Plan: | Tankstation en autoherstelgarage Verzetslaan - 2022 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0439.BPTANKVERZETSL2022-va01 |
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de verplaatsing van het tankstation aan De Burgemeester. D. Kooimanweg 14 en een autoherstelgarage vanaf het Tramplein 7 in het centrum van Purmerend naar de Verzetslaan.
Het project past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bestemmingsplan De Gors e.o. 2010". In paragraaf 1.3 wordt hierop verder ingegaan. Het onderhavige bestemmingsplan geeft een planologisch kader - bouw- en gebruiksregels - waarbinnen het project planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Het plangebied ligt aan de zuidkant van de wijk De Gors. Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door de percelen van de KFC en McDonalds. Aan de zuidzijde grent het plangebied aan de Verzetslaan (N235). Aan de westzijde grenst het gebied aan de Jaagweg. Het plangebied wordt momenteel deels als parkeerplaats gebruikt voor de nabij gelegen McDonald's en een KFC. Het explotatiegebied bevat ca. 4.138 m2. De ligging van het plangebied is weergegeven in onderstaande figuren.
Projectlocatie (Bron: Ontwerpboek)
Projectlocatie ingezoomd (Bron: Ontwerpboek)
Op het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan De Gors e.o. 2010', vastgesteld op 21 oktober 2010. De gronden van het plangebied hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer - 2' en 'Groen'. Dit plan geeft de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:
Verkeer - 2
De voor "Verkeer - 2 " aangewezen gronden zijn bestemd voor
Groen
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen deze bestemming is het realiseren van een tankstation of autoherstelbedrijf met bijbehorende functies niet toegestaan.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat een omgevingsanalyse waarin wordt nagegaan welke functies en bouwwerken zich voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied bevinden en in hoeverre het nieuwe project hierin past. In hoofdstuk 5 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid en de inspraak en het overleg.Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.
Het project betreft het verplaatsen van het tankstation en het autoherstelbedrijf en bestaat uit:
Het plan voorziet in de bouw van circa 800 m2 aan bebouwing waarvan 226 m2 overkapping ter plaatse van de benzinepompen. De locatie zal worden ontsloten op de N235.
In augustus 2019 heeft het college van de gemeente Purmerend ingestemd om te komen tot een een plan voor zo'n 460 appartementen langs de Burgemeester D. Kooimanweg, vanaf de Where tot aan de Albert Heijn. Op deze locatie is nu sprake van leegstaande bedrijfspanden en een onbemand tankstation (locatie Burg. D. Kooimanweg) van de opdrachtgever.
De opdrachtgever is ook eigenaar van de Carex-garage naast het Tramplein. Met de opdrachtgever is afgesproken dat hij de grond van het tankstation langs de Burgemeester D. Kooimanweg verkoopt aan de initiatiefnemer van die herontwikkeling en dat de gemeente hem helpt zoeken naar een alternatieve locatie. Deze locatie is gevonden op onderhavig plangebied. Om de verplaatsing van het tankstation en het autoherstelbedrijf mogelijk te maken moet er een nieuw bestemmingsplan worden gemaakt. Het voorliggende plan voorziet hierin.
Het gebied rondom het nieuwe tankstation en autoherstelbedrijf wordt praktisch ingericht. De bezoekers van het tankstation kunnen vanaf de N235 het terrein betreden. Via dezelfde ontsluiting is het mogelijk om weer terug te komen op de N235 zonder het andere verkeer te belemmeren. Klanten van het autoherstelbedrijf kunnen gebruik maken van dezelfde weg. Ook is er voor het plan een inrichtingstekening opgesteld. Zie onderstaand figuur en Bijlage 1 voor deze inrichtingstekening met legenda.
Fragment inrichtingstekening nieuwe situatie
Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, (deel-)regionale, en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante algemene beleid beknopt samengevat.
Op 11 september 2020 is door de rijksoverheid de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities: wat willen we bereiken? Vervolgens worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.
De Uitvoeringsagenda beschrijft de vier prioriteiten. De opgaven uit de toelichting kunnen veelal niet apart van elkaar worden aangepakt. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten.
1. Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie;
2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
3. Sterke en gezonde steden en regio's;
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied,
Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: '(a) het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms echt onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegingsproces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:
1. Combineren boven enkelvoudig;
2. Kenmerken & identiteit;
3. Afwentelen voorkomen.
Relatie tot onderhavige ontwikkeling
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Het rijk heeft nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende nationale belangen van toepassing:
Het onderhavige plan houdt rekening met deze aspecten zoals hierna ook verder wordt gemotiveerd. De nationale belangen verzetten zich niet tegen de voorziene ontwikkeling.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Nationale Omgevingsvisie is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor deze ontwikkeling hebben deze regels geen gevolgen.
Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder).
De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.
Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten op het motiveren van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.
Distributief planologisch onderzoek relocatie tankstation Purmerend
Door Bureau Star Line is een distributief planologisch onderzoek (DPO) verricht ten behoeve van de gewenste relocatie van het onbemande tankstation aan de Burgemeester D. Kooimanweg 14 in het centrum van Purmerend naar het terrein aan de Verzetslaan / Jaagweg waar thans ook McDonalds en KFC gevestigd zijn. Aan Bureau Star Line is gevraagd om ten behoeve van de Ladder Duurzame Verstedelijking een haalbaarheidsonderzoek voor de onderzoekslocatie uit te voeren. Het DPO heeft ten eerste tot doel de markt voor motorbrandstoffen in de omgeving rondom de onderzoekslocatie in kaart te brengen teneinde te kunnen beoordelen of de huidige en toekomstige markt ruimte biedt voor de vestiging van een verkooppunt voor motorbrandstoffen. Ten tweede wordt in het DPO onderzocht of de levensvatbaarheid van de reeds aanwezige tankstations binnen het onderzochte marktgebied niet in onevenredige mate wordt aangetast door de vestiging van een tankstation op de onderzoekslocatie. In het onderzoek is vanuit meerdere invalshoeken bestudeerd in welke mate de vestiging van een tankstation op de projectlocatie van invloed zal zijn op het omliggende marktgebied voor motorbrandstoffen, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Onderstaand worden de conclusies uit het onderzoek weergegeven. Het volledige onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel in kwantitatieve zin als kwalitatieve zin er zowel in de huidige als in de toekomstige markt anno 2030 behoefte is aan het beoogde tankstation op de projectlocatie. De onderzoekslocatie kan zeker in de vraagbehoefte voldoen zonder dat sprake zal zijn van duurzame ontwrichting in zowel de huidige als toekomstige markt van motorbrandstoffen.
De laddertoets is hiermee succesvol doorlopen.
Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie van de provincie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie zet in op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid, zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
De ambitie van de provincie is dat de inwoners en bedrijven van Noord-Holland zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen. De provincie stuurt op een optimale afstemming tussen ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur. Het verplaatsen van het tankstation en autoherstelgarage naar de drukke N235 past goed binnen deze ambitie.
In de omgevingsvisie NH2050 zijn de gronden gelegen tussen de afslag Verzetslaan, Jaagweg en Laan der Continenten aangeduid als Landelijk Gebied. Omdat deze gronden intensief worden gebruikt voor diverse stedelijke functies, waaronder horeca en woningbouw is de provincie voornemens om dit gebied te ontgrenzen als landelijk gebied. Het gebied is verstedelijkt en hoort niet (meer) bij het landelijke gebied. De bestemming in het gebied is “Cultuur en ontspanning”. Binnen de afwijkingsmogelijkheden van het bestemmingsplan, zijn recentelijk 108 tijdelijke woningen (voor 15 jaar) vergund. De overige stedelijke (horeca) voorzieningen in het gebied grenzen aan en bedienen de stedelijke kern. Het 'Ontwerp wijzigingen werkingsgebieden OV NH2020 ronde 1 2022' heeft van maandag 7 maart tot en met zondag 17 april 2022 ter inzage gelegen. Na vaststelling zal het plangebied onderdeel uitmaken van bestaand stedelijk gebied en zijn de regels hieromtrent van toepassing op het planvoornemen. In dit plan gaan wij al uit van deze toekomstige situatie.
De ambitie van de provincie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn. Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Het planvoornemen ziet op een binnenstedelijke verplaatsing en is in lijn met de Omgevingsvisie NH2050.
Op 22 oktober 2020 is de provinciale Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. Deze is op 17 november 2020 in werking getreden. Deze verordening zet in op het mogelijk maken van ontwikkelingen zoals woningbouw en de energietransitie en op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland, met een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De verordening bevat instructieregels voor gemeenten die beperkingen stellen aan wat in ruimtelijke plannen kan worden opgenomen. Voor deze ontwikkeling is getoetst aan de artikelen 6.3 (nieuwe stedelijke ontwikkelingen), 6.62 (klimaatadaptatie) en 6.77 (regionale waterkeringen).
