Plan: | Garrelsflat 2021 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0439.BPGARRELSFLAT2021-va01 |
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de bestaande flat aan de Rudolfs Garrelsstraat met de huisnummers 4-270. De flat zal worden gerenoveerd waarbij onder meer de plint wordt getransformeerd door de bestaande garageboxen te vervangen door 12 nieuwe middenhuurwoningen. Ten behoeve van deze nieuwe woningen zal de plint van de flat aan de noordwestzijde worden vergroot door een nieuwe uitbouw.
Met het realiseren van deze nieuwe woningen wil woningcorporatie Intermaris de doorstroming verbeteren door huurders de kans te bieden om vanuit een sociale huurwoning door te stromen naar een ruimer en nieuw huis. Het realiseren van de nieuwe woningen in de plint van de flat draagt ook bij aan het verbeteren van de sociale veiligheid op straat.
De beoogde transformatie van de plint past niet volledig binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Wheermolen 2012". In paragraaf 1.3 wordt hier verder op ingegaan. Het onderhavige bestemmingsplan geeft een planologisch kader - bouw- en gebruiksregels - waarbinnen het project planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk Wheermolen-Oost te Purmerend en is globaal gelegen tussen de Hannie Schaftstraat (noordzijde), de Wheredijk (oost- en zuidzijde) en de Rudolf Garrelsstraat (westzijde). Het plangebied is circa 2.230 m2 groot en bestaat uit het kadastrale perceel D6470 en een deel van het kadastrale perceel D7046.
Afbeelding: plangebied (geel omlijnd) in de omgeving
Op het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige Garrelsflat 2021 het bestemmingsplan 'Wheermolen 2012, vastgesteld op 31 januari 2013.
Afbeelding: uitsnede bestemmingsplan Wheermolen 2012
De bestaande flat is volledig bestemd als 'Wonen'. Deze gronden zijn aangewezen voor het gebruik als wonen met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, een wooncomplex, parkeren en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen en water. De strook waar de beoogde nieuwbouw is voorzien is bestemd als 'Verkeer – 2'. Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor onder meer wegen, verblijfsgebied en parkeren.
Ter plaatse van de bestaande flat is een bouwvlak opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tot een maximale bouwhoogte van 35 meter. Ter plaatse van de beoogde nieuwbouw zijn geen gebouwen toegestaan.
Een klein deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waterkering'. Ter plekke van deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
Het transformeren van de bestaande plint van de flat van garageboxen naar woningen is al toegestaan binnen het geldende bestemmingsplan. De beoogde nieuwbouw aan de noordwestzijde is echter niet mogelijk doordat de nieuwbouw buiten zowel het bestemmingsvlak als het bouwvvlak is gelegen. Door middel van een nieuw bestemmingsplan kan de beoogde nieuwbouw toch mogelijk worden gemaakt.
Op het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige Garrelsflat 2021 ook het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeernormen Purmerend 2018', vastgesteld op 28 februari 2019.
Het parapluplan regelt dat bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken op eigen terrein ten minste voldaan dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016.
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat een omgevingsanalyse waarin wordt nagegaan welke functies en bouwwerken zich voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied bevinden en in hoeverre het nieuwe project hierin past. In hoofdstuk 5 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid in kaart gebracht. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.
Woningcorporatie Intermaris is van plan om de bestaande galerijflat uit 1969 te renoveren en de begane grondlaag grondig te verbouwen. DOOR architecten heeft daarvoor een bouw- en renovatieplan opgesteld.
Afbeelding: de flat in de huidige situatie met garageboxen in de plint
Als gevolg van de renovatie zullen onder meer de gevels worden geïsoleerd, de bestaande woningen krijgen nieuwe kozijnen en de beide entrees van de flat worden verplaatst naar de kopgevels. De garageboxen in de plint van de flat zullen worden gesloopt waarna de plint wordt verbouwd en aan de noordwestzijde (zijde Rudolf Garrelsstraat) met circa 560 m² wordt uitgebouwd. De plint zal na verbouw plek bieden aan twee extra fietsenstallingen voor bewoners en 12 nieuwe middenhuurwoningen. De contracten met de huurders van de huidige garageboxen in de plint zijn al opgezegd. De garages staan momenteel leeg.
Met het realiseren van 12 nieuwe middenhuurwoningen wil woningcorporatie Intermaris de doorstroming op woningmarkt verbeteren. Huurders krijgen zo namelijk de kans om vanuit een sociale huurwoning door te stromen naar een ruimere en nieuwe woning en zo een wooncarrière te maken. Het realiseren van de nieuwe woningen in de plint draagt ook bij aan het verbeteren van de sociale veiligheid rondom de flat doordat er niet langer sprake zal zijn van een gesloten plint. De plint wordt door het toevoegen van woningen geactiveerd aangezien de nieuwe bewoners vanuit hun woning op straat uitkijken.
Afbeelding: impressie flat na renovatie & nieuwbouw plint
Afbeelding: impressie nieuwbouw plint
De bestaande oppervlakte van de flat is circa 1.366 m2 . Na de uitbouw van de plint met circa 560 m² zal de oppervlakte van de flat circa 1.925 m2 bedragen.
De flat heeft een bouwhoogte van 35,76 meter, exclusief liftopbouw. Ter plaatse van de liftopbouw bedraagt de bouwhoogte 39,31 meter. Deze bouwhoogte blijven verder ongewijzigd. De nieuwe uitbouw krijgt een bouwhoogte van 6,2 meter waardoor het dak van de uitbouw iets lager komt te liggen dan de bovenkant van de balustrade van de 1e verdieping.
Afbeelding: doorsnedes zijaanzicht flat na renovatie en uitbouw van de plint
De nieuwe woningen zullen bestaan uit twee bouwlagen waarbij iedere woning een bruto vloeroppervlak (bvo) krijgt van 100 m2 en een gebruiksoppervlak (gbo) van 87 m². Voor de woningen komt een onbebouwde strook die bedoeld is als voortuin van de nieuwe woningen.
Afbeelding: plattegrond nieuwbouwwoning
De openbare ruimte rondom de flat zal deels worden heringericht, onder meer het plaatsen van nieuwe fietsstallingsmogelijkheden, het opheffen van de huidige toegangsweg naar de flat en het wijzigen van een deel van de parkeerplaatsen.
Aan de uitbreiding van 12 appartementen hangt een parkeernorm per woning. Om te voldoen aan de parkeernorm zullen er ten opzichte van de bestaande situatie 18 parkeerplaatsen moeten worden gecreëerd. Deze bepaling is gebaseerd op een parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning, rekening houdend met een percentage dubbel gebruik (zie ook paragraaf 5.12).
Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, (deel-)regionale, en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante algemene beleid beknopt samengevat.
Het rijk heeft het beleid inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid van Nederland tot 2040 vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze visie is vastgesteld op 13 maart 2012.
De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier dertien nationale belangen aan.
De drie hoofddoelstellingen van het Rijk zijn:
1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor wat betreft nationale belangen ligt de nadruk op het verbeteren van milieukwaliteit en bereikbaarheid om zo de drie hoofddoelstellingen te dienen. De nationale belangen verzetten zich niet tegen de voorziene uitbouw van de Garrelsflat. Bovendien wordt de woningbehoefte in de regio Noordwest-Nederland, waar Purmerend in valt, en specifiek in en rond Amsterdam in de SVIR benadrukt. Het ontwikkelen van extra woonruimte in Purmerend past dan ook goed in het beleid zoals uiteengezet in de SVIR.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor Purmerend hebben deze regels geen gevolgen.
Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder).
De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare behoefte naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld.
Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.
Het voorliggende project heeft betrekking op een andere configuratie door een uitbouw van de bestaande bebouwing mogelijk te maken. In de praktijk kunnen daardoor 12 woningen worden gebouwd. Doordat het geldende bestemmingsplan echter geen maximum aantal woningen bevat zijn de 12 woningen planologisch gezien nu ook al mogelijk binnen het bestaande bouwvolume. Er is planologisch gezien daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waardoor een laddertoets niet noodzakelijk is. Voor het project is desondanks in het navolgende een vrijwillige laddertoets doorlopen.
Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten op het motiveren van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.
