direct naar inhoud van Artikel 13 Tuin - 2
Plan: Overwhere-Zuid 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPOWZ2012-va01

Artikel 13 Tuin - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, naast of achter de woning gelegen stegen, voet- en fietspaden alsmede erfbebouwing alsmede voor nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, tot een maximum van 50 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag op erven met een grondoppervlak groter dan 150 m² het maximum oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen worden vergroot tot ten hoogste 50% van dat bij het hoofdgebouw behorende erf, met een maximum van 75 m2;
  • d. de diepte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan ten hoogste 3 m bedragen. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de achtergevel al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3 meter, mag de nieuwe aan- of uitbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo diep zijn als de bestaande vergunde aan- of uitbouw;
  • e. de breedte van een aan- of uitbouw naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3 m bedragen. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de zijgevel al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een breedte van meer dan 3 meter, mag de nieuwe aan- of uitbouw over het resterende deel van de zijgevel net zo breed zijn als de bestaande vergunde aan- of uitbouw;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4,5 m;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 4,5 m bedragen;
  • h. dakterrassen zijn uitsluitend op aan- en uitbouwen toegestaan, voorzover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoogste 1 m hoog zijn, gemeten van de bovenkant van de aanbouw tot het hoogste punt van het hek;
  • i. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • j. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel 24.1.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken het bepaalde in lid 13.3 om een tijdelijk gebruik als afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
    • 1. de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan noodzakelijk is uit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de afhankelijke woonruimte is op ten minste 1 meter afstand achter de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 60 m², met dien verstande dat - indien de oppervlakte van de gronden achter de (verlengde) voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² - die oppervlakte mag worden vermeerderd met 10% van die overmaat tot een oppervlakte van niet meer dan 80 m²;
    • 5. de bepalingen van het Bouwbesluit het gebruik van bebouwing als afhankelijke woonruimte niet in de weg staan;
    • 6. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden vanaangrenzende gronden.
  • b. Een onder a bedoelde omgevingsvergunning kan per woning slechts eenmaal worden verleend.
  • c. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.