direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Jisperweg 112c, Westbeemster
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.OVJisperweg112c-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding van deze ruimtelijke onderbouwing is de voorgenomen legalisatie van de bedrijfswoning aan Jisperweg 112c te Westbeemster als reguliere woning, alsmede het vergunnen van de aangebrachte kapafdekking op de aangrenzende aanbouw bij deze woning.

Een uitgebreide procedure om omgevingsvergunning (art. 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wabo) wordt hiervoor doorlopen om in afwijking van het geldende bestemmingsplan het gebruik van de bestaande bedrijfswoning (in de bestemming 'Agrarisch – Hulpbedrijf') ook als reguliere woning toe te staan. De uitgebreide procedure wordt daarnaast ingezet om de gerealiseerde kap op de aanbouw met een gerealiseerde nokhoogte van 5,9 m te legaliseren, omdat deze de voorgeschreven maximum bouwhoogte overschrijdt die geldt in de standaardregeling voor de bestemming 'Wonen' en waar normaliter bij een eerdere ingezette bestemmingswijziging op het perceel aan getoetst zou zijn door de gemeente (betreffende art. 21.2.3, lid b van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Beemster 2012 – Partiële herziening 2021). Ook geldt dat de aanbouw, die aan de zijgevel van de woning is gebouwd, bij de bestemming 'Wonen' niet dieper mag zijn dan 1 meter achter de achtergevel. In werkelijkheid loopt de aanbouw tot 12,52 meter achter de achtergevel door. Verder geldt dat de afstand tot de kopergravuresloot aan de achterzijde minimaal 7,2 meter dient te bedragen. In de bestaande situatie bedraagt de afstand tussen de aanbouw en de kopergravuresloot 5 meter.

Voor het voeren van een uitgebreide procedure om omgevingsvergunning voor deze voorgenomen legalisatie is een ruimtelijke onderbouwing nodig. Voorliggend document voorziet hierin.

1.2 Projectgebied

Het projectgebied betreft het adres Jisperweg 112C ten zuiden van het dorpje Westbeemster in de gemeente Purmerend. Het projectgebied bevindt zich aan de noordzijde van een rij bestaande woningen in het landelijk gebied aan de Jisperweg. Ten oosten en noorden van het projectgebied liggen agrarische gronden. Het projectgebied betreft het kadastrale perceel 1801 sectie H van de kadastrale gemeente Beemster, en heeft een oppervlakte van 795 m2. Onderstaande figuur toont de luchtfoto van het betreffende perceel en omliggende gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.OVJisperweg112c-VA01_0001.png"

Figuur 1. Luchtfoto van het projectgebied. (bron ruimtelijkeplannen.nl en topotijdreis.nl)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van Jisperweg 112c te Westbeemster betreft het 'Buitengebied Beemster 2012 – Partiële herziening 2021', als vastgesteld op 26 oktober 2021, met identificatienummer NL.IMRO.0370.BPBUITEN2012HERZ21-VA01.

Aan de wegzijde van het perceel geldt de bestemming 'Tuin' met daarachter de bestemming 'Agrarisch – Hulpbedrijf' ter plaatse van de woning en de aanbouw. Verder is sprake van een dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie' die ziet op het behoud van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Zie figuur 2 voor de huidige bestemmingssituatie. Verder geldt ter plaatse van de bestaande bebouwing een maatvoeringsaanduiding voor een maximum bebouwingspercentage van 30% van het perceel en een maximum toegestane goot- en bouwhoogte van 4 m respectievelijk 8 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.OVJisperweg112c-VA01_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede van het projectgebied uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Partiële herziening 2021' (bron ruimtelijkeplannen.nl)

In de huidige situatie is er geen sprake meer van een agrarisch (hulp)bedrijf op het perceel. Het bedrijf is medio 2011 verplaatst naar een andere locatie en de bedrijfsbebouwing is vervolgens gesloopt. Er wordt momenteel al langere tijd regulier gewoond in de woning en de aanbouw behoort bij de woning. De aanwezige bebouwing wordt derhalve niet meer gebruikt ten behoeve van de agrarische bestemming van het perceel. Daarmee wordt in strijd gehandeld met de bestemmingsomschrijving in het bestemmingsplan en eveneens met artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo. Met het voeren van een uitgebreide procedure om omgevingsvergunning in afwijking van de toegestane gebruiks- en bouwregels van het geldende bestemmingsplan wordt de huidige situatie gelegaliseerd.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk vormen de daaropvolgende hoofdstukken de verantwoording van de activiteit die deze motivering mogelijk maakt. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving en analyse van de huidige ruimtelijk-functionele situatie en wordt ingegaan op de gewenste situatie, de beoogde ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt het van toepassing zijnde Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 4 wordt inzicht gegeven in diverse planologische aspecten die relevant zijn voor de fysieke leefomgeving. In het laatste hoofdstuk 5 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Huidige situatie

In de huidige feitelijke situatie worden zowel de woning als de aanbouw en de tuin gebruikt voor woondoeleinden. De agrarische (hulp)bedrijfsactiviteit is beëindigd. Het projectgebied is omgeven door agrarische gronden aan de noord- en oostzijde. Verder zijn er reeds reguliere woningen in het woonlint aan de zuidzijde van het projectgebied aanwezig en is aan de overzijde van de Jisperweg een voormalig agrarisch bedrijf herbestemd voor wonen. Aan al deze reguliere woonfuncties zijn in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' toegekend. De woning aan Jisperweg 112c is passend bij deze bestemde situaties in de omgeving.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0439.OVJisperweg112c-VA01_0003.png"

Figuur 3. Foto projectgebied huidige situatie.