De provincie Noord-Holland wil vraag en aanbod op de woningmarkt zo goed mogelijk laten aansluiten. Daartoe hebben de gemeenten op verzoek van de provincie actieprogramma's wonen opgesteld voor de zes regio's binnen de provincie. De gemeente Purmerend is opgenomen in het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 - 2020 (RAP) van de Stadsregio Amsterdam. Purmerend maakt daarbinnen deel uit van de marktregio Zaanstreek-Waterland. De voorziene woningen passen binnen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte die het RAP voor deze regio aantoont. Met kwantitatieve woningbehoefte wordt het aantal woningen bedoeld, met kwalitatieve woningbehoefte wordt het woonmilieu en de typen woningen bedoeld. In het RAP wordt beschreven dat er binnen de gehele Stadsregio bovenop de al bestaande harde plancapaciteit voor woningen nog behoefte is aan plancapaciteit in alle prijssegmenten binnen de koop- en huursector. Er is behoefte aan elk type woning en woonmilieu. Een van de speerpunten van het RAP is bovendien om nieuwe plekken voor woningbouw voornamelijk te realiseren in binnenstedelijk gebied. Ook passen de voorziene woningen in de Woonvisie en de Structuurvisie van de gemeente Purmerend.
Het plangebied is gelegen in de bestaande wijk Wheermolen-Oost. De Rudolf Garrelsstraat is verbonden met de Hannie Schaftstraat, welke weer is aangesloten op de Churchilllaan-Doctor J. M. Den Uyllaan-Salvador Allendelaan die uitkomt op de N244. De projectlocatie is daarmee goed ontsloten.
De (vrijwillige) laddertoets is hiermee succesvol doorlopen.
Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie van de provincie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie zet in op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid, zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
De Omgevingsvisie bevat het provinciale beleid op het gebied van wonen en werken. De ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn. De woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.
De onderhavige ontwikkeling, liggend in bestaand stedelijk gebied, is in lijn met de Omgevingsvisie NH2050.
Op donderdag 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.
De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. In de Omgevingsvisie NH2050 is de doelstelling opgenomen om vraag en aanbod van woon- en werklocaties kwantitatief en kwalitatief beter met elkaar in overeenstemming te brengen. In de beweging Metropool in ontwikkeling staan grote opgaven beschreven. Een zorgvuldig gebruik en verdeling van de schaarse ruimte is van belang. Gekozen is voor het behouden van het metropolitane landschap, maar met toevoeging of verandering van functies. En om het landschap te sparen, is in de Omgevingsvisie gekozen voor verdichting van de bestaande kernen. In de beweging 'Sterke kernen, sterke regio's' wordt het belang van krachtige centrumsteden van cruciale betekenis voor de leefbaarheid van de hele regio benoemd. Al met al gelden in het bijzonder de volgende ontwikkelprincipes.
Artikel 6.3 sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het accent van dit artikel ligt op datgene wat niet in de wet is vastgelegd. Dat zijn de regionale afspraken. De regionale afspraken betreffen nieuwe stedelijke ontwikkelingen van woningbouw, bedrijventerreinen en kantoorlocaties, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen.
Regionale afstemming staat centraal
Omdat het Besluit ruimtelijke ordening via de Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) al regels stelt over 1) aantonen nut en noodzaak en 2) onderzoeken van binnenstedelijke mogelijkheden, zijn deze regels niet in de omgevingsverordening opgenomen. Daarmee staat de regionale afstemming in de omgevingsverordening centraal als het gaat om nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Regionale afstemming is niet in het Besluit ruimtelijke ordening via de Ladder geregeld en is daarom opgenomen in de omgevingsverordening. Evenals de Ladder gaat de omgevingsverordening uit van een 'ja, mits' voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Verantwoordelijkheid en afwegingsruimte ligt bij de regio
De gemeenten in de regio moeten het gezamenlijk eens worden over de nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid en de afwegingsruimte liggen bij de regio. Dit is in lijn met de gedachte van de Omgevingswet, waarbij de verantwoordelijkheid zo decentraal mogelijk wordt belegd. De regionale afspraken worden bij voorkeur op visie- en programmaniveau gemaakt, zodat wordt voorkomen dat pas in een laat planstadium, bijvoorbeeld bij het voorontwerp van een ruimtelijk plan duidelijk wordt of wordt voldaan aan de wetgeving. De regionale afspraken en de daaruit voortvloeiende ruimtelijke plannen horen uiteraard 'ladderproof' te zijn.
Wat is de regio?
Bij de Ladder wordt onder de regio verstaan het 'marktgebied' of 'verzorgingsgebied' van de betreffende nieuwe stedelijke ontwikkeling. De inhoudelijke onderbouwing van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet zich dus richten op het markt- of verzorgingsgebied. De gemeenten overleggen in de regio over bovenlokale of regionale stedelijke ontwikkelingen en maken daar bestuurlijke afspraken in regionaal verband over.
Regio- en provinciegrensoverschrijdende nieuwe stedelijke ontwikkelingen
Bij nieuwe stedelijk ontwikkelingen die de grens van een regio overschrijden heeft de provincie de rol van intermediair tussen de regio's. Dat geldt ook voor provinciegrensoverschrijdende nieuwe stedelijke ontwikkelingen.
Conclusie
De planlocatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en het voorliggende project heeft betrekking op een andere configuratie door een uitbouw van de bestaande bebouwing mogelijk te maken. In de praktijk kunnen daardoor 12 woningen worden gebouwd. Doordat het geldende bestemmingsplan echter geen maximum aantal woningen bevat zijn de 12 woningen planologisch gezien nu ook al mogelijk binnen het bestaande bouwvolume. Er is planologisch gezien daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De woningbouwopgave is evengoed wel regionaal afgestemd (zie elders in dit hoofdstuk), zodat op dat aspect wordt voldaan aan de verordening. Het voorliggende project past daarmee binnen de omgevingsverordening.
Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde.
De speerpunten van dit beleid zijn:
Het plan draagt bij aan het speerpunt 'bestaande voorraad woningen in goede conditie houden en verduurzamen' en er wordt een bijdrage geleverd aan de regionale woningbouwopgave. Uit de regionale woonagenda (zie volgende paragraaf) blijkt dat er binnen de regio vraag is naar middeldure huurwoningen. Met het realiseren van 12 nieuwe middenhuurwoningen wil woningcorporatie Intermaris de doorstroming op woningmarkt verbeteren. Huurders krijgen zo de kans om vanuit een sociale huurwoning door te stromen naar een ruimere en nieuwe woning en zo een wooncarrière te maken.
Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Onderhavige ontwikkeling past goed in het beleid zoals weergegeven in de Regiovisie. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.
Purmerend maakt onderdeel uit van Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 33 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. De MRA behoort tot de Europese top vijf van economisch sterke regio's. De rode draad van de samenwerking is het behouden en versterken van die internationale concurrentiepositie. De door de partners geformuleerde hoofdopgaven zijn (thematisch) neergelegd in de 'Gebiedsagenda 2013' en richten zich m.n. op het optimaliseren van het fysieke vestigingsklimaat (economie), het tijdig voorzien in kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte in 2040 (verstedelijking) en het op orde brengen en houden van een goed functionerend mobiliteitsnetwerk (bereikbaarheid). De agenda levert een 'voorraadkamer' op voor de besluitvorming over programma's en projecten in het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO-MIRT). De agenda richt zich voornamelijk op het verbeteren van de infrastructuur en het milieu. De agenda verzet zich niet tegen de renovatie van de bestaande flat en het realiseren van de uitbouw ten behoeve van 12 nieuwe woningen in de plint.
De agenda bevestigt bovendien dat er binnen de regio Waterland, waar Purmerend onder valt, een aanzienlijk aantal nieuwe woningen dient te worden gerealiseerd. De 12 te realiseren woningen passen dan ook goed in het beleid van de MRA.
De MRA heeft een eigen langeretermijnvisie in de vorm van het Ontwikkelingsbeeld 2040 uit 2007. De MRA wil een internationaal concurrerende regio zijn met compacte steden in een voor recreanten aantrekkelijk landschap en met een infrastructureel netwerk dat de kernen met elkaar, het landschap en de rest van de wereld verbindt. De regio zet in op woningbouw, de creatieve industrie, de maakindustrie en de circulaire economie, wil een omslag naar duurzame energiebronnen en koestert grote bedrijven als het Havenbedrijf Amsterdam. In 2014 verscheen een overzicht van accentverschuivingen ten opzichte van dit Ontwikkelingsbeeld: Doorbouwen op het fundament. Op basis van nieuwe trends en inzichten focust de MRA o.a. op meer stedelijke verdichting, intensivering van de transformatieopgave, beter benutten van OV-knooppunten en – naast bescherming – een betere benutting van het landschap.
Om dit te bereiken zijn is voor de korte termijn een Ruimtelijk-economische Actie-Agenda 2016-2020 opgesteld, met een doorkijk naar de komende tien jaar.
