direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Purmerland 21 - 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPPL212014-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Postzegelbestemmingsplan

Een bestemmingsplan is een juridisch plan dat het gebruik van gronden regelt en de wijze van bouwen op die gronden. Eerder is voor het gebied waarin dit perceel is gesitueerd, het bestemmingsplan Weidevenne 2012 vastgesteld. In deze procedure is uiteindelijk besloten onderhavig perceel buiten het plangebied te laten.
Met dit postzegelbestemmingsplan wordt beoogd de bouw van een nieuwe woning op een gedeelte van het perceel Purmerland 21 mogelijk te maken en tevens de bestaande woning van de initiatiefnemer daarin op te nemen.
Voor dit postzegelbestemmingsplan zijn de opzet en systematiek van het eerdergenoemde, bij besluit van 28 maart 2013 vastgestelde bestemmingplan Weidevenne 2012 het uitgangspunt geweest.

1.2 Situering perceel

Het perceel is kadastraal bekend onder de aanduiding, kadastrale gemeente Purmerend, sectie O en nummer 91 en plaatselijk bekend als Purmerland 21.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPPL212014-va01_0001.png"

afbeelding 1a verkavelingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPPL212014-va01_0002.png"

afbeelding 1b overzichtsfoto perceel Google Maps

1.3 Vigerend plan

Voor het plangebied van dit postzegelbestemmingsplan geldt thans nog het uitwerkingsplan "Weidevenne, kwadrant IV, Bestaande bebouwing2011",zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Purmerend op 18 februari 1999.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan is een zgn. postzegelbestemmingsplan, d.w.z. een bestemmingsplan, waarbij het plangebied zich beperkt tot 1 specifiek perceel en/of ontwikkeling. In het onderhavige geval gaat het om het perceel, plaatselijk bekend Purmerland 21.
Met dit bestemmingsplan wordt beoogd zowel de huidige, bestaande woning van de initiatiefnemer in te passen alsmede de bouw van 1 nieuwe woning op dit perceel planologisch mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een korte samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, provincie, regio en gemeente. Ook de gemeentelijke beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de ruimtelijke- en functionele analyse van het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld.
In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische planbeschrijving, zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn neergelegd.
Ten slotte wordt in de hoofdstuk 6 ingegaan op de maatschappelijk- en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

De beleidscontext voor dit postzegelbestemmingsplan is precies hetzelfde, zoals die uitvoerig is beschreven in het onlangs vastgestelde en onherroepelijk geworden bestemmingsplan Weidevenne 2012.
Kortheidshave wordt naar verder naar deze uitvoerige beschouwing verwezen, waarbij de tekst voor wat betreft de inhoud integraal als herhaald en ingelast kan worden beschouwd.

Voor onderhavig perceel gaat het om gronden die een woonbestemming krijgen van 2 woningen in het stedelijk gebied. Dit impliceert dat de voorgestane ontwikkeling en het beoogde gebruik niet of nauwelijks enige impact hebben waar het gaat om de uitgangspunten van het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid.
Voor het gemeentelijke beleid is de algemene beleidslijn aangegeven.

2.1 Rijksbeleid

Er wordt geconcludeerd dat dit postzegelbestemmingsplan voldoet aan de doelen en uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Ook voor het provinciale beleid wordt geconcludeerd dat dit postzegelbestemmingsplan in algemene zin geheel voldoet aan de doelen en uitgangspunten van het provinciale beleid. Meer in het bijzonder wordt vastgesteld dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het provinciale beleid, zoals dat is neergelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS).

2.3 Gemeentelijk beleid

De gronden waarop onderhavig plangebied betrekking heeft liggen geheel binnen de plancontouren van het bestemmingsplan Weidevenne 2012. De ontwikkeling die met onderhavig postzegelbestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is in materieel opzicht geheel in overeenstemming met het gemeentelijke, ruimtelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke- en functionele analyse