In artikel 6.3 (nieuwe stedelijke ontwikkelingen) van de verordening is opgenomen dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. In 2020 zijn voor deze ontwikkeling binnen de regio de benodigde afspraken gemaakt. Hiermee wordt voldaan aan dit artikel.
In artikel 6.62 (klimaatadaptatie) is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. Hierin wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. Tevens worden de maatregelen en voorzieningen beschreven die worden getroffen om de risico's op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Het pand wordt zoveel als mogelijk gebouwd met hout en zal worden voorzien van een groendak en daar waar mogelijk van groene gevels. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het beperken van de hitte op en rondom het pand. Door het groene dak wordt het hemelwater langer op het dak vastgehouden en vertraagd afgevoerd wat een positieve bijdrage levert aan het verminderen van de kans op wateroverlast. Het hemelwater komt vervolgens niet terecht in het riool maar wordt geïnfiltreerd in de bodem en de nabijgelegen sloten. Hierbij wordt een positieve bijdrage geleverd aan het verkleinen van de kans op droogte (van de bodem). De kans op overstroming als gevolg van de realisatie van deze ontwikkeling is nihil.
In artikel 6.77 (regionale waterkeringen) is opgenomen dat ter plaatse van het werkingsgebied 'Regionale waterkering' het ruimtelijk plan voorziet in de bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden bestemmingen en regels. Tevens voorziet een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied 'beschermingszone regionale waterkering' in een beschermingszone aan weerszijden van de waterkering waar geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan zijn. Nieuwe ontwikkelingen zijn wel mogelijk indien hierover blijkens de toelichting bij het ruimtelijk plan overeenstemming is bereikt tussen betrokken gemeenten, waterbeheerder en provincie.Het plangebied is gelegen in de beschermingszone van het Noordhollandsch Kanaal. Hier ligt het maaiveld achter de waterkering, waar het tankstation en de autoherstelgarage komen, even hoog als de waterkering zelf en ook hoger dan het calamiteitspeil van het boezemsysteem. Dit betekent dat bij overstroming hier geen grote waterdieptes kunnen ontstaan. Daarnaast is de toekomstige bebouwing op meer dan 7 meter van de buitenkruinlijn komt en valt daarmee niet in de Beschermingszone A. Ze vallen of in Beschermingszone B en/of zelfs buiten de beschermingszone. In beide gevallen geldt voor deze plannen in deze situatie met betrekking tot de regionale keringen geen restricties in het kader van artikel 6.77.
Over het realiseren van de beoogde ontwikkeling op deze locatie heeft overleg met het Hoogheemraadschap en de provincie Noord-Holland plaatsgevonden en is overeenstemming bereikt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 6.77.
In de eerste versie van de omgevingsverordening waren de gronden in het plangebied nog aangemerkt als werkingsgebied 'Landelijk gebied'. Naar aanleiding van het 'wijzigingsbesluit wijziging werkingsgebieden OV NH ronde 1 2022' zijn de gronden ontgrensd en er is geen sprake meer van 'Landelijk gebied'. De gronden maken deel uit van het bestaand stedelijk gebied. Derhalve hoeft voor deze ontwikkeling niet langer te worden getoetst aan artikelen die toezien op nieuwe ontwikkelingen in het werkingsgebied landelijk gebied.
Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Onderhavige ontwikkeling past goed in het beleid zoals weergegeven in de Regiovisie. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.
Purmerend maakt onderdeel uit van Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. De Metropoolregio Amsterdam (MRA) is een (inter-)nationaal gewilde plek om te wonen en werken. Het is het gebied dat rondom Amsterdam ligt en waarin ieder deelgebied met eigen grote kernen een deel van de aantrekkelijkheid van de MRA vormt met een mix van eigen landschap, woonmilieus en vormen van werkgelegenheid.
Op basis van de prognose uit 2019 is voorzien dat de MRA tot 2050 circa 325.000 extra woningen nodig heeft om de groeiende bevolking onderdak te bieden. Dat is inclusief een aanvullende opgave van circa 25 duizend woningen om het woningtekort significant te verminderen en naar een acceptabel niveau terug te brengen. De ambitie is dat de MRA zich toekomstbestendig en evenwichtig ontwikkelt tot een internationale topregio met een hoge leefkwaliteit (zie de MRA-agenda 2020-2024). De MRA bestaat uit veel verschillende en krachtige kernen, die elkaars kwaliteiten versterken. Bij de aankomende groei op lange en middellange termijn is het behoud en verbeteren van de leefbaarheid in de regio van groot belang met aandacht voor klimaatadaptatie en landschap en een goede bereikbaarheid van werk en ontspanning voor iedereen.
De MRA streeft een polycentrische ontwikkeling na, waarin alle kernen elkaar versterken, maar ook sterk genoeg op zichzelf zijn. Daarom wil de MRA inzetten op een goede verdeling van de werkgelegenheid en balans in woon- en werklocaties. Het gemeenschappelijk kader hiervoor is de Verstedelijkingsstrategie. Hierin wordt voort geborduurd op al bestaande Rijk-regioafspraken, zoals de MRA-sleutelgebieden, de versnelling van de woningbouwproductie, de Woondeal met Binnenlandse Zaken en het programma “Samen Bouwen aan Bereikbaarheid” en het landschap.
Het planvoornemen ziet op een binnenstedelijke verplaatsing van bedrijfsfuncties en is daarmee in lijn met de afspraken die zijn gemaakt binnen de MRA.
Eind 2020 eindigde de vijfjaarstermijn van het regionale detailhandelsbeleid van de Stadsregio Amsterdam (nu opgegaan in de Metropoolregio Amsterdam). De provincie Noord- Holland vraagt nu om een regionale detailhandelsvisie, waarvan het opstellen aan de verschillende deelregio's in de provincie wordt overgelaten. Bovendien zijn er in de afgelopen periode diverse ontwikkelingen geweest die van invloed zijn op het functioneren van de detailhandel. Zo nemen de online detailhandelsbestedingen toe, greep de coronacrisis om zich heen met directe gevolgen voor het functioneren van de detailhandel en staan verschillende winkelgebieden (met name de binnensteden en centrumgebieden) onder druk. Daarnaast staat de regio voor een grote woningbouwopgave.
Dit is reden voor de gemeenten in Zaanstreek-Waterland om een gezamenlijke detailhandelsvisie op te stellen. Zaanstreek-Waterland heeft de ambitie om een regio te zijn waar inwoners en bezoekers alles kunnen vinden in een fijnmazige winkelstructuur, zowel dagelijks als niet-dagelijks. Dit betekent niet alleen een goed voorzieningenniveau binnen de grotere kernen met centrumgebieden in de grotere centra Purmerend en Zaandam, maar ook binnen de kleinere (dorps)kernen. Bovendien wordt ingezet op versterking van de twee centrumgebieden Zaandam en Purmerend. Beide centrumgebieden verschillen in sfeer en dienen geen concurrenten van elkaar te zijn maar elkaar aan te vullen. Ook wordt er blijvend ingezet op versterking van de kwaliteit in de kleine kernen. Iedere inwoner moet op relatief kleine afstand een compleet voorzieningenaanbod kunnen vinden. De kleine kernen hebben daarnaast een belangrijke maatschappelijke/ ontmoetingsfunctie. Tot slot zal de koppeling met toerisme worden versterkt. De regio heeft enkele toeristische iconen zoals de Zaanse Schans, de Dijk van Volendam, moderne architectuur in Zaandam en rustieke oudhollandse dorpen met veel groen en water. De koppeling tussen een bezoek aan de winkelgebieden met deze toeristische plekken zorgt ervoor dat de totaalervaring voor toeristen in de regio versterkt kan worden.
De vraag naar woningen in de MRA is groot, zo ook in Purmerend. Met name rondom de binnenstad van Purmerend is de druk op de ruimte groot. Er zijn plannen om het gebied tussen de binnenstad en station Purmerend fors met woningen te verdichten. De reden voor de verhuizing naar onderhavig plangebied is om zo'n 460 appartementen langs de Burgemeester D. Kooimanweg, vanaf de Where tot aan de Albert Heijn te realiseren.