Woonagenda Zaanstreek-Waterland 2017-2020
De MRA bestaat uit zeven zogenaamde deelregio's, waaronder Zaanstreek-Waterland, waar Purmerend deel van uitmaakt. Zaanstreek-Waterland heeft een eigen Woonagenda: Samen optrekken (2017). De focus ligt op de jaren 2017-2020, met een doorkijk naar 2025 en 2035. Hierin kiezen de gemeenten een gezamenlijke koers die recht doet aan lokale omstandigheden, gebaseerd is op inzicht in de (toekomstige) woningmarkt in Zaanstreek-Waterland en die rekening houdt met en een eigen inkleuring geeft aan de samenwerkingsafspraken met de andere deelregio's in de MRA. Zaanstreek-Waterland wil haar eigen identiteit kracht bijzetten door de reeds grote diversiteit aan woonmilieu's nog verder te versterken. Ze wil zowel de eigen als de regionale woningvraag bedienen en streeft naar een verder gedifferentieerde en toekomstbestendige woningvoorraad voor alle doelgroepen. Doelen zijn: het opvoeren van de woningproductie, waarbij de focus ligt op toevoeging van die kwaliteiten aan woonmilieu's, woningtypen en prijsklassen die benodigd zijn en bijdragen aan de gewenste variatie, het behoud van de betaalbare (sociale huur)voorraad, een betere verdeling van en doorstroming binnen die voorraad en verduurzaming van de gehele bestaande voorraad, zowel op het gebied van energie als levensloopbestendigheid. Uit de Woonagende bijkt dat er binnen de regio vraag is naar middeldure huurwoningen. Dit segment ontbreekt grotendeels. Het project draagt met 12 nieuwe middenhuurwoningen bij aan het voorzien in deze vraag.
In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.
In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop.
Door de uitvoering van dit plan wordt een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de kwaliteit van het wonen in de stad.
Geconcludeerd wordt dat dit plan aansluit op de doelen van de structuurvisie.
Het stuk 'Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040) is een dynamische agenda die naast politiek-bestuurlijke focus vooral duidelijkheid biedt over de ambities van de gemeente Purmerend. Purmerend wordt hierin neergezet als compacte woonstad met sterke OV-verbindingen naar de hoofdstad maar ook uitstekende fietsverbindingen naar de omgeving en buitengebied. Een stad waarin de wijken een zelfvoorzienend karakter hebben op het gebied van voorzieningen.
Aan bovenstaande beschrijving kunnen troeven en waardevolle aspecten worden toegevoegd waaruit ambities voortvloeien. De nabijheid van Amsterdam, het voorzieningenaanbod, het OV-netwerk en de betaalbare woningvoorraad zijn bekende troeven. Waardevolle aspecten zijn het dorpse karakter, de tevredenheidsstabiliteit en het brede scala en diversiteit van voorzieningen, omgeving en activiteiten. De ambities die hieruit zijn geformuleerd (samengevat):
Om vorm te geven aan de groei van Purmerend worden scenario's bekeken. Gelet op de ladder voor duurzame verstedelijking ligt intensivering van (vastgoed in) de bestaande stad als eerste mogelijkheid voor de hand en vervolgens wordt het verstedelijken van de randen nader als mogelijkheid bezien.
Onderhavig plan voorziet in het ontwikkelen van woongelegenheid in bestaand stedelijk gebied door intensivering van al bestaand vastgoed. Gezien de woningbehoefte van circa 10.000 woningen in Purmerend, als onderdeel van de woningbouwtaakstelling van de Metropoolregio Amsterdam, is er behoefte aan de 12 woningen die in het plangebied worden gerealiseerd. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de 'Agenda: Purmerend koers naar 2040'.
In de Woonvisie Purmerend 2017-2022 heeft de gemeente haar visie tot 2022 op het gebied van wonen geformuleerd. De gemeente wil een prettige woonstad blijven, de vraag naar woningen van inwoners goed kunnen blijven bedienen en een bijdrage leveren aan de regionale woningbouwopgave. Veel aandacht gaat uit naar de positie van huishoudens die zichzelf niet of moeilijk kunnen redden op de woningmarkt.
In een achttal speerpunten heeft Purmerend deze ambitie verder uitgewerkt, waaronder ook de ambitie om tot 2040 10.000 extra woningen te bouwen. Dit om tevens de kwaliteit van de stad te versterken door vergroting van de differentiatie van het aanbod en van verschillende woonmilieu's en de woningvoorraad meer passend te maken voor de toekomstige bevolkingssamenstelling. De voorgenomen ontwikkeling betreft de uitbouw en renovatie van een bestaande flat. Als gevolg van de uitbouw zullen er 12 nieuwe middenhuurwoningen worden gerealiseerd. Hiermee wordt beoogd om de doorstroming op woningmarkt te verbeteren aangezien huurders zo de kans krijgen om vanuit een sociale huurwoning door te stromen naar een ruimere en nieuwe woning en zo een wooncarrière te maken. De ontwikkeling voegt aansprekende en diverse woningen toe aan de huidige woningvoorraad. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling in dit beleid.
De speerpunten van het Woonprogramma uit de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 zijn:
In Zaanstreek-Waterland als geheel neemt de woningbehoefte volgens de prognose van de provincie Noord-Holland in de periode 2015-2025 toe met 12.760 woningen (6.900 tot 2020 en 5.860 tot 2025). In de tien jaar daarna gaat het om nog 8.600 woningen. Dat is in totaal bijna 20.000 woningen tot 2035. De onderhavige ontwikkeling levert een bijdrage aan het eerste speerpunt door het toevoegen van 12 middenhuurwoningen in een flat met sociale huurwoningen.
In het coalitieprogramma 2018-2022 ('Samen werken aan de stad') heeft het college het voornemen uitgesproken om voor nieuwe woningbouwinitiatieven de zogenaamde 30-30-40-regel te hanteren. Dit houdt in dat voor nieuwbouwprojecten vanaf vier woningen minimaal 30% sociale huur moet zijn, 30% doorstroomwoningen (middeldure huur en betaalbare koop). De resterende 40% is vrije keuze. Deze ambitie is verder in detail uitgewerkt in het document Nota kaders en instrumenten woningbouwprogrammering; spelregels 30-30-40.
Het onderhavige project heeft betrekking op een bestaande flat met sociale huurwoningen waar 12 nieuwe middenhuurwoningen in de plint aan worden toegevoegd. Als gevolg van het project wordt meer woningdifferentiatie in de bestaande flat aangebracht waardoor huurders een wooncarrière kunnen maken. Voor de ontwikkeling van Wheermolen-Oost als geheel heeft de gemeenteraad het volgende uitgangspunt vastgesteld: 20% sociaal, 40% middelduur en 40% vrije sector. Daarbij is afgesproken dat Intermaris de ontbrekende sociale huurwoningen elders in Purmerend zal realiseren in de komende 10 jaar.
De onderhavige 12 woningen vallen in de categorie van 40% middelduur. Conform de onlangs vastgestelde doelgroepenverordening zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen ter borging van het middensegment.
Op 23 januari 2019 is een gewijzigde huisvestingsverordening in werking getreden, waarmee vanaf die datum voor de gehele woningvoorraad van Purmerend een vergunningplicht geldt voor omzetting (kamergewijze verhuur van een zelfstandige woning) en woningvorming (een zefstandige woningen verbouwen tot twee of meer zelfstandige woonruimten). Aanvragen voor woningvorming worden getoetst op een minimale oppervlakte van de nieuwe woningen van 40 m² gbo en het aspect leefbaarheid.
Ook kamergewijze verhuur wordt met deze gewijzigde huisvestingsverordening gereguleerd door middel van een vergunningstelsel. Dergelijke aanvragen worden eveneens getoetst op het aspect leefbaarheid.
Het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 vormt de basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zoals
verwoord in de Duurzaamheidsagenda 2020-2023. De volgende thema's staan centraal.
1. Duurzaamheid in de gebouwde omgeving:
2. Duurzame bedrijven:
3. Duurzame mobiliteit:
4. Duurzame energie:
5. Duurzame stad en regio:
6. Duurzame gemeente:
In de toelichting moet aangegeven worden hoe er wordt omgegaan met het thema duurzaamheid: natuurinclusief bouwen, circulair bouwen e.d. In paragraaf 5.15 is nader ingegaan op het thema duurzaamheid.
De nota Groenkoers, op 28 november 2014 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de richting aan die de gemeente opgaat met het gemeentelijke groen in zijn totaliteit.
De essentie ervan is dat ingezet wordt op de verbetering van de kwaliteit van de beplanting om ook op lange termijn over een duurzame groenbasis te beschikken tegen acceptabele kosten. De Groenkoers schetst het belang van het groen voor de stad als integraal onderdeel van de openbare buitenruimte. Groen is mede bepalend voor de identiteit, het imago, de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad.
