direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Binnenstad markthal 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een perceel op de Koemarkt in Purmerend. Het voornemen is om hier een markthal te ontwikkelen met daarboven acht appartementen. Het plangebied is momenteel in gebruik als parkeerterrein.

Het vigerende bestemmingsplan dat voor deze locatie van toepassing is, is 'Binnenstad 2010', vastgesteld op 7 juli 2011. De gronden van het plangebied hebben binnen dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Verkeer' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De gronden van de voorgenomen ontwikkeling hebben daarnaast de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - Wijzigingsgebied 1'. De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de verkeersbestemming en niet binnen de wijzigingsregels die zijn opgenomen in artikel 18.1.

Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch en planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bevindt zich midden in de binnenstad van Purmerend, op de Koemarkt. Het plangebied bevindt zich op het zuidelijk deel van het perceel dat in de huidige situatie kadastraal bekend is onder sectie C, perceelnummer 4173 en op het perceel dat kadastraal bekend is onder sectie C, perceelnummer 4174. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1.300 m². Het plangebied wordt aan de noord- en oost- en westkant begrensd door de Koemarkt. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door de Plantsoenstraat. Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Luchtfoto globale ligging in Purmerend

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Luchtfoto globale ligging plangebied

1.3 Vigerende plannen

Het vigerende bestemmingsplan betreft 'Binnenstad 2010', vastgesteld op 7 juli 2011. De gronden van het plangebied hebben binnen dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Verkeer'. De als 'Verkeer' bestemde gronden zijn niet bestemd voor woondoeleinden en de beoogde functies voor de markthal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Uitsnede plangebied vigerende bestemmingsplan 'Binnenstad 2010'

Het plangebied kent tevens de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - Wijzigingsgebied 1'. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding kan de bestemming 'Verkeer' worden gewijzigd ten behoeve van de volgende functies:

  • wonen;
  • cultuur;
  • detailhandel;
  • kleinschalige bedrijvigheid;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • horeca;
  • (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

en tevens voor de bijbehorende:

  • beplantingen en speelvoorzieningen;
  • wegen, voet- en fietspaden;

In artikel 18.1 van het bestemmingsplan heeft de gemeente Purmerend een aantal bepalingen opgenomen waaraan de wijziging moet voldoen. De voorgenomen ontwikkeling voldoet niet aan deze bepalingen omdat:

  • de goothoogte 11,10 m bedraagt in plaats de maximum aangegeven goothoogte van 10,50 m;
  • de bouwhoogte 15,20 m bedraagt in plaats de maximum aangegeven bouwhoogte van 13,50 m;
  • de breedte van de gevels van de panden die aan de Koemarkt zijn gelegen, breder zijn dan 10,00 m;
  • de functie evenementen niet is toegestaan binnen de wijzigingsbevoegdheid.

De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het bepaalde in artikel 'Verkeer' uit het vigerende bestemmingsplan 'Binnenstad 2010' en ook niet aan de opgenomen wijzigingsbevoegdheid uit artikel 18.1.

Het nu voorliggende bestemmingsplan voorziet in het juiste planologisch-juridische kader om de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 5 bevat de paragrafen over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regelingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bevindt zich midden in de binnenstad van Purmerend, op de Koemarkt. Het plangebied functioneert in de huidige situatie als parkeerterrein. De omgeving van het plangebied kan worden getypeerd als gemengd, dynamisch gebied, waarbij wonen, detailhandel en horecafuncties elkaar afwisselen. Het is een sfeervol verblijfs- en ontmoetingsgebied.

Het plangebied wordt aan de noord- en oostkant begrensd door de Koemarkt. De Koemarkt is een plein met daaraan historische panden waarin voornamelijk horecabedrijven met bovenwoningen zijn gevestigd. De horeca bestaat uit diverse cafés, restaurants en ruime terrassen.

Ten westen van het plangebied, aan de Koestraat, bevindt zich het grote overdekte Willem Eggert Winkelcentrum. In het winkelcentrum zijn veel detailhandelszaken gevestigd, ondersteund door eet- en drinkgelegenheden.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de Plantsoenstraat. Dit is een winkelstraat waar zich op de begane grond verschillende detailhandelszaken en horecazaken bevinden en op de bovenverdieping(en) appartementen zijn gevestigd. Er bevindt zich ook een grote parkeergarage 't Lammetje en gestapelde woningbouw langs de Nieuwstraat. Het plangebied wordt omringd door de stadsgracht en de bijbehorende groenstroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0004.png"

Figuur 2.1 De Koemarkt ten noorden van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0005.png"

Figuur 2.2 De Plantsoenstraat met aan de rechterzijde het marktmeesterhuisje

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0006.png"

Figuur 2.3 Parkeergarage 't Lammetje ten zuiden van het plangebied

2.2 Beoogde ontwikkeling

2.2.1 Het bouwplan

Het voornemen is om een markthal te ontwikkelen met daarboven acht appartementen op de Koemarkt ter plaatse van een deel van het huidige parkeerterrein. De ligging en het planvoornemen is weergeven in figuur 2.6. In oranje de markthal met bovenliggende appartementen, met daarin 8 parkeerplaatsen opgenomen.

Het marktmeesterhuisje, dat zich momenteel bevindt in de zuid-westzijde van het plangebied, wordt verplaatst naar het noord-oostzijde van het plangebied (figuur 2.4). Hier kan het historische gebouw veel prominenter aanwezig zijn. Het marktmeesterhuisje is een gemeentelijk monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0007.jpg"

Figuur 2.4: Het planvoornemen (in oranje) en de verplaatsing van het marktmeesterhuisje (in rood)

De markthal

De markthal wordt gerealiseerd op de begane grond en beslaat 700 m² BVO. De markthal kan aan zowel de Koemarkt als de Plantsoenstraat betreden worden. De voorzijde van de markthal is van glas en kan geopend en gesloten worden, de zijkanten van het gebouw zijn tevens van glas. Hierdoor heeft het gebouw een open en lichte uitstraling. Aan de westkant van de markthal worden acht parkeerplaatsen gerealiseerd.

De markthal wordt ingericht voor multifunctioneel gebruik. Op deze manier kan de markthal gebruikt worden voor een veelheid aan functies en evenementen. Er kunnen verschillende soorten markten georganiseerd worden in de markthal (bijvoorbeeld een vers-, streek-, antiek- of kunstmarkt). Maar de markthal kan op een ander moment geschikt gemaakt worden voor kleine of grotere evenementen, veilingen of tentoonstellingen. Tevens is de markthal geschikt voor het vestigen van een horecagelegenheid of voor recreatief winkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0008.jpg"

Figuur 2.5 Bouwplan markthal op de begane grond

Boven de markthal bevindt zich een vide. De acht appartementen worden gerealiseerd op de twee verdiepingen daarboven. De appartementen zijn ruim ingericht en elk appartement is voorzien van een buitenruimte in de vorm van een dakterras. Er worden twee verschillende soorten appartementen gerealiseerd. 4 appartementen met een oppervlakte van ongeveer 122 m² en 4 appartementen met een oppervlakte van ongeveer 146-151 m². Afhankelijk van de marktvraag kunnen er twee appartementen worden samengevoegd naar één groter appartement. De wijze waarop het pand gebouwd wordt laat deze mogelijkheid toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0009.jpg"

Figuur 2.6 Bouwplan appartementen op de tweede verdieping (boven de vide)

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0010.jpg"

Figuur 2.7: Bouwplan appartementen op de derde verdieping

De bouwhoogte van het gebouw (markthal + appartementen) bedraagt 15,20 m. De goothoogte bedraagt 11,10 m. Het gebouw wordt gebouwd passend in de stijl van de omliggende bebouwing. Het gebouw bestaat uit twee verdiepingen en is voorzien van een gedeeltelijke kap. Er wordt verder vastgehouden aan het uitgangspunt van een doorlopende gevellijn. Aan de noordwestzijde van het pand zal de maximale bouwhoogte 8,6 meter bedragen, hier worden de terrassen van de appartementen gelegen op de eerste etage op gerealiseerd. De terrasafscheidingen zullen maximaal 1 meter hoog worden. Daar waar de terrassen dicht tegen de bestaande bebouwing grenzen kan de balkonafscheiding maximaal 2 meter worden, dit om de privacy van de omliggende panden te waarborgen. Onder de dakterrassen zal (deels) parkeren plaatsvinden. Tevens worden hier het trappenhuis en de vluchtroute gerealiseerd. De hoogte van deze onderdelen zal 14,5 respectievelijk 13,7 meter bedragen.

Het gebouw is zo ontworpen dat het de uitstraling heeft van een monumentaal gebouw, waarbij in het ontwerp rekening is gehouden met elementen uit de geschiedenis van Purmerend. Het ontwerp past qua maat, schaal, materiaalgebruik en sfeer bij de historische binnenstad. Het huidige parkeerterrein zal ingericht worden als plein en op die manier mooi aansluiten bij het bestaande plein aan de Koemarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0011.jpg"

Figuur 2.8 Impressie planvoornemen met het verplaatste marktmeesterhuisje

Verplaatsen marktmeesterhuisje

Met het ontwikkelen van de markthal moet het marktmeesterhuisje worden verplaatst. Het markmeesterhuisje is een gemeentelijk monument. De monumentencommissie heeft zich op 22 februari 2017 over de verplaatsing positief uitgesproken; het huisje heeft om meerdere redenen geen relatie meer met de oorspronkelijke situering en functie als kantoortje van de marktmeester. Een nieuwe plek zou meer recht doen aan de oorspronkelijke functie in de nieuwe setting.


Het huisje krijgt een plek op het scharnierpunt tussen de Koemarkt en het 'nieuwe' pleintje tussen de markthal en de Stallen. Het huisje krijgt zo een prominente plek en gaat een relatie aan met beide pleinen. Het ligt in de rooilijn van de gevelwand van de Koemarkt enerzijds en vormt een afscherming met het 'nieuwe' plein anderzijds, waardoor het intieme karakter van dit plein wordt versterkt. De positie aan de Koemarkt, waar veel markten en evenementen worden gehouden, zorgt ook voor de verbinding met de oorspronkelijke functie van het huisje. De wens is om het huisje een publiek toegankelijke functie te geven.

Het huisje komt in de nieuwe situatie geheel vrij te staan. Het huisje zou zo moeten worden gepositioneerd dat het zich manifesteert naar beide pleinen toe. De entree zou daarmee logischerwijs aan de Koemarkt of het nieuwe plein komen te liggen. Het huisje heeft aan twee zijden een blinde muur. Deze muren zijn versierd met ankers en afgesloten met een omgaande dakgoot met geprofileerde klossen. Door deze versieringen en het geringe oppervlak is de blinde muur niet direct storend. De muren kunnen opgaan in het intieme karakter van het 'nieuwe' plein en het ritme van de bomenrij.

Onderzocht gaat worden of een blinde gevel nog een raampje krijgt bijvoorbeeld t.b.v. een toiletvoorziening. Door deze nieuwe positie zal het marktmeesterhuisje weer een prominente plek krijgen kenmerkend voor Purmerend als marktstad.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het rijksbeleid inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze visie is vastgesteld op 13 maart 2012.

De regering maakt ruimte voor groei en beweging en laat de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn ('decentraal, tenzij…'). Ingezet is op vermindering van het aantal procedures en op eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier dertien nationale belangen aan.

De drie hoofddoelstellingen van het Rijk zijn:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor wat betreft nationale belangen ligt de nadruk op het verbeteren van milieukwaliteit en bereikbaarheid om zo de drie hoofddoelstellingen te dienen. De nationale belangen verzetten zich niet tegen de voorziene markthal. Bovendien wordt de woningbehoefte in de regio Noordwest-Nederland, waar Purmerend in valt, en specifiek in en rond Amsterdam in de SVIR benadrukt. Het ontwikkelen van extra woonruimte in Purmerend past dan ook goed in het beleid zoals uiteengezet in de SVIR.

3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen kan inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.

Voor de ontwikkeling aan de Koemarkt hebben deze regels geen gevolgen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.1.3.1 Artikel 3.1.6 Bro

Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder).


De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapacitiet). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld.


Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.


Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld:


'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'


In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.

Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten tot het motiveren van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.

Op basis van jurisprudentie van de Afdeling meent de gemeenteraad van Purmerend dat zowel ten aanzien van de te realiseren woningen, als ten aanzien van de markthal geen sprake is van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling en dat daarom geen laddertoets behoeft te worden doorlopen. Dit omdat de acht te realiseren woningen ver beneden het aantal woningen liggen dat kwalificeert als stedelijke ontwikkeling, waarvan sprake is bij meer dan 11 woningen. De te realiseren markthal heeft weliswaar een bvo van 700 m2, maar betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat het bestemmingsplan op dit punt niet voorziet in nieuw ruimtebeslag. Het bestemmingsplan Binnenstad 2010 voorziet ter plaatse in een bestemming Verkeer, waarop een parkeerterrein gerealiseerd is. Uit de jurisprudentie volgt dat een bestemmingsplan dat alleen in een planologische functiewijziging voorziet maar geen planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt, in beginsel niet kwalificeert als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, tenzij de functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De raad is van mening dat in dit geval de 700 m2 bvo ten behoeve van de markthal gelet op haar aard en omvang niet kwalificeert als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ruimtelijke uitstraling van een parkeerterrein met relatief veel verkeer- en personenbewegingen verschilt naar haar aard in zoverre niet wezenlijk van de bestemming die de markthal mogelijk maakt, omdat ook bij de markthal sprake is van veel bewegingen van personen. Wat betreft de omvang geldt dat het parkeerterrein een oppervlakte heeft van circa 1.300 m2. In verhouding daarmee is een omvang van 700 m2 niet zodanig dat gelet op de omvang sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarom is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, in de zin van artikel 3.1.6 Bro.

Evenwel doorloopt de gemeente Purmerend hierna ten aanzien van de voorziene markthal inclusief de te realiseren woningen, onverplicht, de laddertoets.

3.1.3.2 Plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft een ontwikkeling van acht appartementen boven een nieuw te realiseren markthal met 700 m² BVO.

Woningen

De gemeente Purmerend is opgenomen in het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 - 2020 (RAP) van de Stadsregio Amsterdam. Purmerend maakt daarbinnen deel uit van de marktregio Zaanstreek-Waterland. De voorziene woningen passen binnen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte die het RAP voor deze regio aantoont. Met kwantitatieve woningbehoefte wordt het aantal woningen bedoeld, met kwalitatieve woningbehoefte wordt het woonmilieu bedoeld. In het RAP wordt beschreven dat er bovenop de al bestaande harde plancapaciteit voor woningen nog behoefte is aan plancapaciteit in alle prijssegmenten binnen de koop- en huursector. Er is behoefte aan elk type woning en woonmilieu. Een van de speerpunten van het RAP is bovendien om nieuwe plekken voor woningbouw voornamelijk te realiseren in binnenstedelijk gebied. Ook passen de voorziene woningen in de Woonvisie en de Structuurvisie van de gemeente Purmerend. In de Woonvisie wordt benadrukt dat onder andere de vraag van kleine huishoudens in de toekomst zal toenemen en dat met de nieuwbouw van meer appartementen beoogd wordt te voorzien in de diversiteit van de vraag naar woningen. De structuurvisie vermeldt dat de binnenstedelijke woonfunctie momenteel beperkt is en er ruimte is voor meer woningen in de binnenstad om de levendigheid na winkelsluitingstijden te bevorderen. Het realiseren van woonruimte in de binnenstad van Purmerend, geschikt voor kleinere huishoudens zoals voorzien met dit bestemmingsplan, past dan ook in voornoemd beleid.