3.1 Vooraf en huidige situatie

3.1.1 vooraf

Eerder is er in het kader van de planprocedure van het bestemmingsplan Weidevenne 2012 een verzoek om planologische medewerking ingediend ten behoeve van de bouw van een nieuwe woning op een gedeelte van het perceel, plaatselijk bekend Purmerland 21 te Purmerend.
Aanvankelijk is op voorspraak van het college van B&W voorgesteld aan dit verzoek geen medewerking te verlenen, omdat het voorliggende bestemmingsplan Weidevenne 2012 primair een consoliderend bestemmingsplan karakter had en bovendien onduidelijk was hoe de directe omwonenden tegenover een dergelijk initiatief stonden.
Bij de finale besluitvorming over de vaststelling van dat bestemmingsplan is door de gemeenteraad bij amendement evenwel besloten dit bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen door onderhavig perceel buiten het plangebied laten. De overwegingen hiertoe zijn geweest om de initiatiefnemer in de gelegenheid te stellen na een gedegen consultatie van de belanghebbenden in zijn directe omgeving opnieuw daartoe een verzoek in te dienen. In overleg met de gemeente is er daarbij voor gekozen dat de initiatiefnemer voor eigen rekening een postzegelbestemmingsplan zal te laten opstellen en daarover zelf vooraf de buurt zal informeren en hun in de gelegenheid zal stellen daarop te reageren.
Vervolgens zal het bestemmingplan verder in procedure worden gebracht en aan de gemeenteraad worden verzocht een besluit te nemen over dit verzoek.

3.1.2 huidige situatie

Het perceel Purmerland 21 heeft thans een oppervlakte van ca. 4.125 m² en is thans in eigendom bij de initiatiefnemer. Vroeger maakte dit perceel onderdeel uit van een nog groter perceel, plaatselijk bekend Purmerland 21A, wat voorheen weer onderdeel uitmaakte van de noordelijke lintbebouwing van het dorp Purmerland.

3.2 Nieuwe situatie - functie "Wonen"

Voor de beoogde, nieuwe woning is het uitgangspunt dat de voorgevel zal zijn georiënteerd op de rijweg Purmerland, die loopt vanaf de woonkern van Purmerland naar de nieuwbouwwijk Weidevenne te Purmerend.
Conform het vigerende uitwerkingsplan is de beoogde ontwikkeling niet mogelijk.

Het gedeelte van het perceel waarop de woning is geprojecteerd zal in de nieuwe situatie de bestemming "Wonen( W) " dienen te krijgen.
Dit postzegelbestemmingsplan geeft een verantwoording van de gevraagde nieuwbouw en gebruiksmogelijkheden op onderhavig perceel.
Tevens zal de bestaande woning van de initiatiefnemer in dit bestemmingsplan worden opgenomen.

3.3 Stedenbouwkundige uitgangspunten

3.3.1 ruimtelijke structuur

Ingeklemd tussen de wateroever aan het Noordhollands Kanaal, de scherpe bocht van de A7, de Neckerstraat, de Wormerringdijk met het ecologische natuurgebied Weidevelden in het zuiden en tenslotte het groengebied Purmerend ligt de woonwijk Weidevenne.
Het gebied is verdeeld in 4 kwadranten. Het project- of plangebied maakt deel uit van kwadrant IV en heeft als thema "De Eilanden". In dit kwadrant vormen de oude landschappelijke elementen de belangrijkste uitgangspunten van het stedenbouwkundig ontwerp van het plangebied.
Langs de rijweg Purmerland staan de woningen op ruime kavels. Ze zijn bereikbaar via kleine bruggetjes over de bermsloot. Aan de achterzijde liggen hier en daar boomgaarden en weilandjes1.

3.3.2 bouwprofiel

Het bouwplan bestaat uit de realisatie van een nieuwe woning, waarvan de voorgevel zal worden gesitueerd aan de rijweg Purmerland op een kavel van ca. 1650 m², omringd door water.
Met de gewenste realisatie van de woning wijzigt het huidige gebruik van dat gedeelte van het perceel in een bebouwde woonfunctie. Het huidige gebruik van bedoelde gedeelte is thans "erf" met enige beplanting en hekwerken. Ook bestaat de mogelijkheid aldaar bijbehorende bouwwerken te realiseren.