2.2 Toekomstige situatie

De ontwikkeling bestaat uit legalisatie van het feitelijke gebruik van het perceel. Er worden geen nieuwe fysieke aanpassingen gedaan aan de bedrijfswoning of de aanbouw. Andere ruimtelijke ingrepen op het perceel zijn ook niet voorzien. Op dit moment hebben de gronden van het projectgebied de bestemming 'Agrarisch – Hulpbedrijf'. Hierin is één bedrijfswoning toegelaten. Aan het perceel wordt door middel van het doorlopen van een uitgebreide procedure met een omgevingsvergunning de activiteit/functie 'Wonen' toegevoegd. Daarmee is het huidige gebruik ook planologisch-juridisch correct geregeld voor de reguliere woonfunctie ter plaatse. Ook wordt de kapverdieping op de al bestaande en eerder vergunde aanbouw gelegaliseerd, aangezien deze de maximum bouwhoogte en de maximale diepte van de aanbouw achter de achtergevel voor een reguliere woonbestemming overschrijdt. Bovendien voldoet de afstand vanaf de aanbouw tot de kopergravuresloot niet aan de minimale vereiste voor de reguliere woonbestemming.

 

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen binnen wetten, regels en beleid van het Rijk, de provincie, eventueel regionaal gevoerd beleid op intergemeentelijk niveau en de gemeente.

3.1 Rijksbeleid en rijksregels

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

"Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig"

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) / AmvB Ruimte

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het projectgebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik.

LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die 'voldoende substantieel' is. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. Bij het inhoud geven aan de term 'voldoende substantieel' geldt vooralsnog de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724). Hieruit kan worden afgeleid dat bij een plan voor meer dan 11 woningen sprake is van een ontwikkeling die als voldoende substantieel wordt gezien. Voor overige stedelijke functies kan worden aangehouden dat het ruimtebeslag 500 m² of meer moet bedragen.

Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten op het motiveren van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing om omgevingsvergunning betreft het toestaan van een reguliere woonfunctie voor een reeds bestaande bedrijfswoning. Op basis van jurisprudentie kan geoordeeld worden dat het plan niet voldoende substantieel is om van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling te kunnen spreken en dat daarom geen laddertoets hoeft te worden doorlopen.

3.1.3 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

"Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving"

Vanaf 1 januari 2024 zal de Omgevingswet in werking treden. Onderdeel daarvan is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) waarvan het definitieve beleidsdocument op 11 september 2020 voor behandeling naar de Tweede Kamer is gestuurd. Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • 1. ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. de steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • 1. slimme combinaties maken waar dat mogelijk is;
  • 2. de kenmerken van het gebied centraal stellen;
  • 3. niet uitstellen of doorschuiven.

De NOVI vindt haar doorwerking in het regionale en lokale beleid waaraan uiteindelijk plannen zullen worden getoetst.

3.2 Provinciaal beleid en provinciale regels

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

"Balans tussen economische groei en leefbaarheid"

De aanstaande Omgevingswet zal veel bestaande wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu vervangen. De Provincie Noord-Holland heeft hierop geanticipeerd door als eerste stap, samen met stakeholders en inwoners, de Omgevingsvisie NH2050 op te stellen als opvolger van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 uit 2010. De omgevingsvisie is vormvrij en bevat een geheel nieuwe, de provincie zelfbindende, visie die gedragen wordt door zoveel mogelijk partijen. Hiervoor zijn verschillende participatievormen ingezet (co-creatie, consultatie) en is zowel online als offline het gesprek met belanghebbenden en belangstellenden aangegaan. De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld.

Doel van de provincie met de omgevingsvisie is dat iedereen die in Noord-Holland woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst. De provincie stuurt aan op "balans tussen economische groei en leefbaarheid", dat als leidend thema wordt gezien. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd.

Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is daarnaast voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Een economisch vitale provincie kan andersom weer bijdragen aan het welzijn en de leefbaarheid. In samenhang bekeken zijn in dit kader randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met grote thema's als klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieën, volkshuisvesting, bodemdaling en verminderde biodiversiteit.

3.2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020

De ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie NH2050 zijn vertaald in provinciale regels die in de op 22 oktober 2020 door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsverordening Noord-Holland zijn verankerd. De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van de omgevingsvisie met betrekking tot het handelen van anderen.

De uitgangspunten van de Omgevingswet vertalen zich voor de provincie in een andere, nieuwe manier van werken. De provincie heeft het opstellen van de omgevingsverordening dan ook als kans gezien om dingen anders aan te pakken, in de geest van de Omgevingswet. De regels van de omgevingsverordening zijn daarom op een vernieuwende manier opgesteld; meer gericht op het 'hoe' (hoe tot een goede fysieke leefomgeving te komen) in plaats van op het 'wat' (verbodsbepalingen en uitzonderingen daarop). Het gaat meer om het doel dan om het middel, waarbij kwalitatieve normen de plaats innemen van kwantitatieve.

