraat, de Grotenhuysweg, Meerland en de Verzetslaan. Met name aan het zuidelijk deel van de Westerweg zijn nog diverse agrarische bedrijven aanwezig. Aan de Grotenhuysweg, ter hoogte van de Geersstraat, is een garagebedrijf gevestigd. Direct ten noorden van het plangebied ligt bedrijventerrein Baanstee. Ook zijn er verspreid over het plangebied een aantal, over het algemeen kleinschalige, kantoren aanwezig.

Het beleid van de gemeente Purmerend, zoals beschreven in de Nota Prostitutiebeleid, die is vastgesteld op 3 oktober 2000, is erop gericht om binnen de gemeente maximaal één prostitutiebedrijf en maximaal twee seksinrichtingen (exclusief prostitutiebedrijven) mogelijk te maken. Deze bedrijven zijn inmiddels elders in Purmerend mogelijk gemaakt. Binnen dit bestemmingsplan is dan ook niet de mogelijkheid opgenomen om seksinrichtingen te kunnen realiseren.

Voor het wonen hinderlijke bedrijvigheid dient zoveel mogelijk op bedrijventerreinen plaats te vinden. De aanwezige bedrijvigheid in De Purmer wordt geconsolideerd. Aan de noordzijde van het plangebied, ter weerszijden van de Edisonweg, bestaat de mogelijkheid voor de realisatie van een tweetal gebouwen voor gemengde functies. Deze gebouwen zouden een poort kunnen vormen tussen het woongebied en het bedrijventerrein Baanstee. De locatie van deze gebouwen is met name ingegeven vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Daarnaast kunnen de gebouwen functioneel gezien een relatie hebben met het bedrijventerrein Baanstee aangezien in de verzamelgebouwen kleine bedrijven en kantoren en, in aansluiting op het woongebied, maatschappelijke voorzieningen kunnen worden gehuisvest. Ditzelfde geldt voor het gebouw voor gemengde functies dat voorzien is aan de Bisschop Romerostraat.

3.2.4 Maatschappelijke voorzieningen

Binnen het plangebied zijn momenteel een groot aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig. In Purmer-Noord bevinden zich twee wijkgezondheidscentra, een kerk, een kinderdagverblijf en het wijkcentrum De Trekschuit. Daarnaast is er verspreid over de wijk een zevental basisscholen. In Purmer-Zuid zijn de sporthal De Vaart, het verpleeghuis Molentocht met bijbehorende voorzieningen, het wijkcentrum Zuid Pool, een kinderdagverblijf en een zestal basisscholen gevestigd. In de nabijheid van een aantal van deze basisscholen, in het Leeghwaterpark en aan het Koggenland bevinden zich een aantal noodlokalen. In het Leeghwaterpark bevindt zich het zwembad Leeghwaterbad.

De aanwezige maatschappelijke voorzieningen dienen behouden te blijven. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen voor de nieuwbouw van twee gebouwen voor gemengde functies aan beide zijden van de Edisonweg grenzend aan de Baanstee-West en één gebouw voor gemengde functies aan de Bisschop Romerostraat. Hierin kunnen ook maatschappelijke voorzieningen een plek krijgen. Omdat zowel de locaties aan de Edisonweg als die aan de Bisschop Romerostraat in de nabijheid van een lpg-tankstation liggen, heeft het de voorkeur dat hier in het kader van externe veiligheid geen maatschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd met verminderd of niet-zelfredzame personen.

Speeltuin De Speelkraam in het Leeghwaterpark

In 2012 is in het Leeghwaterpark, naast het zwembad, de stadsspeeltuin De Speelkraam gerealiseerd. De stadsspeeltuin heeft een oppervlakte van ca. 7.000 m2. Het is een speelplaats vol met houten toestellen, klimheuvels, glijbaan en zelfs een waterpartij met een pontje.

Op het terrein zijn extra bomen geplant, wat het groene karakter nog eens versterkt heeft. Het parkeren van auto's ten behoeve van de speeltuin vindt overwegend plaats op het parkeerterrein van het nabijgelegen Leeghwaterbad. Op het terrein van de speeltuin zelf bevinden zich twee invalideparkeerplaatsen. Voor het parkeren van fietsen zijn op het terrein fietsbeugels aangebracht. Ten behoeve van het project zijn extra waterlopen gegraven. Bij het ontwerp van de speeltuin is rekening gehouden met de realisatie van het nieuwe gemaal Purmer Stedelijk net ten zuiden van deze speeltuin en de nieuwe hoofdwaterloop.

Voor de realisatie van de stadsspeeltuin is het bestemmingsplan 'Stadsspeeltuin Leeghwaterpark 2011' opgesteld. Op 24 november 2011 heeft de gemeenteraad het plan ongewijzigd vastgesteld. Met ingang van 17 januari 2012 is dit plan onherroepelijk geworden en in werking getreden. De regels uit dit bestemmingsplan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

3.2.5 Sport

Het gemeentelijk beleid is gericht op goede sport- en recreatievoorzieningen en een gevarieerd aanbod van sportstimuleringsactiviteiten om de deelname aan sport zoveel mogelijk te bevorderen en de inwoners te stimuleren om gezond te leven. Er zijn in De Purmer geen voornemens om het aantal sportaccommodaties uit te breiden. Er zijn een drietal sportparken (Heemstee, Westerweg en Purmerbuurt) aanwezig. Deze sportparken hebben uiteraard een belangrijke recreatieve functie, evenals het evenemententerrein (met skeelerbaan) dat direct ten noorden van sportpark Purmerbuurt is gerealiseerd. In het Sportpark Westerweg zijn een (handboog)schietvereniging en een ruitervereniging gevestigd. In Sportpark Heemstee zit een korfbalvereniging en in Sportpark Purmerbuurt een voetbalvereniging. Daarnaast bevinden zich aan het Koggenland een sporthal en squashcentrum en in het noorden van het plangebied, aan de Westerweg, een kynologenvereniging.

Uitgangspunt voor de bestaande faciliteiten is een ruime, flexibele regeling die multifunctioneel gebruik van deze accommodaties mogelijk gemaakt. Door het creëren van meer gebruiksmogelijkheden voor de clubaccommodaties op momenten dat deze niet door de sportvereniging in gebruik zijn, ontstaat voor de verenigingen tevens de mogelijkheid om extra inkomsten te genereren. Daarnaast bestaat er een tendens dat meer mensen buiten verenigingsverband sport beoefenen. Ter versterking van de recreatieve functies in Purmerend bevinden zich aan de Westerweg, aan de rand van het Purmerbos, een manege en in het Leeghwaterpark een zwembad.

3.2.6 Groen en recreatie

In De Purmer is veel groen aanwezig. Binnen de woonwijken gaat het hierbij met name om singels, tochten en parken. Zo bevindt zich centraal tussen de woonwijken het Leeghwaterpark, dat een functie heeft als stadspark. In dit stadspark bevindt zich een kinderboerderij. Daarnaast zijn er een tweetal wijkparken (Park De Uitvlucht en Park De Driegang). Verspreid over de woonwijken bevindt zich een groot aantal speelplekken. In verband met het in de jaren fluctuerende aantal kinderen is het wenselijk om op deze plekken zowel speelplekken als groenvoorzieningen aan te kunnen leggen. In het buitengebied liggen een tweetal grootschalige recreatieve functies, namelijk een golfbaan en het Purmerbos.

3.2.7 Verkeer

Bij de ontwikkeling van de wegenstructuur in De Purmer-Noord en Purmer-zuid is er bewust voor gekozen om het verkeer zo veel mogelijk te spreiden over verschillende ontsluitingswegen. Dat heeft als voordeel dat de verkeersdrukte en de verkeershinder beter worden verdeeld over de wijk. Een ander voordeel is dat het openbaar vervoer de woonbuurten goed ontsluit. Een doelstelling die in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 is geformuleerd betreft het versterken, vernieuwen en verbeteren van de verbindingen voor de langzame verkeersroutes.

Openbaar vervoer

Het plangebied wordt ontsloten met bussen. Deze bussen maken gebruik van de ontsluitingswegen. De R-netlijnen verbinden De Purmer via een vrije busbaan langs de Jaagweg met Amsterdam (Centraal

Station). De ontsluitende lijnen rijden naar het centrum van Purmerend. Aan de noordzijde van het plangebied, in de groenstrook tussen Purmer-Noord en bedrijventerrein Baanstee, bevindt zich de eindhalte Korenstraat.Op deze eindhalte beginnen en eindigen de meeste buslijnen.

Langzaam verkeer

Binnen de woonwijken is een netwerk van vrij liggende fietspaden aangelegd. Deze fietspaden zijn

gekoppeld aan de singelstructuur. Deze fietspaden verbinden de belangrijkste functies binnen het woongebied met elkaar en sluiten aan op de erftoegangswegen in het plangebied waar auto en fietsverkeer gemengd worden. In het Purmerbos en in de bosrand rondom het golfterrein bevinden

zich recreatieve fietspaden. Deze recreatieve fietspaden zijn onderdeel van regionale recreatieve routes, zoals de Gouwzeeroute.

Auto

Voor het autoverkeer zijn gebiedsontsluitingswegen (50 km regime) en erftoegangswegen (30 km regime) beschikbaar. Voorts heeft De Purmer relatief veel woonerven. Een woonerf kenmerkt zich door een snelheidsregime van 15 km per uur en het ontbreken van een trottoir.

De ontsluiting van de wijk vindt plaats via de gebiedsontsluitingswegen. De erftoegangswegen (incl. woonerf) zijn wegen binnen verblijfsgebieden waar wonen, werken, onderwijs of recreëren de belangrijkste functie is.