Het planvoornemen ziet op een binnenstedelijke verplaatsing van bedrijfsfuncties waaronder detailhandel in de verkoop van brandstoffen en is in lijn met het regionale detailhandelsbeleid. De verplaatsing van het tankstation leidt niet tot een (ernstige) verstoring en duurzame ontwrichting van de bestaande winkelstructuur en is daarmee passend binnen het regionale beleid. In paragraaf 3.1.3 is ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.
In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.
In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop. Het cluster ter plaatse van het plangebied (Jaagweg/Vurige Staart) is ongewijzigd gebleven ten opzichte van de oorspronkelijke versie van 2006.
De vraag naar woningen in de MRA is groot, zo ook in Purmerend. Met name rondom de binnenstad van Purmerend is de druk op de ruimte groot. De verplaatsing van beide voorzieningen uit de binnenstad naar de rand van de stad biedt de mogelijkheid om woningbouw in de binnenstad toe te voegen. Daarnaast is verplaatsing naar de rand van de stad een logische keuze omdat de rand van de stad voor autoverkeer beter bereikbaar is.
Geconcludeerd wordt dat dit plan, een binnenstedelijke verplaatsing van bedrijfsfuncties van het centrum naar de rand van de stad, aansluit op de doelen van de structuurvisie.
De gemeenteraden van Beemster en van Purmerend hebben in het voorjaar van 2021 de economische visie Beemster+Purmerend#datwerkt vastgesteld. In deze visie wordt aan de hand van een viertal ambities het economisch perspectief beschreven van de (nieuwe) gemeente die per 1 januari 2022 ontstaat. De ambities zijn:
Deze ambities zijn vertaald in een aantal concrete thema's: voedselkamer van Amsterdam, circulaire makers, IT en esports, zorg en welzijn, leren en pionieren, centrumimpuls, bedrijventerreinen en knooppunt werelderfgoed. De thema's haken aan bij onze waarden en onze kracht en ze vormen de basis voor ons economisch profiel. De bedoeling is, dat de uitwerking van de diverse thema's wordt ondergebracht in een uitvoeringsagenda.
De gemeente stimuleert ontwikkeling en beweging, zeker ook op economisch vlak, en staat open voor initiatieven die waarde toevoegen aan de stad, het gebied en de plek. De gemeente faciliteert deze op een wijze die voor dat initiatief en dat moment passend is.
Het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 vormt de basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zoals verwoord in de Duurzaamheidsagenda 2020-2023. De volgende thema's staan centraal:
1. Duurzaamheid in de gebouwde omgeving:
2. Duurzame bedrijven:
3. Duurzame mobiliteit:
4. Duurzame energie:
5. Duurzame stad en regio:
6. Duurzame gemeente:
De verplaatsing van het tankstation en de plaatsing van het herstelbedrijf zullen zelf geen directe voordelen opleveren op het gebied van duurzaamheid. De ontwikkeling zal ook geen nadelen opleveren. Indirect zijn er wel voordelen. Door de verplaatsing komt er ruimte vrij in het centrum van Purmerend. Deze ruimte kan weer gebruikt worden voor nieuwe ontwikkelingen zonder het buitengebied aan te tasten.
Gemeente Purmerend heeft tot 2040 een bouwopgave van 10.000 woningen. De stad gaat verdichten, en de druk op de openbare ruimte wordt groter. Bovengronds doordat meer mensen gebruik gaan maken van dezelfde openbare ruimte. Ondergronds omdat er uitbreiding van kabels, leidingen, riolering en stadsverwarming nodig is. Het groen in de stad staat onder druk. Daarnaast treedt er klimaatverandering op. De kans op wateroverlast, hittestress en droogte in de stad wordt groter. Dit vraagt om een andere inrichting van het openbare gebied, gebouwen en de particuliere terreinen. Op 26 maart 2020 is de Visie Leefbare Stad 2040 (Steen en groen in balans voor een leefbaar en aantrekkelijk Purmerend) door de raad vastgesteld. In deze visie worden de kansen benoemd hoe steen en groen in balans blijven voor een leefbare stad. Het is een overkoepelend plan dat een stip op de horizon richting 2040 weer geeft, kansen benoemd en vier uitwerkingen kent:
Met de vaststelling van de visie zal in vervolg bij elke ontwikkeling in de stad onderbouwd moeten worden wat er is gedaan op het gebied van bomen, parken, klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen. In de navolgende paragrafen (3.4.6, 3.4.7 en 3.4.8 is afzonderlijk ingegaan op deze onderwerpen.
De nota Groenkoers, op 28 november 2014 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de richting aan die de gemeente opgaat met het gemeentelijke groen in zijn totaliteit. De essentie ervan is dat ingezet wordt op de verbetering van de kwaliteit van de beplanting om ook op lange termijn over een duurzame groenbasis te beschikken tegen acceptabele kosten. De Groenkoers schetst het belang van het groen voor de stad als integraal onderdeel van de openbare buitenruimte. Groen is mede bepalend voor de identiteit, het imago, de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad. In de Groenkoers is de kapvergunning en lijst bijzondere bomen geregeld. Tevens wordt duidelijk het verschil gemaakt tussen de hoofdstructuur en de franjestructuur van de gemeente. Bewoners kunnen invloed hebben op hun buitenruimte door groen te adopteren, dit beperkt zich tot kleinere vrij gelegen stukjes groen die geschikt zijn om naar eigen inzicht in te richten. Bomen vallen altijd onder het gemeentelijk beheer. Een van de uitwerkingen van de nota Groenkoers is het Bomenplan 2020-2040.
Op 25 maart 2020 heeft de gemeenteraad het Bomenplan Purmerend 2020-2040 vastgesteld. Het doel van het Bomenplan is om de komende decennia een kwalitatief goed bomenbestand te waarborgen.
In het Bomenplan worden de uitdagingen en kansen voor het bomenbestand beschreven. Boomziektes, bouwwerkzaamheden en slechte groeiplaatsen zijn de reden dat veel bomen de komende jaren zullen uitvallen. Voor goed beheer zijn een aantal zaken nodig: goede ondergrond en ruimte zodat bomen oud kunnen worden, de juiste soort bomen die aansluiten op de ecologische structuren en die ziektes geen tot weinig kans geven, en tenslotte integraal plannen van projecten. De nadruk ligt op kwaliteit (gezonde grote bomen) en integraliteit (stedelijke bijdrage en samenwerken). Kwaliteit gaat voor kwantiteit. Het beheer wordt in eigen onderhoud gedaan en bomen kopen we zelf in zodat de kwaliteit en veiligheid binnen de organisatie geborgd is. Er worden bomen vervangen, maar alleen met een juiste groeiplaats en wanneer er voldoende ruimte is onder- en bovengronds. Het doel is om de gemiddelde leeftijd van het bomenbestand fors te verhogen. De groeiplaats is zo ingericht dat de boom minstens 60 jaar kan groeien. We investeren dus in de bodem. Parken zijn een belangrijke plek voor grote, monumentale bomen. Waardevolle bomen worden zoveel mogelijk behouden. Tenslotte is ecologie een belangrijk onderdeel van het beheer. Integraal plannen van projecten betekent dat bomen aan de voorkant van alle projecten worden meegenomen, zowel in beheerprojecten als nieuwbouw- en infrastructuurprojecten. In alle projecten wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit het Bomenplan. Groen en bomen zijn niet het sluitstuk of 'opvulling' van een ontwerp: ze zijn van groot belang voor de leefbaarheid van de stad.
Ten behoeve van deze ontwikkeling moeten twee bomen worden gekapt om voldoende ruimte te kunnen creëren voor een uitrit van het terrein. Zie hiervoor ook paragraaf 3.4.7. Aan de westzijde van deze ontwikkeling, net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, zullen extra bomen worden aangeplant om de open ruimtes in de bestaande bomenrij op te vullen. Hiermee zullen er per saldo in de toekomst meer bomen staan dan in de bestaande situatie.
Op de Bomenlijst van Purmerend staan de waardevolle bomen van de stad. De kap van deze bomen is alleen toegestaan met een ontheffing op het kapverbod. Om deze waardevolle bomen ook anderszins te beschermen dient bij nieuwe ontwikkelingen - in het geval dat er zich waardevolle bomen in of in de nabijheid van het plangebied bevinden - m.b.t. die beschermde bomen een Bomen Effect Analyse (BEA) conform het handboek Bomen van het norminstituut Bomen te worden uitgevoerd. Een BEA is een gestandaardiseerde beoordeling die alle mogelijke effecten van de bouw of aanleg op het duurzaam voorbestaan van de boom in beeld brengt. Hierin wordt ook omschreven hoe de nadelige effecten tot een minimum kunnen worden beperkt. Bovendien wordt onderzocht wat het meest boomvriendelijke alternatief is.