De omgevingsverordening is in samenspraak met provinciale partners ontwikkeld. De provincie geeft aan met de omgevingsverordening een groot vertrouwen in initiatiefnemers en andere overheden te hebben en is daarom terughoudend met het opstellen van regels. Het provinciale doel (alsmede uitdaging) is uiteindelijk een eenvoudiger, duidelijker en meer integraal systeem van provinciale regels. Met meer ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte.

Hoofdstuk 6 van de Omgevingsverordening NH2020 van de provincie Noord-Holland bevat de instructieregels voor gemeenten. Deze gaan over nieuwe stedelijke ontwikkelingen voor het gehele provinciale grondgebied en kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied. Uit de digitale kaartviewer van de Omgevingsverordening Noord-Holland (2020) blijkt dat het perceel in het werkingsgebied landelijk gebied ligt. Op grond van artikel 6.10 van de omgevingsverordening geldt dat in het landelijk gebied kan worden voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling in geval van functiewijziging van een agrarisch bouwperceel naar wonen als ter plaatse ten minste één bedrijfswoning planologisch is toegestaan. Dat is het geval aan de Jisperweg 112c te Westbeemster. Bovendien is reeds langere tijd sprake van het huidig gebruik als reguliere woning ter plaatse en er is in de feitelijke situatie dan ook al sprake van een burgerwoning. Verder dient de functiewijziging onder meer de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet te beperken. Ook hieraan kan worden voldaan. Gelet op voorgaande kan dan ook worden geconstateerd dat er geen belemmeringen bestaan met betrekking tot het toestaan van het gebruik als reguliere woning aan Jisperweg 112c te Westbeemster.

3.2.3 Woondeal MRA

Op 15 maart 2023 is de Woondeal MRA getekend. Hierin spraken het Rijk, de provincies en gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam (MRA), waar Purmerend onderdeel van is, af om in te zetten op de realisatie van 175.000 tot 220.000 woningen in de periode 2022 tot en met 2030, waarvan twee derde betaalbaar. Purmerend heeft de inspanningsverplichting om 4.800 woningen te realiseren, waarvan 30% sociale huur en 36% middensegment huur en betaalbare koop.

3.2.4 Conclusie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt het planologisch-juridisch legaliseren van de voormalige bedrijfswoning als particuliere woning alsmede de gerealiseerde kap op de aldaar aanwezige aanbouw mogelijk. Het toestaan van dit aanvullend gebruik is passend binnen de doelstellingen en het beleid van de provincie zoals hiervoor beschreven.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Metropoolregio Amsterdam

Purmerend maakt onderdeel uit van Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland, Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. Het gebied dat de MRA uitmaakt is een (inter-)nationaal gewilde plek om te wonen en werken. Het is het gebied dat rondom Amsterdam ligt en waarin ieder deelgebied met eigen grote kernen een deel van de aantrekkelijkheid van de MRA vormt met een mix van eigen landschap, woonmilieus en vormen van werkgelegenheid.

Op basis van de prognose uit 2019 is voorzien dat de MRA tot 2050 circa 325.000 extra woningen nodig heeft om de groeiende bevolking onderdak te bieden. Dat is inclusief een aanvullende opgave van circa 25.000 woningen om het woningtekort significant te verminderen en naar een acceptabel niveau terug te brengen. De ambitie is dat de MRA zich toekomstbestendig en evenwichtig ontwikkelt tot een internationale topregio met een hoge leefkwaliteit (zie de MRA-agenda 2020-2024). De MRA bestaat uit veel verschillende en krachtige kernen, die elkaars kwaliteiten versterken. Bij de aankomende groei op lange en middellange termijn is het behoud en verbeteren van de leefbaarheid in de regio van groot belang met aandacht voor klimaatadaptatie en landschap en een goede bereikbaarheid van werk en ontspanning voor iedereen.

De MRA streeft een polycentrische ontwikkeling na, waarin alle kernen elkaar versterken, maar ook sterk genoeg op zichzelf zijn. Daarom wil de MRA inzetten op een goede verdeling van de werkgelegenheid en balans in woon- en werklocaties. Het gemeenschappelijk kader hiervoor is de Verstedelijkingsstrategie, die naar verwachting in de tweede helft van 2021 wordt vastgesteld. Hierin wordt voort geborduurd op al bestaande Rijk-regioafspraken, zoals de MRA-sleutelgebieden, de versnelling van de woningbouwproductie, de Woondeal met Binnenlandse Zaken en het programma “Samen Bouwen aan Bereikbaarheid” en het landschap.

3.3.2 Conclusie

Deel van de afspraken tussen het Rijk en de MRA is om tot 2030 175.000 tot 220.000 woningen te bouwen. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing ziet op het toestaan van het gebruik als reguliere woning van de bestaande bedrijfswoning aan Jisperweg 112c te Westbeemster. De onderhavige ontwikkeling past daarmee binnen de doelstellingen van het regionale beleid.

3.4 Beleid Hoogheemraadschap

Het Waterplan HHNK (WBP6), vastgesteld op 15 december 2021, bevat het beleid op hoofdlijnen voor het waterbeheer in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de periode 2022-2027. De watertoets is het instrument waarmee het Hoogheemraadschap toezicht houdt op behartiging van de waterbelangen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het beleid is om op te schuiven van toetsen van plannen naar samenwerken en meedenken aan de voorkant. De insteek is dat water een leidend principe is voor de ruimtelijke ordening, zonder de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen uit het oog te verliezen.

