direct naar inhoud van 6.1 Externe veiligheid
Plan: Overwhere-Zuid 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPOWZ2012-va01

6.1 Externe veiligheid

6.1.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.

Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10–6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken).

In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Op de risicokaart zijn in het plangebied enkele kwetsbare objecten waargenomen, zoals tehuizen en onderwijsinstellingen. In figuur 6.1 is een uitsnede van de risicokaart ter plaatse van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPOWZ2012-va01_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPOWZ2012-va01_0009.jpg"

Figuur 6.1 Uitsnede Risicokaart Noord-Holland

6.1.2 Vuurwerk

In het plangebied zijn, voor zover bekend, geen bedrijven gelegen die vuurwerk verkopen. In het plangebied worden bedrijven die meer dan 10.000 kg vuurwerk verkopen niet toegestaan. Opslag ervan is eveneens niet toegestaan.

6.1.3 LPG-tankstation

In het plangebied is aan de Wagenweg 7 een benzineverkooppunt met LPG gelegen dat van invloed is op de externe veiligheid in het plangebied (groepsrisico).

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen(Revi) geven de kaders voor de beoordeling van de externe veiligheidsaspecten van inrichtingen vallend onder de Wet milieubeheer. Een LPG-station valt onder het Bevi genoemd in artikel 2 sub e Bevi. De criteria in het Bevi zijn gedefinieerd op basis van het plaatsgebonden en het groepsrisico. De consequenties van de toetsing zijn in het Bevi en Revi vastgelegd. Dit houdt in dat voor het LPG-tankstation aan de Wagenweg het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in kaart moeten worden gebracht.

Plaatsgebonden risico (PR)
Op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is bepaald dat op basis van de jaarlijkse doorzet van dit LPG-tankstation van < 1.000 m3 (exact 999 m3) de PR 10-6-contour van het vulpunt is gelegen op 45 meter vanaf het vulpunt. Tevens is de risicocontour van het reservoir gelegen op 25 meter van het reservoir. De contouren zijn weergegeven op de verbeelding.

Groeprisico (GR)
In het Bevi is bepaald in artikel 13 dat een verantwoording van het groepsrisico verplicht is ten aanzien van een aantal ruimtelijke besluiten. Een nieuw bestemmingsplan wordt beschouwd als een nieuw ruimtelijk besluit. Derhalve dient het groepsrisico van het LPG-tankstation te worden verantwoord. Bij LPG-tanksations dient in het kader van het Bevi rekening te worden gehouden met het invloedsgebied voor het groepsrisico op een afstand van 150 m vanuit het vulpunt.

Kwantitatieve risicoanalyse LPG-tankstation Wagenweg 7

In het kader van dit bestemmingsplan is een kwantitatieve risicoanalyse1 uitgevoerd voor het LPG-tankstation aan de Wagenweg 7. In het kader van de vestiging van een maatschappelijke opvang aan de Wagenweg 14 is nog een separate kwantitatieve risicoanalyse2 uitgevoerd voor dit LPG-tankstation.

Plaatsgebonden risico (PR)

Ten tijde van het opstellen van de QRA betrof de jaarlijkse doorzet van dit LPG-tankstation maximaal 1.000 m3. Met het oog op een verlaging van de jaarlijkse doorzet naar maximaal 999 m3 zijn in de QRA berekeningen gemaakt voor beide maximale doorzetten.

Per 30 oktober 2012 is de jaarlijkse doorzet van het LPG-tankstation verlaagd tot maximaal 999 m3. Hierbij hoort een PR-contour van 45 meter gemeten vanaf het vulpunt en 25 meter vanaf het reservoir. Binnen beide veiligheidscontouren zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Wel bevinden zich een aantal beperkt kwetsbare objecten binnen de 45-metercontour van het vulpunt, te weten de bedrijfswoningen op de percelen Wagenweg 7, 9, 20a en 20b. De woning op nummer 7 betreft de bij het LPG-tankstation behorende bedrijfswoning. De PR-contouren van 45 en 25 meter zijn op de verbeelding weergegeven als 'veiligheidszone-lpg'.