Gemeente Purmerend heeft tot 2040 een bouwopgave van 10.000 woningen. De stad gaat verdichten, en de druk op de openbare ruimte wordt groter. Bovengronds doordat meer mensen gebruik gaan maken van dezelfde openbare ruimte. Ondergronds omdat er uitbreiding van kabels, leidingen, riolering en stadsverwarming nodig is. Het groen in de stad staat onder druk. Daarnaast treedt er klimaatverandering op. De kans op wateroverlast, hittestress en droogte in de stad wordt groter. Dit vraagt om een andere inrichting van het openbare gebied, gebouwen en de particuliere terreinen. Op 26 maart 2020 is de Visie Leefbare Stad 2040 (Steen en groen in balans voor een leefbaar en aantrekkelijk Purmerend) door de raad vastgesteld. In deze visie worden de kansen benoemd hoe steen en groen in balans blijven voor een leefbare stad. Het is een overkoepelend plan dat een stip op de horizon richting 2040 weer geeft, kansen benoemd en vier uitwerkingen kent:
Met de vaststelling van de visie zal in vervolg bij elke ontwikkeling in de stad onderbouwd moeten worden wat er is gedaan op het gebied van goede bomen, klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen. In stukken die naar het college en de gemeenteraad gaan zal hier nadrukkelijk aandacht aan moeten worden besteed. De gemeentelijke groenbeheerder, ecoloog en adviseur klimaatadaptatie kunnen hierin advies geven.
De gemeente en Intermaris hebben, mede naar aanleiding van de Visie Leefbare Stad 2040, een Ontwikkelvisie Wheermolen-Oost opgesteld. Hierin wordt de toekomstvisie van de wijk beschreven waarin Gezond, Gezellig en Gemengd op het gebied de hoofdthema's zijn. In het gedeelte Gezond wordt extra aandacht besteed aan de visie op de wijk op het gebied van klimaatadaptatie. Dit zal na besluitvorming in september 2020 verder worden uitgewerkt.
Voor de nieuwbouw in het plangebied zal er rekening worden gehouden met het realiseren van een groen/sedum dak. Dit bevordert de leefbaarheid in de wijk en zorgt voor waterretentie en verkoeling in de wijk.
Purmerend heeft een bomenlijst (https://www.purmerend.nl/kaarten/bomenlijst/). Op deze kaart staan de waardevolle bomen van de stad. De kap van deze bomen is alleen toegestaan met een ontheffing op het kapverbod en toepassing van compensatie.
De openbare ruimte rondom de Garrelsflat zal deels worden heringericht, onder meer in verband met het plaatsen van nieuwe fietsstallingsmogelijkheden, het opheffen van de huidige toegangsweg naar de flat, het optimaliseren van speelgelegenheid en het aanpassen van parkeergelegenheid.
De Garrelsflat wordt omgeven door een aantal grote waardevolle bomen die op de bomenlijst van de gemeente staan. Bij de nog nader uit te werken herinrichting van het openbaar gebied worden deze bomen zoveel mogelijk behouden en beschermd.
De Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 is op 22 december 2015 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, APV en bijzondere wetten. Op basis van deze uitgangspunten, beleidskeuzes en een uitgevoerde omgevingsanalyse zijn prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. In de nota wordt ook beschreven op welke wijze de gemeente Purmerend ervoor zorgdraagt dat wet- en regelgeving wordt nageleefd. De nota is voor een termijn van 3 jaar verlengd, tot 2022, vanwege ontwikkelingen op het gebied van de Omgevingswet en de fusie. De nota is op twee aspecten aangepast, te weten een toevoeging van een vergunningenstrategie en een actualisatie van de sanctiestrategie.
De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. In het collegewerkprogramma 2014-2018 is aangegeven dat de gemeente Purmerend "van buiten naar binnen" werkt. In de aanpak van problemen krijgen de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. De gemeente Purmerend zet sterk in op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en gaat in gesprek met burgers en bedrijven. Er wordt gehandhaafd met gezond verstand en er wordt niet alleen gekeken naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.
Om een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving te realiseren zijn de volgende keuzes gemaakt:
Het voorliggende bestemmingsplan Garrelsflat 2021 maakt een bouwplan zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro mogelijk. Voor dit bouwplan geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan het bouwplan gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP) en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van gebiedsoverstijgende infrastructuur en voorzieningen (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).
Opname van de nieuwe ontwikkeling in het bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst. In hoofdstuk 6 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan verzekerd zijn.
De gemeente heeft vanwege een groot tekort aan woningen de ambitie om richting 2040 circa 10.000 woningen bij te bouwen. Deze ambitie heeft ook consequenties voor de mobiliteit binnen Purmerend. In de Visie op Mobiliteit is nader ingegaan op de toekomstige mobiliteit.
De route Hannie Schaftstraat-Doctor Albert Schweitzerlaan is aangemerkt als 'gebiedsontsluiting min. Om de toekomstige mobiliteit in goede banen te leiden zal onder meer het gebruik van deelauto's worden gestimuleerd en zullen er door middel van parkeerregulering passende oplossingen worden geboden voor parkeren in de openbare ruimte.
De nota is op 26 mei 2016 vastgesteld. De beleidsregels in de nota werken de behoefte ten aanzien van parkeren bij een bepaald gebruik (de parkeernormen) nader uit. Ook beschrijft de nota de manier waarop in deze behoefte voorzien kan/moet worden.
Het voorliggende project voldoet aan de Nota Parkeernormen (zie ook paragraaf 5.12).
De voorgenomen ontwikkeling om de bestaande flat uit te bouwen ten behoeve van 12 nieuwe woningen ligt in lijn met het Rijks- provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk beleid.
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels bebouwd met een rechthoekige galerijflat van 11 verdiepingen boven een verhoogde plint. De bouwhoogte van de flat bedraagt 37,8 meter (exclusief liftopbouwen), de bouwhoogte van de verhoogde plint bedraagt momenteel 5 meter.
Afbeelding: huidige flat, gezien van de Rudolf Garrelstraat
De verhoogde plint biedt plek aan twee centrale entrees (nabij de kopgevels), diverse bergingen en 28 garageboxen (waarvan 22 in de noordwestgevel en 6 in de zuidoostgevel). De garageboxen in de noordwestgevel zijn bereikbaar via een aparte T-vormige toegangsweg, welke is gelegen in het verlengde van de Sumpiusstraat. De garageboxen in de zuidoostgevel zijn bereikbaar via de rijweg naar het parkeerterrein ten zuidoosten van de flat.
Op de verdiepingen van de flat bevinden zich in totaal 137 woningen, welke worden ontsloten via galerijen aan de zuidwestgevel. De woningen hebben balkons aan de zuidoostgevel.
De flat is vrijliggend en daardoor op enige afstand gelegen van omliggende bebouwing (zie de navolgende subparagraaf). De directe ruimte rondom de flat is volledig onbebouwd. Zo zijn de gronden aan weerszijden van de T-vormige toegangsweg naar de garageboxen in de noordwestgevel grotendeels begroeid met gras en enkele bomen en struiken. Ook zijn hier enkele speelvoorzieningen aanwezig, waaronder een trapveldje.
De gronden ten zuidoosten van de flat zijn, naast het al eerder genoemde parkeerterrein, begroeid met gras en enkele bomen. Deze strook wordt begrensd door een dijksloot en de Wheredijk. De rest van de gronden direct rondom de flat is in gebruik als verkeersruimte (rijwegen, ongebouwde parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden).
Het plangebied ligt aan de zuidoostelijke rand van de wijk Wheermolen, net naast de Purmerringvaart. De wijk Wheermolen is onder te verdelen in drie delen, namelijk Wheermolen-West en Wheermolen-Oost en het groengebied Dwarsgouw. Wheermolen-Oost heeft een stedelijke uitstraling, met enkele kleinschalige groenvoorzieningen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit rijwoningen met voor- en achtertuinen. Op enkele plekken is gestapelde woningbouw gerealiseerd, waaronder in de zuidoostelijke rand van Wheermolen-Oost.
Zo bevinden zich ten noordoosten van de flat in het plangebied aan de Citerstraat nog twee flats bestaande uit een begane grond van garages met daarboven drie woonlagen en een vergelijkbare galerijflat als in het plangebied. Ook verderop aan de Gouwzeestraat staat nog een zelfde lage(re) flat en een eveneens vergelijkbare galerijflat.
De afstand tussen de flat in het plangebied en de dichtstbijzijnde flat ten noordoosten van het plangebied bedraagt circa 38 meter.
Ten zuidwesten van de planlocatie is er een zorgvoorziening van de Prinsenstichting. Deze zorgvoorziening is eenlaags en op een afstand van circa 20 meter van de flat in het plangebied gelegen. Langs de Wheredijk bevinden zich nog enkele ligplaatsen van woonboten.