Markthal

De markthal wordt tevens gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, namelijk binnen het horecaconcentratiegebied aan de Koemarkt. Er wordt in totaal 700 m² BVO gerealiseerd waarbinnen allerlei stedelijke functies als horeca, culturele voorzieningen en recreatief winkelen mogelijk worden gemaakt.

Purmerend is het centrum van de regio Waterland. Om deze positie als centrum van Waterland te behouden en te versterken wil de gemeente investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als andere delen van de stad. Dit is zodanig beschreven in de Structuurvisie van Purmerend. Daarbij wil de gemeente investeren in identiteit en kwaliteit.

De huidige voorzieningen binnen het centrum van Purmerend zijn met voornamelijk een groot aanbod aan detailhandel en horeca relatief eenzijdig. Met de markthal wordt de veelzijdigheid van het aanbod aan voorzieningen en de herkenbaarheid van het centrum verhoogd. De markthal zal een veelzijdig en steeds wisselend aanbod kennen en bovendien voorzien in diverse typen markten die momenteel niet (regelmatig) in het centrum voorkomen. Ook biedt de markthal een uitstekende locatie voor evenementen. De markthal zal hiermee een uniek karakter hebben en een herkenbare uitstraling. Hiermee bestaat dan ook behoefte aan de markthal en past deze in de doelstelling van de Structuurvisie van Purmerend.

Behoefte aan horeca

De horecasector draagt in belangrijke mate bij aan het versterken van de centrumfunctie van Waterland. Deze sector bepaalt mede het voorzieningenniveau voor inwoners en bezoekers. In de gemeentelijke horecavisie wordt ingezet op het behouden en versterken van het economisch potentieel, de historische binnenstad en het voorzieningenniveau in de stad. Het gebied rondom de Koemarkt is een horecaconcentratiegebied en juist hier is het gewenst dat de horeca wordt uitgebreid. Er is hier ruimte voor dynamiek en schaalvergroting van de horecasector, met name is uitbreiding in het midden en hogere marktsegment gewenst. Blijkens de Structuurvisie van Purmerend bestaat bovendien behoefte aan het uitbreiden van het huidige horeca-aanbod in de binnenstad, dat momenteel als eenzijdig kan worden gekwalificeerd.

De markthal voldoet in de behoefte naar het uitbreiden van de horecafuncties in het horecaconcentratiegebied rondom de Koemarkt en het biedt ruimte aan culturele voorzieningen die bijdragen aan het gewenste combinatiebezoek met horeca. Tevens zullen de functies en activiteiten die in de markthal worden toegestaan de bestaande horecafuncties rondom de Koemarkt ondersteunen en versterken.


Behoefte aan recreatief winkelen

Ook ten aanzien van recreatief winkelen wordt het centrum van Purmerend gezien als het centrum van de regio Waterland. Het is gewenst om deze positie nog verder te versterken. Dit kan bereikt worden door het toevoegen van meer recreatievere functies aan de binnenstad. Hierdoor zal de verblijfsduur van de bezoekers aan de binnenstad verlengd worden.

De omgeving van de Schapenmarkt/ Nukahal wordt specifiek genoemd in de detailhandelsvisie van de gemeente. Gewenst is om het gebied te gebruiken ter versterking van de recreatieve streekverzorgende functie van de binnenstad. Het is nadrukkelijk niet gewenst dat de locatie onderdeel wordt van het A1 winkelgebied, want daardoor ontstaat er een forse toename van passantenstromen in west-oostelijke richting, terwijl juist een toename van passantenstromen gewenst is in het historische assenkruis. De omgeving van het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied met de aanloopstraten naar het A1 winkelgebied. Deze aanloopstraten zijn vooral geschikt voor een gespecialiseerd aanbod van met name zelfstandige ondernemers.

Het multifunctionele karakter van de markthal voldoet aan de hierboven beschreven behoefte. Hier wordt geen uitbreiding van reguliere detailhandel (A1 winkels) voorzien, maar is er sprake van een onderscheidend concept wat bijdraagt aan de behoefte aan de diversificatie en specialisatie van het aanbod in de binnenstad. Er wordt in totaal 700 m² bvo gerealiseerd waarbinnen verschillende stedelijke functies als horeca, culturele voorzieningen, markten en pop-up stores mogelijk worden gemaakt.

Wonen boven winkels

De gemeente Purmerend is het project 'Wonen boven Winkels' gestart om meer woningen in de binnenstad te ontwikkelen, om zo levendigheid en veiligheid in de binnenstad na winkelsluitingstijd te bevorderen. De gemeente stelt voor het realiseren van woningruimte boven winkels in het kader van dit project subsidie beschikbaar.

De ontwikkeling van de markthal voldoet aan de hiervoor omschreven behoefte van het stimuleren van het wonen boven winkels. Dit bevordert de veiligheid en levendigheid van de binnenstad, wat bijdraagt aan de stedelijke kwaliteit van het centrum.

Ontsluiting

De nieuwbouw is gelegen in het centrum van Purmerend en is goed ontsloten. Binnen een afstand van 400 meter wordt de locatie ontsloten door openbaar vervoer en het treinstation van Purmerend is gelegen op ongeveer 800 meter. Hiermee ligt de nieuwbouw zeer nabij openbare vervoersvoorzieningen en is daarmee bijzonder goed bereikbaar.

3.1.3.3 Conclusie

De ontwikkeling van de markthal met daarboven acht appartementen is gelegen in het bestaande stedelijk gebied van Purmerend. De te realiseren woningen passen in de behoefte aan uitbreiding van het woningaanbod in stedelijk gebied en is in lijn met het beleid om het aanbod in woningen boven winkels te vergroten. De te realiseren markthal voorziet in de behoefte het horeca-aanbod in de binnenstad uit te breiden en de veelzijdigheid en herkenbaarheid van het centrum te versterken. Zowel de woningen als de functies die worden toegestaan in de markthal voldoen aan de behoefte aan deze functies die de gemeente Purmerend heeft vastgelegd in de in de hiervoor in hoofdstuk 3 beschreven beleidsdocumenten.

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling de Ladder voor duurzame verstedelijking positief heeft doorlopen. Het 3.1.1 Bro overleg heeft niet geleid tot inhoudelijke opmerkingen van naburige gemeenten.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid (2010)

De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010 en in werking getreden op 1 november 2010.

Wonen

Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal-culturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden.

Winkelaanbod

Uitgangspunt van de Structuurvisie als het aankomt op het winkelaanbod en recreatie is om tot een zoveel mogelijk gevarieerd aanbod te komen, binnen de bestaande concentratiegebieden. De provincie Noord-Holland hecht aan de instandhouding van de hoofdwinkelstructuur en wil deze versterken. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaalculturele voorzieningen behouden. De voorziene markthal past in de wens een gedifferentieerd winkelaanbod en gevarieerd aanbod van sociaalculturele voorzieningen te realiseren, gezien de markthal met haar unieke kenmerken een steeds variërend en afwisselend aanbod aan recreatieve winkelmogelijkheden en evenementen zal huisvesten.

De ontwikkeling van een markthal en appartementen in bestaand stedelijk gebied is in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (2014)

Provinciale Staten hebben op 28 september 2015 de Provinciale Verordening gewijzigd. Op 20 december 2016 is de Provinciale Ruimtelijke Verordening door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 maart 2017 is deze in werking getreden.

In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw.

Het plangebied valt binnen het "Bestaand Stedelijk Gebied". Hiermee wordt het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Besluit ruimtelijke ordening bedoeld. De provinciale verordening geeft aan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd dienen te worden. Het onderhavige bestemmingsplan is in lijn met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.2.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020

Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde. De speerpunten van dit beleid zijn:

  • 1. verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  • 2. verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners;
  • 3. verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

Het voorgenomen plan betreft, zoals beschreven in paragraaf 2.2.1, de bouw van appartementen van verschillende grootte en prijsklasse. Er worden 4 appartementen met een oppervlakte van ongeveer 122 m² gerealiseerd en 4 appartementen met een oppervlakte van ongeveer 146-151 m². Afhankelijk van de vraag op de woningmarkt kunnen twee appartementen ook samengevoegd worden tot één appartement. Daarmee kan ook een appartement in het duurdere segment gerealiseerd worden.

Door dit verschil wordt een gevarieerd woningaanbod gerealiseerd waarbij met de realisatie van de 4 kleinste appartementen ook gebouwd wordt voor de doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning. Hiermee wordt voldaan aan het eerste speerpunt uit de Provinciale Woonvisie.

Onder de appartementen wordt een markthal gebouwd, waarmee ook (passende) voorzieningen worden gerealiseerd die aansluiten bij de behoefte van de bewoners die in een binnenstedelijk milieu willen wonen. Hiermee wordt voldaan aan speerpunt 2 uit de Provinciale Woonvisie.

De nieuwbouw draagt bij aan het derde speerpunt van het beleid. Door dit initiatief wordt het wonen boven winkels gestimuleerd wat de veiligheid en de levendigheid van de binnenstad bevordert en bijdraagt aan de stedelijke kwaliteit en daarmee de duurzaamheid van het centrum van Purmerend.

Met het ontwerp van het gebouw rekening is gehouden met elementen uit de geschiedenis van Purmerend. Het gebouw heeft de uitstraling van een monumentaal pand, door de gebruikte materialen wordt er een pand ontwikkeld wat bijdraagt aan de duurzaamheid van de woonomgeving en het woningaanbod.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)

Voor de lange termijn heeft de (sub)regio Waterland een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken.

Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Het realiseren van de markthal in authentieke stijl en het prominenter zichtbaar maken van het marktmeesterhuisje past bovendien goed in het beleid zoals weergegeven in de Regiovisie.

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.

3.3.2 Metropoolregio Amsterdam

Purmerend maakt onderdeel uit van de 'Metropoolregio Amsterdam' (MRA). Dit is een informeel samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in het noordelijk deel van de Randstad. De MRA behoort tot de Europese top vijf van economisch sterke regio's. De rode draad van de samenwerking is het behouden en versterken van die internationale concurrentiepositie. De door de partners geformuleerde hoofdopgaven zijn (thematisch) neergelegd in de 'Gebiedsagenda 2013' en richten zich m.n. op het optimaliseren van het fysieke vestigingsklimaat (economie), het tijdig voorzien in kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte in 2040 (verstedelijking) en het op orde brengen en houden van een goed functionerend mobiliteitsnetwerk (bereikbaarheid). De agenda levert een ‘voorraadkamer’ op voor de besluitvorming over programma's en projecten in het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO-MIRT).

De agenda richt zich voornamelijk op het verbeteren van de infrastructuur en het milieu. De agenda verzet zich niet tegen het realiseren van de markthal. De agenda bevestigt bovendien dat er binnen de regio Waterland, waar Purmerend onder valt, een aanzienlijk aantal nieuwe woningen dient te worden gerealiseerd. De te realiseren woningen passen dan ook goed in het beleid van de MRA.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005 - 2020

De Structuurvisie Purmerend 2005-2020 is vastgesteld op 2 maart 20061. De strategische plankaart, behorend bij de oorspronkelijke structuurvisie 2005 - 2020 is aangepast aan de actuele stand van zaken per 2013. Daarmee geeft deze geactualiseerde, strategische plankaart met bijbehorende toelichting, een inzicht in de mogelijke ontwikkelingsrichtingen van en voor het grondgebied van de gemeente Purmerend.

In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.

  • 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
  • 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
  • 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
  • 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.

De markthal maakt het centrum veelzijdiger en dit zal de positie van Purmerend als centrum van Waterland versterken. De appartementen worden daarnaast gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied, midden in de binnenstad. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling in dit beleid.

3.4.2 Woonvisie 2017 - 2022

In de Woonvisie Purmerend 2017-2022 heeft de gemeente haar visie tot 2022 op het gebied van wonen geformuleerd. De gemeente wil een prettige woonstad blijven, de vraag naar woningen van inwoners goed kunnen blijven bedienen en een bijdrage leveren aan de regionale woningbouwopgave. Veel aandacht gaat uit naar de positie van huishoudens die zichzelf niet of moeilijk kunnen redden op de woningmarkt.

In een achttal speerpunten heeft Purmerend deze ambitie verder uitgewerkt, waaronder ook de ambitie om tot 2040 10.000 extra woningen te bouwen. Dit om tevens de kwaliteit van de stad te versterken door vergroting van de differentiatie van het aanbod en van verschillende woonmilieus en de woningvoorraad meer passend te maken voor de toekomstige bevolkingssamenstelling.

De voorgenomen ontwikkeling betreft kleinschalige woningbouw van acht appartementen boven een markthal. De ontwikkeling vindt plaats in de binnenstad en voegt aansprekende en diverse woningen toe aan de huidige woningvoorraad. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling in dit beleid.

3.4.3 Purmerend Horecavisie

In de Horecavisie Purmerend 2010 - 20202 wordt ingezet op kwaliteitsverbetering van de horecasector, onder meer door schaalvergroting en marktsegmentering en anderzijds op de bevordering van synergie tussen verschillende voorzieningen en functies in de stad.

Het gebied rondom de Koemarkt is een horecaconcentratiegebied, waarbinnen ruimte is voor een uitgebreid en gevarieerd horeca-aanbod. Er is in dit gebied ruimte voor dynamiek en schaalvergroting van de horecasector. Om meer kwaliteit en variatie in het aanbod te krijgen is vooral uitbreiding van het aantal bedrijven in het midden en hogere marktsegment gewenst. Het is belangrijk dat er meer grotere horecagelegenheden komen, met aandacht voor kwaliteit, hygiëne en service. Schaalvergroting wordt voorzien door uitbreiding naar achteren of samenvoeging van naast elkaar gelegen panden. Ook het gebruik van de verdieping biedt kansen voor uitbreiding van het oppervlak per bedrijf.

Het plangebied behoort tot de Koemarkt. In het vigerende bestemmingsplan is hier horeca tot en met categorie 2 toegestaan. Er is in dit gebied ruimte voor en wens naar uitbreiding van de horecasector. De markthal, gelegen aan de Koemarkt, is een locatie waar horeca mogelijk wordt gemaakt en heeft een multifunctioneel karakter. De ontwikkeling past dan ook bij de horecavisie van Purmerend.

3.4.4 Citymarketing Purmerend "Waterlands goed, de aftrap"

In 2017 is het document "Waterlands goed, de aftrap"3 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Dit als kader voor de citymarketing/ stadspromotie van Purmerend. Op basis van dit document zal de gemeente, in samenwerking met alle betrokken partijen, een organisatie oprichten waarin de activiteiten met betrekking tot de stadspromotie kunnen worden geborgd en uitgevoerd.

Er zijn drie hoofdthema's bepaald:

  • Wonen
  • Werken
  • Beleven

Het oprichten van de markthal past in het thema "beleven". Specifiek voor de markthal wordt er in het document aangegeven dat met de komst van de markthal naast de Koemarkt er kansen liggen voor Purmerend om het historische marktstad imago verder te ontwikkelen. Door de huidige markt meer als merk te gaan benaderen en uit te breiden met een sterke markt van streekproducten in combinatie met de Markthal en de ons omringende werelderfgoederen kan Purmerend weer op de nationale en internationale bezoeker rekenen.