Het plangebied De Purmer wordt centraal ontsloten door de IJsselmeerlaan richting het centrum van Purmerend. De oostelijke ontsluiting richting Edam-Volendam vindt plaats via de Purmerenderweg. Via de Baanstee-Noord naar de N244 wordt de noordkant van De Purmer ontsloten. Vanuit het zuiden wordt het plangebied ontsloten via de Verzetslaan met de provinciale weg N235 en via de Laan der Continenten met de rijksweg A7.

Purmer-Noord en Purmer-Zuid worden met elkaar verbonden door de Grotenhuysweg en de Verzetslaan.

Parkeren

Het parkeren binnen de wijk vindt plaats in langs- en haaksparkeervakken. Purmer-Noord en Purmer-Zuid zijn destijds aangelegd met een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per woning.

Indien in het plangebied nieuwbouw of verbouwing met functieverandering (bv kantoor naar wonen) gerealiseerd wordt, dient hiervoor voldoende parkeerruimte aangelegd te worden.

3.2.8 Historische woonschepen

Binnen het plangebied is ruimte voor maximaal negen historische woonschepen, allen gelegen in de Purmerringvaart, ter hoogte van De Where.

3.2.9 Evenementen

Het Leeghwaterpark en het evenemententerrein aan de Purmerenderweg worden sinds vele jaren gebruikt als locatie voor evenementen. Vanuit jurisprudentie bestaat steeds meer de behoefte om het gebruik van gronden voor evenementen in het bestemmingsplan te reguleren. Om deze reden is nu, naast het evemententerrein aan de Purmerenderweg, ook het Leeghwaterpark expliciet als evenemententerrein in het bestemmingsplan opgenomen.

Aangaande evenementen wil de gemeente vooraf zo min mogelijk regels vastleggen. Er wordt gekeken naar mogelijkheden en kansen en waar mogelijk zal de gemeente stimuleren, faciliteren en reguleren waarbij een afweging wordt gemaakt tussen het algemeen belang en het individueel belang. Op basis hiervan zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen concrete gebruiksregels opgenomen voor de evenemententerreinen, maar is gebruik gemaakt van de mogelijkheid hiervoor te kunnen verwijzen naar beleidsregels voor evenementen. Hiermee wordt aangaande evenementen een grote mate van flexibiliteit behouden en kan via de beleidsregels ingespeeld worden op actuele behoeften.

De onderbouwing van het mogelijk maken van evenementen met betrekking tot de aspecten geluid, verkeer en parkeren bij evenementen is uitgewerkt in hoofdstuk 4.

3.3 Nieuwe ontwikkelingen

Op basis van de bovenstaande analyse staan behoud van de bestaande situatie, voorzieningen en flexibiliteit centraal. Daarnaast zijn een aantal voornamelijk gemeentelijke gronden in beeld voor (her)ontwikkeling. Het voormalige gebruik is gestaakt en de gronden liggen nu veelal braak, panden staan leeg of worden voor een tijdelijke invulling gebruikt.

(Her)ontwikkelingslocaties:

De gemeente Purmerend heeft het voornemen om een aantal niet in gebruik zijnde gronden en panden in de nabij de nabije toekomst (10 jaar) te gaan bebouwen. Op basis van de huidige inventarisatie en planning zijn diverse locaties momenteel in beeld, waarbij is uitgegaan van het gefaseerd oppakken en nader onderzoeken van de volgende locaties:

  • 1. Tarwestraat
  • 2. De Graeffweg/Grotenhuysweg
  • 3. Etserstraat 1-3
  • 4. Koggenland 90 e.o./Luitje Broekemastraat 35
  • 5. Graanstraat 30
  • 6. Riekstraat/Gaffelstraat
  • 7. Drontermeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02_0003.jpg"

(Her)ontwikkelingslocaties in De Purmer

Dit zijn potentiële locaties voor binnenstedelijke ontwikkeling. De vorm en inhoud van eventuele ontwikkelingen is vooralsnog niet bekend en zal in de bovengenoemde jaren - gefaseerd - worden opgepakt. Omdat de eventuele ontwikkelingen zelf en daarmee de haalbaarheid en uitvoerbaarheid nog onbekend zijn, worden deze ontwikkelingen niet juridisch vertaald in dit bestemmingsplan, maar wordt volstaan met het noemen van deze potentiële ontwikkelingen in deze toelichting. Tevens is de overzichtskaart als separate bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Op het moment dat een concreet plan bestaat voor de (her)ontwikkeling van deze locatie(s), zal hiervoor separaat een projectbestemmingsplan op moeten worden gesteld. Hierbij zal uiteraard ook inspraak en draagvlak aan de orde komen, net als de juridische en economische uitvoerbaarheid.

Naast bovengenoemde gemeentelijke (her)ontwikkelingslocaties bestaat natuurlijk altijd de kans dat particuliere eigenaren een (her)ontwikkeling van hun perceel wensen. Per locatie zullen maatwerkoplossingen worden geboden. Zo bestaat bijvoorbeeld al een aantal jaar bij de eigenaar van het perceel aan de Grotenhuysweg 52 (voormalig Betronic) de wens om dit te herontwikkelen. Ook voor deze locatie bestaat echter nog geen concreet plan dat meegenomen kan worden in dit bestemmingsplan.

Purmerenderweg

Eventuele woningbouw op deze locatie in de Purmerbuurt, tussen de Purmerenderweg en de golfbaan, speelt al lang. Het meest recente idee voor woningbouw betrof een plan voor 35 woningen. In 2008 heeft de Raad van State de bestemming van het onderhavige perceel vernietigd. Dit was ingegeven doordat de gemeente tegen woningbouw geen principiële bezwaren heeft en de keuze van de raad om niet in een woningbouwbestemming was ingegeven door het (onvoldoende gemotiveerd) stellen van andere prioriteiten.

Inmiddels zijn de plannen voor woningbouw op deze locatie voldoende concreet. Ten tijde van de totstandkoming van onderhavig bestemmingsplan worden de voorbereidingen getroffen voor een projectbestemmingsplan. Deze ontwikkeling wordt derhalve niet meegenomen in onderhavig bestemmingsplan. Het plangebied is daarom als een 'witte vlek' op de verbeelding opgenomen.

Brantjesstraat

De voormalige schoolwerktuinen aan de Brantjesstraat worden al een geruime tijd niet meer hiervoor gebruikt. Na beëindiging van het gebruik in 2010 ligt deze grond braak. De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 29 november 2012 besloten om deze grond uit te geven, om deze binnen tien jaar te bebouwen. Destijds behelsde dit ook de grond ten noorden en ten noordoosten van dit perceel. Vanuit landschappelijke overwegingen is besloten om deze grond niet voor bebouwing uit te geven, aangezien deze onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur. Bebouwing vindt daarom alleen plaats op de grond direct achter de bestaande woningen aan de Brantjesstraat.

Er is voor gekozen om de bouw van drie vrijstaande woningen in particulier opdrachtgeverschap (PO) mogelijk te maken. Op 19 december 2013 besloot de raad tot het opstarten van een bestemmingsplanprocedure hiertoe. Na uitvoerig overleg met de omwonenden van het perceel is het aantal woningen bijgesteld naar twee. Tevens wordt een ontsluitingsweg aangelegd die de woningen moet aansluiten op de Brantjesstraat. Een deel van deze weg wordt privéterrein van het meest zuidelijk gelegen perceel.

Ook deze ontwikkeling is dermate concreet dat hiervoor een separaat bestemmingsplan kan worden opgesteld en in procedure kan worden gebracht. Het plangebied is daarom niet meegenomen in dit bestemmingsplan en als een 'witte vlek' op de verbeelding opgenomen.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

4.1.1 Beleidskader

Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:

  • Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en nieuwe woningen?
  • Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en bestaande woningen?
  • Welke afstand is aanvaardbaar tussen bestaande bedrijven en nieuwe woningen?
  • Mag een concreet bedrijf zich op een bepaalde locatie vestigen?

Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

Bedrijven

In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerreinen'.

De voor Bedrijf aangewezen gronden in dit bestemmingsplan zijn bestemd voor bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Tevens zijn binnen de bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd - 3 bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. De reden hiervoor is dat de reeds aanwezige bedrijven en gronden met hiervoorgenoemde bestemmingen omringd worden door woonbuurten. Bedrijven uit een hogere categorie dan categorie 2 vormen een te grote hinder en gevaar voor de directe omgeving en zijn daarom niet wenselijk in combinatie met de woonfunctie in dit gebied. Bedrijven in de categorie 2 hebben een geringere invloed op de directe omgeving en kunnen daarom in de huidige situatie worden gehandhaafd. De thans aanwezige bedrijven vallen in de categorie 2 en worden dus niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Opschaling naar een hogere categorie is echter dus niet mogelijk. Binnen de gemeente Purmerend zijn bedrijven in de categorie 3 toegestaan op de andere bedrijventerrein De Koog, Baanstee-West, Baanstee-Oost en het in ontwikkeling zijnde Baanstee-Noord. Hiermee biedt de gemeente Purmerend voldoende mogelijkheden voor bedrijven in de verschillende categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Binnen de bestemming Bedrijf zijn bedrijfswoningen alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Voor twee tankstations, verschillende gemalen en een nutsbedrijf is de bestemming Bedrijf toegekend. Voor de gemalen is hier de functieaanduiding 'gemaal' aangegeven. De twee tankstations hebben beide een functieaanduiding 'verkooppunt voor mototbrandstoffen met/zonder lpg' gekregen. Bij het tankstation aan de Verzetslaan is de verkoop van lpg toegestaan. Rond dit tankstation zijn veiligheidszones opgenomen, waarbinnen geen risicogevoelige functies (zoals wonen) zijn toegestaan.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar Bijlage 1 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Horeca

Om overlast voor woningen als gevolg van de nabijheid van horeca te beperken, wordt in dit bestemmingsplan een horecazonering gehanteerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten. Aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. Horecagelegenheden zijn toegestaan in de bestemmingen Gemengd - 1. Binnen de bestemmingen Recreatie, Recreatie - Golfbaan en Sport is alleen aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca toegestaan. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt door middel van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend, een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden. Voor een algemene toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.