Om ervoor te zorgen dat de waterbelangen een goede plek krijgen en evenwichtig worden afgewogen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt de watertoets uitgevoerd. Ook onder de omgevingswet is dit proces vastgelegd maar dan onder de noemer 'weging van het waterbelang'. De watertoets moet uitwijzen of er belangen van het Hoogheemraadschap in het geding zijn. In paragraaf 4.9 Water en watersystemen wordt een verantwoording van het meewegen van het waterbelang gegeven. Hier zijn ook de uitkomsten van de watertoets vermeld.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Beemstermaat

De Structuurvisie Beemstermaat is door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Beemster in 2012 vastgesteld en bevat het ruimtelijk beleid voor de lange termijn voor het gebied De Beemster. De ambitie is tweeledig: enerzijds de kernkwaliteiten instandhouden en toegankelijk en beleefbaar maken en anderzijds de Beemster ontwikkelen als hoogwaardig agrarisch productiegebied en woon- en werkgebied. De kernwaarden van De Beemster zijn de openheid van het polderlandschap, het historisch sloten- en wegenpatroon met beplanting, de ringvaart met ringdijk, de structuur en ligging van de dorpen, het raster van de bebouwing, de indeling van de erven, het functionele, agrarische gebruik van deze droogmakerij en de originele maatvoering en verkaveling. De ambities zijn:

  • Behoud en herstel van het landschapspatroon (terugbrengen gedempte kopergravuresloten).
  • Tegengaan van verrommeling (van landschapsbeeld door onaantrekkelijke bouwwerken).
  • Behouden en versterken van ruimtelijke structuur en karakteristiek.
  • Recreatie en duurzaamheid versterken (opnieuw lusthof voor Amsterdam worden).
  • Neutraliteit wegenraster bewaren, spreiding verkeer bevorderen.
  • Extra autoverkeer niet accommoderen.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing past in de Structuurvisie Beemstermaat doordat dit het toestaan van het feitelijke gebruik van het perceel betreft. De ruimtelijke structuur blijft behouden. Er wordt geen extra autoverkeer geaccommodeerd.

3.5.2 Woonvisie 2017-2022

In de Woonvisie Purmerend 2017-2022 heeft de gemeente haar visie tot 2022 op het gebied van wonen geformuleerd. De gemeente wil een prettige woonstad blijven, de vraag naar woningen van inwoners goed kunnen blijven bedienen en een bijdrage leveren aan de regionale woningbouwopgave. Veel aandacht gaat uit naar de positie van huishoudens die zichzelf niet of moeilijk kunnen redden op de woningmarkt. In een achttal speerpunten heeft Purmerend deze ambitie verder uitgewerkt, waaronder ook de ambitie om tot 2040 10.000 extra woningen te bouwen. Dit om tevens de kwaliteit van de stad te versterken door vergroting van de differentiatie van het aanbod en van verschillende woonmilieus en de woningvoorraad meer passend te maken voor de toekomstige bevolkingssamenstelling. De voorgenomen ontwikkeling betreft legalisatie van één woning. De ontwikkeling voegt een woning toe aan de huidige woningvoorraad. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling in dit beleid.

3.5.3 Huisvestingsverordening 2019

Op 23 januari 2019 is een gewijzigde huisvestingsverordening in werking getreden, waarmee het in Purmerend verboden is zonder vergunning woonruimte te verbouwen tot twee of meer woonruimten. Ook is het verboden zelfstandige woonruimte om te zetten naar onzelfstandige woonruimten (omzettingsvergunning/kamerverhuur), ongeacht of sprake is van een sociale huurwoning of niet. Elke nieuw te vormen woonruimte dient een gebruiksoppervlakte te hebben van ten minste 40 m2. Sinds de gemeentelijke fusie op 1 januari 2022 geldt de vergunningplicht ook voor de Beemster. In maart 2022 zijn deze regels aangescherpt. De 40 m2 geldt vanaf dat moment alleen voor de binnenstad van Purmerend, in de overige gebieden moet een woonruimte ten minste 50 m2 oppervlak hebben.

3.5.4 Klimaatadaptatieplan Zaanstreek, Waterland en Purmerend 2021-2024

Op 17 december 2020 heeft de gemeenteraad het Klimaatadaptatieplan Zaanstreek Waterland en Purmerend 2021-2024 vastgesteld. Hierin wordt beschreven hoe de regio en de gemeente Purmerend zich voorbereiden op een veranderend klimaat. Het bevat de uitgangspunten en maatregelen die nodig zijn om de schadelijke effecten van hevige neerslag, extreme hitte, langdurige droogte en zeespiegelstijging zoveel mogelijk te beperken. In lijn met het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is het klimaatadaptatieplan gebaseerd op de klimaatscenario's van het KNMI voor 2050. De ambitie is om in 2050 een klimaatbestendig en waterrobuuste gemeente te zijn. In regionaal verband zijn leidende principes geformuleerd en doorvertaald naar vier uitgangspunten voor een klimaatadaptieve gemeente, zoals meer groen en meer ruimte voor water in de stad, klimaatadaptief maatwerk en gedeelde verantwoordelijkheid. De gemeente kiest bijvoorbeeld voor meer bomen, meer ruimte voor tijdelijke wateropvang, het hanteren van het MRA basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw (aanvulling bouwbesluit, bijlage I) en het stimuleren van vergroening onder particulieren. Aan het lokale plan is een uitvoeringsagenda met maatregelen, projecten en onderzoeken verbonden.