3.4.5 Beleidsregels evenementen gemeente Purmerend

Omdat de gang van zaken rond evenementen voor zowel de gemeente, de bezoekers als de organisatoren onvoldoende op elkaar zijn afgestemd, is er voor gekozen om een evenementenbeleid tot stand te brengen. Dit evenementenbeleid4 is op 9 januari 2016 in werking getreden. De primaire doelstellingen van het evenementenbeleid zijn:

  • 1. Het formuleren van beleid ten aanzien van evenementen die vanuit een particulier initiatief binnen de gemeente Purmerend gehouden worden;
  • 2. Het verbeteren van de relatie tussen de gemeente enerzijds en de evenementenorganisatoren en andere externe organisaties op het gebied van evenementen anderzijds, opdat de kwaliteit van evenementen gewaarborgd is c.q. verbeterd wordt, maar ook rekening gehouden wordt met de leefomgeving;
  • 3. Het verbeteren van de dienstverlening;
  • 4. De zorg voor openbare orde en veiligheid;
  • 5. Een consequente handhaving van regelgeving en beleid ten aanzien van evenementen.

In overleg met de gemeente kan op elke locatie een evenement worden georganiseerd.

 

3.4.5.1 Plangebied

Binnen het plangebied worden in de markthal evenementen mogelijk gemaakt. De markthal zal multifunctioneel gebruikt worden waarbij ook allerlei activiteiten georganiseerd kunnen worden. Dit zijn geen evenementen als bedoeld in artikel 111 van de Apv, maar vallen onder de uitzondering die gemaakt wordt in hoofdstuk 1 van het evenementenbeleid. Het zijn namelijk activiteiten in de markthal die in overeenstemming met de bestemming van het gebouw zijn. Deze activiteiten zijn kleinschalig. Gedacht moet worden aan versmarkten, antiekmarkten, beurzen en tentoonstellingen. Tevens moet gedacht worden aan activiteiten als lezingen, bridgedrive, modeshows, toneel, veilingen etcetera. De ruimtelijke relevantie van deze kleinschalige evenementen is zeer beperkt. De effecten van de inpandige activiteiten op de omgeving worden beschreven in hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.

De grote 'buiten' evenementen die nu ook al plaatsvinden op het Nukahal terrein vallen buiten deze ontwikkeling van de markthal.

3.4.6 Duurzaamheidsagenda 2017 - 2020

De basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid is verwoord in het collegewerkprogramma 2014-2018 en de Programmabegroting 20175. Met de duurzaamheidsagenda wordt inhoud gegeven aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de begroting 2017 (energiezuinige gemeentelijke organisatie, energiezuinige inwoners en bedrijven en zoveel mogelijk lokale energieopwekking).


De volgende thema's staan centraal:

  • 1. Duurzaamheid in de gebouwde omgeving:
  • Purmerend aardgasloos;
  • stimulering stadsverwarming;
  • een duurzaam woningbouwprogramma voor nieuwbouw;
  • verduurzaming van de bestaande woningvoorraad.

  • 2. Duurzame bedrijven:
  • verminderen CO2-uitstoot bedrijven;
  • bedrijfsterreinen duurzaam revitaliseren;
  • gebruik van duurzame grondstoffen.

  • 3. Duurzame mobiliteit:
  • streven naar instandhouding van het fijnmazig openbaar vervoerssysteem;
  • initiatieven stimuleren op het gebied van elektrisch vervoer;
  • toepassen van alternatieve (bio-)motorbrandstoffen;
  • vermindering CO2-uitstoot voertuigen.

  • 4. Duurzame energie:
  • aanjagen initiatieven voor duurzame energieproductie.

  • 5. Duurzame stad en regio:
  • samenwerking met mede-overheden, ondernemers, organisaties en inwoners;
  • benutting van subsidie-mogelijkheden.

  • 6. Duurzame gemeente:
  • streven naar 60% van het afval gescheiden ophalen;
  • klimaatbestendigheid bebouwde kom Purmerend vergroten;
  • actieve informatieverstrekking over investeringsmogelijkheid en energieopwekking en -besparing.


Het planvoornemen houdt rekening met de duurzaamheidsambities en -opgaven uit de Duurzaamheidsagenda 2017 - 2020. De appartementen worden aardgasloos uitgevoerd. Aangezien er geen stadsverwarming aanwezig is in het centrum van Purmerend kan hier niet aan worden voldaan. Verwarming wordt gerealiseerd door middel van een combi waterpomp en er worden zonnepanelen op het dak van het gebouw geplaatst. Het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit en levert een positieve bijdrage aan het tekort aan woningvoorraad van Purmerend.

3.4.7 Nota Vergunningverlening Toezicht en Handhaving 2016-2019

De nota Integrale Handhaving Purmerend 2016 - 2019 richt zich op de fysieke leefomgeving van de gemeente Purmerend. Deze nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, Apv en bijzondere wetten.

De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage.

In het collegewerkprogramma 2014-2018 wordt aangegeven dat er “van buiten naar binnen” wordt gewerkt. In de aanpak van problemen krijgt de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. Er wordt sterk ingezet op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en de gemeente gaat in gesprek met burgers en bedrijven. Er wordt gehandhaafd met gezond verstand en kijken niet alleen naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.

 

Om een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving te realiseren zijn de volgende keuzes gemaakt:

  • kwalitatief goede uitvoering van taken;
  • rechtszekerheid voor burgers en ondernemers;
  • nut en noodzaak centraal;
  • redeneren vanuit oplossingen;
  • gedeelde verantwoordelijkheid;
  • risicogerichte benadering;
  • wijkgericht toezicht;
  • integrale benadering handhaving en beperken toezichtslast;
  • maatwerk bij sanctioneren.

3.4.8 Nota Planoverschrijdende Ruimtelijke Openbare Faciliteiten

Dit bestemmingsplan bevat een bouwplan zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor deze bouwplan(nen) geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten, en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van bouwplanoverschrijdende openbare faciliteiten (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).

Opname van nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst. In paragraaf 5.1 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan(nen) verzekerd zijn.

3.4.9 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling om een markthal te realiseren met daarboven appartementen ligt in lijn met het Rijks- provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

4.1.1 Beleidskader

Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf-geluid, geur, gevaar en stof- en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:

  • Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en nieuwe woningen?
  • Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en bestaande woningen?
  • Welke afstand is aanvaardbaar tussen bestaande bedrijven en nieuwe woningen?
  • Mag een concreet bedrijf zich op een bepaalde locatie vestigen?

Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering", editie 2009. Met behulp van richtafstanden wordt bepaald welke afstand aanvaardbaar is. Het plangebied ligt in het centrum van Purmerend en is te typeren als een gebied met functiemenging. In gebieden met functiemenging heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Voor een dergelijk gebied wordt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging gehanteerd. Daarin zijn categorieën opgenomen die aangeven onder welke omstandigheden activiteiten inpasbaar zijn. Richtafstanden zijn niet van toepassing.

  • Categorie A bedrijven zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen;
  • Categorie B bedrijven zijn toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen;
  • Categorie C bedrijven zijn toelaatbaar indien zij beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Bedrijven in categorie C zijn toelaatbaar indien:

  • het gaat om kleinschalige, voornamelijk ambachtelijke bedrijvigheid;
  • de productie- en/ of laad- en loswerkzaamheden plaatsvinden in de dag- en avondperiode; en
  • de activiteiten inclusief opslag hoofdzakelijk inpandig gescheiden.

4.1.2 Analyse

In de nieuwe planologische situatie wordt een markthal toegevoegd. In de markthal worden functies toegestaan die onder diverse categorieën vallen, waaronder ook categorie C, bijvoorbeeld concerten en evenementen.

De te voorziene locatie van de markthal is gesitueerd op circa 800, respectievelijk circa 400 meter van treinstation en openbare vervoersvoorzieningen. De locatie ligt op circa 150 meter afstand van de dichtstbijzijnde openbare weg en op 2 kilometer afstand van de snelweg. Hiermee beschikt de markthal over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur. Ook is de markthal als categorie C-bedrijf toelaatbaar nu het gaat om kleinschalige en voornamelijk ambachtelijke bedrijvigheid, de laad- en loswerkzaamheden plaats zullen vinden in de dag- en avondperiode en de activiteiten inclusief opslag inpandig zullen geschieden.

In de paragrafen 4.3, 4.4 en 4.11 wordt ingegaan op de aspecten geluid en parkeren ten aanzien van de activiteiten die worden toegestaan in het plangebied. Hieruit blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (directe) omgeving van het plangebied.

4.1.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor zowel de nieuw te bouwen woningen als de omliggende woningen.

4.2 Horeca

4.2.1 Beleidskader

Ook bij horeca wordt ernaar gestreefd de milieubelasting voor de omliggende woningen zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten: aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de Staat van Horeca-activiteiten wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. De zwaarste categorie (3) zijn de horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast), zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke horecabedrijven aangewezen gebieden.

4.2.2 Analyse

In de markthal worden via dit bestemmingsplan verschillende horeca activiteiten mogelijk gemaakt. In de omliggende panden aan de koemarkt is horeca tot en met categorie 2 toegestaan. Via de regels van dit bestemmingsplan wordt voor de markthal horeca tot en met categorie 3 mogelijk gemaakt.

In de paragrafen 4.4 en 4.11 wordt ingegaan op de aspecten geluid en parkeren ten aanzien van de activiteiten die worden toegestaan in de markthal. Hieruit blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (directe) omgeving van het plangebied.

4.2.3 Conclusie

Binnen het bestemmingsplan wordt horeca tot en met categorie 3 mogelijk gemaakt. Uit de onderzoeken ten aanzien van geluid en parkeren blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (directe) omgeving van het plangebied.

4.3 Wegverkeerslawaai en industrielawaai

4.3.1 Beleidskader

Artikelen 76 en 74 van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) schrijven voor dat in ruimtelijke plannen, die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht dient te worden of op de gevel van gebouwen de maximale toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.

Langs alle wegen bevinden zich, als gevolg van de Wgh, geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Een naast die rijstrook liggend fietspad ligt dus ook in die zone. Ook een vluchtstrook, niet zijnde een rijstrook, ligt in de zone. De ruimte boven en onder de weg behoort ook tot de zone.

Met de wijziging van de Wgh per 1 juli 2012 is een nieuw "reken- en meetvoorschrift geluid 2012" gepubliceerd. In dit voorschrift is onder andere vastgelegd hoe en onder welke omstandigheden optredende geluidsniveaus in het kader van de Wgh worden vastgesteld en hoe akoestische onderzoeken worden uitgevoerd. Dit voorschrift geldt ook voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Ook is daarin geregeld hoe de geluidbelasting in het kader van Hoofdstuk 11 Geluid (Geluidproductieplafonds rijksinfrastructuur hierna gpp's) moet worden bepaald. Gpp's stellen een heldere grens over de toelaatbare hoeveelheid geluid van rijksinfrastructuur en voorkomen onbelemmerde groei van het geluid door toenemend verkeer. De beheerder van de weg moet zorg dragen voor de naleving van deze geluidproductieplafonds. Dat betekent dat de wegbeheerder bij bijvoorbeeld forse groei van de verkeersintensiteit in actie zal moeten komen en geluidreducerende maatregelen moet treffen.

Voor het bouwen van woningen binnen de invloedssfeer van snelwegen verandert er weinig. Met de voorgaande regels werd de geluidsbelasting berekend op basis van verkeerstellingen en een toekomstprognose. Met de nieuwe regels moet er gebruik gemaakt worden van het "geluidregister" waarin alle relevante informatie ten aanzien van verkeersintensiteit, wegdekken en bijvoorbeeld schermen staan. Vanaf nu is er een "geluidregister" waarin precies staat hoeveel geluid een weg en een spoorlijn mag maken. Daarnaast is het nieuwe "reken- en meetvoorschrift geluid 2012" van kracht geworden ter vervanging van de versie uit 2006. Voor provinciale en gemeentelijke wegen gelden vooralsnog geen geluidproductieplafonds.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.

Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in akoestische onderzoeken worden genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.

4.3.2 Analyse

Op 18 januari 2018 is door Nipa Milieutechniek een Akoestisch onderzoeksrapport Plantsoenstraat te Purmerend, Nr. 15841, opgesteld6. Er is in verband met de te realiseren markthal en appartementen onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai en industrielawaai van de omliggende bestaande functies.

Wegverkeerslawaai

Het te realiseren appartementencomplex is gelegen in de geluidzone van de Plantsoengracht. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Plantsoengracht ten hoogste 46 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) van artikelen 76 lid 1 en 82 lid 1 van de Wet geluidhinder

Daarnaast is het te realiseren appartementencomplex gelegen in de directe omgeving van de wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur (Plantsoenstraat, Schapenmarkt en de Nieuwstraat). Deze wegen hebben op grond van artikel 74 lid 2, aanhef en onder b Wgh geen wettelijke geluidzone en vallen niet onder de wettelijke normering.

In kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is de geluidsbelasting op de planlocatie inzichtelijk gemaakt. De geluidbelasting bedraagt ten gevolge van de Plantsoenstraat/Schapenmarkt ten hoogste 54 dB(A). De geluidsbelasting tengevolge van de Nieuwstraat bedraagt ten hoogste 47 dB(A).

Industrielawaai

Het te realiseren appartementencomplex is gelegen aan de horecaconcentratiegebied van de Koemarkt. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidsniveaus tengevolge van de cafés Proeflokaal Bakker en Petit café Brenda’s en de horeca in de markthal en de bijbehorende terrassen is berekend op de gevels van het te realiseren appartementencomplex. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt ten hoogste 55 dB(A) in de dagperiode, 50 dB(A) in de avondperiode en 22 dB(A) in de nachtperiode.

Uit de berekening blijkt dat op 2 locaties van de nieuwe appartementen de toetsingswaarden van de VNG publicatie uit stap 2 overeenkomstig hoofdstuk 2, die gelden met betrekking tot het optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus, in de dag en avondperiode met ten hoogste 5 dB(A) wordt overschreden. Aan de richtwaarden van stap 3 (55/50/45 dB(A) in dag-, avond-en nachtperiode) wordt wel in alle waarneempunten voldaan.

Er kan niet aan de geluidswaarden van stap 2 van de VNG-brochure Bedrijfs- en milieuzonering worden voldaan. Maar met het voldoen aan de geluidswaarden van stap 3 is er sprake van een acceptabele geluidbelasting ter plaatse. De woningen worden gerealiseerd aan hèt centrale horecaplein in de binnenstad van Purmerend. Het ligt in de aard van een dergelijk gebied dat hier een hogere geluidsbelasting is dan in een regulier woongebied dat niet in het stadscentrum aan een horecaplein is gelegen. Mede gelet op het realiseren van een geluidniveau binnen de woningen van maximaal 33 dB(A), wordt met toepassing van de geluidwaarden van stap 3 van de VNG-brochure Bedrijfs- en milieuzonering voldaan aan de vereisten van een goed woon- en leefklimaat. Benadrukt wordt dat in dit kader de geluidwaarden uit de VNG-brochure richtwaarden betreffen, waarvan de gemeente gemotiveerd mag afwijken.

Ter waarborging van de maximale stemgeluid dat afkomstig is van het nieuwe terras wat bij de markthal gerealiseerd kan worden, worden in de planregels voorwaarden gesteld aan het terras. Het terras zal alleen open zijn tussen 11:00 uur en 19:00 uur, een maximale oppervlakte hebben van 90 m² en van het terras kunnen maximaal 50 personen tegelijkertijd gebruik maken.

Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van het meest kritisch gelegen nieuwe appartement ten gevolge van de cafés Proeflokaal Bakker bedraagt 31 dB(A) en van Petit café Brenda’s 27 dB(A). Voor de cafés geldt de grenswaarde conform het activiteitenbesluit 50/45/40 dB(A) in de dag-, avond en nachtperiode voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Het stemgeluid van de terrassen is in het Activiteitenbesluit uitgesloten van toetsing. Geconcludeerd wordt dat de cafés niet in hun geluidruimte worden beperkt vanwege de nieuwe woonbestemmingen.


De maximale geluidsniveaus als gevolg van de cafés en het nieuwe terras bedraagt ten hoogste 59 dB(A) in de dag- en avondperiode en 53 dB(A) in de nachtperiode en voldoen aan stap 2 van de VNG publicatie.

Cumulatieve geluidbelasting

De gecumuleerde geluidbelasting van het ter plaatse aanwezige industrielawaai (horeca; cafés en markthal) en wegverkeerslawaai is berekend conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.

Uit de aanwezige geluidwering en de gecumuleerde geluidbelasting van het wegverkeer en industrielawaai is het binnengeluidniveau in de appartementen berekend en getoetst aan algemeen geldende richtwaarden. Voldoen aan deze richtwaarden is een waarborg voor een goed woon- en leefklimaat in de woningen.

Uit de rekenresultaten van het gecumuleerde geluidniveau blijkt dat in alle woningen ruimschoots wordt voldaan aan de richtwaarde voor het langtijdgemiddelde binnengeluidniveau.

4.3.3 Conclusie

Er wordt voor wegverkeerslawaai voldaan aan de normen. Voor industrielawaai kan niet worden voldaan aan stap 2 van de VNG-brochure Bedrijfs- en milieuzonering, maar wel zal worden voldaan aan de geluidswaarden van stap 3 van deze brochure. Gezien de ligging van de nieuwe markthal en het feit dan er een geluidniveau van maximaal 33 dB(A) wordt gerealiseerd kan gemotiveerd worden afgeweken van deze richtwaarden. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen is de vereiste karakteristieke geluidwering getoetst aan de norm van 33 dB, waaraan wordt voldaan. Deze berekening is opgenomen in het rapport Geluidwering gevels en maximaal geluidniveau markthal van Sijperda-Hardy, projectnummer 2160389 van 18 januari 2018, beschreven in paragraaf 4.4.2.

Het project is op het gebied van het onderdeel wegverkeerslawaai en industrielawaai uitvoerbaar.

4.4 Geluid markthal

4.4.1 Beleidskader

In hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (Wm) is het geluid vanwege de aanleg en reconstructie van Rijkswegen geregeld. De Wgh is van toepassing op geluid vanwege rail- en wegverkeer en industrieterreinen. Het Activiteitenbesluit milieubeheer is van toepassing op het geluid afkomstig van inrichtingen type A of B. In de markthal zullen verschillende functies worden toegestaan, waaronder evenementen. Evenementen vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer.

Bij de beoordeling van toelaatbare geluidsniveaus bij evenementen wordt vaak verwezen naar de Nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" van Inspectie Milieuhygiëne Limburg, januari 1996. In deze nota wordt aangegeven dat binnenniveaus tot 50 dB(A) binnen een woning, ten gevolge van muziekgeluid van evenementen, nog net toelaatbaar zijn. Er is dan nog sprake van 'spraakverstaanbaarheid' in een woning. In deze nota wordt aangegeven dat de geluidwering/isolatie van woningen in de regel 20-25 dB(A) bedraagt. Daardoor zullen geluidsniveaus van 70-75 dB(A) op de gevel toelaatbaar zijn. Voor nieuwere woningen (en opgeknapte oudere woningen) geldt dat vaak uitgegaan kan worden van geluidwering/isolatie van 25-30 dB(A). Daarmee zijn geluidsniveaus van 75-80 dB(A) toelaatbaar.

4.4.2 Analyse

Op grond van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geldt voor detailhandel, restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons, viskramen en cafés en bars een richtafstand tot woningen van derden van 10 meter. Aan deze afstand wordt niet voldaan, zodat een drietal geluidsonderzoeken zijn verricht. Het onderzoek naar het geluid ten aanzien van wegverkeerslawaai en industrielawaai door Nipa Milieutechniek, zoals beschreven in paragraaf 4.3. En een tweetal onderzoeken door Sijperda-Hardy waarin de geluidwering van de gevels van de markthal en het maximaal geluidniveau van de markthal is onderzocht. De uitkomsten van deze rapporten worden in deze paragraaf beschreven.

Indien wordt voldaan aan de geluidsnormen die volgen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is in beginsel sprake van een 'aanvaardbaar woon- en leefklimaat' voor omwonenden. In de onderzoeken van Sijperda-Hardy is onderzocht of de geplande activiteiten in de markthal, al dan niet door het treffen van maatregelen, kunnen voldoen aan de maximale toelaatbare geluidnormen uit het Activiteitenbesluit.


Door Sijperda-Hardy is op 18 januari 2018 het rapport Geluidwering gevels en maximaal geluidniveau markthal van Sijperda-Hardy, projectnummer 2160389 opgesteld7. Hierin is het maximaal toelaatbaar geluidniveau in de markthal bepaald aan de hand waarvan voldaan zou worden aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Hierbij zijn twee wegen benaderd: de geluidoverdracht door de vloer van de appartementen en buitenom via de gevel van appartementen.


Situatie mét muziekgeluid

In het geval van de markthal wordt uitgegaan van een situatie mét muziekgeluid. Dit betekent dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit strenger zijn dan zonder muziekgeluid. Voor muziekgeluid moet rekening worden gehouden met een strafcorrectie van +10 dB vanwege de herkenbaarheid van het muziekgeluid.


Geluidsisolatie vloer appartementen

De vloer van de appartementen heeft een isolatiewaarde van 67 dB. Het maximaal toegestane binnenniveau in woningen bedraagt 35 dB(A) ten gevolge van industrielawaai (waaronder de activiteiten in de markthal behoren).

Op basis van de opbouw van de vloer, het maximaal toegestane binnenniveau in woningen én de strafcorrectie in geval van muziek mag het geluidniveau in de markthal maximaal 35 + 67 = 102 dB(A) - 10 = 92 dB(A) bedragen.


Geluidsbelasting op de gevels

Niet alleen de geluidsisolatie van de vloer tussen de markthal en de appartementen is bepalend voor het maximale geluidniveau in de markthal, maar ook de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen dient hierin te worden betrokken.


Vanuit het Activiteitenbesluit worden grenswaarden gesteld waaraan de geluidsbelasting op de gevels van de appartementen dient te voldoen. De grenswaarden bedragen 50/45/40 dB(A) in de dag-, avond en nachtperiode.


Berekend is wat de geluidbelasting op de gevels van de appartementen is in het geval er sprake is van een geluidniveau van 102 dB(A) in de markthal (isolatiewaarde van de vloer van het appartement met het maximale binnenniveau zónder muziekgeluid). Bij een open gevel van de markthal zal er een geluidbelasting optreden van 85 dB(A) op de gevels van de appartementen. Met deze waarde vindt een overschrijding van grenswaarden plaats. Om aan de eisen van het Activiteitenbesluit te voldoen mag het geluidniveau in de markthal maximaal 67, 62 en 57 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond en nachtperiode bedragen. Dit is echter een situatie zónder muziekgeluid.


In het geval van een situatie met muziekgeluid, zoals het geval is, dient de strafcorrectie van 10 dB te worden toegepast op de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en geldt er een maximaal geluidniveau van 57, 52 en 47 dB(A) in respectievelijk de etmaalperioden.


Op basis van de inpandige activiteiten die in de markthal georganiseerd gaan worden zal een maximaal geluiddrukniveau van 80 dB(A) worden geproduceerd waarbij ook muziekgeluid ten gehore zal worden gebracht. Uitgaande van een markthal met open gevels is het niet mogelijk om te voldoen aan de maximale grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.


Vanwege het gewenste maximale toelaatbare geluidniveau van 80 dB(A) in de markthal zullen de gevels van de markthal dicht worden gemaakt. De geluidwering van de gevels van de markthal wordt hierop afgestemd, dit wordt hierna besproken.


Aanvullend onderzoek, geluidwering gevels markthal

Op 16 januari 2018 is er een aanvullende rapportage opgesteld8. In bijlage 1 en 2 van dit rapport zijn certificaten en berekeningen opgenomen waaruit blijkt dat met behulp van een specifieke opbouw van de constructies kan worden voldaan aan de gestelde eisen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevels van de omliggende woonbestemmingen. De aan te brengen geluidwerende maatregelen zullen een geluidreductie van 43 dB in effect sorteren.


Op de gevels van de omliggende woonbestemmingen mag conform artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (waaronder wonen) niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.


Bij een binnenniveau in de markthal van maximaal 80 dB(A), met gesloten deuren en ramen, zal de te verwachten geluidbelasting op de gevels van omliggende woningen niet meer bedragen dan (80-43) 37 dB(A).


Vanwege het feit dat het hier gaat om een situatie mét muziekgeluid dient vanuit het Activiteitenbesluit gerekend te worden met een strafcorrectie van + 10 dB vanwege de hinderlijkheid van het herkenbare karakter van muziek. Er moet dus worden uitgegaan van een geluidniveau van 47 dB(A) bij omliggende woningen. Hiermee ligt de geluidbelasting ten gevolge van de activiteiten in de Markthal meer dan 10 dB onder de geluidbelasting ten gevolge van het in de omgeving aanwezig zijnde wegverkeer en horecalawaai en draagt derhalve niet bij aan de geluidbelasting.


Aan de gevel van de markthal zullen geluidwerende maatregelen worden aangebracht die een geluidsreductie van 43 dB in effect sorteren. In de planregels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting gesteld dat deze geluidwerende voorzieningen gerealiseerd dienen te worden. Deze geluidwerende maatregelen zijn verwerkt in de ingediende aanvraag omgevingsvergunning met aanvraagnummer 2915885, dd. 11 mei 2017. Op deze manier is gewaarborgd dat deze geluidwerende voorzieningen ook gerealiseerd worden.


Eén en ander betekent dat in de dagperiode kan worden voldaan aan de eisen van het Activiteitenbesluit. In de avondperiode is er sprake van een overschrijding van 2 dB(A) en in de nachtperiode een overschrijding van 7 dB(A).


Consequentie gebruik markthal

Uit de hierboven beschreven berekening blijkt dat er in de avond- en nachtperiode niet kan worden voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Bij een geluidniveau van 80 dB(A) met muziekgeluid in de markthal is er sprake van een overschrijding van respectievelijk 2 dB(A) en 7 dB(A).


In de gebruiksmelding die wordt gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit wordt vastgelegd dat in de dagperiode (07:00 - 19:00 uur) een maximale geluidniveau van 80 dB(A) met muziekgeluid in de markthal mag worden geproduceerd. Voor de avondperiode (19:00 - 23:00 uur) zal dit geluidniveau verlaagd worden naar 78 dB(A) en voor de nachtperiode (23:00 - 7:00 uur) naar 73 dB(A). Hiermee wordt voor alle etmaalperioden voldaan aan de geluidswaarden uit het Activiteitenbesluit.

4.4.3 Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Uit de onderzoeken naar wegverkeerslawaai, industrielawaai en de geluidwering van de gevels van de appartementen en van de markthal blijkt dat er na realisatie van de markthal sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit geldt zowel voor de te realiseren nieuwe appartementen gelegen boven de markthal als voor de omliggende bestaande woningen.


Er wordt voor het wegverkeer voldaan aan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder en voor het industrielawaai en het geluid ten gevolge van de nieuwe markthal wordt voldaan aan de normen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Stemgeluid van de terrassen is in het Activiteitenbesluit uitgesloten van toetsing.


De markthal wordt van een dusdanige geluidwering voorzien dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen en van omliggende woningen voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Voorwaarde om te voldoen aan de gestelde normen is dat de ramen en deuren van de markthal tijdens de activiteiten gesloten blijven en dat het maximale geluiddrukniveau binnen de markthal in de dagperiode 80 dB(A) mét muziekgeluid is.


Het maximaal toegestane geluidniveau wordt vastgelegd in de gebruiksmelding die in het kader van het Activiteitenbesluit gedaan wordt. Voor de avondperiode (19:00 - 23:00 uur) zal dit geluidniveau verlaagd worden naar 78 dB(A) en voor de nachtperiode (23:00 - 7:00 uur) naar 73 dB(A). Hiermee wordt voor alle etmaalperioden voldaan aan de geluidswaarden uit het Activiteitenbesluit.

4.4.4 Conclusie

Om te kunnen voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit en dus een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen, dienen er geluidsreducerende maatregelen aan de gevel van de markthal te worden getroffen. In de Markthal zullen activiteiten worden georganiseerd waarbij een maximaal geluiddrukniveau (Lp) van 80 dB(A) zal worden geproduceerd. Voorwaarde hierbij is dat de ramen en deuren van de markthal tijdens de activiteiten gesloten blijven. De geluidwering van de gevel van de markthal is op deze situatie afgestemd en bedraagt 43 dB. Het realiseren hiervan wordt gewaarborgd via de voorwaardelijke verplichting die in de planregels van dit bestemmingsplan is opgenomen. Deze geluidwerende maatregelen zijn verwerkt in de ingediende aanvraag omgevingsvergunning met aanvraagnummer 2915885, dd. 11 mei 2017.


In een situatie mét muziekgeluid bedraagt de geluidbelasting op de gevels van omliggende woningen 47 dB(A). Hiermee ligt de geluidbelasting ten gevolge van de activiteiten in de Markthal meer dan 10 dB onder de geluidbelasting ten gevolge van het in de omgeving aanwezig zijnde wegverkeer en horecalawaai en draagt derhalve niet bij aan de geluidbelasting.


In de dagperiode (7:00 - 19:00 uur) kan worden voldaan aan de eisen van het Activiteitenbesluit. In de avondperiode is er sprake van een overschrijding van 2 dB(A) en in de nachtperiode een overschrijding van 7 dB(A). Voor de avondperiode wordt het maximale geluidniveau verlaagd naar 78 dB(A) en voor de nachtperiode wordt dit verlaagd naar maximaal 73 dB(A). Dit zal in de gebruiksmelding die in het kader van het Activiteitenbesluit wordt gedaan worden vastgelegd.


Er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit, waarin staat aangegeven dat de geluidgrenswaarden zoals genoemd in dat artikel niet mogen worden overschreden door geluid veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten.


Eén en ander leidt tot de conclusie dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor zowel de nieuw te realiseren appartementen boven de markthal als de bestaande omliggende woningen.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Beleidskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van het bestemmingsplan rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als een of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • Grenswaarden niet worden overschreden, of;
  • De luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of;
  • Het initiatief niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt, dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Een project draagt slechts ''niet in betekenende mate" (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • Een project is opgenomen in, of past binnen, het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke onderbouwing.

Met het Besluit gevoelige bestemmingen van 1 december 2008, gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen'- zoals een school of een verzorgingstehuis- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.

Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op een dergelijke plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

4.5.2 Analyse

De onderhavige ontwikkeling betreft de realisering van een markthal met daarboven acht appartementen. De markthal beslaat circa 700 m² BVO.