In het plangebied zijn in beginsel alleen horecagelegenheden uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Dit betreft lichte horeca (die slechts beperkte hinder voor de omwonenden veroorzaakt) met een geringe verkeersaantrekkende werking. Enkele horecagelegenheden worden in een hogere categorie ingeschaald. Zij passen dus niet binnen de algehele toelaatbaarheid. Deze horecagelegeheden krijgen een specifieke bestemming.

4.1.2 Analyse

Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen bedrijven waar een milieuzonering op van toepassing is.

4.1.3 Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan speelt milieuzonering geen rol.

4.2 Milieu-effectrapportage

4.2.1 Beleidskader

Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer en het op basis daarvan vastgestelde Besluit milieu-effectrapportage 1994 is het voor bepaalde ruimtelijke plannen die (als eerste) activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu verplicht om een milieueffectrapport (MER) op te stellen of om te beoordelen of een MER opgesteld moet worden.

Voor grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur geldt het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Daarin is aangegeven dat in bepaalde gevallen een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld, waarin wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het besluit wordt onderscheid gemaakt in MER-beoordelingsplichtige activiteiten en MER-plichtige activiteiten.

Als een project valt onder de MER-beoordeling wordt gekeken naar de kenmerken van het project, de cumulatie met andere projecten, de ligging van het project en de kenmerken van het potentiële effect van het project. Voor de MER-beoordelingsplichtige projecten hoeft niet in alle gevallen een MER te worden gemaakt: er moeten bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die dat noodzakelijk maken.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het Besluit milieu-effectrapportage 1994 gewijzigd. De wijziging betreft onder andere het indicatief maken van de drempelwaarden (kolom 2) in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Hiermee wordt aan het bevoegd gezag een handvat geboden, namelijk de indicatie dat indien de omvang van de activiteit beneden de drempelwaarde ligt, er waarschijnlijk geen sprake zal zijn van aanzienlijke milieugevolgen. Het bevoegd gezag zal zich er nog van moeten vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • het is uitgesloten dat er belangrijke gevolgen voor het milieu zijn; dit moet dan in het besluit worden gemotiveerd;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten; in dit geval is ten minste een m.e.r.-beoordeling nodig (bij besluiten) of een m.e.r. noodzakelijk (bij een plan).
4.2.2 Analyse

Het onderhavige plan bevat geen m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten.

4.2.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.

4.3 Geluid

4.3.1 Wegverkeerslawaai
4.3.1.1 Beleidskader

De Wet geluidhinder (hierna Wgh) schrijft voor dat in ruimtelijke plannen die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht wordt of op de gevel van gebouwen de maximaal toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.

Langs alle wegen bevinden zich, als gevolg van de Wgh, geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Een naast die rijstrook liggend fietspad ligt dus ook in die zone. Ook een vluchtstrook, niet zijde een rijstrook ligt in de zone. De ruimte boven en onder de weg behoort ook tot de zone.

Met de wijziging van de Wgh per 1 juli 2012 is een nieuw 'reken- en meetvoorschrift geluid 2012' gepubliceerd. In dit voorschrift is onder andere vastgelegd hoe en onder welke omstandigheden optredende geluidsniveaus in het kader van de Wgh worden vastgesteld en hoe akoestische onderzoeken worden uitgevoerd. Dit voorschrift geldt voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Ook is daarin geregeld hoe de geluidbelasting in het kader van Hoofdstuk 11 Geluid (Geluidproductieplafonds rijksinfrastructuur hierna gpp's) moet worden bepaald. Gpp's stellen een heldere grens over de toelaatbare hoeveelheid geluid van rijksinfrastructuur en voorkomen een onbelemmerde groei van het geluid door toenemend verkeer. De beheerder van de weg moet zorg dragen voor de naleving van deze geluidproductieplafonds. Dat betekent dat de wegbeheerder bij bijvoorbeeld een forse groei van de verkeersintensiteit in actie zal moeten komen en geluidreducerende maatregelen moet treffen.

Voor het bouwen van woningen binnen de invloedssfeer van snelwegen verandert er weinig. Met de voorgaande regels toe werd de geluidsbelasting berekend op basis van verkeerstellingen en een toekomstprognose. Met de nieuwe regels moet er gebruik gemaakt worden van het 'geluidregister' waarin alle relevante informatie ten aanzien van verkeersintensiteit, wegdekken en bijvoorbeeld schermen staan. Vanaf nu is er een 'geluidregister' waarin precies staat hoeveel geluid een weg en spoorlijn mag maken. Daarnaast is het nieuwe 'reken- en meetvoorschrift geluid 2012' van kracht geworden ter vervanging van de versie uit 2006. Voor provinciale en gemeentelijke wegen gelden vooralsnog geen geluidproductieplafonds.

Voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geldt geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting op de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Bij gebrek aan wettelijke normen kunnen uitsluitend de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader worden gehanteerd.

In de Wet geluidhinder is aangegeven dat er wettelijke zones zijn langs wegen. De zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging en het aantal rijbanen. Wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur of lager zijn niet zoneringsplichtig. Deze wegen hoeven verder niet onderzocht te worden.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger. Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.

4.3.1.2 Analyse

Aangezien de actualisatie van het bestemmingsplan "De Purmer 2016" de bestaande situatie vastlegt, is hiernaar geen akoestisch onderzoek gedaan.

4.3.1.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van wegverkeerslawaai.

4.3.2 Spoorweglawaai
4.3.2.1 Beleidskader

Er bevinden zich op grond van de Wgh langs alle spoorwegen geluidszones. Binnen de geluidszone van een spoorweg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De grootte van een geluidszone kan per traject verschillen. Een overzicht van de zone per traject is op basis van de Wet geluidhinder vastgelegd in de Regeling zonekaart spoorwegen. De breedte van de geluidszone van het traject Zaandam-Purmerend-Hoorn (traject nummer 450) bedraagt 200 m. De voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai bedraagt 55 dB. De maximumgrenswaarde bedraagt voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande sporen 68 dB.

Op basis van het Geluidsregister van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu kunnen de geluidscontouren worden berekend voor de locaties die binnen de geluidszone gelegen zijn. Het geluidregister presenteert niet de geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige objecten in een bepaald jaar, maar laat de maximale geluidproductie op vaste referentiepunten langs hoofdspoorwegen zien.

4.3.2.2 Analyse

De geluidsgevoelige bestemmingen bevinden zich buiten de geluidszone van het traject Zaandam-Purmerend-Hoorn (trajectnumer 450).

4.3.2.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van spoorweglawaai.

4.3.3 Geluid bij evenementen
4.3.3.1 Beleidskader

Evenementen vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. De Wet geluidhinder regelt geluidhinder vanwege rail-, en wegverkeer en industrieterreinen. De Wet milieubeheer is van toepassing als er sprake is van een inrichting. Over het algemeen wordt uitgegaan van een inrichting (ook bij een tijdelijke activiteit) als er sprake is van een tijdsduur van langer dan 6 maanden.

Bij de beoordeling van toelaatbare geluidsniveaus bij evenementen wordt vaak verwezen naar de Nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" van Inspectie Milieuhygiëne Limburg, januari 1996. In deze nota wordt aangegeven dat binnenniveaus tot 50 dB(A) binnen een woning, ten gevolge van muziekgeluid van evenementen, nog net toelaatbaar zijn. Er is dan nog sprake van 'spraakverstaanbaarheid' in een woning. In deze nota wordt aangegeven dat de geluidwering/isolatie van woningen in de regel 20-25 dB(A) bedraagt. Daardoor zullen geluidsniveaus van 70-75 dB(A) op de gevel toelaatbaar zijn. Voor nieuwere woningen (en opgeknapte oudere woningen) geldt dat vaak uitgegaan kan worden van geluidwering/isolatie van 25-30 dB(A). Daarmee zijn geluidsniveaus van 75-80 dB(A) toelaatbaar.

Om geluidsoverlast voor bezoekers en omwonenden bij evenementen te beperken, heeft de gemeenteraad de “Nota operationele richtlijn vergunningverlening en handhaving van geluidsnormen bij buitenevenementen 2016” vastgesteld. Bij de totstandkoming van deze nota is zowel praktisch als theoretisch onderzocht welke geluidsnormen opgenomen kunnen worden. Er is op de gevel van de dichtstbijzijnde woning aan het Leeghwaterpark geluid gemeten. Daarbij is een geluidsniveau van 60 dB(A) gemeten. Daarna is teruggerekend naar het podium (geluidbron) om de normstelling te bepalen.

Belangrijke voorwaarden hierbij waren het voorkomen dan wel beperken van gehoorschade bij bezoekers van evenementen en geluidsoverlast bij omwonenden. Hierbij is gebruik gemaakt van de nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” (1996) van voormalig Inspectie milieuhygiëne Limburg en de handreiking gehoorschade bij jongeren bij festival- en uitgaansbezoek (2013).

4.3.3.2 Analyse

De evenementen die worden gehouden ter plaatse van de in het bestemmingsplan opgenomen aanduiding 'evenemententerreinen' moeten voldoen aan de normen uit de “Nota operationele richtlijn vergunningverlening en handhaving van geluidsnormen bij buitenevenementen 2016”. Dit is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. Tevens worden de normen uit deze nota opgenomen in de evenementenvergunning. Hiermee wordt voorkomen dat er onacceptabel geluidsoverlast optreedt bij omliggende woningen.