3.5.5 Duurzaamheidsagenda 2020-2023

Het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 vormt de basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zoals verwoord in de Duurzaamheidsagenda 2020-2023. Daarbij staan de thema's duurzaamheid in de gebouwde omgeving, bedrijven, mobiliteit, energie, stad en regio en gemeente centraal. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing ziet op het toestaan van een reguliere woonfunctie ter plaatse om de feitelijke woonsituatie planologisch-juridisch mogelijk te maken. De duurzaamheidsagenda ziet met name op nog nieuw te realiseren ontwikkelingen. Daarvan is hier geen sprake.

3.5.6 Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016

In 2016 heeft de gemeenteraad de Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016 vastgesteld. Deze nota bevat de parkeernormen bij nieuwe ontwikkelingen. De nota maakt de toepassing van de parkeernormen inzichtelijker, zodat het duidelijk is welke normen gehanteerd worden bij een bouwaanvraag. Hiervoor wordt een stappenplan aangewend. Tevens bevat de nota een digitale rekentool waarmee de parkeerbehoefte van een bouwproject berekend kan worden. In paragraaf 4.8 Wegen, verkeer en parkeren is nader uitgewerkt op welke manier hieraan voldaan wordt.

3.5.7 Conclusie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voor het toestaan van een reguliere woonfunctie op het perceel Jisperweg 112c te Westbeemster wordt niet belemmerd door het op diverse thema's gevoerde gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat. In de volgende paragrafen zijn de relevante milieukundige en planologische randvoorwaarden beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het planvoornemen.

4.1 Erfgoed

In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld. In 2017 is dit beleid opgegaan in het Erfgoedbeleid Purmerend 2017. Hierbij hoort een archeologische verwachtingskaart. Dit is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebruikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.

4.1.1 Archeologie

De archeologische beleidskaart is een geactualiseerde versie van de versie uit 2009. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op een locatie met een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Op locaties met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.

Toetsing

Het perceel Jisperweg 112c te Westbeemster ligt in een zone waarvoor een lage archeologische verwachtingswaarde geldt. Voor deze gebieden is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Bovendien vinden met voorliggende ruimtelijke onderbouwing geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats.

Conclusie

Het omgevingsaspect archeologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen van het toestaan van een reguliere woonfunctie op het perceel.

4.1.2 Cultuurhistorische waarden

Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 vastgesteld. Dit beleid richt zich op het behoud van het Purmerendse erfgoed. Het spreekt de visie uit dat het erfgoed belangrijk is voor de gemeente. De gemeente heeft vier ambities met betrekking tot het erfgoed:

  • 1. de karakteristieke historische waarden van Purmerend blijven zo veel mogelijk behouden. Dit wil niet zeggen dat erfgoed onaantastbaar is, ontwikkelingen aan en rond cultuurhistorische waarden blijven mogelijk, mits dit gebeurt met respect voor het 'verhaal' van het object;
  • 2. de historische waarden van onze gemeente worden versterkt door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een zichtbare relatie met het erfgoed te leggen. Dit geldt vooral voor locaties in de binnenstad en op bijzondere historische locaties;
  • 3. de kennis over het erfgoed wordt toegankelijker;
  • 4. de gemeente werkt samen met de Purmerendse burgers en ondernemers aan de ambities met betrekking tot het erfgoed.

Toetsing

Bij het gemeentelijk erfgoedbeleid is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waar al het erfgoed van Purmerend op is afgebeeld. Het kaartmateriaal toont dat het projectgebied aan de historische Jisperweg gelegen is. De weg maakt onderdeel uit van het wegenpatroon van de Beemster, dit wegenpatroon vormt voor de droogmakerij het kenmerkende 'raster', de ruimtelijke hoofdstructuur. Ook ligt het projectgebied aan twee historische waterloop kopergravures. Zowel de Jisperweg alsmede de kopergravures blijven behouden bij de voorgenomen legalisatie. Er vinden geen ruimtelijke ingrepen op grond van voorliggende ruimtelijke onderbouwing plaats.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de aanwezige cultuurhistorische waarden rondom het projectgebied van deze ruimtelijke onderbouwing.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Om hinder tussen bedrijven en gevoelige functies zoals woningen te voorkomen, is het wenselijk dat tussen beide functies voldoende ruimte is. Om te bepalen welke afstand noodzakelijk is, kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden die zijn opgenomen in de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Als aan de gestelde richtafstanden wordt voldaan, is er veelal geen sprake van bedrijfshinder.

Toetsing

Externe werking

Bij externe werking gaat het voornamelijk om de vraag of het plan leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar gezien, in strijd kan worden geacht met een goede ruimtelijke ordening. Hiervan is sprake indien het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast of de realisatie van het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor bedrijven uit de omgeving. Het planvoornemen voorziet niet in realisatie van een milieubelastende functie. Op grond hiervan is er geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat voor omliggende functies.

Interne werking

Bij interne werking gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. In voorliggend geval wordt er een milieugevoelig object toegelaten, te weten het gebruik van de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning.