Op grond van artikel 5.16 lid 4 Wm worden in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: "Besluit NIBM") regels gesteld omtrent het NIBM-criterium. Artikel 4 van Besluit NIBM bepaalt dat in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: "Regeling NIBM") categorieën van gevallen worden aangewezen waarin onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt. Voorschrift 3A.2 van bijlage 3a bij de Regeling NIBM wijst ingevolge artikel 4 van het Besluit NIBM woningbouwlocaties aan die netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten. In dit geval is slechts sprake van acht woningen.

De markthal van 700 m² draagt ook niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, omdat de markthal slechts een beperkte verkeeraantrekkende werking heeft en de NO2 uitstoot per jaar daarmee ver onder de drempelwaarde blijft. Hier wordt dieper op ingegaan in paragraaf

4.13.2.

De voorgenomen ontwikkeling zorgt in totaal voor circa 186,83 kg/j NO2 uitstoot per jaar. De uitstoot blijft hiermee ver onder de drempelwaarde van 0,05 mol/ha per jaar. De stikstofdepositie vormt geen probleem voor de uitvoerbaarheid van het plan. Er is geen negatieve invloed op de natuurgebieden in de omgeving.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen ook de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 (zeer fijnstof) in de omgeving van het plangebied inzichtelijk te worden gemaakt. Uit de Atlas Leefomgeving en de NSLmonitor blijkt dat nabij het plangebied, de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 13.71 µg/m3, 16,81 µg/m3 en 9,78 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m3) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Het meetpunt is in figuur 4.1 weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0012.jpg"

Figuur 4.1 Meetpunten nabij plangebied (blauw rondjes) Bron: www.nsl-monitor.nl.

Er is in de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van het oprichten van een gevoelige bestemming als bedoeld in artikel 3 van het Besluit gevoelige bestemmingen. Dit besluit is dan ook niet van toepassing op deze ontwikkeling.

4.5.3 Conclusie

Het planvoornemen draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit. Tevens is de huidige luchtkwaliteit ter hoogte van de Koemarkt van voldoende kwaliteit. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. De voorgenomen ontwikkeling is wat betreft luchtkwaliteit haalbaar.

4.6 Geur

4.6.1 Beleidskader

In het milieubeleidsplan van gemeente Purmerend9, periode 2012-2016, wordt geen toetsingskader op basis van geurpercentielen gepresenteerd. Als toetsingskader voor het onderwerp geur wordt het geurbeleid van Provincie Noord-Holland gehanteerd. In het Provinciaal Milieubeleidsplan van provincie Noord-Holland staat het geurbeleid voor 2009-2013. De speerpunten zijn:

  • Het stellen van eisen aan de emissie van stankveroorzakende bedrijven via een omgevingsvergunning en handhaving hierop;
  • Registratie van geurklachten. Klachten kunnen resulteren in aanvullende maatregelen of handhaving;
  • Uitvoering draaiboek bij (mogelijke) stankoverlast door benzineachtige producten. Het draaiboek voorziet in een eenduidige aanpak voor de olieterminals in Westpoort die bij hun op- en overslagactiviteiten vluchtige organische stoffen uitstoten. In het Provinciaal Milieubeleidsplan is geen specifiek toetsingskader op basis van geurpercentielen opgenomen. Daarom wordt aangesloten bij het Nederlandse geurbeleid.

4.6.2 Analyse

In de markthal worden verschillende functies mogelijk gemaakt. Er worden geen activiteiten toegestaan waarvoor de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing is. Functies als bijvoorbeeld horeca en versmarkten kunnen echter wel een bepaalde geuremmissie hebben die door de omgeving als hinderlijk wordt ervaren. De markthal wordt hierom ook voorzien van een goed werkende mechanische ventilatie-inrichting die rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staat en een luchtverversingscapaciteit van 3.8 x 10-3 m³/s per m² vloeroppervlakte heeft. Hiermee wordt geurhinder voor de bovenliggende en nabijgelegen woningen voorkomen.

4.6.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek te worden gedaan naar mogelijke geurhinder.

4.7 Bodemkwaliteit

4.7.1 Beleidskader

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een plantype onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren. Een en ander is ook verwoord in het in 2009 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer.

In 2002 heeft de gemeente de actie tankslag afgerond, waarbij burgers, bedrijven en instellingen in de gelegenheid zijn gesteld om een op hun perceel aanwezige tank te melden (wettelijke verplichting) en vervolgens te saneren. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich in het plangebied nog één of meerdere tanks bevinden die niet zijn aangemeld. Hierop is het Activiteitenbesluit van toepassing. Nieuwe gevallen worden per geval beoordeeld en zo nodig wordt handhaving ingezet teneinde de ondergrondse tank en eventuele bodemverontreiniging te saneren.

Ook is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.

Door het vaststellen van het bodembeleid10, het bodembeheerplan11 en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invullingen gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij procedures voor ruimtelijke plannen kunnen deze instrumenten ingezet worden, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering dient te worden uitgevoerd.

De mogelijkheid om op verontreinigde grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Afhankelijk van de verontreinigingsituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag. In het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld worden in de omgevingsvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie goedkeuring te worden gevraagd voor het geschikt maken van een verontreinigde bodem voor een beoogd gebruik. Indien noodzakelijk worden aanvullend saneringsvoorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. De beschikking is hiervoor leidend.

4.7.2 Analyse

Nipa Milieutechniek heeft op 16 mei 2017 het rapport Verkennend bodemonderzoek Plantsoenstraat te Purmerend, Nr 15840 opgesteld12. Ook is op 7 maart 2017 door Unihorn een verkennend bodemonderzoek opgesteld13.

Op basis van het vooronderzoek wordt verwacht dat de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie mogelijk sterk is verontreinigd als gevolg van de ligging in langdurig bewoond gebied. Er wordt uitgegaan van de hypothese 'verdacht'.

Uit de resultaten van de twee verkennende bodemonderzoeken blijkt dat de bovengrond is verontreinigd. De baksteenhoudende zand- en kleigrond is licht verontreinigd met kwik en matig tot sterk verontreinigd met koper en/of lood. Er is sprake van een heterogene verontreiniging met licht tot sterk verhoogde gehalten aan koper en lood. Vanwege de grootte van de verontreiniging gaat het om ernstige bodemverontreining.

In het grondwater is een licht verhoogde gehalte barium gemeten. In de grond zijn zwak tot sterke bijmeningen met baksteen waargenomen, waarschijnlijk veroorzaakt door de sloop van paardenstallen, welke op de locatie aanwezig zijn geweest tot begin 20e eeuw. Deze bijmengingen worden derhalve niet als asbestverdacht beschouwd. Het asfalt bevat een gehalte aan PAK < 50 mg/ kg en is derhalve herbruikbaar.

Op grond van artikel 28 van de Wet bodembescherming (hierna: 'Wbb') moet degene die voornemens is de bodem te saneren, dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst, dit voornemen melden bij bevoegd gezag. Saneren is in artikel 1 Wbb gedefinieerd als "het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem." Op grond van artikel 39b Wbb worden krachtens het Besluit uniforme saneringen (hierna: "Bus") in de Regeling uniforme saneringen (hierna: "Rus") categorieën van eenvoudige, gelijksoortige saneringen van korte duur aangewezen, waarvoor de saneringsaanpak uit de Wbb (vaststellen ernst en spoed, saneringsplan, inspraak, etc.) achterwege kan blijven. In die gevallen kan worden volstaan met een melding op grond van artikelen 28 en 39 Wbb, artikel 6 Bus en artikel 1.3 jo Bijlage 4 Rus, waarbij wordt aangegeven dat de sanering onder algemene regels valt. Op grond van artikel 3 lid 1 onder c Bus jo artikel 3.1.3 Rus wordt onder andere het aanbrengen van een duurzame, aaneengesloten afdeklaag die in zijn geheel bestaat uit beton aangemerkt als uniforme saneringsmethode.

Ten aanzien van de mate van verontreiniging worden de nieuwbouwwerkzaamheden als saneringshandeling beschouwd waarvoor een BUS melding bij het bevoegd gezag moet worden ingediend. In het onderhavig geval mag het aanbrengen van een betonvloer beschouwd worden als een saneringsmaatregel. De verontreiniging bestaat uit voornamelijk lood en dat is een immobiele stof, dat wil zeggen dat deze zich niet verder kan verspreiden via grondwater en/of lucht .

4.7.3 Conclusie

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan de hypothese van het vooronderzoek in principe worden aanvaard. Voor eventuele werkzaamheden op/in de grond dient een saneringsmelding ingediend te worden bij het bevoegd gezag. Tussen de ontwikkelende partij en de gemeente zijn in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt over de sanering van de gronden. Afgesproken is dat de gronden door de gemeente gesaneerd worden overgedragen aan de initiatiefnemer.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Beleidskader

In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is er op gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd gezag.

4.8.2 Analyse

Op grond van artikel 2 lid 1, aanhef en onder e en lid 2, aanhef en onder a jo 5 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: "Bevi") jo artikel 3.1 Wro is het Bevi van toepassing op besluiten tot vaststelling van een bestemmingsplan indien dit ziet op gronden die liggen binnen het invloedsgebied van een LPG-tankstation. 'Invloedsgebied' is in artikel 1 lid 1, aanhef en onder k Bevi gedefinieerd als "gebied waarin volgens bij [de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: "Revi") gestelde regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico." Op grond van artikel 6 lid 2, aanhef en onder a jo Tabel 1 in Bijlage 2 Revi geldt in het geval van LPG-tankstations in dit kader een afstand van 150 meter tot de grens van het invloedsgebied.

Op grond van artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: "Bevb") is dit Besluit van toepassing op het vervoer van de bij de Regeling externe veiligheid buisleidingen (hierna: "Revb") aangewezen stoffen door buisleidingen. Op grond van artikel 2 lid 2 Bevb kan in de Revb worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor stoffen die zich bevinden in een daarbij aangegeven toestand. In dit kader bepaalt artikel 2, aanhef en onder a Revb dat als categorieën buisleidingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 Bevb worden aangewezen buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPA of meer. Buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van minder dan 50 mm of een druk van minder dan 1.600 kPA vallen daarom niet onder de reikwijdte van het Bevb.

In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. In figuur 4.2 is een uitsnede van deze Risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0013.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede Risicokaart met aanduiding plangebied met een blauwe cirkel Bron: www.risicokaart.nl.

Op basis van de Risicokaart blijken zich in de nabijheid van het plangebied, op minder dan 1 km afstand, de volgende risico's te bevinden:

  • benzineservicestation Tango op circa 230 m afstand;
  • aardgasleiding Leiding Gasunie op circa 400 m afstand;
  • benzineservicestation Tamoil Weidevenne op circa 1000 m afstand.

Het plangebied valt niet binnen de risicobronnen (10-6/jr) en de invloedsgebieden van de risicobronnen. Het Bevi is niet van toepassing, nu het plangebied buiten het invloedsgebied van de tankstations valt.

Omdat het plangebied ook buiten het invloedsgebied van de aardgasleiding ligt is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) ook niet van toepassing. Zie hiervoor ook paragraaf 4.9.

In de nabije omgeving van het plangebied liggen geen relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is niet van toepassing.

4.8.3 Conclusie

De bovengenoemde risicobronnen zijn niet van invloed op het plangebied. De wetgeving omtrent externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.9 Planologisch relevante leidingen

4.9.1 Beleidskader

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen en leidingen voor aardolieproducten met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR).

4.9.2 Analyse

Binnen het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Zoals beschreven in paragraaf 4.8.2 ligt op een afstand van circa 400 meter een leiding van de Gasunie. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van deze risicobron.

Mogelijk zijn nog diverse niet-planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) aanwezig. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs / in combinatie met aanwezige weginfrastructuur. Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient hiermee rekening te worden gehouden.

4.9.3 Conclusie

De wetgeving inzake planologisch relevante leidingen levert geen belemmering op voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.10 Bezonning

Ten behoeve van de ontwikkeling is een bezonningsstudie uitgevoerd14. In deze bezonningsstudie is de schaduwval van de bestaande situatie vergeleken met de nieuwe situatie. Uit deze studie blijkt dat de nieuwbouw in de ochtend en in het begin van de middag leidt tot schaduwval voor de naastgelegen panden. In de middag en avond leidt de nieuwbouw alleen tot een beperkte toename van schaduwval op de Koemarkt zelf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0014.jpg"

Figuur 4.3: schaduwval 21 maart om 9:00 uur en 12:00 uur, bestaande situatie vergeleken met de nieuwe situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0015.jpg"

Figuur 4.4: schaduwval 21 maart om 15:00 uur en 18:00 uur, bestaande situatie vergeleken met de nieuwe situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0016.jpg"

Figuur 4.5: schaduwval 21 september om 9:00 uur en 12:00 uur, bestaande situatie vergeleken met de nieuwe situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0017.jpg"

Figuur 4.6: schaduwval 21 september om 15:00 uur en 18:00 uur, bestaande situatie vergeleken met de nieuwe situatie

Volgens de bezonningsstudie zal de realisatie van het plan tot gevolg hebben dat de oostgevels van de aangrenzende panden aan de Plantsoenstraat 37 en de Koemarkt 40-44 met name in de ochtenduren en in het begin van de middag meer in de schaduw komen te liggen, maar voor de overige periodes ondervinden deze panden en andere naastgelegen panden geen extra schaduwhinder van de te bouwen markthal. De schaduwhinder die ondervonden wordt, heeft betrekking op de zij- en achtergevels van de genoemde woningen. De nieuwbouw heeft géén negatieve gevolgen voor de bezonning van de voorgevels van de woningen. Dit geldt tevens voor de daglichttoetreding. De bestaande woningen zullen blijven voldoen aan de op grond van het Bouwbesluit vereiste daglichttoetreding.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan kan binnen het plangebied van dit bestemmingsplan binnen de bestemming "Verkeer" een overkapping (bouwwerk, geen gebouw zijnde) met een hoogte van 15 meter worden gebouwd. Dit zorgt voor een vergelijkbare schaduwhinder als de nieuwbouw tot gevolg heeft. Zodoende kan geconcludeerd worden dat de nieuwe situatie planologisch gezien niet leidt tot nadelige gevolgen voor de directe omgeving ten aanzien van zon- en daglichttoetreding.

Op basis van artikel 3.74, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 is bepaalt dat een te bouwen bouwwerk zodanig is dat daglicht in voldoende mate kan toetreden. De nieuw te realiseren woningen voldoen aan de vereiste lichttoetreding op grond van het Bouwbesluit, dit blijkt uit de bescheiden die zijn ingediend in het kader van de omgevingsvergunning.

4.11 Verkeer en parkeren

4.11.1 Beleidskader

Het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer in Purmerend is beschreven in het Verkeers- en Vervoerbeleidsplan Purmerend 2016 (beleidsregels en richtlijnen)15.

4.11.2 Analyse
4.11.2.1 Ontsluiting

Het plangebied bevindt zich in de binnenstad, in de buurt van het winkelgebied. Het winkelgebied is een voetgangersgebied. Autoverkeer is hier niet toegestaan, dit geldt ook voor de aan het plangebied grenzende Koemarkt. Het plangebied zelf dient momenteel als één van de parkeerterreinen voor het winkelgebied en heeft een parkeercapaciteit van 77 parkeerplaatsen.