4.3.3.3 Conclusie

Evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' voldoen aan de hiervoor geldende normen. Het mogelijk maken van evenementen ter plaatse van twee evenemententerreinen voldoet voor dit aspect aan een goede ruimtelijke ordening.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Beleidskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden, of;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
  • een project draagt slechts 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in, of past binnen, het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan de amvb Gevoelige bestemmingen relevant zijn.

4.4.2 Analyse

Het bestemmingsplan "De Purmer 2016" legt de bestaande situatie vast. Het opnieuw vastleggen van bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Kleinschalige ontwikkelingen zoals het incidenteel bouwen van een woning is mogelijk. Deze ontwikkelingen vallen onder het begrip 'niet in betekenende mate'. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor deze ontwikkelingen.

4.4.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.

4.5 Geur

4.5.1 Beleidskader

In het milieubeleidsplan van gemeente Purmerend, periode 2012 – 2016, wordt geen toetsingskader op basis van geurpercentielen gepresenteerd. Als toetsingskader voor het onderwerp geur wordt het geurbeleid van Provincie Noord-Holland gehanteerd.

In het Provinciaal Milieubeleidsplan van provincie Noord-Holland staat het geurbeleid voor 2009–2013. De speerpunten zijn:

  • Het stellen van eisen aan de emissie van stankveroorzakende bedrijven via de omgevingsvergunning en handhaving hierop;
  • Registratie van geurklachten. Klachten kunnen resulteren in aanvullende maatregelen of handhaving;
  • Uitvoering draaiboek bij (mogelijke) stankoverlast door benzineachtige producten. Het draaiboek voorziet in een eenduidige aanpak voor de olieterminals in Westpoort die bij hun op- en overslagactiviteiten vluchtige organische stoffen uitstoten. In het Provinciaal Milieubeleidsplan is geen specifiek toetsingskader op basis van geurpercentielen opgenomen. Daarom wordt aangesloten bij het Nederlandse geurbeleid. Voor een biowarmtecentrale is geen bijzondere regeling voor specifieke processen in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) opgenomen. Daarom gelden de algemene emissie-eisen en methodieken uit de NeR.

In het ontwerp Provinciaal Milieubeleidsplan van de provincie Noord-Holalnd voor de jaren 2015-2018 is het volgende speerpunt opgenomen:

  • Het toewerken naar een verwaarlosbare geurhinder in Noord-Holland.
4.5.2 Analyse

Gezien de aard van het onderhavige bestemmingsplan, speelt geur hier geen rol.

4.5.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar mogelijke geurhinder.

4.6 Bodemkwaliteit

4.6.1 Beleidskader

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een plantype onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.

Een en ander is ook verwoord in het in 2009 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer.

In 2002 heeft de gemeente de actie tankslag afgerond, waarbij burgers, bedrijven en instellingen in de gelegenheid zijn gesteld om een op hun perceel aanwezige tank te melden (wettelijke verplichting) en vervolgens te saneren. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich in het plangebied nog één of meerdere tanks bevinden die niet zijn aangemeld. Hierop is het Activiteitenbesluit van toepassing. Nieuwe gevallen worden per geval beoordeeld en zo nodig wordt handhaving ingezet teneinde de ondergrondse tank en eventuele bodemverontreiniging te saneren.

Ook is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.

Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij procedures voor ruimtelijke plannen kunnen deze instrumenten ingezet worden, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering dient te worden uitgevoerd.

De mogelijkheid om op verontreinigde grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag. In het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld worden in de omgevingsvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie goedkeuring te worden gevraagd voor het geschikt maken van een verontreinigde bodem voor een beoogd gebruik. De aanvraag voor goedkeuring wordt door de provincie beoordeeld en als beschikking gepubliceerd. Indien noodzakelijk worden aanvullend saneringsvoorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. De beschikking is hiervoor leidend.

Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit. Bij de vaststelling van wijzigingsplannen dient aandacht te worden besteed aan de bodemgesteldheid.

4.6.2 Analyse

Gezien de aard van het onderhavige bestemmingsplan, speelt bodemkwaliteit hier geen rol.

4.6.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden het aspect bodemkwaliteit.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Beleidskader

In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.

Plaatsgebonden risico (PR)

De kans per jaar dat een persoon komt te overlijden door een ongeval met (het transport van) gevaarlijke stoffen, indien deze persoon zich permanent (vierentwintig uur per dag, gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden.

Groepsrisico (GR) 

De cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

Het PR is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. In het besluit is een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door het bevoegde gezag in acht worden genomen (mag niet van worden afgeweken).

Het plaatsgebonden risico wordt beheerst door de inherente veiligheid (veiligheidsmaatregelen die aan risicobronnen zijn opgelegd zonder tussenkomst van externe veiligheid) waarmee risicobronnen zijn omgeven. De kans op een ongeval is daardoor zowel volgens de risicoanalyseberekeningen als blijkens de statistiek buitengewoon klein. Het plaatsgebonden risico is daarom een norm waaraan moet worden voldaan. De mogelijkheid van een ramp is een beleidsrelevante afweging voor de inrichting van de ruimte. Omdat de kans op een ongeval buitengewoon klein is, is de zeer kleine kans op een ramp daarmee per definitie een gegeven. Het groepsrisico is om die reden een oriëntatiewaarde, ten aanzien waarvan een afweging moet worden gemaakt. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico heeft in beginsel geen wettelijk basis en het wettelijk gezag kan alleen op grond hiervan niet haar oordeel baseren. In de praktijk heeft de oriëntatiewaarde wel juridische relevantie en fungeert als markeringspunt, niet als wettelijke waarde met rechtsgevolgen (het al dan niet doorgaan van een plan).

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) staat wanneer het groepsrisico moet worden verantwoord. In de artikelen 12 en 13 van het Bevi is de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico wettelijk geregeld. Artikel 12 regelt de verantwoordingsplicht bij omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu en artikel 13 bij de vaststelling van besluiten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. In artikel 13 lid 1 onder a tot en met i staat aangegeven welke onderwerpen in de verantwoordingsplicht aan de orde moeten komen.

4.7.2 Analyse

LPG-tankstations

In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in of in de nabijheid van plangebied twee risicovolle inrichtingen liggen. Het LPG-tankstation aan de Verzetslaan 1 is gelegen in het plangebied. Tevens valt het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Edisonweg 2 over het plangebied. In het kader hiervan is een QRA (kwantitatieve risicoanalyse) opgesteld voor beide LPG-tankstations. De verkoop van LPG bij het tankstation aan de Purmerenderweg 2 is geëindigd. Hiermee valt dit tankstation niet meer onder de werking van het Bevi.

Voor het tankstation aan de Verzetslaan is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld, welke is bijgesloten bij dit bestemmingsplan.

Hogedrukaardgastransportleidingen

Tevens zijn in het plangebied drie hogedrukaardgastransportleidingen gelegen, zie tabel hieronder. Alledrie de buisleidingen vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op basis hiervan is een QRA uitgevoerd naar deze buisleidingen.

Leiding   diameter in mm   diameter in inch   druk in bar  
W-570-26   219,00   8,62   40  
W-570-01   168,00   6,61   40  
W-570-31   219,00   8,62   40  
W-570-29   168,00   6,61   40  

Uit de berekening komt naar voren dat het berekende groepsrisico voor alle aardgastransportleidingen kleiner is dan de oriëntatiewaarde. Zowel in de huidige als de toekomstige situatie wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden. Hierover heeft formeel overleg plaatsgevonden met de lokale en regionale brandweer. Het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is bij dit bestemmingsplan bijgesloten. De verantwoording van het groepsrisico van de aardgastransportleidingen is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.7.3 Conclusie

De aanwezigheid van de hogedrukaardgastransportleidingen en het lpg-tankstation in het plangebied vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.8 Water

4.8.1 Beleidskader

Kaderrichtlijn Water (KRW)

De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. De KRW schrijft voor dat elke overheid bindende plannen maakt om de waterkwaliteit in 2015 tot een goede toestand te verbeteren. Uiterlijk in 2027 moet die goede toestand zijn behaald. Deze plannen worden per stroomgebied samengevoegd tot een stroomgebiedbeheerplan. Brussel controleert of alle lidstaten hun beloftes nakomen.


Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke pijlers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden zoals de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt, waar nodig en mogelijk, plaats op een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).


Nationaal Waterplan (opvolger NW4)

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.


Provinciaal Waterplan 2010-2015

"Het motto van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling.


Waterplan Purmerend (2006)

In het Waterplan hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap vastgelegd welke verschillende soorten maatregelen in Purmerend worden getroffen om het water gezonder en veiliger te maken. De maatregelen richten zich op de inrichting van het oppervlaktewater, afkoppelen van schoon regenwater, monitoring van de waterkwaliteit, beheer en onderhoud en aanpassingen aan het watersysteem om de doorstroming te bevorderen. Voor het plangebied wordt onder andere gestreefd naar het afkoppelen van schoon regenwater, realiseren van ecologische verbindingen via water en oevers en het versterken en ontwikkelen van een ruige of natuurlijke groenstructuur.


Waterbeheersplan 4, 2010-2015

In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.


Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast (2004)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) zijn afspraken gemaakt over de aanpak van wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit voor de komende jaren. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten dienen te anticiperen op veranderende omstandigheden, zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit wordt de wateropgave genoemd. Deze is erop gericht de watersystemen in 2015 op orde te hebben en daarna op orde te houden. Het beleid dat zich met deze materie bezighoudt wordt aangeduid als 'Waterbeheer van de 21e eeuw' (WB 21). Het bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft op 28 april 2004 besloten de aanpak van de wateroverlast prioriteit te geven.


Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017

Het beleid van het hoogheemraadschap met betrekking tot waterkeringen, weergegeven in de Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017, vastgesteld door het college van hoofdingelanden in 2012, beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.


Waterwet en de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009

De Waterwet is een integratiewet van negen wetten die betrekking hadden op het waterbeheer.

De doelstellingen van de wet die gericht zijn op het watersysteem zijn:

  • voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
  • bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Vanuit de Keur van het hoogheemraadschap dient bij nieuwe ontwikkelingen met een verhardingstoename van meer dan 800 m2 compenserende maatregelen in het watersysteem plaats te vinden.

4.8.2 Analyse

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.

In het kader van dit bestemmingsplan en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen is overleg gepleegd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het stedelijk woongebied in De Purmer heeft een gescheiden rioolsysteem. Het stedelijke gebied van Purmerend in De Purmer waterde tot 2015 middels het stadsgemaal af door Baanstee-Oost naar het gemaal Purmer Noord. In 2015 is het nieuwe gemaal Purmer Stedelijk gebouwd in het Leeghwaterpark waardoor het stedelijk gebied nu rechtstreeks afwatert op de Purmerringvaart. Het bestaande stadsgemaal is hierdoor overbodig geworden en zal worden verwijderd.

Vanuit het programma Verbetering boezemkaden is het Hoogheemraadschap bezig om de regionale waterkering rondom De Purmer te versterken zodat deze weer voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen.

4.8.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

4.9 Natuurwaarden

4.9.1 Beleidskader

In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.

De gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet (1998). Deze wet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.

De Natuurbeschermingswet kent drie typen gebieden:

  • Natura 2000-gebieden;
  • beschermde natuurmonumenten;
  • Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands.

In Purmerend komen deze gebieden niet voor. Purmerend wordt wel omringd door natuurgebieden, te weten het Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, het Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske en de polder Zeevang. Dit bestemmingsplan heeft geen grensoverstijgende effecten.

De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.9.2 Analyse

In Purmerend vallen enkele delen van het Purmerbos onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Provinciale Ecologisch Hoofdstructuur PEHS). Deze delen zijn in het bestemmingsplan opgenomen binnen de bestemming Bos. Hierin worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02_0004.jpg"

Natuurnetwerk Nederland

4.9.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed op flora en fauna.

4.10 Cultuurhistorische waarden

4.10.1 Beleidskader

De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 4.11 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecen worden in deze paragraaf besproken.

Voor de gemeente Purmerend wordt een erfgoednota opgesteld waarin een cultuurhistorische waardenkaart zal worden opgenomen. Het belangrijkste deel van de nota is een inventarisatie van alle cultuurhistorische waarden in de gemeente. Deze inventarisatie wordt vastgelegd op een kaart, de Cultuurhistorische Waardenkaart Purmerend (CHW-kaart). Deze kaart dient meerdere doelen. De kaart voorziet in het aangeven van hoe met de cultuurhistorische waarden omgegaan wordt in bestemmingsplannen. De kaart kan daarnaast dienen als inspiratiebron bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In één oogopslag is te zien welke cultuurhistorische waarden op een bepaalde locatie aanwezig zijn (geweest). Hier kan bij bouwplannen of bij het herinrichten van de openbare ruimte rekening mee worden gehouden.

4.10.2 Analyse

Er is een monumentenvergunning verleend voor wijziging/herbouw van de boerderij aan de Westerweg 39. Deze boerderij is een gemeentelijk monument. De bouwwerkzaamheden zijn nog niet gestart. Andere gemeentelijke monumenten zijn Purmerdijk 9, Purmerdijk 15, Westerweg 19 en Westerweg 70. Daarnaast is er in het plangebied één Rijksmonument, Westerweg 48.

Voor De Purmer zijn, mede gebaseerd op de Leidraad landschap en cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland, de cultuurhistorische waarden verder voornamelijk van landschappelijke aard. De Purmer is een droogmakerijlandschap/polderlandschap met aan de Purmerdijk en Westerweg nog een aantal stolpboerderijen. Op de kruising Westerweg/Purmerenderweg is het oude dorp, de Purmerbuurt, met de hervormde Purmerkerk (geen monument) en de oude pastorie (Rijksmonument).

Inmiddels is een groot deel van De Purmer bebouwd en is een bos aangelegd. Er is alleen nog open ruimte (karakteristiek voor het open polderlandschap) aan de zuidkant van De Purmer. De ringvaart rond De Purmer, de sloten, wegen en beplantingslijnen in De Purmer vormen historische structuurlijnen. In een gedeelte (m.n. het onbebouwde gebied) van De Purmer is de karakteristieke kavelstructuur ,die kenmerkend is voor het droogmakerijlandschap, nog zichtbaar.

4.10.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan, gezien de bestaande situatie is vastgelegd, geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van het project op cultuurhistorische waarden.

4.11 Archeologie

4.11.1 Beleidskader

In de Wet op de archeologische monumentenzorg stellen Rijk en provincie dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld (archeologische beleids- en advieskaart) en daar een archeologische verwachtingskaart bij vervaardigd. Een archeologische verwachtingskaart is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.

Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Op dit moment wordt de Nota Erfgoedbeleid voorbereid. Het in 2009 vastgestelde archeologiebeleid zal ongewijzigd worden opgenomen in de Nota Erfgoedbeleid. Onderdeel van die nota zal ook het opstellen van een cultuurhistorische waardenkaart zijn. Bekende (gebouwde monumenten en archeologisch beschermde gebieden) en nog niet bekende cultuurhistorische waarden worden op deze kaart opgenomen.

4.11.2 Analyse

Op de archeologische beleidsadvieskaart worden gebieden aangegeven met een hoge archeologische verwachting, dit zijn boerderijplaatsen en molengangen. Gebieden met een middelhoge verwachting zijn de uitlopers van de middeleeuwse ontginningsassen (relatief kleine strook). Het overige gebied van de De Purmer heeft een lage verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02_0005.jpg"

Archeologische verwachtingskaart

Met het oog op de archeologische waarden zijn bij bodemingrepen dieper dan 50 cm of boven een bepaalde oppervlakte (100 m² bij een hoge waarde; 500 m² bij een middelhoge waarde), nadere regels wenselijk en nodig.

4.11.3 Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan worden dubbelbestemmingen opgenomen voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde, inclusief regels voor archeologisch onderzoek.

4.12 Verkeer en parkeren bij evenementen

Wegenstructuur

Het Leeghwaterpark wordt begrensd door de Purmerdijk, de IJsselmeerlaan en de Van Osweg. Het parkeerterrein in het park ligt in het zuidoostelijke deel van het park. Dit parkeerterrein is ontsloten op de Van Osweg.

Het verkeer van/naar het Leeghwaterpark rijdt via de Gorslaan/Churchilllaan richting de N244/A7 of via de Gorslaan/Laan der Continenten richting de A7. De genoemde wegen betreffen allen gebiedsontsluitingswegen.

Het verkeer van/naar het Leegwaterpark maakt in Purmerend dus alleen gebruik van de hoofdwegenstructuur en hoeft niet gebruik te maken van erftoegangswegen, welke niet voor dat doel bestemd zijn. De ontsluitingswegen van het Leeghwaterpark voldoen aan de landelijke inrichtingskenmerken van gebiedsontsluitingswegen.


In onderstaand figuur is de wegencategorisering van gemeente Purmerend weergegeven. De rode lijnen zijn gebiedsontsluitingswegen en vormen daarmee de hoofdwegenstructuur van de gemeente. In de rechter figuur is de route naar het parkeerterrein op het Leeghwaterpark weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02_0006.jpg"

Wegenstructuur rondom Leeghwaterpark

In onderstaand figuur staan de openbaar vervoerlijnen in de omgeving van het Leeghwaterpark. Het Leeghwaterpark is met het openbaar vervoer redelijk goed te bereiken. Er stopt geen bus bij het park, maar wel in de omliggende woonwijken. De loopafstand bedraagt vanaf deze bushaltes een paar honderd meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02_0007.jpg"

Openbaar vervoer rondom Leeghwaterpark

Verkeersaantrekkende werking en parkeren

De evenementen die in de huidige situatie in het Leeghwaterpark worden georganiseerd, hebben een overwegend lokale functie/uitstraling. In het park worden geen evenementen georganiseerd met een landelijke uitstraling. Dit betekent dat de meeste evenementbezoekers uit Purmerend komen. In een enkel geval komen er wat bezoekers uit de omliggende omgeving. Dit heeft invloed op de keuze van vervoerswijze naar het park. Namelijk mensen die van ver komen, reizen grotendeels met de auto of openbaar vervoer en mensen die op korte afstand van het park wonen, zijn eerder geneigd lopend of fietsend naar het park te gaan.

Het Leeghwaterpark telt in de huidige situatie ca. 400 parkeerplaatsen. In de praktijk blijkt dat het parkeerterrein tijdens evenementen af en toe vol staat. Op dat moment wordt het parkeerterrein met hekken en verkeersregelaars dicht gezet. De overige auto's parkeren elders in de omgeving van het Leeghwaterpark.

Bij de grotere evenementen treedt er op de Van Osweg af en toe wachtrijvorming op. Dit spreidt over het algemeen niet uit naar de omliggende wegen. De evenementen zoals voorzien in het 'evenementenbeleid' hebben daardoor geen negatieve effecten op de verkeersafwikkeling van de aanliggende wegenstructuur.

Onderdeel van het evenemententerrein aan de Purmerenderweg is een parkeerplaats waar circa 90 auto's kunnen worden geparkeerd. In het geval alle parkeerplekken bezet zijn kan er tevens geparkeerd worden op het parkeerterrein van voetbalvereniging Wherevogels (Westerweg 41) of op de Verlengde IJsselmeerlaan.