Afbeelding: luchtfoto plangebied en omgeving
Ten noordwesten van de flat in het plangebied bevinden zich diverse rijwoningen aan de Sumpiusstraat. De Hannie Schaftstraat en de Rudolf Garrelsstraat. Deze rijwoningen zijn tweelaags met een kap en voor- en achtertuin. De afstand tussen de flat in het plangebied en de rijwoningen ten noordwesten van het plangebied bedraagt circa 43 meter. Direct ten zuidoosten van de rijwoningen zijn langs de Rudolf Garrelsstraat eenlaagse garageboxen aanwezig.
Afbeelding: de bestaande bebouwing ten noordwesten van het plangebied
Het project gaat uit van renovatie van de bestaande flat en een uitbreiding van de verhoogde plint aan de noordwestzijde. De garageboxen in de plint zullen daarbij worden vervangen door 12 woningen. Alleen voor de eerste twee bouwlagen in de verhoogde plint zal het huidige bouw- en bestemmingsvlak in het geldende bestemmingsplan worden overschreden. De diepte van deze overschrijding bedraagt 5 meter waarbij het nieuwe gebouwdeel een bouwhoogte van 6,5 meter krijgt. De nieuwe uitbreiding is een ondergeschikte uitbouw van de bestaande flat. Deze uitbouw is passend in de bestaande bebouwingsstructuur van dit deel van Wheermolen-Oost doordat de uitbouw zowel functioneel als ruimtelijk aansluit op de diverse rijwoningen in de omgeving.
Afbeelding: stedenbouwkundige structuur
Gelet op de positionering en omvang van het nieuwe gebouwdeel heeft het bouwplan op voorhand weinig ruimtelijke effecten op de bestaande bebouwing in de omgeving, Het nieuwe gebouwdeel bevindt zich namelijk op ruime afstand van bestaande bebouwing en doordat er ook sprake is van een beperkte bouwhoogte zijn er geen relevante effecten te verwachten op het gebied van uitzicht, privacy en/of lichtinval. Dat wordt hierna toegelicht voor de bestaande bebouwing rondom de nieuwe uitbreiding van de verhoogde plint:
De toevoeging van 12 nieuwe woningen zal leiden tot wat extra verkeer en parkeren maar deze effecten zijn vanwege de omvang van het programma beperkt (zie ook paragraaf 5.12). Met de beperkte toename van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden door de openbare ruimte rondom de flat deels te herinrichten, waarbij minimaal 18 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Als gevolg van het project zullen er weliswaar 28 garageboxen verdwijnen maar deze garageboxen werden lang niet altijd gebruikt voor het parkeren van auto's en op dit moment zijn de garages niet meer in gebruik.
Afbeelding: parkeerdruk projectlocatie. bron: Parkeeronderzoek Wheermolen-Oost Purmerend (17-07-2019)
In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld. In 2017 is dit beleid opgegaan in het Erfgoedbeleid Purmerend 2017. Hierbij hoort een archeologische verwachtingskaart. Dit is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
Gelet op de archeologische verwachtingskaart is het plangebied niet gelegen in een zone waar sprake is van een archeologische verwachtingswaarde.
In het onderhavige Garrelsflat 2021 spelen archeologische waarden niet.
Op 7 mei 2020 is het nieuwe bodembeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Deze stukken, bestaande uit de “Bodemkwaliteitskaart gemeente Purmerend" en “Nota bodembeheer Purmerend”, bevatten de regels om grondverzet binnen Purmerend plaats te laten vinden zonder dat daar extra bodemonderzoek noodzakelijk is. De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op bodemonderzoek, en daarin zijn ook de PFAS- en PFOA-gerateerde stoffen meegenomen. Daarbij heeft de gemeenteraad ook de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Beemster geaccepteerd als erkend bewijsmateriaal van de bodemkwaliteit. Hierdoor is voor veel locaties uitwisseling van grond tussen Purmerend en Beemster mogelijk zonder extra bodemonderzoek. Het bodembeleid is voornamelijk generiek (wat schoon is, moet schoon blijven). Voor de rijkswegen, spoorbanen en grond in eigendom van het Hoogheemraadschap zijn uitzonderingen daarop gemaakt en is het beleid specifiek (meer grondverzet mogelijk). In Beemster is het beleid voor alle locaties specifiek.
Unihorn B.V. heeft ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd en op 7 januari 2021 een rapportage uitgebracht (kenmerk 3905-20001-05-RAP-MOZ-01-v1.1, zie Bijlage 1). Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een sterke verontreiniging met lood van zeer geringe omvang (< 5 m³). De verontreiniging is daardoor aan te merken als een puntverontreiniging. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is er milieuhygiënisch gezien geen bezwaar voor het uitvoeren van de geplande werkzaamheden. Wel dient voor het verwijderen van de puntverontreiniging met lood een plan van aanpak worden opgesteld waarin wordt beschreven op welke wijze de verontreiniging dient te worden ontgraven.
De bodemkwaliteit is van dien aard dat deze de realisering van het onderhavige Garrelsflat 2021 niet in de weg staat.
In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.
De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 5.1 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecten worden in deze paragraaf besproken.
Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 vastgesteld. Dit beleid richt zich op het behoud van het Purmerendse erfgoed. Het spreekt de visie uit dat het erfgoed belangrijk is voor de stad. De gemeente heeft vier ambities met betrekking tot het erfgoed:
Bij dit beleid is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waar al het erfgoed van Purmerend op is afgebeeld.
De Cultuurhistorische Waardenkaart toont dat op en in de nabijheid van het onderhavige perceel geen sprake is van cultuurhistorische waarden.
De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op cultuurhistorische waarden aangezien dergelijke waarden niet aanwezig zijn in / rond het plangebied.
In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.
Risicocommunicatie met inwoners
Doordat de gemeente 'dichterbij' inwoners staat dan de Veiligheidsregio, communiceert de gemeente Purmerend ook over risico's en gevaren in de (directe) woon- en leefomgeving:
Zo werken de gemeente en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland samen aan risicocommunicatie en weten inwoners sneller wat zij kunnen doen om zichzelf in veiligheid te brengen in geval van een ramp of crisis.
In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in of in de nabijheid van plangebied geen risicovolle inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen liggen. Het project zelf maakt ook geen risicovolle inrichting mogelijk.
De wetgeving omtrent externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het onderhavige bestemmingsplan Garrelsflat 2021.
Artikelen 76 en 74 van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) schrijven voor dat in ruimtelijke plannen, die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht dient te worden of op de gevel van gebouwen de maximale toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.
Langs alle wegen bevinden zich, als gevolg van de Wgh, geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Een naast die rijstrook liggend fietspad ligt dus ook in die zone. Ook een vluchtstrook, niet zijde een rijstrook ligt in de zone. De ruimte boven en onder de weg behoort ook tot de zone.
Voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geldt geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting op de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Bij gebrek aan wettelijke normen kunnen uitsluitend de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader worden gehanteerd.
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.
Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in akoestische onderzoeken worden genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van 12 nieuwe woningen mogelijk. Deze nieuwe woningen liggen binnen de zones van de stedelijke weg Hannie Schaftstraat-Doctor Albert Schweitzerlaan. Om vast te stellen wat de geluidbelasting op de nieuwe woningen is ten gevolge van het wegverkeer is akoestisch onderzoek nodig. Onderzocht is of er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden, vervolgens of hogere grenswaarden krachtens de Wet geluidhinder kunnen worden aangevraagd en waar zo nodig maatregelen moeten worden toegepast. Akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Cauberg-Huygen (referentie 06717-53119-03, d.d. 30 november 2020, zie Bijlage 2).
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Hannie Schaftstraat maximaal 41 dB bedraagt en de geluidsbelasting vanwege de Doctor Albert Schweitzerlaan maximaal 36 dB. Als gevolg van wegverkeer wordt de voorkeursgrenswaarde (van 48 dB) dus niet overschreden. Er hoeven geen hogere waarden te worden vastgesteld. Het afwegen van maatregelen is daarmee niet nodig.
De wetgeving inzake wegverkeerlawaai levert geen belemmering op voor het onderhavige Garrelsflat 2021.
Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone van een spoorweg mogelijk worden gemaakt, moet onderzoek plaatsvinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. De zone is afgebeeld op de geluidkaart, te vinden op www.geluidregisterspoor.nl. Grondslag hiervoor is artikel 4.3 Besluit geluidhinder (Bgh).
Binnen deze zone gelden voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor spoorweglawaai (art. 4.9 t/m 4.12 Bgh). Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarden is vaststelling van een hogere waarde mogelijk, mits de maximale grenswaarde daarbij niet wordt overschreden (art. 4.10 t/m 4.12 Bgh). Hogere grenswaarden worden alleen verleend als maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidszone van een spoorweg.