Gemotoriseerd verkeer

De markthal is met de auto via de erftoegangswegen Plantsoengracht en de Nieuwstraat en verder via de Plantsoenstraat en Schapenmarkt goed bereikbaar. Ter plaatse geldt een maximale snelheid van 30 km per uur.

Langzaam verkeer

Het plangebied bevindt zich in de binnenstad. De kern van de binnenstad is voetgangersgebied, dit geldt ook voor de aan de markthal grenzende Koemarkt. In principe mag hier ook niet gefietst worden. Overal in de binnenstad zijn voetpaden aanwezig langs de wegen voor het autoverkeer. En tevens zijn er langs de wegen in de binnenstad vrijliggende fietspaden of fietsstroken aanwezig. Oversteken voor fietsers zijn geregeld met verkeersregelinstallaties of het is zo geregeld dat kruisend fietsverkeer voorrang heeft aan het overige verkeer. Voor zowel voetgangers als fietsers is het plangebied goed bereikbaar.

Openbaar vervoer

Binnen een afstand van 400 meter wordt de locatie ontsloten door openbaar vervoer en het treinstation van Purmerend is gelegen op ongeveer 800 meter. Hiermee ligt de nieuwbouw zeer nabij openbare vervoersvoorzieningen en is daarmee bijzonder goed via het openbaar vervoer bereikbaar.

Geconcludeerd kan worden dat de markthal goed ontsloten is voor gemotoriseerd verkeer en voor het langzaam verkeer. De locatie is ook gunstig gelegen ten opzichte van openbaar vervoersvoorzieningen als bus en trein.

4.11.2.2 Verkeersaantrekkende werking

Voor de ontwikkeling is de verkeeraantrekkende werking in kaart gebracht door gebruik te maken van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Dit onderzoek is op 9 oktober 2017 uitgevoerd door Advin en beschreven in de memo "Verkeersgeneratie markthal Purmerend", projectnummer INF173600016.

De markthal kan worden gezien als een multifunctionele ruimte waar zich allerlei functies kunnen vestigen. In de publicatie ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ van het CROW zijn kencijfers opgenomen voor een ‘binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 50.000-100.000 inwoners’. Deze kencijfers hebben betrekking op ‘algemene’ functies in een binnenstad, waarvan de exacte invulling niet bekend is of de specifieke invulling ontbreekt in de lijst van het CROW.

De acht appartementen die boven de markthal worden gerealiseerd vallen allen in de gemeentelijke categorie ‘woning > 150 niet gestapeld / woning >120 m2 gestapeld’. De norm voor een ‘woning >120 m2 gestapeld’ uit de gemeentelijke nota komt overeen met de categorie ‘koop, etage, duur’ van het CROW.

In onderstaande tabel zijn de kencijfers voor verkeersgeneratie opgenomen die van toepassing zijn op de realisatie van een markthal met appartementen in de binnenstad van Purmerend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0018.jpg"

Tabel 1: Kencijfers verkeersgeneratie (mvt/etm)

Op basis van de kencijfers van het CROW is de verkeersaantrekkende werking van de markthal met appartementen in kaart gebracht. De verkeersgeneratie bedraagt minimaal 211 en maximaal 269 motorvoertuigen per etmaal (zie tabel 2). Het betreft de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0019.jpg"

Tabel 2: Verkeersgeneratie markthal met appartementen

Aan de hand van deze uitkomsten kan geconcludeerd worden dat de markthal met appartementen voor een geringe toename zorgen voor het aantal verkeersbewegingen. De toename zal niet bepalend zijn voor de verkeersafwikkeling in de binnenstad van Purmerend.

4.11.2.3 Parkeren markthal

Het voormalige Nukahal terrein heeft een oppervlakte van ongeveer 1.000m². De oppervlakte van de te realiseren markthal bedraagt 700 m². Ook worden er 8 woningen gerealiseerd met ieder een eigen parkeerplaats. De rest wordt op dezelfde manier ingericht als de Koemarkt.


De parkeervraag van een markthal hangt af van de activiteiten die zullen worden georganiseerd. Een incidentele markt heeft een andere vervoerkeuze tot gevolg dan bij het toestaan van de mogelijkheid om feesten en partijen te organiseren. Bij het bepalen van de parkeervraag wordt uitgegaan van het scenario waarbij ook grootschalige feesten/partijen kunnen worden georganiseerd.


Functie markthal met mogelijkheid om feesten en partijen te organiseren.

Om de parkeervraag te kunnen inschatten van de functie "markthal" wordt gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers van het CROW, het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een minimale en een maximale norm. Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt uit gegaan van het gemiddelde hiervan.


De parkeerkencijfers van CROW hebben geen functie "markthal". De parkeerbehoefte van de markthal zal het grootst zijn tijdens een feest in de markthal. Kijkend naar het autogebruik van bezoekers tijdens een feest (gemiddeld meer dan 2 personen per auto) en de parkeerduur tijdens een feest (bruiloftfeest duurt doorgaans 2,5 - 3 uur) is de parkeerbehoefte van de voorliggende markthal het beste te vergelijken met de parkeerbehoefte van een 'restaurant'. De parkeernorm voor een restaurant is 9,0 pp per 100 m² BVO. Dit levert een parkeervraag van 7*9= 63 parkeerplaatsen.

Ten gevolge van de markthal is een extra parkeercapaciteit nodig van 77+63+5+6=151 parkeerplaatsen.

Te weten:

  • 63 parkeerplaatsen ten behoeve van nieuwe markthal;
  • 77 parkeerplaatsen ter compensatie van het vervangen van het parkeerterrein Nukahal;
  • 5 parkeerplaatsen ter compensatie van het verplaatsen van de taxistandplaats.
  • 6 parkeerplaatsen voor bezoekers (0,3 pp/woning) en restant (0,4 pp/woning) voor bewoners.

Ten aanzien van de parkeerbehoefte van de markthal wordt niet voldaan aan de bovengenoemde parkeernormen. Desalniettemin kan medewerking worden verleend aan deze ontwikkeling omdat onderzoek naar de actuele parkeerdruk in de binnenstad heeft aangetoond dat er nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn op (korte) loopafstand van de nieuwbouw. Zie hiervoor de beschrijving van de actuele parkeerdruk in de binnenstad in paragraaf 4.11.2.6.

4.11.2.4 Parkeerbehoefte nieuwe woningen (appartementen)
  • De woningen hebben een parkeerkencijfer van 1,4 pp per woning.
  • De woningen hebben een parkeerkencijfers voor bezoek: 0,3 pp per woning.

De parkeervraag voor de woningen is afgerond 14 parkeerplaatsen (woningen 8x1,4 + bezoekers 8x0,3). Er worden op eigen terrein 8 parkeerplaatsen gerealiseerd voor de acht woningen. De bewoners komen niet in aanmerking voor een parkeervergunning omdat op eigen terrein kan worden geparkeerd.

Voor het bezoekersdeel van de parkeernorm geldt dat een beroep gedaan kan worden op de beschikbare publieke gereguleerde parkeervoorzieningen (betaalde parkeerplaatsen in de omgeving).

Er wordt ten aanzien van de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen niet voldaan aan de bovengenoemde parkeernormen. Desalsniettemin kan medewerking worden verleend aan het bouwplan met 8 parkeerplaatsen op eigen terrein omdat onderzoek naar de actuele parkeerdruk in de binnenstad heeft aangetoond dat er nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn op (korte) loopafstand van de nieuwbouw. Zie hiervoor de beschrijving van de actuele parkeerdruk in de binnenstad in paragraaf 4.11.2.6.

4.11.2.5 Parkeren op eigen terrein

De ontwikkeling van de markthal met daarboven acht woningen kan niet geheel voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Op eigen terrein worden 8 parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de bewoners van de appartementen. Gezien de afmetingen van het perceel en het programma dat hier gerealiseerd wordt is er geen ruimte voor meer parkeerplaatsen op eigen terrein. Het perceel is optimaal afgestemd op het gebruik van de markthal en de bovengelegen appartementen.

De kosten voor de aanleg van een ondergrondse parkeervoorziening is voor deze ontwikkeling financieel en economisch niet uitvoerbaar.

4.11.2.6 Actuele parkeerdruk in binnenstad

In november 2016 is door het onderzoeksbureau Dufec onderzoek17 gedaan naar het gebruik van de parkeerplaatsen in de binnenstad en de omliggende buurten.

De tijdstippen die Dufec heeft gehanteerd voor het parkeeronderzoek zijn representatief voor de gemiddelde parkeerbehoefte van een werkdag, zaterdag en koopavond. Als richtlijn hiervoor is gebruik gemaakt van de tabel met aanwezigheidspercentages per functie en tijdsperiode uit de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. In deze tabel wordt aangegeven welke periode (overdag, middag, avond, nacht) de gezamenlijke vraag (bewoners, detailhandel etc.) naar parkeerplaatsen het hoogst is. Voor een werkdag en een zaterdag is dat de middag.

Vervolgens zijn de volgende tijdstippen aan deze maatgevende periode gekoppeld:

  • Donderdagmiddag (werkdag) 13.00-15:00 uur
  • Vrijdagavond (koopavond) 19:00-21:00 uur
  • Zaterdagmiddag 13:00-15:00 uur


Parkeeronderzoeken in de binnenstad worden doorgaans elke 3 jaar uitgevoerd om de parkeersituatie te monitoren. Bovenstaande tijdstippen worden altijd aangehouden om vergelijkend onderzoek uit te kunnen voeren.


Om inzicht te krijgen in de parkeerdruk in de omgeving van de nieuwe markthal is het gebruik van de parkeerplaatsen in de Eggert garage, garage Claxonate, 't Lammetje en omgeving en het stadhuis en omgeving nader beschouwd. Het gaat om bijna 1600 parkeerplaatsen. Dit blijkt uit het parkeeronderzoek van Dufec.

Dag   Huidige situatie (zonder markthal)  
Donderdag (werkdag)   52%  
Vrijdag (koopavond)   59%  
Zaterdagmiddag   63%  


Op een gemiddelde werkdag is op geen enkele locatie in de omgeving van de markthal meer dan 85% van de parkeerplaatsen bezet. De bovengenoemde parkeerlocaties waar nog parkeerruimte beschikbaar is liggen allemaal op een afstand van 250-500 meter van de nieuwe markthal. Deze afstand valt binnen de richtlijnen die de CROW hanteert voor een acceptabele loopafstand van 400-500 meter voor de motieven winkelen en werken.

CROW hanteert een richtafstand van 100 meter als acceptabele loopafstand voor de functie wonen. Van deze richtafstand kan hier worden afgeweken omdat in het geval van de markthal geen sprake is van een regulier woongebied, maar van een centrumgebied, waar de ruimte schaars is en een gedeelte van het centrumgebied ook als voetgangersgebied is aangewezen, waarbinnen niet geparkeerd mag worden. Ten behoeve van de nieuw te realiseren woningen wordt grotendeels in parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien. Mensen die in het stadscentrum wonen hebben aanspraak op een parkeervergunning en mogen daarmee, met uitzondering van de parkeerring (bestaande uit de volgende straten: Westerstraat, Nieuwstraat (weggedeelte tussen Koestraat en Westerstraat), Gedempte Singelgracht, Oude Vismarkt, Weerwal, Achterdijk, Looiersplein (gedeelte bij de winkels ter hoogte van nr. 1-4) en Slotplein), in principe overal in de binnenstad parkeren. Het onderzoek naar actuele parkeerdruk in de binnenstad heeft aangetoond dat er nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn op (korte) loopafstand van de nieuwbouw.

De parkeerdruk varieert per locatie18. Op de koopavond heeft 't Lammetje een bezetting van gemiddeld 89%, de Eggert garage 60%, de parkeergarage Claxonate 26% en rond het stadhuis 40%. Op zaterdag heeft de Eggert garage een bezetting van 85%, 't Lammetje 66%, de Claxonate 49% en rond het stadhuis 52% (zie onderstaande tabel). Op een gemiddelde werkdag komt de bezetting op alle locaties niet boven de 50% met uitzondering van de betaalde parkeerplaatsen rond het stadhuis (83%).

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0020.png"

Parkeren markthal (parkeervariant met bruiloften/partijen)

Het effect is aangegeven van de parkeervraag waarbij ten gevolge van de bouw van de markthal 82 parkeerplaatsen zijn vervallen en er een extra parkeervraag is van 69 parkeerplaatsen.

Er is nagegaan of er in de openbare ruimte in de omgeving nog 151 vrije parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Hierbij heeft herverdeling plaatsgevonden naar de deelgebieden 3 ('t Lammetje), 4 (Claxonate), 5 (Eggertgarage) en 14 (omgeving Populierenstraat). Het gebied 7( betaald parkeren omgeving stadhuis) is niet gebruikt voor herverdeling omdat het parkeeraanbod gaat veranderen bij de ontwikkeling van de Brantjesoever.


Na herverdeling bedraagt de bezetting op koopavond in parkeergarages inclusief 't Lammetje 84-86%. Op zaterdag is bezetting na herverdeling 83-85%.

    Capaciteit   Werkdag   Koopavond   Zaterdag  
Deelgebied   Straatnaam   pp   Bezetting   Bezetting   Bezetting  
  P-locatie   abs   13-15 uur   19-21 uur   13-15 uur  
3   P-Lammetje -82 pp   321   81%   86%   83%  
4   P-Claxonate   200   30%   84%   85%  
5   P-Eggert   392   53%   85%   85%  
7   Betaald Stadhuis e.o.   170   83%   40%   47%  
14   Populierenstraat e.o. gratis   424   53%   57%   71%  
  Totaal   1507        

4.11.3 Conclusie

In verband met de ontwikkeling van de markthal wordt een aantal parkeerplaatsen opgeheven. Voor de te realiseren appartementen worden acht parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. De opgave is om na te gaan of er in de nabije omgeving parkeergelegenheid is om 151 parkeerders te herverdelen. Er is bij het bepalen van de parkeereffecten uitgegaan van de functie met de grootste invloed op de parkeervraag.

De twee functies "bruiloften/partijen" en "themamarkt" zullen niet tegelijkertijd plaatsvinden, hierdoor volstaat het aantal van 63 parkeerplaatsen voor de gehele ontwikkeling. De theoretische parkeervraag van de markthal/weekmarkt (35 parkeerplaatsen) gaat als het ware op in de 63 parkeerplaatsen ten behoeve van een bruiloft/feest. Een optelling van de parkeervraag is om deze reden niet nodig.

Als de piek van de feesten niet op zaterdag of koopavond plaatsvindt, kan dubbelgebruik plaatsvinden, want er is overloop mogelijk naar andere terreinen. Een incidentele piek op koopavond en zaterdag kan worden opgevangen in de parkeergarage Claxonate en de Eggertgarage.

Het onderzoek naar de actuele parkeerdruk in de binnenstad heeft aangetoond dat er op (korte) loopafstand van de nieuwbouw nog voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om de extra parkeervraag als gevolg van de voorliggende ontwikkeling op te kunnen vangen. Daarbij is rekening gehouden met het verdwijnen van een aantal parkeerplaatsen. Gelet op het vorenstaande is in de planregels een specifieke gebruiksregel ten aanzien van parkeren opgenomen.

4.12 Water

4.12.1 Beleidskader

Nota Waterbeleid 21e eeuw

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat bij de inrichting van ons lang bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.

Naast de in de toelichting genoemde Watertoets is er in de Nota 'Waterbeleid 21e eeuw' (Commissie Tielrooij, 2000) het principe van 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren' als ordeningsprincipes geïntroduceerd. Dit is bedoeld om het watersysteem op een duurzame en robuuste manier in te richten, teneinde de burgers een prettige en veilige leefomgeving te bieden.