In de huidige situatie blijkt dat het parkeerterrein in het zuidoostelijke deel van het park af en toe vol staat. De overige auto's moeten daarom elders parkeren en deze auto's zullen zich verspreiden over de verschillende woonwijken.

Bij grootschalige evenementen moet bij de aanvraag voor een evenementenvergunning een verkeersplan worden aangeleverd.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen anderszins is verzekerd. Gezien onderhavig bestemmingsplan de bestaande situatie vastlegt, is het vaststellen van een exploitatieplan niet aan de orde.

Voor wat betreft de uitgifte van de gronden aan de Westerweg 3 dekken de opbrengsten de te maken kosten.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is aan de volgende instanties voorgelegd:

  • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
  • Provincie Noord-Holland;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • Gemeente Edam-Voldendam;
  • Gemeente Waterland.

De gemeente Waterland en gemeente Edam-Volendam zien in het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. N.V. Nederlandse Gasunie heeft geen reactie gegeven.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Provincie Noord-Holland hebben opmerkingen op het plan gemaakt. Deze zijn vervat en voorzien van een gemeentelijke reactie in het "Participatierapport bestemmingsplan De Purmer 2016". Naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in de toelichting, regels en verbeelding.

5.2.2 Participatietraject voorontwerpbestemmingsplan

Op basis van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. In het kader hiervan is voor het voorontwerpbestemmingsplan een participatietraject doorlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van 3 weken ter inzage te leggen (4 t/m 24 december 2015). Een ieder kon gedurende deze periode schriftelijk, mondeling of digitaal een reactie op het plan geven.

Op maandag 7 december is in het Steunpunt SMD in de Purmer-Noord een inloopinformatieavond gehouden. Voor de Purmer-Zuid is op donderdag 10 december 2015 in wijkcentrum Zuid-Pool een inloopinformatieavond gehouden. Van deze inloopavonden is melding gemaakt in de rubriek 'bekendmakingen' d.d. 26 november 2015 in het Purmerends Nieuwsblad. In verband met het wijzigen van de datum van de inloopavond voor de Purmer-Zuid is in de uitgave van 3 december 2015 een rectificatie geplaatst. Tijdens deze avonden konden belangstellenden nadere toelichting ontvangen en vragen stellen over het voorontwerpbestemmingsplan. De inloopavonden zijn aangekondigd op de gemeentelijke website en in het Purmerends Nieuwsblad. Dit resulteerde in een opkomst van respectievelijk circa 5 en 15 personen.

De uit het participatietraject voortgekomen opmerkingen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in het "Participatierapport bestemmingsplan De Purmer 2016". Het participatietraject heeft geleid tot aanpassing van de toelichting, regels en verbeelding op enkele punten.

5.2.3 Overleg ingevolge artikel 3.8 Wro

Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

Het ontwerp van het bestemmingsplan "De Purmer 2016" heeft, vergezeld van de daarop betrekking hebbende relevante stukken, met ingang van 26 februari 2016 tot en met 7 april 2016 ter inzage gelegen. Gedurende de periode van ter inzage ligging is een ieder in de gelegenheid gesteld (schriftelijk, mondeling of digitaal) zienswijzen omtrent het ontwerp van het besluit naar voren te brengen. Hiervan is melding gemaakt door middel van voorafgaande kennisgeving in de rubriek 'Bekendmakingen' zoals gepubliceerd in het Purmerends Nieuwsblad d.d. 25 februari 2016, alsmede in de editie van de Staatscourant van dezelfde datum. In beide publicaties is verwezen naar de mogelijkheid stukken digitaal te raadplegen via de gemeentelijke website www.purmerend.nl/bestemmingsplannen en via www.ruimtelijkeplannen.nl. Tevens is de kennisgeving gezonden aan de in artikel 3:8 lid 1 sub b Wro genoemde instanties. Voor dit bestemmingsplan zijn dat de Provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Hiermee is aan de wettelijke vereisten van openbare kennisgeving en terinzagelegging voldaan.

Op het ontwerpbestemmingsplan “De Purmer 2016” zijn 44 schriftelijke en 24 digitale zienswijzen ontvangen, welke corresponderen met 53 adressen. Sommige reclamanten hebben dezelfde zienswijze zowel schriftelijk als digitaal ingediend. Ook hebben een aantal reclamanten dezelfde zienswijze zowel individueel als samen met anderen ingediend.

Alle zienswijzen, op één na, zijn binnen de termijn van terinzagelegging door de gemeente ontvangen. De zienswijzen zijn daarmee ontvankelijk en kunnen in behandeling worden genomen. De te laat ontvangen zienswijze is niet ontvankelijk. Deze zienswijze is echter inhoudelijk identiek aan de zienswijzen van enkele andere reclamanten. Tevens zijn reacties ontvangen van twee instanties, te weten Liander Indra West N.V. en Gasunie Transport Services B.V.

De ingekomen zienswijzen en reacties van de overlegpartners zijn samengevat en beantwoord in de bij dit bestemmingsplan behorende 'Memorie van Antwoord'.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.

6.1 Planvorm

Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.

Ten behoeve van de flexibiliteit is een aantal binneplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Wijzigingen t.o.v. bestemmingsplan "De Purmer 2005"

Het bestemmingsplan "De Purmer 2016" legt het bestaande gebruik vast. Aangesloten is bij de meest actuele beleidskaders en geldende wetgeving. Om in te spelen op de actuele behoefte aan meer flexibiliteit in bestemmingsplannen zijn onderstaande wijzigingen t.o.v. het bestemmingsplan De Purmer 2005 doorgevoerd:

  • niet meer onder SVBP 2012 bestaande bestemmingen zijn opgegaan in een passende enkelbestemming: Wooncomplex-> Maatschappelijk; Woon- en detailhandelsdoeleinden-> Gemengd -1; Woon- en kantoordoeleinden -> Wonen of Gemengd-3; Woon- en maatschappelijke doeleinden -> Gemengd-3
  • enkelbestemmingen als Detailhandel en Kantoren hebben een ruimere bestemming Gemengd (1, 2 of 3) gekregen, die aansluit bij de directe omgeving. Hierdoor bestaan er ruimere mogelijkheden voor deze locaties;
  • door aan te sluiten bij de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen uit het Bor zijn de mogelijkheden voor het bouwen in het achtererf verruimd en flexibeler geworden. Daar waar eerst nog concrete maten waren opgenomen over hoe groot en waar in het achtererf aan- en bijgebouwen gebouwd mochten worden, is dit in dit bestemmingsplan losgelaten. De enige regels die gelden is dat bijbehorende bouwwerken in het achtererf maximaal 50% van de oppervlakte van het achtererf mogen beslaan met een maximum van 150 m2. Waar in het achtererf de bijbehorend bouwwerken worden geplaatst wordt vrijgelaten.Met betrekking tot het hoogte van bijbehorende bouwwerken is opgenomen dat deze maximaal 1 bouwlaag hoog mag zijn welke gerelateerd is aan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor dakopbouwen op platte daken en aan-/uitbouwen;
  • er zijn geen concrete regels voor aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten meer opgenomen. Uitgangspunt is nu dat aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn binnen de woonfunctie, mits deze functioneel en ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de het wonen.
  • binnenplanse afwijking in de bestemming Maatschappelijk voor bouwen buiten het bouwvlak en verhogen bebouwingspercentage en realiseren extra bouwlaag bij scholen;
  • binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor realiseren parkeerplaatsen en verkeersinfrastructuur in de bestemming Groen;
  • in de bestemming Maatschappelijk mogen nu veelal twee bouwlagen van dezelfde oppervlakte worden gerealiseerd, waar in het bestaande bestemmingsplan de tweede bouwlaag slechts 50% van de eerste bouwlaag mag beslaan;
  • Het Leeghwaterpark is in onderhavig bestemmingsplan expliciet als 'evenemententerrein' opgenomen;
  • Voor het deel van het Leeghwaterpark ten zuiden van de Purmerenderweg is de bestemming aangepast van Groen in Recreatie. Reden hiervoor is dat in dit gedeelte verscheidene recreatieve functies voorkomen, zoals het zwembad, de speeltuin en een skatebaan.

6.2 Bestemmingsregeling

De verschillende in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd. Daarnaast komen enkele nieuwe ontwikkelingen voor. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.

Met betrekking tot begrippen die eveneens voorkomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt verwezen naar de begripsbepaling zoals deze is opgenomen in de Wabo en het Bor. Hiermee bestaat in het kader van plantoetsing een directe relatie tussen dit bestemmingsplan en de actueel geldende wet- en regelgeving.

Handhaafbaarheid

Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gekeken of de daarin gestelde regels handhaafbaar zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.

Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Voor een aantal percelen is de bestemming "Agrarisch" opgenomen overeenkomstig het huidig gebruik. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij de beëindiging van de agrarische functie middels een wijzigingsplan de bestemming te wijzigen naar "Wonen" met "Tuin-1" of "Tuin-2", "Gemengd-3" of "Horeca".

Artikel 4 Bedrijf

Voor een aantal locaties is de bestemming "Bedrijf" opgenomen. Gezien het duidelijke karakter van de functie en de ligging in een woongebied, hebben de locaties een functieaanduiding (verkooppunt motorbrandstoffen met/zonder lpg, gemaal en nutsbedrijf) gekregen overeenkomstig het huidige gebruik. Alleen aan de Purmerenderweg bevindt zich een locatie zonder een specifieke functieaanduiding. Hiervoor zijn bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Zie voor een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bijlage 1 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 5 Bos

Deze bestemming heeft als doel de bescherming, instandhouding, ontwikkeling en waarborging van de landschaps- en natuurwaarden van Natuurnetwerk Nederland/Ecologische Hoofdstructuur. Recreatief medegebruik van deze gronden is toegestaan. Om deze reden zijn op deze gronden ook voet-, fiets- en ruiterpaden toegestaan. Binnen de op de verbeelding opgenomen functieaanduiding 'kampeerterrein' - is tevens een camping toegestaan. Binnen de bestemming "Bos" mogen mogen kleine gebouwtjes ten behoeve van aanvullende voorzieningen worden gebouwd met een vloeroppervlak van in totaal ten hoogste 750 m2 van de voor bos bestemde gronden.