Er hoeft voor het onderhavige Garrelsflat 2021 geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van spoorweglawaai.
De Wet geluidhinder bepaalt dat indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Het plangebied bevindt zich niet in de geluidszone van een industrieterrein.
Er hoeft voor het onderhavige Garrelsflat 2021 geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van industrielawaai.
In de Duurzaamheidsagenda van de gemeente Purmerend wordt geen toetsingskader op basis van geurpercentielen gepresenteerd. Als toetsingskader voor het onderwerp geur wordt het geurbeleid van Provincie Noord-Holland gehanteerd.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 van provincie Noord-Holland staat het geurbeleid voor 2015–2018. Het uitgangspunt is de nationale doelstelling van maximaal 12% geurgehinderden en geen ernstige geurhinder.
Gezien de aard van het project waarvoor het onderhavige Garrelsflat 2021 wordt opgesteld, speelt geur hier geen rol.
Er hoeft voor het onderhavige Garrelsflat 2021 geen onderzoek gedaan te worden naar mogelijke geurhinder.
Op 28 september 2017 heeft de gemeenteraad van Purmerend de 'Hoogbouwvisie Purmerend' vastgesteld. In het kader van de 'Agenda Purmerend 2040' zal de focus de komende jaren vooral liggen op intensiveren in de bestaande stad. Ook het Rijk en de Provincie hebben in hun beleid aangegeven dat de noodzaak voor intensiveren in de stad urgent is. Eén van de middelen om te intensiveren in de stad is hoogbouw.
Het doel van de hoogbouwvisie is het leveren van toetsingskaders voor hoogbouwinitiatieven op het schaalniveau van de stad en de plek. Bij het schaalniveau van de stad gaat het daarbij vooral om waar en hoe hoogbouw een bijdrage kan leveren aan de morfologie en ontwikkeling van Purmerend. Op het schaalniveau van de plek gaat het om inpassing van het gebouw in de omgeving. Hier spelen aspecten als bezonning en wind een rol, maar ook hoe hoogbouw kan bijdragen aan meer en beter gebruik van de publieke ruimte. De visie biedt een kader voor bewoners, beslissers, ontwikkelaars en de gemeente en geeft duidelijkheid over de keuzes die mogelijk zijn. Met deze visie kunnen de verschillende initiatieven binnen een afgewogen kader worden getoetst en wordt invulling gegeven aan de verschillende ambities en doelstellingen die de stad heeft gesteld voor de toekomst.
In de hoogbouwvisie zijn gebieden aangewezen waar door middel van hoogbouw van meer dan 25 meter een grote bijdrage kan worden geleverd aan de stedelijke woonbehoefte en de leefbaarheid en vitaliteit van Purmerend. Eén van deze gebieden is de stedelijke rug van Purmerend dat het oostelijk deel van Purmerend en het Purmerbos verbindt met het centrum. Hoogbouw kan zich concentreren langs deze stedelijke rug (o.a. Purmersteenweg, Waterlandlaan, IJsselmeerlaan). Belangrijke knooppunten langs entrees aan deze as kunnen worden gemarkeerd met hogere accenten.
Om hoogbouwinitiatieven te beoordelen zijn vuistregels opgesteld. Van de initiatiefnemer van hoogbouw wordt verwacht dat de vuistregels worden meegenomen en afgewogen in een door de initiatiefnemer op te stellen hoogbouweffectrapportage. Deze is verplicht bij een hoogte van meer dan 25 meter (8 lagen). De hoogbouweffectrapportage helpt al in een vroeg stadium bij de beslissing of een hoogbouwinitiatief op die plek, met die hoogte en in die vorm wel of niet wenselijk is.
Onderhavig plangebied is gelegen aan de Rudolf Garrelsstraat en heeft deels betrekking op bestaande hoogbouw.
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van de bestaande hoogbouw en een beperkte uitbreiding van de verhoogde plint. Deze uitbreiding is vanwege de hoogte van 6,5 meter niet aan te merken als hoogbouw.
Er hoeft voor het onderhavige Garrelsflat 2021 geen onderzoek gedaan te worden naar hoogbouw.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:
De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Met het Besluit gevoelige bestemmingen van 1 december 2008, gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen'- zoals een school of een verzorgingstehuis- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op een dergelijke plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
Het project waarvoor het onderhavige Garrelsflat 2021 wordt opgesteld draagt niet bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden maar 12 woningen toegevoegd aan de bestaande flat. Deze komen in de plaats van garageboxen in de plint. Uit toepassing van de NIBM-tool lijkt dat 12 woningen als 'niet in betekenende mate' (NIBM) is aan te merken.
Er hoeft voor het onderhavige Garrelsflat 2021 geen onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:
Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Met behulp van richtafstanden wordt bepaald welke afstand aanvaardbaar is.
Het onderhavige Garrelsflat 2021 maakt de toevoeging van woningen in een bestaande woonwijk mogelijk. In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen relevante bedrijven waardoor er geen belemmeringen zijn op het gebied van milieuzonering.
In het onderhavige Garrelsflat 2021 speelt milieuzonering geen rol.
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.
Wet Natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.
Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. De Wet Natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora en faunawet is de Wet Natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet Natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora-en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen. De bij de Flora en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden. Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet Natuurbescherming van belang:
In de Wet Natuurbescherming worden drie beschermingsregimes onderscheiden:
1. Soorten van Vogelrichtlijn:
Bescherming van alle in het wild levende volgens in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4 van de Wet Natuurbescherming. Dit beleid verandert deels t.o.v. de Ffwet. Hieronder valt ook het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen.
2. Soorten van Habitatrichtlijn:
Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:
3 Andere soorten:
Dit zijn de in de bijlage van artikel 3.10 van Wet Natuurbescherming genoemde soorten. In deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna en onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (artikel 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan. De provincie Noord-Holland heeft nog geen lijst met vrijstellingsbesluiten gemaakt.
Natuurnetwerk Nederland
De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland bepaalt dat een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als natuurnetwerk Nederland, strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden. In Purmerend zijn alleen enkele delen van het Purmerbos en een stuk agrarische grond tegen Ilpendam aan, als deel van het NNN aangemerkt. Ook ligt er langs de ringvaart van de Wijde Wormer, waar Weidevenne aan grenst, een dergelijk gebied. Het onderhavige project maakt dus geen onderdeel uit van het NNN.
In verband met de voorgenomen renovatie is door Dresmé&vanderValk een natuurtoets uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten en de gevolgen voor beschermde gebieden (d.d. 21 december 2018, zie Bijlage 3). Uit het onderzoek blijkt dat vissen, amfibieën, reptielen en insecten vanwege het ontbreken van open water in het plangebied op voorhand kunnen worden uitgesloten. Omdat de aanwezigheid van vleermuizen, mogelijke locaties van beschermde vogelnesten
en beschermde flora niet op voorhand kon worden uitgesloten is nader archief- en veldonderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat in de flat verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in de vorm van één zomer- en paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en twee paar- en winterverblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis. Er is geen sprake van jaarrond beschermde vogelnesten of beschermde plantensoorten. Vanwege de verblijfplaatsen voor vleermuizen is in het kader van de voorgenomen renovatie van de flat een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk en er dienen mitigerende en compenserende maatregelen te worden genomen.
Naar aanleiding van de voorgenomen renovatie en verbouwing is in het voorjaar 2020 een activiteitenplan, mitigatie- & compensatieplan opgesteld en inmiddels is de ontheffing van de Wet natuurbescherming verleend op 09 juli 2020 (zie Bijlage 4).
Naar aanleiding van jurisprudentie en de daaruit voortkomende gewijzigde regelgeving met betrekkig tot de PAS is het voor projecten nodig om na te gaan of de aanleg- en gebruiksfase van een project tot stikstofdepositie kan leiden in een Natura 2000-gebied. Een Aerius-berekening van de stikstofdepositie is uitgevoerd door Cauberg-Huygen (referentie 06717-53119-04, d.d. 10 november 2020, zie Bijlage 5). Uit de notitie blijkt voor zowel de (ver)bouwfase als de gebruiksfase dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar van de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden. Er is dus geen vergunning benodigd ingevolge de Wet natuurbescherming.
Het project heeft geen invloed op de in de nabijheid van Purmerend gelegen Natura 2000-gebieden.
Er is nader onderzoek gedaan naar de invloed op flora en fauna. Daaruit blijkt dat het project gevolgen kan hebben voor verblijfplaatsen voor vleermuizen. Hiervoor is in het voorjaar 2020 een activiteitenplan, mitigatie- & compensatieplan opgesteld en een ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd. De ontheffing is inmiddels verleend zodat er geen sprake is van een nadelige invloed op flora en fauna.
Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen en leidingen voor aardolieproducten met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR).