Bomeneffect analyse
Er is op 31 maart 2022 een Bomen Effect Analyse (BEA) opgesteld door de Boom Inspecteurs. In dit rapport is onderzoek gedaan naar het effect van de voorgenomen ontwikkeling op 16 bomen aan de Verzetslaan in Purmerend. Dit rapport is te vinden in Bijlage 3.
Weergave getoetste bomen ('De boomadviseurs')
Uit het onderzoek blijkt dat de projectinvloed voor de meeste bomen beperkt (voldoende) of belemmerend (onvoldoende) is. Voor een aantal bomen is de projectinvloed aanzienlijk (slecht).
In het rapport staat het advies om de bomen die een aanzienlijke projectinvloed zullen ondervinden (2, 11, 12) niet in te passen in het plan. Voor boom 11 en 12 is in het voorlopig plan al aangegeven dat ze niet ingepast zullen worden. Boom 2 is een boom met een beperkte levensverwachting en tal van gebreken.
De bomen 13 t/m 16 ondervinden een belemmerende projectinvloed. Bij deze bomen wordt de parkeerplaats opnieuw bestraat. Deze bomen hebben intensieve beworteling gevormd ter hoogte van de bestaande betonband. Het advies is om hier handmatig te werken, en om vanaf de parkeerplaats gezien te werken van buiten naar binnen.
Voor de bomen 4, 5, 6, 9 en 10 komt het toekomstige gebouw vlak tegen de huidige kroonprojectie te staan. Hier is het advies om de takken van de bomen vóór de start van het project in te nemen. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de benodigde werkruimte en de uitstekende kap van het gebouw.
Voor de rest dient er rekening gehouden te worden met de algemene adviezen in het rapport. Deze staan in hoofdstuk 6 van het rapport.
Op 17 december 2020 heeft de gemeenteraad van Purmerend het Klimaatadaptatieplan Zaanstreek Waterland en Purmerend 2021-2024 vastgesteld. Hierin wordt beschreven hoe de regio en de gemeente Purmerend zich voorbereiden op een veranderend klimaat. Het bevat de uitgangspunten en maatregelen die nodig zijn om de schadelijke effecten van hevige neerslag, extreme hitte, langdurige droogte en zeespiegelstijging zoveel mogelijk te beperken.
In lijn met het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is het klimaatadaptatieplan gebaseerd op de klimaatscenario's van het KNMI voor 2050. De ambitie is om in 2050 een klimaatbestendig en waterrobuuste gemeente te zijn. In regionaal verband zijn leidende principes geformuleerd en doorvertaald naar vier uitgangspunten voor een klimaatadaptieve gemeente, zoals meer groen en meer ruimte voor water in de stad, klimaatadaptief maatwerk en gedeelde verantwoordelijkheid. De gemeente kiest bijvoorbeeld voor meer bomen, meer ruimte voor tijdelijke wateropvang, het hanteren van het MRA basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw (aanvulling bouwbesluit, bijlage I) en het stimuleren van vergroening onder particulieren. Aan het lokale plan is een uitvoeringsagenda met maatregelen, projecten en onderzoeken verbonden.
Klimaatadaptatie dient in elk project meegenomen te worden. Op welke manier dit gebeurt is afhankelijk van zaken als de gebouwdichtheid, de grond en de ontwerpruimte. In de toelichting van dit plan dient te worden aangegeven op welke manier rekening is gehouden met klimaatadaptatie.
Het voorliggende plan is beperkt in omvang. Het gaat enkel om de plaatsing van een bedrijf in een bestaand verhard gebied. Er worden geen natuurlijke waarden aangetast in het plan. Dit plan zal de klimaatambities van de gemeente noch positief noch negatief significant beïnvloeden.
De Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 is op 22 december 2015 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, APV en bijzondere wetten. Op basis van deze uitgangspunten, beleidskeuzes en een uitgevoerde omgevingsanalyse zijn prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. In de nota wordt ook beschreven op welke wijze de gemeente Purmerend ervoor zorgdraagt dat wet- en regelgeving wordt nageleefd.
De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. In het collegewerkprogramma 2014-2018 is aangegeven dat de gemeente Purmerend "van buiten naar binnen" werkt. In de aanpak van problemen krijgen de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. De gemeente Purmerend zet sterk in op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en gaat in gesprek met burgers en bedrijven. Er wordt gehandhaafd met gezond verstand en er wordt niet alleen gekeken naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.
Om een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving te realiseren zijn de volgende keuzes
gemaakt:
Deze nota is voor een termijn van 3 jaar verlengd, tot 2022, vanwege ontwikkelingen op het gebied van de Omgevingswet en de fusie. De nota is op twee aspecten aangepast, te weten een toevoeging van een vergunningenstrategie en een actualisatie van de sanctiestrategie. Deze aanpassingen hebben geen gevolgen voor het planvoornemen.
Purmerend heeft een grote woningbouwopgave en moet tot 2040 10.000 woningen bouwen. Zonder verdere actie gaat deze opgave grote consequenties hebben voor de leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid in de stad. Het verkeersplan, dat in maart 2019 door de raad is vastgesteld, bevat een pakket aan maatregelen om de parkeerdruk in de binnenstad te reguleren en de doorstroming te reguleren. De voorgestelde parkeermaatregelen zijn geclusterd rond drie pijlers:
Om de binnenstad autoluw te maken en het doorgaand verkeer te ontmoedigen de route door de binnenstad te nemen, zijn er globaal vier knoppen waar aan gedraaid kan worden. Zo kunnen maatregelen getroffen worden die betrekking hebben op de:
Bovenstaand pakket is met behulp van een verkeersmodel doorgerekend. Daaruit blijkt dat het beoogde effect - een autoluwe binnenstad - alleen haalbaar is bij een combinatie van de vier maatregelen.
Het plangebied is niet gelegen in de binnenstad en ook niet aan een van de routes vanaf de A7 naar de binnenstad. Het verkeersplan staat uitvoering van het project niet in de weg.
Dit bestemmingsplan bevat een of meerdere bouwplannen zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor deze bouwplan(nen) geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP) en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van gebiedsoverstijgende infrastructuur en voorzieningen (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).
Opname van nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst. In Hoofdstuk 6 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan(nen) verzekerd zijn.
De voorgenomen ontwikkeling om een tanksation en autoherstelbedrijf te realiseren ligt in lijn met het Rijks- provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk beleid.
De locatie ligt in het zuiden van Purmerend. Het plangebied ligt aan de Jaagweg en de Verzetslaan. Het plangebied ligt op het kadastrale perceel PMR00 - N - 371. Ten noorden van het plangebied is een KFC gesitueerd en ten oosten van het plangebied, aan de andere zijde van de Verzetslaan is een McDonald's gesitueerd. Het grootste gedeelte van het plangebied is momenteel verhard en in gebruik als parkeerterrein.
Luchtoto plangebied (bron Atlas Leefomgeving)
Streetview plangebied (bron Google Maps)
De omliggende gronden hebben Groen, Horeca en Cultuur en ontspanning bestemmingen. Het plangebied zelf is een parkeerplaats. De omliggende gronden worden gebruikt voor de exploitatie van fastfood ketens. De dichtstbijzijnde regulier woningen liggen op meer dan 280 meter afstand van het plangebied. Direct achter de McDonalds zijn 108 tijdelijke woningen gerealiseerd.
Waarom en in hoeverre past het project in de omgeving.
De omgeving van het plangebied kenmerkt zich momenteel door een parkeerplaats met twee horecabedrijven. De horecabedrijven beschikken beiden over een drive-through. De bezoekers komen veelal met de auto.
Het plangebied is ontwikkeld voor de vestiging van diverse (gebouwde) functies. De twee fastfoodketens zijn hier een voorbeeld van. Daarnaast leent het gebied zich, vanwege de goede ligging aan de rand van Purmerend en de ligging aan de N235 goed voor een dergelijke functie als een tankstation en een autoherstelgarage. Uit marktonderzoek naar de plaatsing van het tankstation blijkt dat deze locatie zeer geschikt is voor een tankstation (zie ook paragraaf 3.1.3).
Er bevinden zich geen functies in de omgeving die hinder zullen ondervinden van het plan. De bestaande functies en de beoogde functies bieden niet concurrerende maar elkaar aanvullende diensten.
Het project past goed in de omgeving wat betreft locatie en omliggende functies.