Het projectgebied ligt buiten het stedelijk gebied van West-Beemster en grenst zich aan de noord- en oostzijde aan gronden met agrarische doeleinden. Op deze gronden zijn alle vormen van agrarisch gebruik (veeteelt, maar ook gewassen/bloemteelt etc.) toegestaan. Dus in beginsel ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor het spuitzoneringsvraagstuk moet op basis van jurisprudentie een zonering van 50 m worden aangehouden. Dat zou in dit geval betekenen dat het planvoornemen 50 m uit de rand van de agrarische gronden moet blijven of er moet worden vastgelegd dat op de eerste 50 m van de gronden geen gewasbeschermingsmiddelen mogen worden toegepast.

Door recente jurisprudentie van 19 oktober 2022 (ABRvS 202100769/1/R4) is er een streep gegaan door de laatste rekenmethodiek (EFSA rekenmethode). Op dit moment is er dus geen rekenmethode aanwezig die juridisch stand houdt. Met deze methodiek werd beargumenteerd waarom kleinere afstanden voor spuitzonering tot gevoelige functies kon worden aangehouden. Onder gevoelige functies wordt verstaan woningen en gebouwen waar mensen langdurig verblijven. Dit betekent dat er nu geen juridisch houdbare rekenmethode voorhanden is, terwijl er wel ruimtelijke procedures lopen en opgestart worden, waarbij een afstand kleiner dan 50 m noodzakelijk is om überhaupt plannen te kunnen ontwikkelen.

Het ministerie van LNV werkt (sinds de recente uitspraak van 19 oktober 2022 (ABRvS 202100769/1/R4)) aan een nieuwe rekenmethode. Echter het is nog niet duidelijk wanneer deze nieuwe rekenmethode in gebruik genomen kan worden. Nu er nog geen nieuwe rekenmethode is, is het nodig te beargumenteren met de gegevens die voorhanden zijn waarom gevoelige functies, dichtbij agrarische gronden waar gewasbeschermingsmiddelen gebruikt kunnen worden, tóch gerealiseerd kunnen worden.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. Huidige gegevens die voor handen zijn betreffende voorliggende ruimtelijke onderbouwing:

  • Thans kent het projectgebied de bestemming 'Agrarisch - Hulpbedrijf'. De voor 'Agrarisch - Hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.de uitoefening van het agrarisch hulpbedrijf, al dan niet in combinatie met een agrarisch bedrijf; en b. wonen ten behoeve van het bedrijf. De functie wonen wordt dus in de voorgenomen ontwikkeling feitelijk al toegestaan. Volgens het huidige bestemmingsplan kan er dus al gewoond worden op deze locatie.
  • Op dit moment worden de betreffende agrarische gronden niet gebruikt voor doeleinden waarbij extensief bespoten hoeft te worden. Momenteel worden deze gebruikt voor veeteelt/grasproductie.
  • Direct ten zuiden van het plangebied zijn vergelijkbare gevoelige woonfuncties reeds toegestaan. Deze woningen grenzen eveneens direct aan de agrarische gronden waar het projectgebied van voorliggende ruimtelijke onderbouwing ligt.

Naast het voorgaande zijn er in de directe nabijheid van het plangebied geen milieubelastende functies aanwezig die van invloed zijn op de legalisatie.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen legalisatie met deze ruimtelijke onderbouwing.

4.3 Bodemkwaliteit

Op 7 mei 2020 is het nieuwe bodembeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Deze stukken, bestaande uit de "Bodemkwaliteitskaart gemeente Purmerend en "Nota bodembeheer Purmerend", bevatten de regels om grondverzet binnen Purmerend plaats te laten vinden zonder dat daar extra bodemonderzoek noodzakelijk voor is. De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op bodemonderzoek, en daarin zijn ook de PFAS- en PFOA-gerelateerde stoffen meegenomen.

Daarbij heeft de gemeenteraad ook de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Beemster geaccepteerd als erkend bewijsmateriaal van de bodemkwaliteit. Hierdoor is voor veel locaties uitwisseling van grond tussen Purmerend en Beemster mogelijk zonder extra bodemonderzoek. Het bodembeleid is voornamelijk generiek (wat schoon is, moet schoon blijven). Voor de rijkswegen, spoorbanen en grond in eigendom van het Hoogheemraadschap zijn uitzonderingen daarop gemaakt en is het beleid specifiek (meer grondverzet mogelijk).

In Beemster is het beleid voor alle locaties specifiek. Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit. Bij de vaststelling van ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de bodemgesteldheid.

Toetsing
Uit Bodemkwaliteitskaart gemeente Purmerend blijkt dat ter plaatse van het projectgebied geen bodemverontreinigingen zijn te verwachten. De gronden zijn op de bodemfunctiekaart ingedeeld in de functie wonen. Voor de uitvoerbaarheid van deze ruimtelijke onderbouwing bestaan dan ook geen belemmeringen.