Binnen het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook in de nabijheid van het plangebied is geen sprake van leidingen die van invloed kunnen zijn op het project.
De wetgeving inzake planologisch relevante leidingen levert geen belemmering op voor het onderhavige Garrelsflat 2021.
Het onderhavige ruimtelijke plan heeft invloed op het omliggende wegennetwerk. Het plan genereert verkeer en bovendien zijn er meer parkeerplaatsen noodzakelijk. Het onderhavige plan mag als gevolg van deze invloed het omliggende wegennetwerk niet onevenredig nadelig beïnvloeden. Bovendien dient voldaan te worden aan de parkeernormering.
Verkeersgeneratie
In het onderhavige plan worden 12 woningen toegevoegd. Dit heeft een toename van de verkeersgeneratie tot gevolg. Voor de berekening van de toekomstige verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de CROW publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren' (december 2018).
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een bouwplan moet rekening gehouden worden met de 1) de stedelijkheidsgraad van een gemeente en 2) in welk gebied het bouwplan gerealiseerd wordt. De gemeente Purmerend is een 'sterk stedelijke' gemeente en het plangebied is gelegen in 'rest bebouwde kom'. De woningen vallen in de categorie 'huur, appartement, middel/goedkoop'. Hiervoor geldt een kencijfer van minimaal 3,2 tot maximaal 4,0 motorvoertuig bewegingen per woning voor. Op basis hiervan zal het plan dan ook gemiddeld 43 motorvoertuigbewegingen per etmaal genereren.
Een toename van 43 motorvoertuigbewegingen per etmaal is beperkt en zal, net als in de huidige situatie, worden afgewikkeld via de Hannie Schaftstraat en de Rudolf Garrelsstraat. Deze bestaande wegen hebben voldoende capaciteit om het extra verkeer (inclusief fietsverkeer) zonder problemen te kunnen afwikkelen. Het aspect verkeersgeneratie vormt derhalve geen belemmering.
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van het onderhavige plan wordt berekend aan de hand van de Nota Parkeernormen 2016, vastgesteld op 26 mei 2016. De Nota Parkeernormen doorloopt een parkeertoets die moet vaststellen hoeveel parkeerplekken er nodig zijn ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling.
Het plangebied bevindt zich in de 'rest bebouwde kom'. De nieuwe woningen vallen onder de categorie 'woning 80-150 m² niet gestapeld/woning 65-120 m² gestapeld'. Hiervoor geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning. Bij 12 nieuwe woningen resulteert dat in beginsel in 20,4 nieuwe parkeerplaatsen die nodig zijn ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling. Echter, op grond van de Nota wordt dubbelgebruik toegepast. In de parkeernorm zit namelijk een bezoekersdeel verdisconteerd. Aangezien bewoners en hun bezoek niet altijd op hetzelfde moment parkeren is de daadwerkelijke parkeereis iets lager, namelijk 18 parkeerplaatsen.
Uit parkeerdrukonderzoek (zie Bijlage 6 Parkeeronderzoek Wheermolen-Oost ) is gebleken dat de parkeerdruk in de omgeving (ca. 84,5 %) te hoog is om de 'restcapaciteitsregeling' conform de Nota Parkeernormen toe te passen. Voor het uitbreiden van de flat met 12 woningen zal dan ook extra parkeergelegenheid moeten worden gecreëerd in de vorm van minimaal 18 parkeerplaatsen. Daar wordt bij de herinrichting van de openbare ruimte rekening mee gehouden.
Afbeelding: overzicht parkeerdruk in de omgeving van het plangebied
Het project leidt tot een toename van 43 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Een dergelijke toename is beperkt en zal, net als in de huidige situatie, worden afgewikkeld via de Hannie Schaftstraat en de Rudolf Garrelsstraat. Deze bestaande wegen hebben voldoende capaciteit om het extra verkeer (inclusief fietsverkeer) zonder problemen te kunnen afwikkelen. Het aspect verkeersgeneratie vormt derhalve geen belemmering.
Op grond van de Nota Parkeernormen is gebleken dat de parkeerbehoefte van het plan minimaal 18 parkeerplaatsen bedraagt. Rond de Garrelsflat zullen in het kader van de herinrichting van de openbare ruimte minimaal 18 extra parkeerplaatsen worden aangelegd. Het aspect parkeren vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
Nota Waterbeleid 21e eeuw
Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.
Naast de in de toelichting genoemde Watertoets is er in de Nota 'Waterbeleid 21e eeuw' (Commissie Tielrooij, 2000) het principe van 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren' als ordeningsprincipes geïntroduceerd. Dit is bedoeld om het watersysteem op een duurzame en robuuste manier in te richten, teneinde de burgers een prettige en veilige leefomgeving te bieden.
Nationale Waterplan 2016-2021
In het Nationale Waterplan staan vijf ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Het kabinet kiest voor een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder wil het kabinet dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht, dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. Tot slot wil het kabinet dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Water en ruimtelijke ordening zijn dus steeds meer met elkaar verweven. In het verleden werd water vooral geplooid naar de wensen van inrichters en gebruikers. Steeds vaker verschijnt waterproblematiek in de actualiteit.
De hoogwatersituaties van de afgelopen jaren, maar ook verdrogingsverschijnselen, hebben aangetoond dat water een belangrijk aspect is bij ruimtelijke ordening. Daarom moet men water beter inbedden in ruimtelijke plannen. Ook vraagt klimaatverandering om ruimtelijke aanpassingen. Denk hierbij aan zeespiegelstijging, hogere afvoeren van rivieren en hevige regenbuien en perioden van droogte. Het wateraspect moet men zo vroeg mogelijk betrekken bij ruimtelijke planvorming.
In structuurvisies en bestemmingsplannen staat de wettelijke verplichting om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten planners rekening houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het proces van de watertoets voorziet erin dat rekening wordt gehouden met de eisen zoals die vanuit het waterbeheer worden gesteld. Dit is niet alleen van belang voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het is ook belangrijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat er problemen met water ontstaan nadat men heeft gebouwd. Tenslotte moet men in de waterparagraaf van zowel structuurvisies, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen verantwoorden hoe het plan rekening houdt met: waterkwantiteit, waterkwaliteit, oppervlaktewater, grondwater, afvalwater en de landschappelijke aspecten van water.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Garrelsflat 2021 is overleg opgestart met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier door middel van het digitaal watertoetsformulier. Het project is aangemeld op 15 september 2020 (PRS nummer 3919). Omdat het plangebied is gelegen in de zone van een regionale waterkering zal er nader overleg plaatsvinden.
De woningen worden voorzien van een groen/sedum dak. Dit zijn maatregelen die worden genomen om voor een vertraagde afvoer van hemelwater te zorgen.
Uit de op 15 september 2020 doorlopen digitale watertoets zijn twee aandachtpunten naar voren gekomen, namelijk: Zonering regionale waterkering en Zonering primaire waterlopen. Doordat er geen verhardingtoename plaatsvindt ten opzichte van de bestaande flat zal er volgens het Hoogheemraadschap geen uitbreiding plaatsvinden met negatieve effecten op de waterstaatswerken van het hoogheemraadschap.
Het gebouw (bestaande flat) valt in beschermingszones A en B, maar de nieuwbouw lijkt volledig in beschermingszone B te vallen. Er worden geen graafwerkzaamheden uitgevoerd waardoor risico's voor opbarsten van de ondergrond kunnen ontstaan. Vanuit Waterveiligheid en de waterhuishouding worden daarom door het Hoogheemraadschap geen bezwaren voorzien bij de renovatie van het gebouw en de uitbreiding aan de noordwest zijde. De nieuwbouw heeft geen invloed op onze waterkering en eventuele toekomstige kadeversterkingen.
Ten aanzien van het watersysteem, de primaire waterloop, is het bij (al dan niet tijdelijke uitvoerings) werkzaamheden binnen 5 meter van een waterstaatswerk van belang dat deze niet negatief worden beïnvloed. Hierover zal vooraf melding worden gedaan wat de werkzaamheden inhouden en wanneer deze zullen plaatsvinden. Dit zal gebeuren via de website van het hoogheemraadschap onder het kopje meldingen.
Voor het project is een digitale watertoets doorlopen. Daaruit blijkt dat het project geen nadelige gevolgen heeft voor de waterhuishouding.
Voor bepaalde grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur dient op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effectrapportage (mer) opgesteld te worden. Hierin moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het Besluit mer is aangegeven in welke gevallen er onderzoek gedaan moet worden. Afhankelijk van de grootte van het project zijn er de volgende mogelijkheden:
Van een directe mer-plicht zal in Purmerend vrijwel nooit sprake zijn. Van een mer -beoordelingsplicht kan sprake zijn bij een stedelijk ontwikkelingsproject, oftewel de bouw van woningen, kantoorgebouwen of andere stedelijke voorzieningen. Hier moet worden beoordeeld of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Hoe verder het project van de drempelwaarde af ligt, hoe kleiner de nadelen voor het milieu zullen zijn.