Bouwhoogtes
Het plangebied ligt aan de rand van het stedelijk gebied. Op deze locatie is het niet gewenst om hoogbouw te realiseren. Het tankstation en het autoherstelbedrijf zijn beide één bouwlaag hoog met een maximale bouwhoogte van 5,85 meter. Dit is in lijn met de al aanwezige bebouwing. De nieuwe bebouwing zal ook net als de bestaande bebouwing in de omgeving platte daken kennen.
Het tankstation en het herstelbedrijf zijn passend in de omgeving wat bouwhoogte en stijl betreft. Onderstaand zijn perspectieven van de nieuwe situatie opgenomen.
Perspectief voorzijde
Perspectief voorzijde
Perspectief achterzijde
Perspectief Jaagweg
Lichtinval in naastgelegen panden
De enige naastgelegen panden zijn die van de Mcdonalds en de KFC en worden niet aangemerkt als gevoelige functies. Gelet op de afstand van de panden onderling zal er geen sprake zijn van enige vorm van lichtinval.
Verkeer en parkeren
Op 23 maart 2020 is er een onderzoek gedaan naar het aspect verkeer voor de ontwikkeling. Dit onderzoek staat in Bijlage 9. Uit het onderzoek komt naar voren dat het huidige wegennet in staat is toekomstige verkeersdrukte op te vangen. Er wordt in het onderzoek wel aanbevolen een separate links- en rechts-af-strook te realiseren. Een naar de Jaagweg en een richting Purmerend Zuid. De functie verkeer en parkeren wordt verder onderbouwd in paragraaf 5.13.
In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld. In 2017 is dit beleid opgegaan in het Erfgoedbeleid Purmerend 2017. Hierbij hoort een archeologische verwachtingskaart. Dit is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
Uit de archeologische verwachtings- en beleidsanalysekaart blijkt dat het plangebied valt in een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde. Volgens het geldende beleid is er op dit gebied geen vervolg onderzoek naar archeologische waarden nodig. Hieronder staat een uitsnede van de archeologische beleidskaart.
Uitsnede archeologie beleids- en verwachtingenkaart Purmerend (bron: https://datalab.purmerend.nl/atlas )
In het onderhavige bestemmingsplan spelen archeologische waarden niet.
Op 7 mei 2020 is het nieuwe bodembeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Deze stukken, bestaande uit de “Bodemkwaliteitskaart gemeente Purmerend en “Nota bodembeheer Purmerend”, bevatten de regels om grondverzet binnen Purmerend plaats te laten vinden zonder dat daar extra bodemonderzoek noodzakelijk is. De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op bodemonderzoek, en daarin zijn ook de PFAS- en PFOA-gerelateerde stoffen meegenomen. Daarbij heeft de gemeenteraad ook de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Beemster geaccepteerd als erkend bewijsmateriaal van de bodemkwaliteit. Hierdoor is voor veel locaties uitwisseling van grond tussen Purmerend en Beemster mogelijk zonder extra bodemonderzoek. Het bodembeleid is voornamelijk generiek (wat schoon is, moet schoon blijven). Voor de rijkswegen, spoorbanen en grond in eigendom van het Hoogheemraadschap zijn uitzonderingen daarop gemaakt en is het beleid specifiek (meer grondverzet mogelijk). In Beemster is het beleid voor alle locaties specifiek.
Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit. Bij de vaststelling van wijzigingsplannen dient aandacht te worden besteed aan de bodemgesteldheid.
Door Kwinfra is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 4). Uit het bodemonderzoek blijkt dat de ondergrond licht verontreinigd is met minerale olie en het grondwater licht verontreinigd is met nikkel. Voor het overige zijn er geen verontreinigingen aangetroffen. De aangetoonde lichte verontreiniging met minerale olie is deels te relateren aan de aanwezigheid van natuurlijke humuszuren in de venige kleilaag.
De bodemkwaliteit is van dien aard dat deze de realisering van het onderhavige bestemmingsplan niet in de weg staat.
In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.
De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 5.1 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecten worden in deze paragraaf besproken.
Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 vastgesteld. Dit beleid richt zich op het behoud van het Purmerendse erfgoed. Het spreekt de visie uit dat het erfgoed belangrijk is voor de stad. De gemeente heeft vier ambities met betrekking tot het erfgoed:
Bij dit beleid is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waar al het erfgoed van Purmerend op is afgebeeld.
De Cultuurhistorische Waardenkaart toont dat op en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van actuele cultuurhistorische waarden.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Purmerend (bron: https://datalab.purmerend.nl/atlas )
De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de in / rond het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden.
Uit de in 2006 vastgestelde Dienstenrichtlijn (art. 49 van het Verdrag betreffende de werking van de EU) vloeit voort dat als in bestemmingplannen beperkingen worden opgenomen aan de uitoefening van diensten, deze goed gemotiveerd moeten worden. Beperkingen zijn slechts mogelijk als voldaan wordt aan:
Detailhandel wordt ook als een dienst gezien.
In het bestemmingsplan worden geen beperkingen opgenomen over de uitoefening van diensten. Omdat er geen beperkingen zijn is er geen strijdigheid met de Dienstenrichtlijn
Naast de reguliere motorbrandstoffen benzine en diesel zal op het plangebied ook de nieuwe duurzame motorbrandstof HVO diesel aangeboden worden. Dit product biedt een CO2 reductie van 89% vs. de huidige reguliere diesel EN590. Dit is een nieuw product binnen het verzorgingsgebied dat elders in Purmerend nog niet aangeboden wordt.
Door het nieuwe aanbod van duurzamere motorbrandstof draagt het plan bij aan de ambities van het gemeentelijke beleid.
Op een groot deel van het dak van pand worden zonnepanelen geplaatst. Tevens zal een deel van het dak uitgevoerd worden als een groendak. Hiermee wordt het hemelwater langer vastgehouden en zorgt dit voor extra isolatie van het gebouw. Het nieuw te bouwen tankstation wordt niet voorzien van een gasaansluiting maar wordt verwarmd door middel van warmtepompen. Door toepassing van vloeistofdichte vloeren wordt bodemvervuiling bij het afleveren van brandstoffen voorkomen.
In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.
Risicocommunicatie met inwoners
Doordat de gemeente 'dichterbij' inwoners staat dan de Veiligheidsregio, communiceert de gemeente Purmerend ook over risico's en gevaren in de (directe) woon- en leefomgeving:
Zo werken de gemeente en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland samen aan risicocommunicatie en weten inwoners sneller wat zij kunnen doen om zichzelf in veiligheid te brengen in geval van een ramp of crisis.
In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in of in de nabijheid van plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De dichtsbijzijnde risicobron is gelegen op een afstand van 700 meter en heeft geen invloegd op het plangebied. Het project zelf maakt ook geen risicovolle inrichting mogelijk.
Het plan ziet op de realisatie van een tankstation zonder LPG. Voor tankstations zonder LPG geldt geen minimale afstandseis tot externe (beperkt) kwetsbare objecten. Wel geldt een vergunningplicht voor onbemande tankstations met een (beperkt) kwetsbaar object binnen 20 meter van de afleverzuil. Dit blijkt uit Bor bijlage 1 categorie 5.4-e. De dichtstbijzijnde kwetsbare objecten, de 108 tijdelijke woningen, zijn op een minimale afstand van 75 meter gelegen. Daarmee wordt aan de afstandseis voldaan. Voor tankstations zelf geldt geen minimale veiligheidsafstand ten overstaan van externe objecten.
De wetgeving omtrent externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het onderhavige bestemmingsplan.
Artikelen 76 en 74 van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) schrijven voor dat in ruimtelijke plannen, die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht dient te worden of op de gevel van gebouwen de maximale toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.
Langs alle wegen bevinden zich, als gevolg van de Wgh, geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Een naast die rijstrook liggend fietspad ligt dus ook in die zone. Ook een vluchtstrook, niet zijde een rijstrook ligt in de zone. De ruimte boven en onder de weg behoort ook tot de zone.
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.
Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in akoestische onderzoeken worden genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld
Het plan voorziet niet in het oprichten van geluidgevoelige bebouwing. Tevens zijn in de nabijheid geen geluidgevoelige functies aanwezig.
Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van wegverkeerslawaai en volstaat de milieuzonering die in de paragraaf 5.11 is beschreven.
Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone van een spoorweg mogelijk worden gemaakt, moet onderzoek plaatsvinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. De zone is afgebeeld op de geluidkaart, te vinden op www.geluidregisterspoor.nl. Grondslag hiervoor is artikel 4.3 Besluit geluidhinder (Bgh).