Artikel 6 Gemengd - 1

Voor de wijkwinkelcentra aan het Gildeplein en H. van Burgplein is de bestemming "Gemengd-1" opgenomen. Hierbinnen zijn functies mogelijk die goed passen in een winkelcentrum en goed samen gaan. Binnen deze bestemming worden de volgende functies toegestaan: wonen op de verdiepingen, detailhandel, dienstverlening, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten (zie voor een toelichting Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). Daar waar zich in de bestaande situatie al horeca in een hogere categorie bevindt is dit door middel van een aanduiding voor een hogere categorie expliciet mogelijk gemaakt.

Artikel 7 Gemengd - 2

De bestemming "Gemengd-2" is toegekend aan panden en locaties waar verschillende vormen van commerciële en niet-commerciële (bedrijfsmatige)activiteiten zonder hinder voor de omliggende woningen of activiteiten zijn toegestaan. Deze bestemming maakt het mogelijk om hier kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en bedrijfsmatige activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten te vestigen. Wonen, detailhandel en horeca zijn niet mogelijk binnen deze bestemming.

Artikel 8 Gemengd - 3

Verspreid in het woongebied en ter plaatse van de voormalige agrarische percelen aan de Westerweg bevinden zich een aantal gronden en panden waaraan ruimere gebruiksmogelijkheden zijn toegekend. Op de percelen worden de functies dienstverlening, maatschappelijk, kantoor en bedrijfsmatige activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gecombineerd met wonen.

Artikel 9 Groen

De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere op zichzelf staande groeneenheden die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd voor groen. Kleine stukjes siergroen vallen onder de bestemming "Verkeer-2". Binnen de bestemming "Groen" is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen. Daarnaast zijn ook bijbehorende voorzieningen toegestaan. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan kunst, jongerenontmoetingsplaatsen, afvalverzamelplaatsen al dan niet met ondergrondse containers en dergelijke. Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan.

Binnen de bestemming "Groen" zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen om ter plaatse van deze bestemming parkeerplaatsen aan te kunnen leggen of aanpassingen aan de verkeersinfrastructuur te kunnen doen.

Tevens worden de evenementen in het Leeghwaterpark expliciet mogelijk gemaakt doordat hiervoor de aanduiding 'evenemententerrein' is opgenomen.

Artikel 10 Maatschappelijk

De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd met de bestemming "Maatschappelijk". Ten opzichte van het bestemmingsplan "De Purmer 2005" zijn de bouwmogelijkheden binnen deze bestemming voor het grootste deel van de locaties verruimd. In onderhavig bestemmingsplan mogen veelal twee bouwlagen van dezelfde oppervlakte worden gerealiseerd, waar in het bestemmingsplan "De Purmer 2005" de tweede bouwlaag slechts 50% van de eerste bouwlaag mocht beslaan. Om uitbreidingen van de bestaande panden mogelijk te maken zijn twee binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen, één algemene en één specifiek voor schoolgebouwen/jeugd- en kinderopvang.

Artikel 5 Bos

Deze bestemming heeft als doel de bescherming, instandhouding, ontwikkeling en waarborging van de landschaps- en natuurwaarden van de Ecologische Hoofdstructuur. Recreatief medegebruik van deze gronden is toegestaan. Om deze reden zijn op deze gronden ook voet-, fiets- en ruiterpaden toegestaan. Een deel van het Purmerbos valt onder de Ecologische Hoofdstructuur/Natuurnetwerk Nederland.

Artikel 11 Recreatie

Binnen de bestemming "Recreatie" zijn extensieve dagrecreatieve voorzieningen toegestaan. Overnachtingen zijn expliciet niet toegestaan. Op diverse plekken zijn de bestaande recreatieve voorzieningen expliciet opgenomen middels een functieaanduiding.

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is een evenemententerrein toegestaan ten behoeve van evenementen en de daarbij behorende voorzieningen (o.a. de tijdelijke huisvesting/stalling van kermisexploitanten gedurende een kermis in de gemeente).

Artikel 12 Recreatie - Golfbaan

Specifiek voor het golfterrein is de bestemming "Recreatie-Golfbaan" opgenomen. De aanwezige gebouwen zijn niet met een bouwvlak opgenomen. Voor de gehele bestemming geldt een bebouwingspercentage van 1%. Hierbinnen passen de reeds aanwezige gebouwen en is nog ruimte voor kleine uitbreiding(en). Tevens is een bedrijfswoning toegestaan aan de Westerweg.

Artikel 13 Recreatie - Manege

Aan de Westerweg 36a bevindt zich Manege Purmerbos waarvoor de specifieke bestemming "Recreatie-Manege" is opgenomen. Aangezien rekening dient te worden gehouden met de omliggende woningen, zijn in de regels en op de verbeelding regels opgenomen voor de locatie van de longeerring, de paardenbak en de mestverzamelplaats.

Artikel 14 Sport

Binnen de bestemming "Sport" zijn de functies sport en spel mogelijk. Ondergeschikte horeca en bij de sportvoorziening behorende detailhandel is toegestaan.

Artikel 15 Tuin - 1

De bestemming "Tuin-1" betreft de bij een woning behorende gronden gelegen in de woonwijken Purmer-Noord en Purmer-Zuid. Uitgangspunt van de tuinbestemming is dat de grens tussen de voor- en achtertuin op 1 meter achter de voorgevel ligt, ook in zijtuinen. In de bouwregels is een duidelijk onderscheid opgenomen tussen het bouwen in de voortuin en in de achtertuin.

Bouwen in het achtererfgebied

Binnen de tuinbestemming wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en naast het hoofdgebouw van de woning te gebruiken voor uitbreiding van de woning met bijbehorende bouwwerken. Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor vergunningvrije bouwwerken. Een uitzondering hierop is dat het te bebouwen gebied in de achtertuin groter is dan in het Bor: waar het Bor alleen bebouwing in het achtererfgebied toestaat, staat het bestemmingsplan bebouwing toe op het gehele gedeelte van het perceel dat meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn is gelegen.

Op deze gronden mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 150 m².

 

De maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken is gerelateerd aan het hoofdgebouw. Dit houdt in dat, als de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bijvoorbeeld 3,5 m hoog is, de aan- of uitbouw die hier tegenaan geplaatst wordt, dezelfde hoogte mag hebben. Enige flexibiliteit is toegelaten: als het om bouwkundige, welstandelijke of andere redenen verantwoord is om licht af te wijken van deze hoogte is dat toegestaan. Voorop blijft wel staan dat de hoogte van het bijbehorend bouwwerk en de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw aan elkaar gerelateerd blijven.

Bouwen buiten het achtererfgebied

Het is toegestaan om vóór de voorgevel een erker te bouwen met de maximale maten zoals in de regels genoemd. De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel is, overeenkomstig het Besluit omgevingsrecht, 1 m. Er is echter ook vraag naar een verhoogde erfafscheiding vlakbij de woning, uit privacyoverwegingen. Om aan deze vraag tegemoet te komen, is bepaald dat over de eerste twee meter loodrecht op en gemeten uit de voorgevel een erfafscheiding maximaal twee meter hoog mag zijn.

Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om in de gronden buiten het achtererf (voortuin) toch bijbehorende bouwwerken te kunnen realiseren. Deze regeling is opgenomen om in gevallen waarin de situatie het toelaat bijvoorbeeld een klein deel van een bijbehorend bouwwerk (bijvoorbeeld garage of carport) toch vóór de 1 meter achter de voorgevelrooilijn te kunnen plaatsen. Concrete voorwaarden qua maatvoering en situering zijn niet opgenomen om maatwerkoplossingen te kunnen bieden.

Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven

Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, is binnen deze bestemming, net als binnen de bestemming "Wonen", het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk. Hierbij geldt uiteraard dat de woon- c.q. tuinfunctie blijft prevaleren en geen onevenredige hinder optreedt voor de woonomgeving.

Artikel 16 Tuin - 2

De bestemming "Tuin-2" betreft de bij een woning behorende gronden voor de grote(re), vaak voormalige agrarische percelen aan de Westerweg en enkele percelen in Purmer-Noord en Purmer-Zuid. Net als bij "Tuin-1" is ook bij "Tuin-2" het uitgangspunt van de tuinbestemming dat de grens tussen de voor- en achtertuin op 1 meter achter de voorgevel ligt, ook in zijtuinen. In de bouwregels is een duidelijk onderscheid opgenomen tussen het bouwen in de voortuin en in de achtertuin.

Bouwen in het achtererfgebied

Binnen de bestemming "Tuin-2" wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en naast het hoofdgebouw van de woning te gebruiken voor uitbreiding van de woning met bijbehorende bouwwerken. Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor vergunningvrije bouwwerken. Een uitzondering hierop is dat het te bebouwen gebied in de achtertuin groter is dan in het Bor: waar het Bor alleen bebouwing in het achtererfgebied toestaat, staat het bestemmingsplan bebouwing toe op het gehele gedeelte van het perceel dat meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn is gelegen.