Het omliggende gebied wordt gevormd door bebouwing met in hoofdzaak een woonfunctie. Gezien de ligging te midden van al bestaande woningen past de geprojecteerde woonfunctie goed in de omgeving. Door de ontwikkeling van een moderne en duurzame woning wordt een nieuwe kwaliteitsimpuls gegeven aan het gebied en het straatbeeld.
De bestaande bebouwing in de omgeving van de betreffende locatie bestaat voor het overgrote deel uit (vrijstaande) woningen en enkele voorzieningen.

Het heeft de voorkeur de bouwstijl van de nieuw te bouwen woning goed te laten aansluiten bij de bestaande woontypologieën verschijningsvorm in de wijk, zodat sprake zal zijn van een waardevolle toevoeging aan de omgeving. Bij de welstandstoets zal met dit aspect verder rekening worden gehouden.

Een belangrijk aspect daarbij zal zijn dat de bebouwing (met uitzondering van de bijgebouwen) bij voorkeur binnen het bebouwingsvlak in één bouwmassa wordt uitgevoerd. De intentie daarbij is vervolgens om binnen bovengenoemd referentie kader een individuele, op "maat " gemaakte villa te ontwerpen.
Het vrijstaande hoofdgebouw kan worden voorzien van schilddaken met een steile helling en de dak overstekken hebben een verfijnde detaillering.
De garage en/of bijgebouwen zullen duidelijk ondergeschikt in volume aan het hoofdgebouw zijn en worden voorzien van een kap, die afgeleid is van de kap van het hoofdgebouw. Kortom, enig bijgebouw en het hoofdgebouw dienen over het algemeen dezelfde bouwstijl te hebben.

Het perceel Purmerland 21 en de nieuwe bouwlocatie worden ontsloten door een brug over de bermsloot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPPL212014-va01_0003.png" Afbeelding 2 Art Impressie bouwlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPPL212014-va01_0004.png" Afbeelding 3 Verkavelingsplan

Uit het vorenstaande kan geconcludeerd worden, dat de te realiseren woning zowel functioneel, ruimtelijk als in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving.

3.3.3 Verkeer

De nieuwe woning wordt rechtstreeks ontsloten op de rijweg Purmerland. Gezien de kleinschaligheid van het plan is sprake van een zeer geringe toename van het aantal verkeersbewegingen. De omliggende wegen zijn wat betreft profielen en capaciteit zondermeer geschikt voor de opvang van de extra verkeersbewegingen van en naar de woning. Onder verwijzing naar paragraaf 3.3.2 zal de nieuwe woning worden ontsloten door een brug over de bermsloot.

3.3.4 Parkeren

Op het eigen terrein zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarmee zal worden voldaan aan de reguliere parkeernorm2, die uitgaat van het beginsel dat in voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf moet worden voorzien.

3.3.5 Openbaar vervoer

Ten aanzien van het openbaar vervoer ligt de te realiseren woning op loopafstand van de bushalte aan de openbare rijweg Purmerland.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorische waarden

4.1.1 Archeologie

De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld3 en daar een archeologische verwachtingskaart bij vervaardigd.
Een archeologische verwachtingskaart is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op deze kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting.

De verwachtingskaart geeft voor dit perceel aan, dat sprake is van een middelhoge verwachting ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden, zodat hiernaar geen verder onderzoek noodzakelijk is.
Op de archeologische beleidsadvieskaart wordt verder aangegeven hoe moet worden omgegaan met archeologische verwachtingen in een plangebied en de maatregelen die van toepassing zijn bij bodemingrepen. Het bestemmingsplan vormt in dat kader het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg.
Vervolgens is via een dubbelbestemming in de planregels van dit bestemmingsplan de noodzakelijk bescherming nader geregeld. Die regeling houdt in dat bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 500 m² beslaat en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Wanneer rekening wordt gehouden met het bebouwingsvlak van de nieuwe woning, dan staat vast dat er bij de voorgenomen realisatie daarvan geen grondwerkzaamheden zullen plaatsvinden, waarbij de bodemverstoring meer dan 500 m² zal beslaan.
Deze planregeling sluit in dit opzicht naadloos aan bij het regime, zoals dat hiervoor eveneens is opgenomen in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Weidevenne 2012.