Binnen deze zone gelden voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor spoorweglawaai (art. 4.9 t/m 4.12 Bgh). Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarden is vaststelling van een hogere waarde mogelijk, mits de maximale grenswaarde daarbij niet wordt overschreden (art. 4.10 t/m 4.12 Bgh). Hogere grenswaarden worden alleen verleend als maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Het plan voorziet niet in het oprichten van geluidgevoelige bebouwing. Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidszone van een spoorweg.
Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van spoorweglawaai.
In de Duurzaamheidsagenda van de gemeente Purmerend wordt geen toetsingskader op basis van geurpercentielen gepresenteerd. Als toetsingskader voor het onderwerp geur wordt het geurbeleid van Provincie Noord-Holland gehanteerd.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 van provincie Noord-Holland staat het geurbeleid voor 2015–2018. Het uitgangspunt is de nationale doelstelling van maximaal 12% geurgehinderden en geen ernstige geurhinder.
Gezien de aard van het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld, speelt geur hier geen rol.
Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar mogelijke geurhinder.
Op 28 september 2017 heeft de gemeenteraad van Purmerend de 'Hoogbouwvisie Purmerend' vastgesteld. In het kader van de 'Agenda Purmerend 2040' zal de focus de komende jaren vooral liggen op intensiveren in de bestaande stad. Ook het Rijk en de Provincie hebben in hun beleid aangegeven dat de noodzaak voor intensiveren in de stad urgent is. Eén van de middelen om te intensiveren in de stad is hoogbouw.
Het doel van de hoogbouwvisie is het leveren van toetsingskaders voor hoogbouwinitiatieven op het schaalniveau van de stad en de plek. Bij het schaalniveau van de stad gaat het daarbij vooral om waar en hoe hoogbouw een bijdrage kan leveren aan de morfologie en ontwikkeling van Purmerend. Op het schaalniveau van de plek gaat het om inpassing van het gebouw in de omgeving. Hier spelen aspecten als bezonning en wind een rol, maar ook hoe hoogbouw kan bijdragen aan meer en beter gebruik van de publieke ruimte. De visie biedt een kader voor bewoners, beslissers, ontwikkelaars en de gemeente en geeft duidelijkheid over de keuzes die mogelijk zijn. Met deze visie kunnen de verschillende initiatieven binnen een afgewogen kader worden getoetst en wordt invulling gegeven aan de verschillende ambities en doelstellingen die de stad heeft gesteld voor de toekomst.
In de hoogbouwvisie zijn gebieden aangewezen waar door middel van hoogbouw van meer dan 25 meter een grote bijdrage kan worden geleverd aan de stedelijke woonbehoefte en de leefbaarheid en vitaliteit van Purmerend. Eén van deze gebieden is de stedelijke rug van Purmerend dat het oostelijk deel van Purmerend en het Purmerbos verbindt met het centrum. Hoogbouw kan zich concentreren langs deze stedelijke rug (o.a. Purmersteenweg, Waterlandlaan, IJsselmeerlaan). Belangrijke knooppunten langs entrees aan deze as kunnen worden gemarkeerd met hogere accenten.
Om hoogbouwinitiatieven te beoordelen zijn vuistregels opgesteld. Van de initiatiefnemer van hoogbouw wordt verwacht dat de vuistregels worden meegenomen en afgewogen in een door de initiatiefnemer op te stellen hoogbouweffectrapportage. Deze is verplicht bij een hoogte van meer dan 25 meter (8 lagen). De hoogbouweffectrapportage helpt al in een vroeg stadium bij de beslissing of een hoogbouwinitiatief op die plek, met die hoogte en in die vorm wel of niet wenselijk is.
Het te gebouwen gebouw heeft een maximale bouwhoogte van 5,9 meter en ziet daarmee niet op de realisatie van hoogbouw. Een hoogbouweffectrapportage is dan ook niet aan de orde.
Het planvoornemen past binnen de kaders van de 'Hoogbouwvisie Purmerend'.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt, dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:
Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan de amvb Gevoelige bestemmingen relevant zijn.
Met het Besluit gevoelige bestemmingen van 1 december 2008, gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen'- zoals een school of een verzorgingstehuis- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op een dergelijke plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
De voorgaande vrijstellingsregeling is van toepassing op dit planvoornemen voor het realiseren van een tankstation en een autoherstelbedrijf. De gemeente Purmerend staat aangemerkt als een sterk stedelijk gebeid. Uit het document uitgangspunten verkeersbewegingen (Bijlage 8) blijkt dat er rekening gehouden moet worden met een toename van 668 ritten per etmaal.
Berekening nibm-tool
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk. Het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld draagt niet bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:
Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Met behulp van richtafstanden wordt bepaald welke afstand aanvaardbaar is.
Om de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Deze Staat is overgenomen uit de eerdergenoemde VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009
Uitwaartse werking
Er is sprake van een tankstation zonder LPG of LNG. Een tankstation zonder LPG of LNG valt op grond van de VNG-publicatie binnen de milieucategorie 2 met een grootste afstand van 30 meter. Op basis van de VNG-brochure bedraagt de bijhorende afstand voor een autoherstelbedrijven of een autowasserij ook 30 meter. De dichtstbijzijnde gevoelige functies zijn op minimaal 70 meter gelegen. Er wordt ruim aan de afstandsnormen voldaan.
Het tankstation en de autoherstelgarage zijn twee separate bedrijven. De onderlinge afstand tussen het tankstation en het autoherstelbedrijf bedraagt minder dan 10 meter. Op basis hiervan is de ontwikkeling milieuvergunningplichtig. Deze milieuvergunning maakt onderdeel uit van de aanvraag omgevingsvergunning en is afgestemd met de Omgevingsdienst IJmond.
Inwaartse werking
Ook functies uit de omgeving kunnen invloed hebben op de nieuwe ontwikkeling in het plangebied. Een tankstation en het herstelbedrijf zijn geen geluidsgevoelig objecten. Aangezien door middel van het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, is nader onderzoek niet noodzakelijk.
Gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde gevoelige functies, vormt de activiteit geen knelpunt. Ook andersom vormen de omliggende functies geen knelpunt voor het realiseren van het plan. Er bestaan wat betreft bedrijven- en milieuzonering geen belemmeringen ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.
Wet Natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.
Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. De Wet Natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora en faunawet is de Wet Natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet Natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora-en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen. De bij de Flora en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden. Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet Natuurbescherming van belang:
In de Wet Natuurbescherming worden drie beschermingsregimes onderscheiden:
Bescherming van alle in het wild levende volgens in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4 van de Wet Natuurbescherming. Dit beleid verandert deels t.o.v. de Ffwet. Hieronder valt ook het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijs
Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:
Dit zijn de in de bijlage van artikel 3.10 van Wet Natuurbescherming genoemde soorten. In deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna en onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (artikel 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan. De provincie Noord-Holland heeft nog geen lijst met vrijstellingsbesluiten gemaakt.
Natuurnetwerk Nederland
De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland bepaalt dat een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als natuurnetwerk Nederland, strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden. In Purmerend zijn alleen enkele delen van het Purmerbos en een stuk agrarische grond tegen Ilpendam aan, als deel van het NNN aangemerkt. Ook ligt er langs de ringvaart van de Wijde Wormer, waar Weidevenne aan grenst, een dergelijk gebied. Het onderhavige project tast deze waarden niet aan.
Op 28 januari 2021 en op 3 februari 2022 zijn Flora en Fauna checks uitgevoerd op het plangebied. Deze onderzoeken zijn te vinden in Bijlage 5.In de onderzoeken is uitgegaan dat de initiatiefnemer de volgende werkzaamheden gaat uitvoeren:
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat deze werkzaamheden een negatief effect kunnen hebben op een beschermde diersoort, de Buizerd. Door de gemeentelijke ecoloog is aangegeven dat de twee te kappen bomen gekapt kunnen worden zonder dat het leefgebied van de Buizerd aangetast wordt. Wel is van belang dat er geen nest in de bomen aanwezig is. Maar dat valt onder de algemene zorgplicht.
Randvoorwaarden ontwikkeling
Voor het realiseren van het plan staan in de onderzoeken enkele randvoorwaarden. Aan deze randvoorwaarden moet worden voldaan om te kunnen spreken van een goede ruimtelijke ordening. De volgende randvoorwaarden staan in het rapport vermeld:
Externe effecten op beschermd natuurgebied
Het plangebied ligt niet binnen of sluit niet aan op wettelijk of beleidsmatig beschermd natuurgebied. De Wet natuurbescherming eist dat ook externe effecten op de strengst beschermde nauurgebied (de Natura 2000-gebieden) worden uitgesloten. Op 5 december 2022 is er door S&W een rapportage stikstofdepositie opgemaakt voor het plangebied. Dit rapport is te vinden in Bijlage 7.