Op deze gronden mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 150 m². Met betrekking tot de reeds bestaande bijbehorende bouwwerken is opgenomen dat het oppervlak aan bestaande vergunde bijbehorende bouwwerken ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan het maximum toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken binnen deze bestemming is. Niet de locatie van de bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming "Tuin - 2" is vastgelegd. Dit betekent in de praktijk dat meerdere kleine bestaande bijbehorende bouwwerken kunnen worden gesloopt en vervangen kunnen worden door één groot bijbehorend bouwwerk met hetzelfde totale oppervlakte. Met betrekking tot nieuw te realiseren bijbehorende bouwwerken -dus geen sloop-nieuwbouw- geldt dat het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 150 m².

De bestemming "Tuin-2" verschilt van "Tuin-1" op het punt dat, gezien de perceelsgrootte, binnen "Tuin-2" ook voorzieningen als onoverdekte zwembaden, tennisbanen, paardenbakken en bebouwing ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden zijn toegestaan. Om geen hinder voor omliggende percelen te veroorzaken zijn regels gesteld aan afmetingen van deze voorzieningen en afstanden tot naastgelegen percelen.

Voor de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de bestaande situatie en de regeling uit het bestemmingsplan "De Purmer 2005", te weten een maximale goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 5 meter. Een hogere goot- en/of bouwhoogte is toegestaan voor bestaande vergunde bijbehorende bouwwerken ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is opgenomen voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken als dat passend(er) wordt gevonden. Voorwaarde is dat het bijbehorend bouwwerk nooit hoger mag zijn dan het hoofdgebouw waarbij het hoort.

Bouwen buiten het achtererfgebied

Net als in "Tuin-1" is het toegestaan om vóór de voorgevel een erker te bouwen met de maximale maten zoals in de regels genoemd. De maximale bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel is, overeenkomstig het Besluit omgevingsrecht, 1 m. Er is echter ook vraag naar een verhoogde erfafscheiding vlakbij de woning, uit privacyoverwegingen. Om aan deze vraag tegemoet te komen, is bepaald dat over de eerste twee meter loodrecht op en gemeten uit de voorgevel een erfafscheiding maximaal twee meter hoog mag zijn.

Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om in de gronden buiten het achtererf (voortuin) toch bijbehorende bouwwerken te kunnen realiseren. Deze regeling is opgenomen om in gevallen waarin de situatie het toelaat bijvoorbeeld een klein deel van een bijbehorend bouwwerk toch vóór de 1 meter achter de voorgevelrooilijn te kunnen plaatsen. Concrete voorwaarden qua maatvoering en situering zijn niet opgenomen om maatwerkoplossingen te kunnen bieden.

Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven

Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, is binnen deze bestemming, net als binnen de bestemming Wonen, het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk. Hierbij geldt uiteraard dat de woon- c.q. tuinfunctie blijft prevaleren en geen onevenredige hinder optreedt voor de woonomgeving.

Wijzigingsbevoegdheid

Voor de Westerweg 2c/d is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming "Tuin-2" d.m.v. een wijzigingsplan te wijzigen naar "Wonen" ten behoeve van twee woningen. Voorwaarden hiervoor zijn dat het moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening en geen onevenredige aantasting van of hinder voor omliggende waarden c.q. functies ontstaat.

Artikel 17 Verkeer - 1

De bestemming "Verkeer-1" wordt toegekend aan die wegen die door hun doorstroomfunctie een structuurbepalend karakter hebben.

Artikel 18 Verkeer - 2

De bestemming "Verkeer-2" wordt toegekend aan wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke. Ambulante handel op gronden met de bestemming "Verkeer - 2" is toegestaan bij georganiseerde markten en binnen de regelgeving van de Marktverordening Purmerend. Om een standplaats in te nemen zal wel altijd een standplaatsvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening nodig zijn.

Artikel 19 Water

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water zijn bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers. Dit water mag in principe niet worden gedempt of vergraven. Voor bouwwerken of werkzaamheden langs, in, of op het water dient een watervergunning bij het Hoogheemraadschap aangevraagd te worden. Voor de maximale afmetingen van steigers (max. 6 meter breed, max. 1 meter het water in) is aansluiting gezocht bij de regels die de Keur van het Hoogheemraadschap daarover stelt. Op deze wijze ontstaan er geen verschillen in regelgeving.

Artikel 20 Wonen

Op gronden met de bestemming "Wonen" zijn hoofdgebouwen, bedoeld voor de bewoning door personen, toegestaan. Voor de, vaak historische, woningen op de grote veelal (voormalige) agrarische percelen aan de Westerweg is een maximum aantal wooneenheden per bouwvlak opgenomen. In veel gevallen is dit twee wooneenheden. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt om de historische bebouwing te kunnen splitsen in twee woningen waardoor deze waardevolle bebouwingsvormen (vaak stolpboerderijen) behouden kunnen blijven. Ingeval 1 wooneenheid is opgenomen, kent de bestemming Wonen een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van de splitsing van één in twee woningen ten behoeve van de instandhouding van het historisch karakter van het gebouw indien de karakteristieke verschijningsvorm gehandhaafd blijft.

Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven

Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, zijn binnen de bestemming Wonen aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast toegestaan. Hierbij geldt dat het wordt uitgevoerd door de bewoner, de woonfunctie blijft prevaleren en geen onevenredige hinder optreedt voor de woonomgeving.

Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats

In dit bestemmingsplan is een aparte bestemming opgenomen voor de twee woonwagenstandplaatsen in De Purmer-Noord, te weten aan de Slaperdijk en de Purmerdijk. In verband met de brandveiligheid op de woonwagenterreinen zijn per terrein twee clusters, in de vorm van bouwvlakken, opgenomen waarbinnen de woonwagens geplaatst kunnen worden. Tussen de clusters (maximaal 4 woonwagens) dient een minimale afstand van 5 meter onbebouwd te blijven zodat een eventuele brand niet van het ene naar het andere cluster kan overslaan. Hiermee wordt de kans verkleind dat in geval van brand alle wagens op de terreinen in vlammen opgaan.

Artikel 22 Leiding - Gas - 1

De aanwezige hogedrukaardgastransportleidingen in het hele plangebied worden beschermd via een dubbelbestemming. In verband met twee verschillende doorsnedes van de leidingen is gekozen voor twee dubbelbestemmingen. Op grond van deze dubbelbestemmingen is het voor bouwen op deze gronden mogelijk om af te wijken, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingen.

Artikel 23 Leiding - Gas - 2

De aanwezige hogedrukaardgastransportleidingen in het hele plangebied worden beschermd via een dubbelbestemming. In verband met twee verschillende doorsnedes van de leidingen is gekozen voor twee dubbelbestemmingen. Op grond van deze dubbelbestemmingen is het voor bouwen op deze gronden mogelijk om af te wijken, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingen.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering". Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een watervergunning van het Hoogheemraadschap vereist.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 1

Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bijlagen van de Beleidsnota Archeologie in Purmerend (2009) zijn aangewezen als gebieden met een middelhoge archelogische verwachtingswaarde, worden beschermd via de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 1".

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 2

Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bijlagen van de Beleidsnota Archeologie in Purmerend (2009) zijn aangewezen als gebieden met een hoge archelogische verwachtingswaarde, worden beschermd via de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 2". Tevens worden hiermee zogenaamde AMK-terreinen, terreinen van archeologisch monumentale waarde, aangeduid.

Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.

Artikel 28 Algemene bouwregels

In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.

Ondergrondse bouw

De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan.

Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Hiervoor wordt verwezen naar de in mei 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.

Artikel 33 Overgangsrecht

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 1 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Algemeen

Een belangrijk uitgangspunt bij een goede ruimtelijke ordening is dat tussen bedrijven en milieugevoelige functies (zoals wonen) voldoende afstand wordt gehouden. Dit voorkomt dat de milieugevoelige functies overlast ondervinden van de bedrijven. Tegelijkertijd worden bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd als gevolg van de nabijheid van milieugevoelige functies. In dit plan wordt om deze afstand te garanderen gebruik gemaakt van een milieuzonering.

Deze zonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn. De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte SvB zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Milieuzonering en Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. 

De SvB 'bedrijventerreinen' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen. Tevens wordt deze toegepast in het buitengebied en op los liggende, relatief grootschalige bedrijfspercelen die op enige afstand van burgerwoningen zijn gelegen. In de SvB 'bedrijventerrein' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. Voor een toelichting op deze omgevingstypen wordt verwezen naar de VNG-publicatie. Gezien de aard van de omgeving van het plangebied wordt in dit bestemmingsplan uitgegaan van een rustige woonwijk. De richtafstanden die zijn vermeld in SvB 'bedrijventerrein' gelden dan ook ten opzichte van een rustige woonwijk.

Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Aan een bedrijfswoning op een bedrijventerrein worden minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat gesteld.

Te hanteren richtafstanden

De SvB 'bedrijventerrein' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor het omgevingstype 'rustige woonwijk' per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

Milieucategorie   Richtafstand (in meters) bij rustige woonwijk  
1   10  
2   30  
3.1   50  
3.2   100  
4.1   200  
4.2   300  
5.1   500  
5.2   700  
5.3   1.000  
6   1.500  

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

In de SvB 'bedrijventerrein' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft:

  • bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.

De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB 'bedrijventerrein' komt in vergaande mate overeen met de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste Staat zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) in de activiteiten die in de Staat zijn opgesomd. Tevens is de lijst van opslagen en installaties die in de VNG-publicatie als afzonderlijke lijst is opgenomen, in de SvB 'bedrijventerrein' verwerkt. Daarnaast is voor enkele bedrijfstypen een extra specificatie opgenomen in verband met de grootte van het bedrijfsoppervlak.

Flexibiliteit

De SvB blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In de planvoorschriften is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch door van de regel af te wijken kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'bedrijventerrein' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om af te kunnen wijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'bedrijventerrein' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planvoorschriften bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf door van de regels af te wijken kan toestaan. Om af te kunnen wijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de SvB 'bedrijventerrein' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB 'bedrijventerrein' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.