Nationale Waterplan 2016-2021

In het Nationale Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Het kabinet kiest voor een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is.

Verder wil het kabinet dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht, dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. Tot slot wil het kabinet dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

Water en ruimtelijke ordening zijn dus steeds meer met elkaar verweven. In het verleden werd water vooral geplooid naar de wensen van inrichters en gebruikers. Steeds vaker verschijnt waterproblematiek in de actualiteit.


De hoogwatersituaties van de afgelopen jaren, maar ook verdrogingsverschijnselen, hebben aangetoond dat water een belangrijk aspect is bij ruimtelijke ordening. Daarom moet men water beter inbedden in ruimtelijke plannen. Ook vraagt klimaatverandering om ruimtelijke aanpassingen. Denk hierbij aan zeespiegelstijging, hogere afvoeren van rivieren en hevige regenbuien en perioden van droogte. Het wateraspect moet men zo vroeg mogelijk betrekken bij ruimtelijke planvorming.


In structuurvisies en bestemmingsplannen staat de wettelijk verplichting om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten planners rekening houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het proces van de watertoets voorziet erin dat rekening wordt gehouden met de eisen zoals die vanuit het waterbeheer worden gesteld. Dit is niet alleen van belang voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het is ook belangrijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat er problemen met water ontstaan nadat men heeft gebouwd. Tenslotte moet men in de waterparagraaf van zowel structuurvisies, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen verantwoorden hoe het plan rekening houdt met: waterkwantiteit, waterkwaliteit, oppervlaktewater, grondwater, afvalwater en de landschappelijke aspecten van water.


Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.


Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

4.12.2 Analyse

Compenserende maatregelen

Bij een toename van verhard oppervlak met meer dan 800 m² dan dienen er compenserende maatregelen getroffen te worden. In het kader van deze voorgenomen ontwikkeling is er geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Een parkeerterrein (al verhard) wordt namelijk (her)ontwikkeld tot markthal met daarboven appartementen. Het te verplaatsen marktmeesterhuisje zal ook niet leiden tot een toename van verhard oppervlak, er is namelijk sprake van een verplaatsing niet van nieuwbouw.

Klimaatbestendigheid

Deze nieuwe ontwikkeling biedt een kans om negatieve effecten als gevolg van klimaatontwikkelingen tegen te gaan. Daar waar het passend is binnen de constructie en de exploitatie van het plan zal aan deze kans invulling worden gegeven. Bij de verdere technische uitwerking van het plan zal rekening worden gehouden met:

    • a. dakopstanden welke minimaal 120 mm hoog worden uitgevoerd;
    • b. noodoverlopen in het dak;
    • c. de bereikbaarheid van de dakgoten zodat deze regelmatig schoon kunnen worden gehouden;
    • d. de mogelijkheid voor een waterdak/ reservoir (dit hangt af van de constructie/ exploitatie).

Afvalwater

Voor de nieuwbouw is op 27 september 2017 door Sijperda-Hardy een lozingsvolume berekening voor vuilwaterafvoer en hemelwaterafvoer gedaan19.

4.12.3 Conclusie

Het verharde oppervlak neemt niet toe. Er dienen dan ook geen compenserende maatregelen genomen te worden. Daar waar mogelijk zal binnen de nieuwbouw invulling worden gegeven aan maatregelen om negatieve klimaatontwikkelingen tegen te gaan. Het aspect water vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.13 Natuurwaarden

4.13.1 Beleidskader

Wet Natuurbescherming

Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.

Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en hollen.

De Wet Natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora en faunawet is de Wet Natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben.

De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet Natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora-en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen.

De bij de Flora en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden.

Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet Natuurbescherming van belang:

  • Zorgbeginsel artikel 1.10 en 1.11: net als bij artikel 2 Ffwet is de intrinsieke waarde van soorten vastgesteld in een doelbepaling en geldt voor alle soorten, los van een beschermingsregime, een zorgplicht. Dit zorgbeginsel is vergelijkbaar met de zorgplicht in de Ffwet.
  • Actieve soortbescherming, artikel 1.12: provincies moeten verplicht beleid opstellen voor de bescherming van soorten, specifiek in hun eigen provincie. Dit beleid is nog in ontwikkeling en de inhoud is nog niet bekend.

Er worden in de Wet Natuurbescherming drie beschermingsregime onderscheiden:

  • 1. Soorten van Vogelrichtlijn:

Bescherming van alle in het wild levende volgens in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4 van de Wet Natuurbescherming. Dit beleid verandert deels t.o.v. de Ffwet. Hieronder valt ook het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip "voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen.

2. Soorten van Habitatrichtlijn:

Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:

  • A. die strikt beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage IV, Verdrag van Bern, bijlage I en II, Verdrag van Bonn bijlage I. In het geval van ontheffing of vrijstelling moet aan drie voorwaarden voldaan worden: dat er geen andere bevredigde oplossing bestaat, de handeling noodzakelijk is (diverse redenen mogelijk, waaronder die van groot openbaar belang met redenen van sociale en economische aard) en tot slot alleen wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort in haar natuurlijke verspreidingsgebied.
  • B. die streng beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage V, Verdrag van Bern bijlage III, Verdrag van Bonn bijlage II. Hiervoor moeten maatregelen worden getroffen indien de gunstige staat van instandhouding in het geding is. In geval van ontheffing of vrijstelling moet alleen voldaan worden aan de eis dat de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt. Hiervoor zijn maatregelen verplicht. Ook hier is het opzetvereiste van toepassing, maar in tegenstelling tot vogels is er geen uitzondering dat 'verstoring toegestaan is zolang het niet van wezenlijke invloed is'. Via een AMvB kunnen nadere regels gesteld worden. De provincie kan vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen, met in achtneming van de belangen.

3 Andere soorten:

Dit zijn de in de bijlage van artikel 3.10 van Wet Natuurbescherming genoemde soorten. In deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna en onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (artikel 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan. De provincie Noord-Holland heeft nog geen lijst met vrijstellingsbesluiten gemaakt.

4.13.2 Analyse
4.13.2.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000-gebied, Beschermd natuurmonument, Wetland, Nationaal Park, Nationaal Landschap of Ecologische Hoofdstructuur. Op ongeveer 2,5 km is wel het Natura 2000-gebied, Polder Zeevang, gelegen (figuur 4.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0021.jpg"

Figuur 4.7. Uitsnede plangebied en ligging t.o.v. Polder Zeevang

Om te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling invloed heeft op de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied is door Nipa Milieutechniek op 9 oktober 2017 een Aerius Calculator rapport opgesteld20.

In de huidige, feitelijke legale situatie, bestaat het plangebied grotendeels uit een parkeerterrein. Het parkeerterrein wordt (her)ontwikkeld tot een markthal met daarboven acht woningen. In de nieuwe situatie zullen de volgende stikstofbronnen aanwezig zijn:

  • 1. markthal met acht appartementen;
  • 2. verkeer;
  • 3. vrachtverkeer markthal.

Om te bepalen wat de gevolgen zijn voor de stikstofdepositie van dit plan is per onderdeel de nieuwe situatie geïnventariseerd.

De markthal

De 8 appartementen met de markthal hebben een continue emissie van 168,90 kg/j NO2 per jaar. Hierbij is uitgegaan van een uitstoot van 1,1 kg NOx per jaar per appartement en voor de commerciële functie (1.000 m²) is uitgegaan van 0,16 kg NOx per m² per jaar. Conform de standaardemissiewaarden die gebruikt worden door het CBS en het Ministerie van Economische Zaken.

Verkeer

Ten aanzien van het aantal verkeersbewegingen is uitgegaan van de uitkomsten van het onderzoek naar de verkeersaantrekkende werking van deze ontwikkeling, zoals beschreven in paragraaf 4.11.2.2. Er is gerekend met het maximale aantal voertuigbewegingen per etmaal van 269 motorvoertuigen. Dit komt neer op een uitstoot van 9,58 kg/j NO2 per jaar.

Vrachtverkeer

Het vrachtverkeer van en naar de markthal bestaat uit licht verkeer, middelzwaar vrachtverkeer en vrachtauto diesel. Gekozen is om te rekenen met in totaal 30 voertuigen per dag, waarvan 10 voertuigen licht verkeer, 10 middelzwaar verkeer en 10 vrachtauto's. Uitgegaan is van een commerciële functie van in totaal 1.000 m² groot. In totaal zorgt dit vrachtverkeer voor 8,45 kg/j NO2 uitstoot per jaar.

De voorgenomen ontwikkeling zorgt in totaal voor circa 186,83 kg/j NO2 uitstoot per jaar. De uitstoot blijft hiermee ver onder de drempelwaarde van 0,05 mol/ha per jaar. De stikstofdepositie vormt geen probleem voor de uitvoerbaarheid van het plan. Er is geen negatieve invloed op de natuurgebieden in de omgeving.

4.13.2.2 Soortenbescherming

Het perceel waarop de markthal is gepland is op dit moment volledig verhard. De kans dat op het verharde perceel (beschermde) soorten aanwezig zijn is niet tot nauwelijks aanwezig.

Voor zowel de bouw van de markthal als het verplaatsen van het marktmeesterhuisje is een Flora en fauna check gedaan. Uit een flora en fauna check van 11 juli 2017 van de gemeente Purmerend21 blijkt dat er ten aanzien van het verplaatsen van het marktmeesterhuisje er geen beschermde soorten in het plangebied te verwachten zijn of aanwezig zijn.

Uit een Flora en fauna check van 1 juni 2017 van de gemeente Purmerend22 blijkt dat in het naastgelegen pand aan de Koemarkt 44 in ieder geval in het jaar 2014 nesten van de gierzwaluw zijn aangetroffen. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de nieuwbouw van de markthal.

Gebleken is dat de nieuwbouw van de markthal geen belemmering zal vormen voor de gierzwaluw. De uitvliegopening blijft namelijk vrij doordat er een vrije ruimte van 3 meter tussen de dakgoot en de beoogde nieuwbouw aanwezig is. Dit is volgens de soortenstandaard voldoende.

Om verstoring te voorkomen vinden de bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen van de gierzwaluw (van mei tot juli) plaats. Ter stimulering van de gierzwaluw in de omgeving worden neststenen in de nieuwbouw verwerkt zodat de nestmogelijkheden binnen de omgeving worden vergroot.

4.13.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen negatieve invloed is op de natuurgebieden in de omgeving en/of (beschermde) soorten. Wel dient bij de bouwwerkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen van de gierzwaluw.

4.14 Cultuurhistorische waarden

4.14.1 Beleidskader

In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.

De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 4.12 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecten worden in deze paragraaf besproken.

4.14.2 Analyse

In 2004 is de Monumentenbeleidsnota 200423 vastgesteld. Met als belangrijkste doelstelling de bescherming en instandhouding van het cultureel erfgoed van Purmerend. De gemeente Purmerend heeft 30 rijksmonumenten en 87 gemeentelijke monumenten. Veel van deze monumenten zijn gelegen in de binnenstad. De monumenten worden beschermd o.g.v. het Overgangsrecht in de Erfgoedwet en de Monumentenverordening Purmerend 201024. In het plangebied en directe omgeving, de Koemarkt, zijn diverse monumenten aanwezig.

Op grond van artikel 1, aanhef, onder a en onder b van de Monumentenverordeningvan de gemeente Purmerend staan gemeentelijke monumenten vermeld op een gemeentelijke monumentenlijst. Het marktmeesterhuisje gevestigd op het adres Koemarkt 48 te Purmerend is nummer 59 op de lijst van gemeentelijke monumenten. Op grond van artikel 2.2 lid 1, aanhef en onder b, aanhef en onder 1° Wabo geldt een omgevingsvergunningplicht voor het verplaatsen van een gemeentelijk monument, voor zover hiertoe ingevolge een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning vereist is. Op grond van artikel 10 lid 2, aanhef en onder a van de Monumentenverordening is het verboden zonder vergunning van bevoegd gezag een gemeentelijk monument te verplaatsen. Op grond van artikel 12 van de Monumentenverordening wordt advies van de monumentenadviescommissie ingewonnen alvorens op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van een gemeentelijk monument wordt besloten.

Het gemeentelijk monument Koemarkt 48, het marktmeestershuisje, is onderdeel van het plangebied. Door de bouw van de markthal en het realiseren van parkeergelegenheid voor de bewoners van de appartementen zal het gemeentelijk monument moeten worden verplaatst, zie hiervoor afbeelding 2.6 in paragraaf 2.2. Door de verplaatsing van de oorspronkelijke plaats aan de rand van de Koemarkt/Schapenmarkt wordt het marktmeestershuisje uit zijn historische context gehaald. Door de verplaatsing van de Plantsoenstraat naar een locatie op het nieuw te realiseren plein voor de markthal zal het marktmeestershuisje weer een nieuwe (publieke) functie krijgen t.b.v. de Koemarkt. Ten behoeve van de verplaatsing van het object is een technische werkomschrijving opgesteld die op 27 september 201725 besproken is met de monumentencommissie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0022.jpg"

Figuur 4.8: Marktmeesterhuisje op de huidige locatie

De monumentencommissie heeft zich op 22 februari 201726 positief uitgesproken over de verplaatsing van het marktmeesterhuisje, zodat naar verwachting de desbetreffende omgevingsvergunning voor het verplaatsen van het monument kan worden verleend.

4.14.3 Conclusie

Het gemeentelijk monument bevindt zich in het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling zal direct van invloed zijn op het gemeentelijk monument omdat het monument verplaatst zal moeten worden naar het plein voor de markthal. De diverse monumenten aan de Koemarkt bevinden zich in de omgeving van het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling heeft geen directe invloed op deze monumenten.

4.15 Archeologie

4.15.1 Beleidskader

In de Erfgoedwet en het Overgangsrecht in de Erfgoedwet (noot: de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet) is opgenomen dat zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld (archeologische beleids- en advieskaart27) en daar een archeologische verwachtingskaart bij vervaardigd. Een archeologische verwachtingskaart is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg.


Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatste archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.


In figuur 4.9 is Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Purmerend voor de binnenstad weergeven. Het plangebied bevindt zich in de binnenstad en heeft een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde.


afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPBIMH2017-va01_0023.jpg"

Figuur 4.9 Archeologisch beleidsadvieskaart, gemeente Purmerend

4.15.2 Analyse

ArcheoPro heeft op 16 mei 2017 het Archeologisch rapport Nr 17019, met projectcode 16-202 opgesteld28. Het betreft een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor archeologische resten daterend uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd geldt. Voor resten uit eerdere perioden geldt een lage verwachting in verband met de ligging van het plangebied in een veen- en getijdegebied. De resultaten uit het bureauonderzoek hebben geleid tot een booronderzoek. Tijdens het veldonderzoek zijn acht boringen gezet. Het booronderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd. Echter kunnen in het ophogingspakket nog diepere delen van archeologische sporen bewaard zijn gebleven. Om uit te sluiten dat dergelijke delen verloren gaan wordt door ArcheoPro geadviseerd binnen het plangebied bij ingrepen die dieper reiken dan het ophogingspakket (anderhalf tot twee meter beneden maaiveld) een proefsleuvenonderzoek te verrichten. Bij ingrepen dieper dan 70 cm wordt geadviseerd om graafwerkzaamheden te begeleiden, om zo eventuele losse vondsten te behouden.