4.1.2 Cultuurhistorie

Purmerend ligt op een locatie met doorgaande land- en waterverbindingen. Ontstaan rond 1200 als vissersdorpje op een hoger gelegen plek in het veen, tussen de drie meren de Beemster, Purmer en Wormer. Deze drie meren zijn in de 17e eeuw drooggelegd.
Het plangebied Weidevenne ligt ten westen van de stad. Op oude kaarten is te zien dat dit veengebied is gebruikt als landbouwgrond. Het plangebied grenst aan de oostzijde aan het Noordhollandsch Kanaal, gegraven van 1819 tot 1924, en aan de westzijde aan Purmerland.
De spoorlijn Amsterdam-Hoorn, die in de 19e eeuw is aangelegd, doorkruist het plangebied.

Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw is het plangebied ontwikkeld en heeft grootschalige woningbouw plaats gevonden. Bij de stedelijke inrichting van Weidevenne heeft men zich laten inspireren door het oorspronkelijke veenweidelandschap met de daarbij behorende slotenpatronen en wegen. In sommige delen is op de oude kavels gebouwd en de kavelrichting is hetzelfde gebleven. In de wijk heeft men open ruimtes tussen de huizenblokken gecreëerd, waardoor men zicht heeft op het oude omringende landschap.
De Spieringsloot en de Burcht zijn als belangrijke aders van het waterstelsel in de inrichting van de wijk opgenomen.

4.2 Bodemkwaliteit

In een eerder stadium is bij het bouwrijp maken van onderhavig perceel verkennend bodemonderzoek4 gedaan naar de bodemkwaliteit ter plaatse. Vervolgens is die toen zonder nader voorbehoud aanvaardbaar geoordeeld voor woningbouw. Ook volgens de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart en het huidige feitelijk gebruik als tuin geven geen aanleiding te veronderstellen dat de bodemkwaliteit zich verzet tegen de beoogde woonfunctie.
Voorshands is het daarom voldoende aannemelijk dat de bodem voldoende schoon is en niet aan de beoogde bouw van de nieuwe woning in de weg zal staan.
Tot slot geldt op basis van de bouwregelgeving, dat bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van onderhavige, nieuwe woning de bodemkwaliteit opnieuw en dan meer specifiek zal worden beoordeeld.

4.3 Verkeerslawaai

4.3.1 Regelgeving

De rijweg Purmerland is een zgn. 50 km/uur weg en heeft om die reden op grond van artikel 74 Wet geluidhinder (hierna: Wgh) een geluidzone van 200 meter.
Beide woningen in het plangebied van onderhavig bestemmingsplan vallen daarbinnen.
Ingevolge de Wgh geldt in dit verband een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en kan in afwijking daarvan een zgn. hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 63 dB.
Uit nader onderzoek5 is gebleken dat de verwachte geluidbelasting aan de voorgevel van de nieuw te realiseren woning vanwege het wegverkeer 54 dB zal bedragen. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. In het kader van het wegverkeerslawaai is tijdens de procedure om te komen tot vaststelling van het bestemmingsplan ”West III 1998” op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder ontheffing verleend van de voorkeursgrenswaarde tot 55 dB(A), nu 53 dB. Om de ontwikkeling van een extra woning mogelijk te maken, dient een hogere geluidswaarde van 54 dB te worden vastgesteld. De procedure hiervoor zal gelijktijdig met de procedure van dit bestemmingsplan worden gevoerd.

Voorts is in het nieuwe Bouwbesluit 2012 bij bescherming tegen geluid van buiten als grenswaarde een eis gesteld aan de karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie (GA;K in dB) van minimaal 20 dB. In geval van een hogere grenswaarde geldt inpandig als eis een maximaal toelaatbaar niveau van 33 dB.
Bij nieuwbouw van woningen is dit een gangbare, reguliere eis, zodat voldoende aannemelijk is dat aan de voorwaarde van een geluidreductie van 21 dB kan worden voldaan, mede gelet op de afstand van de voorgevel van beide woningen ten opzichte van die weg.

4.3.2 Conclusie

De Wgh staat niet aan de uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 regelgeving

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening te worden gehouden met de luchtkwaliteit.

Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam "Wet luchtkwaliteit".
De Wet luchtkwaliteit bestaat uit de volgende wet, AMvB en ministeriële regelingen:

  • Wet tot wijziging Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM);
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM);
  • Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Met de Wet tot wijziging Wet milieubeheer is in de Wet milieubeheer in hoofdstuk 5 een nieuwe titel 5.2 "luchtkwaliteitseisen" opgenomen. De Wet Luchtkwaliteit maakt daarbij onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor.
In het onderhavige geval gaat het om het realiseren van 1 nieuwe woning en het inpassen van 1 bestaande woning. Het ministerie VROM heeft de definitie van "in betekenende mate" vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.
Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, te weten wanneer het gaat om woningbouw: < 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg of < 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.
De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009: de datum waarop het Kabinetsbesluit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden.

4.4.2 conclusie

Bij onderhavig initiatief wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.5 Ecologie

4.5.1 Regelgeving

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. De Flora- en fauna wet betreffen een soorten bescherming. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle gebieden als Vogel- en Habitatrichtlijngebieden beschermd.
Deze paragraaf betreft een quickscan naar de mogelijk binnen het plangebied aanwezige natuurwaarden en de bescherming van die waarden.

Ten aanzien van het onderhavige plan moeten de volgende vragen worden beantwoord:

  • a. Zijn er mogelijk beschermde planten of dieren in het plangebied aanwezige, en zo ja, welke?;
  • b. Kunnen er verboden handelingen vanwege de Flora- en fauna wet optreden op deze soorten ten gevolge van de uitvoering van het project?;
  • c. Is het mogelijk deze verboden handelingen te voorkomen door het treffen van (beschermende) maatregelen?;
  • d. Is het noodzakelijk een nader onderzoek uit te voeren en een ontheffing aan te vragen?

4.5.2 beoordeling

ad a.
Het plangebied ligt binnen één kilometerhok6 waarvoor gegevens beschikbaar zijn over de hele verspreiding van beschermde soorten.
Raadpleging van deze gegevens en eigen onderzoek leert het volgende.

Het plangebied is thans als "erf" in gebruik en ingericht met woonbebouwing, erfverhardingen, tuin met grasveld en aan de noord- en oostzijde omzoomd door een aantal streekeigen bomen (berk, wilg, zwarte els etc.).
In het plangebied c.q. op het erf zijn geen beschermde flora waargenomen. Deze wordt hier ook niet verwacht.
Het plangebied omvat zelf geen water, maar wordt wel omgeven door water c.q. enkele kavelsloten. Deze sloten zijn mogelijk geschikt voor de Bittervoorn en Kleine modderkruiper en deze soorten zijn zwaarder beschermd. Echter de voorgenomen ontwikkeling grijpt niet direct, noch indirect in op hun leefmilieu.

Het plangebied grenst ook aan geschikt voortplantingswater voor enkele algemene soorten amfibieën zoals Gewone pad, Kleine watersalamander en Bruine kikker. Deze soorten zijn beschermd onder het lichte beschermingsregime.
De betreffende kavelsloten zijn naar verwachting niet geschikt voor de Rugstreeppad. De benodigde levensvoorwaarden zijn hiervoor niet aanwezig omdat het water te diep en te weinig geïsoleerd is voor deze soort.
Het plangebied levert geen geschikt landbiotoop voor amfibieën.

In de bomen op het erf en rond het water kunnen algemene bos- en struweelvogels tot broeden komen. Te denken valt aan bijvoorbeeld Houtduif, Vink of Zanglijster. De rietkraag aan de oostzijde langs het water is geschikt voor de Kleine karekiet. Langs het water zou ook Meerkoet of Wilde eend kunnen broeden.
Vogels vallen onder het zwaardere beschermingsregime van de Flora- en fauna wet. Men dient activiteiten waarbij nesten verstoord kunnen worden buiten het broedseizoen plaats te doen vinden, dat wil zeggen niet van 15 maart tot 15 juli.
In het plangebied worden geen verblijfplaatsen verwacht van jaarrond beschermde vogelsoorten omdat geen opvallende nesten zijn waargenomen in de aanwezige bomen.