Het perceel Wagenweg 14 is buiten de PR-contour van 45 meter gelegen en is derhalve niet van invloed hierop.

Groepsrisico (GR)

In de LPG-branche zijn maatregelen, zoals genoemd in het Convenant LPG-autogas, doorgevoerd. Het tankstation aan de Wagenweg is aangesloten bij het Convenant LPG-autogas. Hierin is opgenomen dat de bevoorrading plaats moet vinden door middel van LPG-tankauto's die voorzien zijn van een hittewerende voorziening en gebruik gemaakt wordt van een verbeterde vulslang. Door deze maatregelen worden de risico's bij de bevoorrading van LPG-tankstations aanzienlijk verminderd.

Het tankstation wordt bevoorraad door middel van LPG-tankauto's die voorzien zijn van een hittewerende voorziening. Daarnaast wordt bij de bevoorrading gebruik gemaakt van de verbeterde vulslang. Door gebruik te maken van een hittewerende voorziening komt het groepsrisico uit onder de oriënterende waarde. Deze situatie wijzigt niet bij de komst van een maatschappelijke opvang aan de Wagenweg 14. De gemeenteraad heeft het groepsrisico verantwoord. Hierover heeft formeel overleg plaatsgevonden met de lokale en regionale brandweer in het kader van het gehele bestemmingsplan3, als in het kader van de maatschappelijke opvang aan de Wagenweg 144. De verantwoording van het GR5 is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Er bevinden zich geen andere Bevi-inrichtingen, bedrijven die risicovolle activiteiten verrichten, in het plangebied en directe omgeving.

Verkeerswegen

Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs verkeerswegen geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10–6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden. De Risicoatlas van provincie Noord-Holland (www.risicokaart.nl) bevestigt dit.

Spoorwegen

Uit de "Verkenning relatie milieu en verkeer binnen de provincie Noord-Holland (2000)" blijkt dat langs de spoorweg Amsterdam-Hoorn geen aandachtslocaties met een plaatsgebonden risico van 10-6 zijn vastgesteld. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt daarnaast ook niet overschreden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door transportleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risico-contour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. Wanneer een plan consoliderend van aard is of de oriënterende waarde niet wordt overschreden kan bij de verantwoording worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. Wanneer een planvaststelling leidt tot een verhoging van het GR of een overschrijding van de oriënterende waarde worden ook de volgende aspecten verantwoord:

  • het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;
  • de maatregelen die door de exploitant worden genomen ter beperking van het GR;
  • alternatieve mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager GR en de voor- en nadelen daarvan;
  • andere mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van GR.

In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een zakelijk rechtstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Beoogde ontwikkeling 

Voorliggend bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de leiding of de externe veiligheid. Wel zal worden onderzocht of er in de huidige situatie reeds een veilige situatie bestaat.

Onderzoek

Op basis van het Bevb moeten alle planologisch relevante leidingen inclusief gereserveerde ruimte voor buisleidingen) in (en nabij) het plangebied worden geïnventariseerd. In het plangebied bevinden zich twee ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen (W-570-23-KR-020 en W-570-01-KR-047). In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan voor de wijk Wheermolen is voor de betreffende hogedrukaardgastransportleidingen in 2011 door onderzoeksbureau DHV een onderzoek uitgevoerd6. Ondanks de toespitsing op het bestemmingsplangebied Wheermolen, staan de buisleidingen welke zijn gelegen in Overwhere-Zuid (W-570-23-KR-020 en W-570-01-KR-047) in dit onderzoek centraal. het onderzoek kan derhalve ook gebruikt worden voor onderhavig bestemmingsplan. Voor beide aardgastransportleidingen is het PR lager dan 10-6 per jaar. Het bestemmingsplan voldoet derhalve aan de grenswaarde voor het PR. Voor beide leidingen is het berekende groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gelet op het vorenstaande kan worden volstaan met een beperkte afweging van het groepsrisico. Hierover heeft formeel overleg plaatsgevonden met de lokale en regionale brandweer7. De gemeenteraad heeft het GR met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleidingen in het plangebied verantwoord. De verantwoording van het groepsrisico8 van de buisleidingen is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.