Conclusie
Het voornemen om een reguliere woonfunctie op het perceel Jisperweg 112c toe te staan, wordt niet beperkt door het aspect bodemkwaliteit.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Toetsing

In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is de ev-signaleringskaart ontwikkeld. Op deze risicokaart staan verschillende risico-ontvangers en risicobronnen aangegeven. Voor deze ruimtelijke onderbouwing is op de ev-signaleringskaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Op basis van deze kaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn die van invloed zijn op het projectgebied. Ook wordt met voorliggende ruimtelijke onderbouwing niet voorzien in het mogelijk maken van een risicobron.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.OVJisperweg112c-VA01_0004.png"

Figuur 4. Overzicht risicobronnen in en/of nabij het projectgebied (bron ev-signaleringskaart.nl)

Conclusie

De normen voor externe veiligheid zoals aangegeven in het Bevi, het Bevt en het Bevb vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het planvoornemen kan wat het aspect externe veiligheid betreft uitvoerbaar worden geacht.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. In veel gevallen is deze norm 48 dB; voor spoorweglawaai bedraagt deze 55 dB en voor industrielawaai is de norm 50 dB(A).

Toetsing

In het kader van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is de vraag of sprake is van realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object. Feitelijk is er echter al lange tijd sprake van het gebruik als reguliere woning van Jisperweg 112c te Westbeemster. Met het afgeven van een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan en dit huidige gebruik nu ook planologisch-juridisch toegestaan. Hiermee vindt de woning aansluiting bij het woonlint ten zuiden langs de Jisperweg. Er wordt reeds regulier gewoond in het projectgebied. Er zijn daarmee geen indicaties dat wegverkeerslawaai legalisatie van het huidige gebruik in de weg zou staan.

Conclusie

Wat betreft voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt er van uit gegaan dat wegverkeerslawaai het toestaan van het huidige gebruik als reguliere woning niet belemmert. 

4.6 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt in 2022 overeen met 1.985 auto's dan wel 100 vrachtwagens per weekdagetmaal (Grenswaarden per 23-04-2022).

PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.

Toetsing

Aan de hand van de Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl) van de RIVM kan de huidige luchtkwaliteit in de omgeving van het projectgebied worden nagegaan. Hieruit blijkt dat de luchtkwaliteit als goed wordt beoordeeld en dat er geen aanleiding is om een overschrijding van geldende grenswaarden te verwachten.

Deze ruimtelijke onderbouwing ziet op het toestaan van reguliere woongebruik naast het gebruik als bedrijfswoning ter plaatse aan de Jisperweg. Dit voornemen zorgt niet voor extra verkeersgeneratie aangezien de feitelijke situatie qua verkeersgeneratie gelijk is aan de toekomstige situatie. Er is daardoor geen (negatieve) invloed op de luchtkwaliteit te verwachten. Het planvoornemen maakt geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Gestelde grenswaarden van een nibm-project worden niet overschreden vanwege het project. Het project kan dan ook in de tweede vrijstellingscategorie worden ondergebracht en is 'nibm' van invloed op de luchtkwaliteit.

Conclusie
De uitvoerbaarheid wordt niet belemmerd door onaanvaardbaar nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit.

4.7 Natuur

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. In deze wet is zowel de bescherming van de flora- en faunasoorten vastgelegd, alsook de bescherming van specifieke natuurgebieden (Natura 2000-gebieden). Naast de Wnb zijn ook de provinciale omgevingsvisie en verordening relevant voor de gebiedsbescherming. Hierin is onder meer het behoud en de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) geregeld. Om de uitvoerbaarheid van het planvoornemen te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden nodig.

Toetsing

Soortenbescherming

Het projectvoornemen bestaat uit de legalisatie van het particulier bewonen van een bedrijfswoning en aanbouw. Er wordt geen bebouwing gesloopt of toegevoegd aan het projectgebied. De voorgenomen legalisatie heeft hiermee geen invloed op de flora en fauna rondom het projectgebied.

Gebiedsbescherming

In de nabijheid van Westbeemster liggen drie Natura 2000-gebieden: het Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, de Eilandspolder en de Polder Zeevang. In de eerste twee is sprake van een overbelasting aan stikstof, dus een overschrijding van de Kritische Depositiewaarde (KDW). In de Polder Zeevang is daar geen sprake van (toestand maart 2023). Op voorhand kan worden uitgesloten dat deze ruimtelijke onderbouwing significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Het gaat hier om legalisatie van een reeds aanwezige woning en aanbouw.

Conclusie

Omdat met voorliggend plan reeds sprake is van een bestaande gebruiks- en bebouwingssituatie die gelegaliseerd wordt en geen nieuwe bouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, kan op voorhand in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg zal staan.

4.8 Wegen, verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt getoetst of er geen onevenredige belasting plaatsvindt op de omliggende infrastructuur van het plangebied. Daarnaast wordt getoetst of er voldoende parkeerruimte aanwezig is in verband met de nieuw te realiseren functies.

Toetsing

Verkeersaantrekkende werking

Voor een ruimtelijk plan geldt dat verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen moeten worden onderbouwd. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van de vuistregels en kengetallen die in de publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren' (2018) van het CROW (het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) zijn aangereikt. De cijfers zijn algemeen van aard en gelden als hulpmiddel om de bandbreedte van de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen bepalen.

Het projectvoornemen betreft het toestaan van een reguliere woonfunctie voor een bestaande bedrijfswoning met aanbouw. Momenteel wordt er al gewoond in de woning. De feitelijke situatie verandert dus niet. In de toekomstige situatie is de verkeersgeneratie gelijk aan de huidige situatie. Er is geen sprake van extra verkeersaantrekkende werking.