Het nieuw te bouwen tankstation wordt niet voorzien van een gasaansluiting maar wordt verwarmd d.m.v. warmtepompen. Voor het berekenen van de stikstofdepositie in de gebruiksfase zijn dan ook alleen de voertuigbewegingen van belang. Hierbij is uitgegaan van totaal 667,52 ritten per etmaal. Naast de gebruiksfase is ook de realisatiefase berekend.
Ligging plangebied ten aanzien van de NNN-gebieden (bron S&W)
Met behulp van de AERIUS Calculator (versie 2021.2) zijn berekeningen opgesteld voor de realisatie- en gebruiksfase. Met behulp van de AERIUS Calculator is de stikstof depositie berekend op alle relevante natuurgebieden. Uit de berekeningen volgt voor beide fasen geen bijdrage van stikstofdepositie.
In verband met de release van een nieuwe versie van de AERIUS Calculator (AERIUS 2022) is op 26 januari 2023 is een nieuwe berekening naar stikstofdepositie o.b.v. AERIUS 2022 uitgevoerd. Uit de nieuwe berekening blijkt voor de realisatiefase en de gebruiksfase geen bijdrage van stikstofdepositie op relevante natuurgebieden. Het resultaat van de nieuwe berekening is dan ook ongewijzigd t.o.v. van de eerder uitgevoerde berekening. De nieuwe stikstofberekening is toegevoegd aan het eerdere rapport naar stikstofdepositie in Bijlage 7.
Op basis van de resultaten uit de berekeningen kan worden geconcludeerd dat zowel voor de realisatie(aanleg)fase en de gebruiksfase geen vergunningsplicht geldt, t.a.v. stikstofdepositie, op grond van de Wet natuurbescherming.
Het project heeft geen invloed op de in de nabijheid van Purmerend gelegen Natura 2000-gebieden. Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed op flora en fauna.
Voor de berekening van de verkeersgeneratie is waar mogelijk gebruik gemaakt CROW publicatie 381, Toekomstbestendig parkeren – Van parkeercijfers naar parkeernormen, december 2018. Voor de berekening van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de nota parkeernormen gemeente Purmerend 2016. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte van een bouwplan moet aangegeven worden wat voor een gemeente (zeer sterk, sterk, matig, weinig, niet stedelijk) het betreft en in welk gebied (centrum, schil centrum, rest bebouwde kom, buitengebied) het bouwplan gerealiseerd wordt. De gemeente Purmerend is een 'sterk stedelijke' gemeente en het plangebied is gelegen in 'rest bebouwde kom'.
Verkeersaantrekkende werking gemotoriseerd verkeer
Nabij het plangebied (zie onderstaande afbeelding) ligt de beoogde nieuwbouwlocatie Vurige Staart. Voor deze ontwikkeling heeft Goudappel Coffeng op 19 juli 2019 een verkeerskundig onderzoek opgeleverd waarin onder andere de restcapaciteit van de N235 is bepaald.
In aanvulling op dit onderzoek heeft Goudappel Coffeng BV het verkeerskundig onderzoek ‘Vurige Staart’ aangevuld met de ontwikkeling van het onbemande tankstation, het reparatie- en herstelbedrijf en de tijdelijke woningen. Hierbij is de nadruk gelegd op de restcapaciteit die beschikbaar is op de N235 Verzetslaan en op het kruispunt N235 Verzetslaan – McDonald’s waar de ontwikkeling op wordt ontsloten. Het onderzoek is als Bijlage 9 bijgevoegd.
Meegenomen plangebieden in verkeerskundig onderzoek (bron: Uitbreiding onderzoek Vurige Staart Purmerend)
Uit het rapport kan de volgende conlusie worden getrokken waarbij moet worden opgemerkt dat het rapport ook ingaat op de realisatie van 108 sociale huurwoningen en 330 appartementen en 60 grondgebonden woningen. Deze woningen maken geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan. Hier zullen te zijner tijd separate procedures voor doorlopen moeten worden.
De realisatie van de totale ontwikkeling, dus inclusief woningbouw, heeft een effect op het omliggende wegennet. Het effect van het te genereren verkeer is getoetst in het onderzoek, waar de volgende conclusie uit naar voren komt: na realisatie van het onbemande tankstation, het reparatie- en herstelbedrijf en de sociale huurwoningen kan het kruispunt de extra stroom aan verkeer afwikkelen.
Langzaam verkeer
De locatie is in de huidige situatie te bereiken voor langzaam verkeer. Er is een fietspad aanwezig langs de Jaagweg die ten westen van de locatie is gelegen. Dit fietspad is een tweerichtingenfietspad en gaat zowel Purmerend in als uit. Langzaam verkeer is niet de doelgroep voor het plan. Fietsers hebben geen reden om naar een tankstation of een autoherstelbedrijf te gaan. Er wordt dan ook geen toename aan langzaam verkeer verwacht.
Parkeren
De parkeerbehoefte van het onderhavige plan wordt berekend aan de hand van de CROW rekentool 'Verkeersgeneratie & Parkeren'. Hierbij is de gemeente Purmerend als 'sterk stedelijk' en het plangebied als 'rest bebouwde kom' aangemerkt.
Het tankstation is niet genoemd in de CROW publicatie. Dit tankstation is tevens onbemand, er is geen personeel dat behoefte heeft aan parkeerplaatsen. De klanten van dit bedrijf hebben geen behoefte aan parkeerplaatsen. Zodra zij klaar zijn met tanken vertrekken zij weer. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het tankstation geen extra parkeerbehoefte kent.
Het autoherstelbedrijf valt volgens de Nota parkeernormen Purmerend onder 'Bedrijf arbeidsintentief/bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats) en kent een parkeerbehoefte van 2,2 parkeerplaats per 100 m2 bvo. Het herstelbedrijf zal 531 m2 bvo in beslag nemen wat resulteert in een parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen.
Parkeerberekening
Binnen het plangbied worden 12 parkeerplaatsen gerealiseerd zoals blijkt uit de inrichtingstekening in Bijlage 1. Hiermee wordt het benodigd aantal parkeerplaatsen op eigen terrein en binnen de grenzen van dit bestemmingsplan gerealiseerd.
Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling van het plan niet in de weg.
Nota Waterbeleid 21e eeuw
Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.
Naast de in de toelichting genoemde Watertoets is er in de Nota 'Waterbeleid 21e eeuw' (Commissie Tielrooij, 2000) het principe van 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren' als ordeningsprincipes geïntroduceerd. Dit is bedoeld om het watersysteem op een duurzame en robuuste manier in te richten, teneinde de burgers een prettige en veilige leefomgeving te bieden.
Nationale Waterplan 2016-2021
In het Nationale Waterplan staan vijf ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Het kabinet kiest voor een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder wil het kabinet dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht, dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. Tot slot wil het kabinet dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Water en ruimtelijke ordening zijn dus steeds meer met elkaar verweven. In het verleden werd water vooral geplooid naar de wensen van inrichters en gebruikers. Steeds vaker verschijnt waterproblematiek in de actualiteit.
De hoogwatersituaties van de afgelopen jaren, maar ook verdrogingsverschijnselen, hebben aangetoond dat water een belangrijk aspect is bij ruimtelijke ordening. Daarom moet men water beter inbedden in ruimtelijke plannen. Ook vraagt klimaatverandering om ruimtelijke aanpassingen. Denk hierbij aan zeespiegelstijging, hogere afvoeren van rivieren en hevige regenbuien en perioden van droogte. Het wateraspect moet men zo vroeg mogelijk betrekken bij ruimtelijke planvorming.
In structuurvisies en bestemmingsplannen staat de wettelijke verplichting om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten planners rekening houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het proces van de watertoets voorziet erin dat rekening wordt gehouden met de eisen zoals die vanuit het waterbeheer worden gesteld. Dit is niet alleen van belang voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het is ook belangrijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat er problemen met water ontstaan nadat men heeft gebouwd. Tenslotte moet men in de waterparagraaf van zowel structuurvisies, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen verantwoorden hoe het plan rekening houdt met: waterkwantiteit, waterkwaliteit, oppervlaktewater, grondwater, afvalwater en de landschappelijke aspecten van water.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
In het kader van dit bestemmingsplan en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen is overleg gepleegd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Op 27 januari 2021 is de digitale watertoets doorlopen voor het verplaatsen van het tankstation en autoherstelbedrijf. Op 9 februari 2021 heeft het HHNK per mail het wateradvies toegestuurd (zie Bijlage 6). De resultaten van dit wateradvies zijn onderstaand weergegeven.