Ook is het mogelijk dat in het gebied enkele (kleine) zoogdieren voorkomen zoals Egel, Haas, en verschillende algemene soorten (spits)muizen. Deze soorten zijn alle beschermd onder het lichte beschermingsregime.
In het plangebied kunnen geen vleermuizen verblijven, omdat ter plaatse geen bebouwing of bomen met geschikte holtes of spleten aanwezig zijn of voor sloop in aanmerking komen.
Het plangebied is verder ongeschikt voor andere beschermde diersoorten, in verband met het ontbreken van een geschikte biotoop.

ad b.
Verwacht wordt dat de voorgenomen nieuwbouw geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van eventueel aanwezige (licht) beschermde planten en dieren. Er zullen dan ook geen negatieve effecten optreden ten aanzien van de flora en fauna.

ad c.
Er is geen ontheffing mogelijk voor het verstoren van eventuele broedplaatsen van vogels. Om te voorkomen dat broedende vogels onverhoopt worden gestoord zullen (voorbereidende) de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden.

ad d.
Aangezien voor de algemeen voorkomende soorten een vrijstelling van de Flora en fauna wet geldt, wordt een aanvullend flora- en faunaonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Vooralsnog wordt geconcludeerd dat er ten aanzien van de uitvoerbaarheid van de voorgestane plannen geen belemmeringen vanuit de actuele natuurwetgeving7 te verwachten zijn.

4.6 Water

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Binnen het plangebied zal het zgn. verhard oppervlak toe nemen met:

- woning   140m²  
- bijbehorende bouwwerken   75m²  
totaal   215m²  

Door het Hoogheemraadschap zijn een aantal principes of uitgangspunten opgesteld waaraan ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst en hebben te voldoen. Het gaat daarbij om de volgende aspecten:

  • a. voor het aanleggen van meer dan 800 m² verharding is vergunning of ontheffing nodig;
  • b. het vuilwater wordt op het gemeentelijk rioolstelsel geloosd;
  • c. het (schone) regenwater, afkomstig van de woning, bijbehorende bouwwerken en/of erfverhardingen, wordt ter plaatse rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd dan wel op het oppervlaktewater geloosd.
  • d. er worden geen uitlogende materialen (voor beschoeiing) in de bodem toegepast.

Bij het realiseren van het nieuwe bouwplan zal rekening worden gehouden met bovengenoemde uitgangspunten. Ten aanzien van het hemelwater zal een separate afvoer worden gerealiseerd die niet wordt aangesloten op het vuilwaterriool. Zo nodig zal het bouwplan nader met de waterbeheerder worden besproken.
Voor zover van toepassing zal de gemeente zelf de eventueel vereiste verklaring8 bij de waterbeheerder moeten aanvragen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Planvorm

In dit geval is sprake van een zgn. postzegelbestemmingsplan. Kortheidshalve wordt voor een nadere toelichting hierop verder verwezen naar het gestelde in hoofdstuk 1 onder paragraaf 1.4.

5.2 Bestemmingsregeling

5.2.1 algemeen

De artikelen 1 en 2 (begrippen en wijze van meten) als ook de artikelen 7 tot en met 10 (algemene regels) en de artikelen 11 en 11 (overgangs- en slotregels) zijn geheel in lijn met de artikelen die over deze onderwerpen zijn opgenomen in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Weidevenne 2012.
Kortheidshalve wordt voor een nadere toelichting op deze artikelen daarom verwezen naar de toelichting behorende bij het bestemmingsplan Weidevenne 2012.

5.2.2 artikel 3 Tuin - 1

Dit artikel is vergelijkbaar het de bepaling die hierover onder "Tuin-1" in de planregeling van het bestemmingsplan Weidevenne 2012 is opgenomen.
Dit artikel impliceert dat de gronden met deze bestemming slecht als "tuin" mogen worden gebruikt, met zeer beperkte bouwmogelijkheden (erkers en terreinafscheidingen).