Parkeren

Parkeren wordt in de huidige en toekomstige situatie opgelost op eigen terrein. In de toekomstige situatie is het aantal parkeerplekken dat nodig is gelijk aan de huidige situatie. Parkeren in het buitengebied op de Jisperweg is niet mogelijk. In het projectgebied is echter ruim voldoende parkeerruimte op eigen terrein beschikbaar.

Conclusie

De uitvoerbaarheid van deze ruimtelijke onderbouwing wordt niet beperkt door de aspecten wegen, verkeer en parkeren.

4.9 Water en watersystemen

Op grond van artikel 3.1.6 Bro moet aandacht worden besteed aan de waterhuishouding een waterparagraaf worden opgenomen in de toelichting van ruimtelijke plannen. Hierin wordt beschreven op welke manier rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op zowel het grondwater als het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weergave van de zogenoemde watertoets. De watertoets heeft als doel om waterhuishoudkundige doelstellingen te betrekken bij relevante besluiten en ruimtelijke plannen. Voorliggend projectgebied valt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

Digitale watertoets

Op 10 juli 2023 is middels de digitale watertoets advies opgevraagd bij het HHNK. Het advies is als Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Uit het advies blijkt dat er geen waterbelang bestaat die het uitvoeren van een nadere watertoetsprocedure zinvol maakt. Dit betekent dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en/of de afvalwaterketen. Het HHNK geeft hiermee derhalve een positief wateradvies af.

Conclusie

De uitvoerbaarheid van deze ruimtelijke onderbouwing wordt niet belemmerd door het aspect water en watersystemen.

4.10 Overig

4.10.1 Kabels en leidingen

In en direct rondom het projectgebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering voor de uitvoerbaarheid van deze ruimtelijke onderbouwing zouden kunnen opleveren.

4.10.2 M.e.r.-verantwoording

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-verantwoording houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken.

Het voornemen voor het toestaan van regulier woongebruik, naast het gebruik als bedrijfswoning, van de gronden aan Jisperweg 112c te Westbeemster, betreft geen concreet benoemde activiteit die in kolom D van het Besluit m.e.r. is genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor deze ruimtelijke onderbouwing geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde. Daarnaast kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid wel worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een omgevingsvergunning inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan. Het gaat hierbij om zowel de economische als de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Ook wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het aspect grondexploitatie.

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een aangewezen bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Bro aangegeven. Gelet op voorliggende ruimtelijke onderbouwing die ziet op het toestaan van het gebruik van de bebouwing als reguliere woning, naast het reeds toegestane gebruik als bedrijfswoning, is geen sprake van een bouwplan

Planschadeverhaal

Door het verlenen van de omgevingsvergunning is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het projectgebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven) wanneer dit boven de 2% van de waarde van het onroerend goed uitkomt.

Onderzoeks- en plankosten

De kosten voor de aanvraag om omgevingsvergunning en de kosten voor het opstellen van de benodigde stukken daartoe, zoals voorliggende ruimtelijke onderbouwing, worden door initiatiefnemer gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding.

Conclusie

Voor het voorgenomen plan wordt een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure doorlopen, waarbij de bijbehorende kosten en planschadeafhandeling kunnen worden afgedaan met leges. Hierdoor wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan niet belemmerd en is het sluiten van een afzonderlijke anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer niet noodzakelijk.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Procedure om omgevingsvergunning

In art. 3.10 Wabo is bepaald dat voor de in deze ruimtelijke onderbouwing bedoelde omgevingsvergunning de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in dit artikel van toepassing is.

Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, wordt de ontwerp-omgevingsvergunning gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen op het ontwerp naar voren brengen. Deze procedure is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), afdeling 3.4.

De beslistermijn op de ontwerp-omgevingsvergunning van zes maanden begint te lopen daags na ontvangst van de aanvraag (art. 3.12, lid 7 Wabo). Deze beslistermijn mag eenmaal verlengd worden, met ten hoogste zes weken (art. 3.12, lid 8 Wabo). Na vaststelling van de omgevingsvergunning maakt het bevoegd gezag het vaststellingsbesluit bekend. De mededeling van het definitieve besluit wordt tevens langs elektronische weg gedaan en beschikbaar gesteld (art. 6.14 Bor jo. Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012).

Op de ontwerp-omgevingsvergunning moet tevens het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 Bro worden gevoerd (art. 6.18 Bor). Indien door Gedeputeerde Staten of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze is ingediend en deze zienswijze niet volledig is overgenomen, wordt het vaststellingsbesluit na zes weken na de vaststelling van de omgevingsvergunning bekendgemaakt. Uiterlijk zes weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank en eventueel hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

5.2.2 Overleg ex. art. 3.1.1 Bro

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro kan voorliggende ruimtelijke onderbouwing aan verschillende maatschappelijke instanties worden voorgelegd voor een reactie. In het geval overduidelijk is dat er geen belangen van toepassing zijn, kan hiervan worden afgezien. Zo is overleg met het Rijk bijvoorbeeld niet noodzakelijk als rijksbelangen geen rol spelen.]

5.2.3 Tervisielegging ontwerp

Met het ter visie leggen van de ontwerp-omgevingsvergunning stelt de gemeente een ieder in de gelegenheid om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op de inhoud van het planvoornemen.