Waterkwantiteit
Het HHNK merkt op dat er geen sprake is van een substantiële verhardingstoename door het plan. Het plangebied is in de huidige situatie al geheel verhard. Derhalve hoeven er geen compenserende maatregelen genomen te worden. De ruimte rondom de huidige waterloop om het perceel moet wel vrijgehouden blijven voor onderhoud.
Waterkwaliteit
Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het uitgangspunt is dat huishoudelijk afvalwater en hemelwater van schone oppervlakken gescheiden worden. Door de gemeente wordt riolering aangelegd tot net over de grens van de kavel om het water te scheiden. Schoon hemelwater kan direct afgekoppeld worden naar de bestaande watergangen binnen het plangebied. Het afvalwater bestaat uit huishoudelijk afvalwater vanuit de bebouwing, evenals afvalwater vanuit de wasboxen en hemelwater dat op vloeistofdichte vloer van het tankstation valt en mogelijke verontreinigingen meeneemt. Voor deze laatste twee stromen wordt een OBAS aangesloten om verontreinigingen te filteren.
Vertraagd afvoer van hemelwater
Er worden geen maatregelen genomen om het hemelwater langzamer af te voeren. Er is hier ook geen reden voor, het verharde oppervlakte blijft immers hetzelfde.
Ruimtelijke adaptatie
Het HHNK adviseert om in het ontwerp van het plan het principe van ruimtelijke adaptatie op te nemen. Het plan, waaronder de uitbreiding van bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte hier omheen, biedt uitstekende kansen hiertoe. Zo zou kunnen worden gedacht aan het aanbrengen van 'groene daken' op nieuwe gebouwen, eventueel met meervoudig ruimtegebruik en waterberging capaciteit. Bij nieuwe verharding kan gebruik worden gemaakt van waterdoorlatende verharding met bijbehorende infiltrerende onderlaag of waterberging in verlaagde groenstroken.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor bepaalde grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur dient op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effectrapportage (mer) opgesteld te worden. Hierin moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het Besluit mer is aangegeven in welke gevallen er onderzoek gedaan moet worden. Afhankelijk van de grootte van het project zijn er drie mogelijkheden:
De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in onderdeel C van het Besluit mer en is daarom niet aan te merken als een activiteit waarvoor een directe m.e.r.-plicht bestaat. Het is wel opgenomen in onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II van het Besluit mer De activiteit betreft een tankstation, maar het valt onder de drempelwaarden die hier genoemd worden.
Activiteiten | Gevallen | Besluit | |
D.11.2 | De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1: een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. |
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening --> het bestemmingsplan |
Wanneer de activiteit mogelijk wordt gemaakt door middel van een besluit genoemd in kolom 3 en 4 van onderdeel D van de Bijlage behorende bij het Besluit m.e.r., maar de activiteit de drempelwaarde van kolom 2 niet overschrijdt, moet in de regel een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden opgesteld, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde. Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets (vormvrije m.e.r.-beoordeling) worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor dit planvoornemen is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r
Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een m.e.r.-procedure op te starten.
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor de omgevingsvergunning zullen via de gemeentelijke legesverordening worden doorberekend. De gemeentelijke kosten voor deze ontwikkeling zijn opgenomen in de grondexploitatie voor deze ontwikkeling. Hierdoor zijn de kosten anderszins verzekerd en hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het draagvlak dat in de maatschappij en bij andere (overheids-) instanties leeft voor de ontwikkeling. Het moet aannemelijk zijn dat er voldoende draagvlak is, waarbij opgemerkt wordt dat het is niet mogelijk is iedereen tevreden te stemmen. Bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.
Met de bewoners aan overzijde van het kanaal en McDonald's en KFC heeft communicatie plaatsgevonden. Opmerkingen en suggesties van deze partijen zijn zoveel als mogelijk verwerkt. Zo wordt ter vermindering van het inschijnen van autolichten bij de woning aan de overzijde van het kanaal beplanting aangebracht onder de bomen aan de westzijde van het plangebied. Met McDonald's en KFC vindt overleg plaats over het plaatsen van reclameborden.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.
Het concept ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de provincie Noord-Holland met het verzoek om hierop te reageren. De ontvangen reacties zijn hieronder samengevat en van beantwoording voorzien. De volledige reacties zijn als Bijlage 10 bijgevoegd.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft gereageerd dat het plan er goed uitziet en dat het advies uit eerdere fases is overgenomen. Wel vraagt het HHNK zich af in hoeverre een risicoanalyse is uitgevoerd naar het ontploffingsgevaar van de ondergrondse tanks nabij de regionale waterkering. Het HHNK verzoekt een geactualiseerde verse van het plan te ontvangen mocht de inhoud van het plan wijzigingen.
Reactie gemeente
Er is voor deze ontwikkeling geen risicoanalyse uitgevoerd naar het ontploffingsgevaar van de ondergrondse tanks nabij de regionale waterkering. Het beoogde tankstation zal namelijk geen ontplofbare brandstoffen zoals LPG verkopen en opslaan in de ondergrondse opslagtank. In het kader van de beoordeling van de omgevingsvergunning voor het tankstation heeft de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland aangegeven dat een advies op het gebied van externe veiligheid niet nodig is.
Provincie Noord-Holland
De provincie Noord-Holland mist in de toets aan de Omgevingsverordening NH2020 de regionale waterkering (artikel 6.77). Ook mag naast artikel 6.3 van de omgevingsverordening (omtrent nieuwe stedelijke ontwikkelingen) artikel 6.62 (klimaatadaptatie) in de onderbouwing benoemd worden. Graag ziet de provincie een toelichting van deze artikelen. Wat betreft de verbeelding van het bestemmingsplan het verzoek de beschermingszone regionale waterkering op te nemen zoals weergeven in de viewer Omgevingsverordening NH2020.
Reactie gemeente
Over de regionale waterkering (artikel 6.77 OVNH2020) heeft in 2021 communicatie plaatsgevonden met de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap. De conclusie hiervan is dat de ontwikkelingen geen problemen opleveren binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. Een meer inhoudelijke onderbouwing hiervan zal worden opgenomen in de paragraaf over provinciaal beleid (3.2.2) van de toelichting op het bestemmingsplan.
Met betrekking tot het aspect klimaatadaptatie zal in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan in worden gegaan op dit onderwerp uit artikel 6.62 van de Omgevingsverordening NH2020.
Op de verbeelding zal de beschermingszone van de regionale waterkering zoals weergegeven in de viewer Omgevingsverordening worden opgenomen als de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Als gevolg hiervan zal deze dubbelbestemming ook in de regels worden opgenomen.
De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige geval is het project van zodanig omvang en aard dat besloten is om af te zien van de procedure op grond van de inspraakverordening.
Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen van 10 oktober 2022 tot en met 21 november 2022. De kennisgeving is in het Gemeenteblad van 6 oktober 2022 geplaatst. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. op 26 januari 2023 heeft de gemeenteraad van Purmerend het bestemmingsplan vastgesteld.
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.
Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.
Ten behoeve van de flexibiliteit is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
De verschillende in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd. Daarnaast komen enkele nieuwe ontwikkelingen voor. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.
Bestemmingsregels
Binnen de bestemming Bedrijf worden twee bedrijven toegestaan. Een tankstation zonder LPG en een autoherstelbedrijf. Beide bedrijven zijn aangegeven met een aanduiding.
Op gronden waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd voor Groen. Kleine stukjes siergroen vallen onder de bestemming Verkeer-2. Binnen de bestemming Groen is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, afvalverzamelplaatsen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Tevens is één reclamezuil en één reclamemast toegestaan.
Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan.
De bestemming Verkeer-2 wordt toegekend aan wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen en dergelijke.
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water zijn bestemd voor de waterhuishouding. In dit plan is de hoeveelheid water beperkt. Er is een smalle strook in het westen van het plangebied. Deze strook water dient ter bescherming van een goede waterhuishouding.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een watervergunning van het Hoogheemraadschap vereist.
Algemene regels
Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.
Ondergrondse bouw
Het bouwen onder het maaiveld is alleen toegestaan als B&W daar een binnenplanse afwijking voor verleent. Het onderhavige plantype verbindt daar de regel aan dat qua diepte de ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag en dat het geen significante negatieve effecten op de grondwaterstromen mag hebben. Onder 'ondergronds bouwen' wordt verstaan het realiseren van een kelder of iets soortgelijks. Het leggen van kabels of leidingen, funderingen en het aanbrengen van heipalen in de grond wordt hier niet onder begrepen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan. Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Hiervoor wordt verwezen naar de in mei 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.