4.15.3 Conclusie

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het gebied een hoge archeologische verwachting kent. Het booronderzoek heeft echter uitgewezen dat er geen archeologische indicatoren in de grond aanwezig zijn die dit kunnen bevestigen. Dieper in de grond kunnen echter wel archeologische sporen aangetroffen worden. Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van deze werkzaamheden worden voorwaarden gekoppeld in de vorm van archeologische begeleiding tijdens de werkzaamheden.

4.16 Milieu-effectrapportage

4.16.1 Beleidskader

Voor bepaalde grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur dient op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effecrapportage te worden opgesteld. Hierin moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het Besluit m.e.r. is aangegeven in welke gevallen er onderzoek gedaan moet worden. Afhankelijk van de grootte van het project zijn er drie mogelijkheden:

  • bij een project dat voorkomt in onderdeel C van de bijlage van het Besluit m.e.r. en boven de daar genoemde drempelwaarde uitkomt, geldt een directe m.e.r.plicht. In dat geval dient een m.e.r. opgesteld te worden.
  • Dit geldt ook voor een project die onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel C blijft, maar boven de drempelwaarden die in onderdeel D gegeven worden ligt en waarvoor een (kaderstellend) bestemmingsplan wordt opgesteld.
  • indien er geen directe m.e.r.-plicht geldt, kan er wel een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht gelden. Dit geldt voor projecten die in onderdeel D genoemd worden en niet boven de drempelwaarden uitkomen. Hierbij moet worden onderzocht of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Er gelden geen vormvereisten, maar wel inhoudelijke vereisten: de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn moeten in acht worden genomen. Als de uitkomst is dat het uitgesloten is dat er belangrijke gevolgen voor het milieu zijn, dan moet dit in de toelichting van het bestemmingsplan worden gemotiveerd. Wanneer belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet zijn uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht. Hierin staat dat de voorgenomen activiteiten moeten worden getoetst aan: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect.

4.16.2 Analyse

De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet aan te merken als een activiteit waarvoor een directe m.e.r.-plicht bestaat. Het is wel opgenomen in onderdeel D van bijlage II van het Besluit m.e.r. De activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject, maar valt nog onder de drempelwaarde die hier is genoemd. Dit betekent dat het verplicht is om een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht uit te voeren.

De kenmerken van het project

De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van een markthal ter grootte van 700 m² met daarboven acht appartementen. Het plan blijft ver onder de drempelwaarden. Voor de volledige beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 2.2.

De plaats van het project

Het plangebied ligt midden in de binnenstad en is omringd door woningen, detailhandelszaken en horecazaken. Het plangebied zelf dient momenteel als parkeerterrein. Voor de volledige beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

Potentiële effect

Ten aanzien van de milieuzonering, geur, externe veiligheid en water heeft de voorgenomen activiteit geen effecten van betekenis voor de locatie en de omgeving. Ten aanzien van het aspect geluid worden er geluidwerende maatregelen getroffen aan de gevels van de markthal. Deze geluidwering bedraagt 43 dB(A), uitgaande van een maximaal geluidniveau van 80 dB(A) mét muziekgeluid in de markthal zelf. Hiermee wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor zowel de nieuw te realiseren appartementen als de bestaande omliggende woningen gewaarborgd. Ten aanzien van de natuurwaarden moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van de gierzwaluw. Met de bouwwerkzaamheden aan de markthal dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit en de archeologische verwachtingswaarde. Uit de parkeerberekening blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot problemen ten aanzien van parkeren. De parkeervraag kan worden opgelost in bestaande parkeervoorzieningen.

4.16.3 Conclusie

Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/ gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden is, met inachtneming van een aantal gestelde voorwaarden en maatregelen, de impact op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een m.e.r. op te starten.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

Met betrekking tot het voorliggende initiatief hebben de gemeente en de initiatiefnemer op 20 april 2017 een anterieure overeenkomst29 getekend waarin de kosten van de grondexploitatie zijn verzekerd. Hiermee zijn deze kosten anderszins verzekerd en is er volgens art. 6.12, lid 2, onder a Wro geen aanleiding meer tot het vaststellen van een exploitatieplan.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerp-bestemmingsplan is toegestuurd naar de gemeente Edam-Volendam, de gemeente Waterland, de gemeente Beemster, de gemeente Wormerland, de gemeente Landsmeer, de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Uitsluitend het hoogheemraadschap heeft opmerkingen ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan kenbaar gemaakt. Hierna is de reactie van het hoogheemraadschap - in verkorte vorm - weergegeven. De ingediende reactie is overigens integraal in de overwegingen van het gemeentebestuur betrokken.

Hoogheemraadschap (per e-mail, gemeentelijk registratienummer 1396501)30 

  • 1. Het hoogheemraadschap doet een aantal tekstvoorstellen m.b.t. paragraaf 4.12.1 van de waterparagraaf in de toelichting op het bestemmingsplan.

  • 2. Het hoogheemraadschap is zich ervan bewust dat het verharde oppervlak als gevolg van deze ontwikkeling niet zal toenemen, maar wijst erop dat deze ontwikkeling een kans biedt om de negatieve effecten als gevolg van klimaatontwikkelingen (hittestress, wateroverlast en droogte) tegen te gaan. Het hoogheemraadschap ziet in het bestemmingsplan graag terug hoe de initiatiefnemer hier binnen deze ontwikkeling invulling aan geeft.

  • 3. Het hoogheemraadschap verzoekt in de waterparagraaf een meer concrete berekening van het gewijzigd aanbod van de hoeveelheid afvalwater op te nemen, zodat het hoogheemraadschap deze kan gebruiken in de prognoses voor de afvalwaterketen.


Beantwoording:

  • 1. De tekstvoorstellen voor paragraaf 4.12.1 worden overgenomen.

  • 2. De aanbevelingen die door het Hoogheemraadschap zijn gedaan zullen worden overgenomen wanneer dit passend is binnen de constructie en de exploitatie van het plan. Bij de verdere technische uitwerking van het plan zal rekening worden gehouden met:
    • a. dakopstanden welke minimaal 120 mm hoog worden uitgevoerd;
    • b. noodoverlopen in het dak;
    • c. de bereikbaarheid van de dakgoten zodat deze regelmatig schoon kunnen worden gehouden;
    • d. de mogelijkheid voor een waterdak/ reservoir (dit hangt af van de constructie/ exploitatie).

De gemeente zal bij uitwerking van de plannen voor de herinrichting van het huidige parkeerterrein voor de markthal - dat buiten het onderhavige plangebied valt - klimaatbestendigheid als aandachtspunt meenemen.

  • 3. In de waterparagraaf zal een meer concrete berekening van het gewijzigd aanbod van de hoeveelheid afvalwater worden opgenomen.

5.2.2 Beschrijving betrokkenheid burgers en organisaties bij voorbereiding

Vanaf begin 2017 heeft intensief overleg plaatsgevonden met eigenaren van omliggende panden en gemeente over de plannen op de Koemarkt. Op 9 mei 2017 heeft een inloopavond plaatsgevonden voor de buurt en andere belangstellenden31. Voorafgaand heeft de gemeente uitnodigingen gestuurd naar verschillende bewoners van de Plantsoenstraat, Soeteboomhof, Koemarkt en de Plantsoengracht, De Purmerendse Regio Ondernemers, de Binnenstad Ondernemers Fonds, de Vereniging Historisch Purmerend, De Horeca Ondernemers Purmerend, de Stichting Purmerend Marktstad en de vertegenwoordigers van werkgroep Stadspromotie Purmerend. De aanwezige 'toelichters' waren medewerkers van de gemeente Purmerend, de ontwikkelaar en de architect.

Tijdens de informatieavond was het plan te zien op informatieborden en werd het plan gepresenteerd met impressies op een groot beeldscherm. Waar het mogelijk was werden vragen meteen beantwoord. Door de gemeente waren ook reactiekaarten ter beschikking gesteld. Bezoekers kregen de gelegenheid om, indien men dat wenste, eventuele vragen en/of opmerkingen op deze kaart te vermelden.

De plannen voor het bouwen van een permanente markthal zijn, met kritische kanttekeningen ten aanzien van parkeren, over het algemeen enthousiast ontvangen. Met uitzondering van de directe buren op de percelen Koemarkt 44, Koemarkt 46, Plantsoenstraat 35, 37, 39 en 41. Na overleg met de directe buren is het bouwplan aangepast ten gunste voor de buurpercelen. Zo is het bouwvolume 1,30 meter verplaatst zodat er een steeg ontstaat en de 'straat' achter de markthal 1,30 meter breder wordt. De trappenhuizen/ lift is zo gelokaliseerd dat er de minste overlast is voor de directe buren. Afgesproken is dat de buren inspraak hebben in de afwerking van deze trappenhuizen/ liftschacht (glas of juist niet) en tijdens de bouw zal de fundering 'geboord' worden om de overlast zo beperkt mogelijk te houden.

Het wegvallen van het parkeerterrein aan de Koemarkt en het parkeren in algemene zin in het centrum van Purmerend roept veel vragen op. Uit onderzoek van de gemeente blijkt dat het vervallen van het parkeerterrein kan worden opgevangen binnen de bestaande parkeercapaciteit in het centrumgebied.

5.2.3 Procedure artikel 3.8 Wro

Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Binnenstad markthal 2017’ en de ontwerpomgevingsvergunning voor het oprichten van de markthal met bovenliggende appartementen hebben, vergezeld van de daarop betrekking hebbende relevante stukken, met ingang van vrijdag 20 oktober 2017 tot en met donderdag 30 november 2017 op het stadhuis ter inzage gelegen. Het ontwerpbestemmingsplan is tevens digitaal beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening op www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende de periode van ter inzage ligging is een ieder in de gelegenheid gesteld (schriftelijk of mondeling) zienswijzen omtrent de ontwerpbesluiten naar voren te brengen. Hiervan is melding gemaakt door middel van voorafgaande kennisgeving in de rubriek officiële mededelingen zoals gepubliceerd in het Purmerends Nieuwsblad en in de Staatscourant, beiden op donderdag 19 oktober 2017. De kennisgeving heeft ook op de gemeentelijke website gestaan.

Gedurende de periode van terinzage ligging zijn zienswijzen ontvangen. Naar aanleiding van de zienswijzen is een Nota van zienswijzen opgesteld32. Hierin worden de ontvankelijke zienswijzen verkort weergegeven en van commentaar voorzien. De conclusie van de Nota is dat de zienswijzen geen aanleiding geven om de procedure te staken en af te zien van vaststelling van bestemmingsplan dan wel het weigeren van de omgevingsvergunning. De zienswijzen geven wel aanleiding om het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd vast te stellen en een voorschrift toe te voegen aan de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.

6.1 Planvorm

Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Het bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van een nieuwe ontwikkeling, in de vorm van een markthal en acht appartementen. Qua bestemmingsregeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen uit de wijzigingsregels uit het bestemmingsplan 'Binnenstad 2010'.

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels. De regels bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen over het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende, visuele rol bij toepassing van de regels. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

6.2 Bestemmingsregeling

De hieronder beschreven bestemmingen zijn in het bestemmingsplan opgenomen.

Artikel 3 Centrum - 2

Ter plaatse van de markthal en de appartementen aan de Koemarkt is de bestemming Centrum - 2 opgenomen. Hierbinnen zijn functies mogelijk die goed passen bij een markthal met daarboven een appartementencomplex. Binnen de bestemming zijn de functies wonen, cultuur, recreatief winkelen, maatschappelijke voorzieningen, horecabedrijven (tot en met categorie 3), (ondergrondse) parkeervoorzieningen en evenementen toegestaan.

Op de planverbeelding is de maximale bouw- en goothoogte van de bebouwing bepaald. Via een aanduiding worden de bij de bebouwing behorende parkeerplaatsen aangeduid.

Om te verzekeren dat de markthal kan voldoen aan de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit en dus uitvoerbaar is, is aan de bouwregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren van geluidsreducerende voorzieningen aan de gebouwen.

Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen ten aanzien van de woonfunctie. Vanaf de tweede verdieping en hoger van het pand mag uitsluitend gewoond worden. En daar waar op de planverbeelding is bepaald dat er wonen is uitgesloten, is wonen niet toegestaan. Er mogen maximaal 8 woningen binnen deze bestemming worden opgericht.

Tevens zijn er specifieke regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van het omliggende terras. met deze planregel verzekert het gemeentebestuur dat aan de richtwaarden voor geluid van stap 3 van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering kan worden voldaan, en zo een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de markthal wordt gerealiseerd. De openingstijden en omvang van het terras bij de markthal zullen ook in de privaatrechtelijke sfeer worden verzekerd door gelijkluidende regels als bovenstaand op te nemen in de overeenkomst met de exploitant van de markthal en het terras daarbij. Bovendien wordt een en ander ook verankerd in de exploitatievergunning.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

In het plangebied zijn de archeologische verwachtingen zodanig hoog, dat deze waarden via dit bestemmingsplan dienen te worden beschermd. De bestemming Waarde - Archeologie zorgt hiervoor. In deze bestemming worden regels gesteld aan het bouwen en aanleggen. In het plangebied zijn dan ook twee regimes geldig voor de archeologie; een hoge en een middelhoog beschermingsregime. Verder is er een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit stelsel zorgt ervoor dat voor bepaalde activiteiten (bijvoorbeeld grondwerkzaamheden, verlagen van het waterpeil, het ophogen van de bodem enz. van te voren een omgevingsvergunning van het college van BenW verleend moet worden.

6.3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan.

Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Er dient ten minste voldaan te worden aan de parkeernorm zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte. Het niet voorzien in en het niet in stand houden van voldoende parkeergelegenheid wordt gerekend tot strijdig gebruik. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan afwijken indien handelen overeenkomstig de genoemde Nota voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de Nota te dienen doelen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel geeft een regeling voor binnenplanse afwijkingen. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond. Hier is bepaald dat afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% zijn toegestaan.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is.

Artikel 10 Overgangsrecht

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan Binnenstad 2010.

6.4 Handhaving

6.4.1 Inleiding

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden tevens de grenzen bepaald waarbinnen het gemeentebestuur bij de handhaving kan opereren.

6.4.2 Handhavingsbeleid/ Handhavingsnota

Een integraal handhavingsbeleid wordt bepaald door een duidelijke beleidsmatige onderbouwing in de vorm van een handhavingsnota. In deze op basis van de Woningwet vereiste beleidsnota, worden de doelstellingen met betrekking tot de bestuurs- en strafrechtelijke handhaving van bestemmingsplannen en bouwregelgeving nader uiteen gezet.

6.4.3 Uitvoering

Op basis van de prioriteitstelling in het kader van het "Plan van aanpak programmatisch handhaven", ligt het accent op het optreden tegen het bouwen zonder en in afwijking van verleende (omgevings)vergunningen, waarbij de veiligheid (brand en bouwtechniek) in het geding is. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of opstallen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als (nevengeschikte) doelen van de handhaving kunnen worden genoemd het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding en het straffen van de overtreder.

Voor zover daar redenen voor zijn zullen uitdrukkelijk alleen die (illegale) gevallen worden aangepakt, die strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het bestemmingsplan. Daarbij zal in ieder individueel geval de ernst van de overtreding, de impact van het gebouwde op de ruimtelijke kwaliteit, het nadeel dat derden daarvan ondervinden alsmede de belangen van de eigenaar/gebruiker tegen elkaar worden afgewogen.