5.2.3 artikel 4 Tuin - 2

Dit artikel is een combinatie van datgene wat hierover in de bepalingen onder "Tuin-2" en "Tuin-4" in de planregeling van het bestemmingsplan Weidevenne 2012 is opgenomen.
Concreet en gelet op de afmetingen van de kavel houdt dat in, dat bij recht maximaal een oppervlakte van 75 m² aan overige bijbehorende bouwwerken is toegestaan.
Ten behoeve van het "generatie-wonen" of "mantelzorg" kan op basis van een (aparte) omgevingsvergunning en bij wijze van afwijking medewerking worden verleend aan de bouw van 30 m² extra bebouwing. De goot en nokhoogte van deze bebouwing is nader vastgelegd op respectievelijk 3 en 4,5 meter.

5.2.4 artikel 5 Wonen

Dit artikel regelt de zgn. woonbestemming binnen het plangebied en geeft daarbij invulling aan de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsvlak "Wonen". Dit bestemmingsvlak is volgens de verbeelding begrensd tot de (gewenste) oppervlakte (140 m²) van het hoofdgebouw c.q. de nieuwe woning.
Voor de nieuw te bouwen woning impliceert dit artikel verder, dat een maximale goothoogte is toegestaan, zoals die nader op de verbeelding is vermeld. In het onderhavige geval is de reguliere goothoogte gemaximaliseerd tot 4,0 meter. Verder geldt een nokhoogte van maximaal 10,0 meter.
Voorts is een artikellid met specifieke gebruiksregels opgenomen, waarin bepalingen zijn neergelegd voor activiteiten die verband houden met onder meer aan-huis-verbonden beroepen.

5.2.5 artikel 6 Waarde - Archeologie

Met dit artikel wordt de noodzakelijke bescherming geregeld van eventuele archeologische waarden binnen het plangebied, zoals dat nader is toegelicht in paragraaf 4.1 van hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Consultatie omwonenden

In overleg met de gemeente is een tiental direct-omwonenden rond de beoogde bouwlocatie rechtstreeks geconsulteerd, d.w.z. allemaal schriftelijk door middel van een brief. Door middel van deze brief zijn de bewoners van Purmerland 20 en 21A, Suez 13, 15, 17, 19 en 21 als ook Mauritius 2 tot en met 4 persoonlijk geïnformeerd over dit bestemmingsplan. Zij hebben daarbij onderhavig voorontwerp en een samenvatting van het plan ontvangen, dat verband houden met het voornemen op dit perceel 1 extra woning te realiseren.

6.1.2 Vervolg-procedure

Na afronding van deze consultatie wordt dit voorontwerp bestemmingsplan aan de gemeente overgedragen, die dit bestemmingsplan als een ontwerp in procedure zal brengen. Vervolgens kan op grond van artikel 3.8, eerste lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening door een ieder desgewenst zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren worden gebracht.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

6.2.1 Grondexploitatie

Sinds l jul i 2008 kent de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) bepalingen
omtrent de grondexploitatie, inclusief de mogelijkheid van kostenverhaal (Afdeling 6.4 Wro).
Onderhavig bestemmingplan biedt de mogelijkheid om een woning te bouwen en daarmee is dus sprake van een bouwplan in de zin van de artikelen 6.2, lid 2, Wro en 6.2.1 Bro.
Op grond van de Wro ontstaat daarmee voor de gemeente de verplichting om een exploitatieplan vaststellen, dat strekt tot het verhaal van kosten die samen hangen met de grondexploitatie van onderhavig bouwplan Voorts kan de gemeente besluiten dat het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk indien:

  • de kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot het bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.

Voorts is in artikel 6 Bro bepaald dat de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een planologische maatregel eveneens geen exploitatieplan behoeft op te stellen, wanneer:

  • het totaal van de exploitatiebijdrage die kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,--
  • er geen verhaalbare inrichtingskosten ( voor bouwrijp maken, aanleg openbaargebied etc. zoals bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, Bro) zijn;
  • de verhaalbare inrichtingskosten uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

6.2.2 Anterieure overeenkomst

De gemeente en initiatiefnemer hebben inmiddels een anterieure exploitatieovereenkomst opgesteld en ondertekend waarin het verhaal van de kosten voor de grondexploitatie i.c. de procedurekosten is zeker gesteld.
Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk. Een dergelijke overeenkomst sluit de bevoegdheid leges te heffen voor de procedure van de omgevingsvergunning niet uit.