direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPBT2013-va02

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel - perifeer': perifere detailhandelsbedrijven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': zelfstandige kantoorvoorziening.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag van gevaarlijke stoffen.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg-verkoop;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel': tevens een dierenopvangcentrum;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation: tevens een gas- ontvangstation;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - warmtekrachtcentrale': een warmte- krachtcentrale.
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel': tevens een kring- loopwinkel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning': tevens bedrijfswoningen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - (dieren)ambulancepost': tevens een (dieren)ambulancepost;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. bij het bedrijf behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals reclamezuilen en vlaggen- masten, mogen ook buiten het bouwvlak geplaatst worden.
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste het op de verbeelding aan- gegeven percentage;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen voor bedrijfsdoeleinden bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte;
  • e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 16.4 van deze regels;
  • f. de bouwhoogte van woonwagens bedraagt ten hoogste vier meter;
  • g. woonwagens dienen een afstand van omliggende gebouwen alsmede een onderlinge afstand aan te houden van ten minste vijf meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 om ter plaatse van de aanduiding Wro-zone-ontheffingsgebied 3 een bouwhoogte tot ten hoogste 12 meter toe te staan. Bij de afweging zal in ieder geval rekening worden gehouden met de volgende aspecten:
  • a. de parkeersituatie;
  • b. de externe veiligheidswetgeving.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder d, om ter plaatse van de aanduiding Wro-zone-ontheffingsgebied-2 een bouwhoogte tot ten hoogste 15 m toe te staan.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de inrichtingen op de gronden als genoemd in artikel 3.1, onder e en f en h.
  • d. Wgh-inrichtingen zijn eveneens niet toegestaan, met uitzondering van de inrichtingen op de gronden als genoemd in artikel 3.1 onder i;
  • e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van de in artikel 3.1 onder d bedoelde gronden;
  • f. bij het bedrijf behorende kantoorvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat de kantoorvloeroppervlakte per bedrijf maximaal 50% van de bruto-vloeroppervlakte mag zijn en dat kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2000 m² per bedrijf in geen geval is toegestaan;
  • g. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. de gevallen als genoemd onder artikel 3.1, onder k, waarbij slechts één bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan;
    • 2. de bestaande woningen die zijn opgenomen op de lijst die bij als bijlage bij deze regels behoort;
  • h. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van ten hoogste één zelfstandige horecagelegenheid per bedrijventerrein en uitsluitend voorzover deze horecagelegenheid voorkomt in categorie 1a of 1b van de als bijlage bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten. De Baanstee-Oost en -West worden hierbij als één bedrijventerrein aangemerkt;
  • i. zelfstandige detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. op de gronden als genoemd onder artikel 3.1, onder c en j;
    • 2. goederen die ter plaatse worden vervaardigd en bewerkt;
    • 3. goederen waarvan de verkoop een ondergeschikt deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een bedrijf;
    • 4. eet- en drinkwaren die verkocht worden in de kantine aan eigen werknemers;
    • 5. goederen die worden verkocht door een postorderbedrijf of internetwinkel waarbij geen sprake is van winkelvloeroppervlak en die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld;
  • j. Op het perceel Van IJsendijkstraat 403-409 bedraagt het bruto-vloeroppervlak aan perifere detailhandel ten hoogste 2.300 m2.
3.5 Specifieke bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping" mag een overkapping worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - zoutopslag" mag een gebouw ten behoeve van zoutopslag worden geplaatst met een oppervlakte van ten hoogste 120 m2 en een bouwhoogte tot ten hoogste 3 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schoorsteen" mag een schoorsteen met een bouwhoogte tot ten hoogste 25 m gebouwd worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - reclamemast" mag een reclamemast met een bouwhoogte tot en hoogste 12,5 m gebouwd worden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - antennemast" mag een antennemast met een bouwhoogte tot ten hoogste 18 m gebouwd worden.
  • f. het oppervlak en de bouwhoogte van een bedrijfswoning als bedoeld onder artikel 3.4, sub g mogen ten hoogste de bestaande maten bedragen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1:
    • a. om ter plaatse waar bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan zijn, bedrijven toe te laten die voorkomen binnen categorie 4.2, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 3.1 dan wel 3.2;
    • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de volgens artikel 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • c. om ter plaatse van de aanduidingen "Wro-zone-ontheffingsgebied-1" en "Wro-zone-ontheffingsgebied-2" bedrijven tot en met categorie 5.2 toe te staan, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 4.1 dan wel 4.2;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4:
    • a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan genoemd in artikel 3.4 voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 3.4 genoemd:
    • b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in artikel 3.4 genoemd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • 1. Maatschappelijke, culturele en recreatieve activiteiten en bedrijfsopleidingen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen om instanties die maatschappelijke, culturele en recreatieve activiteiten ontplooien en instituten voor bedrijfsopleidingen toe te staan.
  • b. Van de bevoegdheid als bedoeld onder a. wordt alleen gebruik gemaakt als er geen afbreuk wordt gedaan aan de volgende aspecten:

1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

2. de milieusituatie;

3. de parkeersituatie;

4. de financiële haalbaarheid;

5. de externe veiligheidswetgeving;

  • c. de beoordeling van de onder b, onder 1 en 2. benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf op te stellen milieurapport, indien burgemeester en wethouders dit noodzakelijk achten;
  • d. indien gewenst dan wel noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.

  • 2. Wgh-inrichting

Het college van burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan zodanig te wijzigen dat de mogelijkheid om conform artikel 3.4 onder d, een Wgh-inrichting te hebben of te vestigen, vervalt. Van deze bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt na beëindiging van de huidige bedrijfsactiviteiten.

  • 3. Schoorsteen

Het college van burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan zodanig te wijzigen dat de mogelijkheid om conform artikel 3.5 onder c, een schoorsteen met een maximale bouwhoogte van 25 m te bouwen of in stand te laten, vervalt. Van deze bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt na beëindiging van de huidige bedrijfsactiviteiten.