De voorgenomen activiteit is niet aan te merken als een project waarvoor een directe mer-plicht bestaat. Woningen zijn wel opgenomen in onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II bij het Besluit mer maar het aantal van 12 valt ver onder de drempelwaarden die hier genoemd wordt. De activiteit is in dit geval niet als een stedelijk ontwikkelingsproject aan te merken aangezien de realisatie van 12 extra woningen ook al mogelijk is in het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3.1). Het bestemmingsplan maakt door het toestaan van een uitbouw alleen een andere configuratie van deze woningen mogelijk. Hierdoor zijn grotere woningen mogelijk. Er is dan ook geen plicht tot het doen van een mer-beoordeling.
Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een mer op te starten.
Voor de ontwikkeling van dit plan wordt rekening gehouden met duurzaam bouwen. Er kunnen tal van duurzame maatregelen worden getroffen. Hieronder valt bijvoorbeeld het gebruik van stadsverwarming als een duurzame energievoorziening waardoor we gasloos bouwen. Daarnaast worden de woningen voorzien van een sedumdak welke bijdraagt aan de waterretentie en hittestress in de wijk.
Het plan zal dan ook volgens het laatste bouwbesluit en de dan geldende BENG norm worden uitgevoerd. De woningen worden voorzien van 100% gerecycled kunststof kozijnen. Hiermee sluiten we de kringloop van het project. Tijdens de renovatie van de achterliggende flat zijn de bestaande kozijnen verwijderd en afgevoerd. Deze bestaande kozijnen worden tot een korrel teruggebracht en weer gebruikt voor de nieuwe kozijnen in deze woningen. De woningen worden goed geïsoleerd met de volgende thermische waarden:
Afbeelding: Thermische waarden
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een Garrelsflat 2021 inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
De gronden onder de toekomstige plintwoningen in het plangebied zijn gedeeltelijk eigendom van de gemeente Purmerend. Deze worden aangekocht door woningcorporatie Intermaris.
De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.
De kosten van het project worden gedragen door woningcorporatie Intermaris. Deze heeft voldoende budget beschikbaar om de woningen te realiseren. Vanwege de grote behoefte aan middenhuurwoningen is de verwachting dat de ontwikkeling rendabel zal zijn.
Het betreft hier een deelproject binnen de grondexploitatie van Wheermolen-Oost en er is sprake van gronduitgifte door de gemeente. Daarmee is het kostenverhaal onderdeel van de gevraagde grondprijs en is een anterieure overeenkomst niet nodig.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het draagvlak dat in de maatschappij en bij andere (overheids-) instanties leeft voor de ontwikkeling. Het moet aannemelijk zijn dat er voldoende draagvlak is, waarbij opgemerkt wordt dat het is niet mogelijk is iedereen tevreden te stemmen. Bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.
Wheermolen-Oost bestaat meer dan 50 jaar en is toe aan vernieuwing. Zowel de woningen van Intermaris als het openbaar gebied, de riolering en bepaalde voorzieningen waaronder het winkelcentrum, zijn toe aan een opknapbeurt. Hierover heeft de afgelopen periode overleg plaatsgevonden met de buurt. Ook is regelmatig informatie gedeeld via de website wijwheermolen.nl en de website van Intermaris.
In 2016/2017 heeft Intermaris een bewonersonderzoek uitgevoerd onder de huurder in Wheermolen-Oost. De leefbaarheid in de wijk is één van de verbeterpunten die naar voren kwamen. De bewoners voelen zich niet altijd veilig in de wijk waaronder de begane grond van de flats bestaande uit garageboxen. Voor het verbeteren van de leefbaarheid in de wijk/flat is Intermaris gaan onderzoeken wat er mogelijk is. Hoe kunnen we de garageboxen een andere invulling geven waarbij het veiligheidsgevoel bij de bewoners verbetert.
Eind 2018 is een participatietraject gestart met vijf verschillende scenario's om een nieuwe invulling te geven aan de plint van het gebouw. De diverse scenario's zijn vervolgens getoetst bij verschillende doelgroepen om te kijken of er voldoende draagvlak is. Er hebben hiervoor drie participatiemomenten plaatsgevonden:
Hieronder zijn de voorkeuren van de verschillende stappen in het participatietraject inzichtelijk gemaakt.
Duidelijk komt naar voren dat de partners (gemeente, InterWhere en de flatteams) en de bewoners/omwonenden kiezen voor een algemene fietsenberging. Daarnaast kiezen voor een ruimte voor ontmoeting. Ook interessant is de interne klant, die zet wonen op één. De woningnood is hoog en als organisatie verhuurt Intermaris voornamelijk woningen. De bewoners zijn het daar niet helemaal mee eens en hebben dit scenario op de derde plek gezet.
Naast de uitdagingen in de Woningwet omtrent het scenario commerciële verhuur van opslagruimte is er ook niet voldoende draagvlak bij de verschillende stakeholders. Deze optie is door onvoldoende draagvlak na de inspiratiesessie en interne smaaktest komen te vervallen en daarom niet meegenomen in de smaaktest extern.
Vervolgens zijn de scenario's nieuwe entree, fietsenberging en woningen meegenomen in de aanbesteding van de renovatie van de flat. De Bewonersgroep Garrelsflat heeft deelgenomen aan de eindpresentaties van de renovatieaannemers. De geselecteerde aannemer heeft de scenario's verder uitgewerkt tot een definitief ontwerp.
Begin 2020 is het Sociaal plan met de Bewonersgroep Garrelsflat ondertekend en is gestart met het ophalen van 70% bij de huurder in de gehele flat aan de Rudolf Garrelsstraat. Hierin staat ook de transformatie van de begane grond beschreven tot 12 woningen. Eind juli 2020 hebben meer dan 70% van de bewoners goedkeuring gegeven aan het sociaal plan en daarmee ook aan de transformatie van de flat. De omwonenden van de flat worden door nieuwbrieven op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van de flat en in de wijk. Hiervoor heeft Intermaris een eigen projectsite www.intermaris.nl/wheermolenoost en is er een gezamenlijke website met de gemeente rondom de ontwikkelingen in Wheermolen-Oost, www.wijwheermolen.nl.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.
In het kader van het vooroverleg heeft er overleg plaatsgevonden met het hoogheemraadschap (zie hoofdstuk 5.13). Het overleg heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige geval is het project van zodanig omvang en aard dat besloten is om af te zien van de procedure op grond van de inspraakverordening. Wel is er een participatieproces met de omgeving doorlopen, zie paragraaf 6.3.3.
Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft - gecoördineerd met de ontwerp-omgevingsvergunning - ter inzage gelegen van 1 februari 2021 tot en met 15 maart 2021. In die periode bestond de gelegenheid voor een ieder om een zienswijze in te dienen tegen de ontwerp-besluiten. De kennisgeving is in de Staatscourant en het Purmerends Nieuwsblad van 28 januari 2021 geplaatst. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is het vast te stellen bestemmingsplan wel ambtshalve enigszins aangepast: in de toelichting is een actualisatie m.b.t. de herinrichting van de buitenruimte doorgevoerd, is deze paragraaf geactualiseerd en in de regels is de borging van het woonsegment aangescherpt.
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd Garrelsflat 2021. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk de aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende voorschriften zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.
Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.
De in het plangebied aanwezige woonfunctie is in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd. Daarnaast komt een nieuwe ontwikkeling voor met betrekking tot de uitbreiding van de verhoogde plint aan de noordwestzijde van de bestaande flat. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.
Bestemmingsregels
De bestemming Tuin - 1 is toegepast voor de bij een woning behorende gronden die als voortuin zullen worden gebruikt en waarop geen bebouwing is toegestaan, met uitzondering van vergunningvrije lage erf- en terreinafscheidingen.
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor de bewoning door personen. Aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast zijn toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate aanwezig blijft en er geen onevenredige hinder voor de omgeving optreedt.
Binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak is het hoofdgebouw toegestaan. Voor de huidige flat is daarbij uitgegaan van de bestaande bouwhoogte, voor de uitbouw is uitgegaan van de beoogde bouwhoogte.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
De in het plangebied aanwezige gronden die tevens zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Voor bouwwerken of bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een waterverguuning van het Hoogheemraadschap vereist.
Algemene regels
Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.
Ondergrondse bouw
De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan Garrelsflat 2021 verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan. Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Hiervoor wordt verwezen naar de in mei 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan Garrelsflat 2021 op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.