direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Beemster 2012 - Reparatie partiële herziening 2021
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Beemster 2012 - Reparatie partiële herziening 2021 met identificatienummer NL.IMRO.0439.BPBG2012REPHER21-va01 van de gemeente Purmerend;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 caravanstalling:

een opslagplaats voor recreatieobjecten die niet langdurig vrij op de openbare weg geplaatst mogen worden; onder recreatieobjecten worden begrepen caravans en andere kampeer- en vervoersmiddelen, zoals campers, boten, vouwwagens en oldtimers;

1.4 Van toepassing verklaring

Voor zover in dit bestemmingsplan niet genoemd of gewijzigd zijn de begrippen, wijze van meten en algemene regels van toepassing zoals genoemd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster - Partiële herziening 2021'.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch - Glastuinbouw

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. glastuinbouwbedrijven;
  • b. kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  • c. caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • d. wonen ten behoeve van het bedrijf;
2.2 Bouwregels

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristieke bouwwerken.

3.2 Bouwregels

2.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
2.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

De volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. indien de afstand vanaf de gevellijn niet meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
      • de bouwhoogte is niet hoger dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van de kap niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 3. indien de afstand vanaf de gevellijn meer dan 18 m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van de kap niet minder dan 15°en niet meer dan 30° mag bedragen;
    • 4. indien een bouwwerk zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de gevellijn, als bedoeld onder 2 en 3 is gelegen, gelden de regels als genoemd onder 2;
    • 5. voor kassen geldt dat:
      • deze alleen zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'kas';
      • de goothoogte en bouwhoogte van kassen mag niet meer dan respectievelijk 6 en 8 m bedragen;
  • b. per bouwvlak één bedrijfswoning, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfswoning mag uitsluitend vooraan binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meerdan 60° mag bedragen;
    • 5. de inhoud van een bedrijfswoning, niet zijnde een stolp, inclusief aan- en uitbouwen mag niet groter zijn dan 750 m3;
    • 6. de bedrijfswoning mag in afwijking van het gestelde onder b2, b4 en b5 als een stolpwoning worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
      • de oppervlakte mag niet minder dan 225 m2 (15 x 15 m) en niet meer dan 400 m2 (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
      • de dakhelling van de piramidekap mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52º bedragen;
    • 7. de afstand van een vrijstaande of aan één zijde aangebouwde bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 9 m;
    • 8. als de bestaande afstand minder dan 9 m bedraagt, dan geldt deze mindere afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 9. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd, dan nadat of tegelijkertijd de bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke inhoud van niet minder dan 1.500 m3 zijn of worden gerealiseerd.
2.2.3 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
2.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van landhekken als bedoeld onder e;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen in het achtererfgebied mag niet meer 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder overkappingen, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van landhekken mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 2.2.1 sub b indien de woning met de aanduiding als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 2.2.2 sub a onder 2 en 3 en b onder 4 voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in Bijlage 2 en Bijlage 3 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • c. lid 2.2.2 sub a onder 5, voor het bouwen van een bouwwerk dat zowel binnen als buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 2.2.2 sub a onder 3 voor het deel van het gebouw dat binnen de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd en in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in 2.2.2 sub a onder 4 voor die delen van het bouwwerk die buiten de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, mits:
    • 1. met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in Bijlage 2 en Bijlage 3 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
    • 2. er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing;
    • 3. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg.
  • d. lid 2.2.4 sub c en toestaan dat vlaggenmasten worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 1 m onder de nokhoogte van het hoofdgebouwd tot een maximum van 12 m.
2.4 Specifieke gebruiksregels
2.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van stoffen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf;
  • b. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen voor statische opslag, voor zover deze opslag meer ruimte inneemt dan 1.000 m2, alsmede het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- en vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan; uitgezonderd zijn caravanstallingen ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling" en het daarbij behorende gebruik van de gronden buiten de aanduiding "caravanstelling" voor het ophalen en terugbrengen van de caravans en andere kampeer- en vervoersmiddelen;
  • c. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • d. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik,uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van betrokken glastuinbouwbedrijf tot een oppervlakte van 50 m2;
  • e. het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennissport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna's;
  • f. het bedrijfsmatig stallen of laten stallen van (klein)vee;
  • g. het gebruik ten behoeve van intensieve veehouderij;
  • h. het gebruik ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
2.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ondergeschikte nevenactiviteiten mogen alleen plaatsvinden in de bestaande gebouwen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de bestaande gebouwen;
  • c. ondergeschikte nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als ze zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij ijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige horeca in de vorm van een theeschenkerij, een proeverij, een boerderijcafé, of vergelijkbare functie met aan maximale oppervlakte van 100 m2;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaats buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • j. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner.
2.5 Afwijken van de gebruiksregels
2.5.1 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 2.4.1 sub d, voor:

  • a. het gebruik van een agrarische bedrijfswoning door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf, mits er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (plattelandswoning) en
  • b. het bouwen en gebruiken van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij deze plattelandswoning, waarbij de regels die zijn opgenomen in lid 21.2.3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012- Partiële herziening 2021' van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. ontsluiting aanliggende percelen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend erkers aan aanliggende woningen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met uitzondering van karakteristieke bouwwerken.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een toegangspoort toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de toegangspoort mag alleen in het voorerfgebied gebouwd worden;
    • 2. de bouwhoogte van de poort en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 4 m bedragen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken (erkers)

Voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels:

  • a. erkers zijn niet toegestaan bij karakteristieke bouwwerken
  • b. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  • c. de breedte niet meer mag bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend op in het achtererfgebied mag worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 15 m2.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristiek bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6 m bedragen;
  • d. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2 m bedragen.
4.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij per bouwvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij anders is aangegeven;
  • c. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap haaks op de weg;
  • d. op de weg, waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  • e. de inhoud van het woning inclusief aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • f. de afstand van vrijstaande en aan één zijde aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, mag niet minder dan 2,5 m bedragen.
4.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken, waarbij aanbouwen, uitbouwen en overkappingen niet zijn toegestaan bij karakteristieke bouwwerken;
  • b. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 4 m, onverminderd het bepaalde wat betreft de maximum inhoud van 750 m3;
  • c. de diepte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 m loodrecht gemeten vanuit de gevel waaraan wordt aangebouwd, onverminderd het bepaalde wat betreft de inhoud van 750 m3;
  • d. aan de zijgevel van de woning gebouwde aan- of uitbouwen mogen tot maximaal 1 m achter het verlengde van de achtergevel van de woning worden gebouwd, onverminderd het bepaalde wat betreft de maximum inhoud van 750 m3;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  • f. bijgebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg, waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  • g. ten aanzien van de maximale oppervlakte aan aan-, uit-, en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied 100 m2 of kleiner is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan 300 m2 is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 50 m2 plus 20% van de oppervlakte van het deel van het bebouwingsgebied groter dan 100 m2 
    • 3. Voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied groter dan 300 m2 is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 90 m2 plus 10% van de oppervlakte van het deel van het bebouwingsgebied groter dan 300 m2 met een maximum van 150 m2;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan;
  • i. de karakteristiek van karakteristieke bouwwerken mag niet worden aangetast.
4.2.4 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5 m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m en daarvoor niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 sub b, indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het in dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. lid 4.2.2 sub a voor het splitsen van een bestaande woning met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de uitwendige hoofdvorm van het betrokken gebouw, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte blijft zoveel mogelijk gehandhaafd bij karakteristieke gebouwen;
    • 2. het aantal te splitsen eenheden van een gewoon hoofdgebouw, een woning zijnde, mag niet meer dan 4 bedragen en het aantal te splitsen eenheden van een karakteristiek hoofdgebouw, een woning zijnde, mag niet meer dan 2 bedragen;
    • 3. de inhoud van enige wooneenheid mag niet minder bedragen dan 120 m2;
    • 4. lid 4.2.3 sub g is van overeenkomstige toepassing;;
  • c. lid 4.2.2 sub a ten behoeve van het deels bouwen buiten het bouwvlak en/of het vergroten van de woning met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de afwijking mag uitsluitend worden toegepast op gronden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
  • d. lid 4.2.2 sub c voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg mits de openheid van het landschap niet wordt aangetast
  • e. lid 4.2.3 sub f voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in Bijlage 2 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt.
  • f. lid 4.2.3 sub g voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is genoemd in dat lid, voor percelen die groter zijn dan 5.000 m2, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afwijking kan worden verleend tot 5 m2 per 0,1 hectare berekend over de eerste hectare, vermeerderd met 10 m2 per hectare berekend over de volgende hectares;
    • 2. voor de berekening worden delen van 0,1 hectare of delen van een hectare naar boven toe op een geheel afgerond;
    • 3. de afwijking mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van bijgebouwen voor hobbyboeren;
    • 4. voor de berekening van de oppervlakte worden gronden met de agrarische bestemming samengeteld met gronden met de bestemming 'Wonen' voor zover deze gronden direct aan elkaar grenzen en de agrarische gronden in eigendom zijn bij de aanvrager;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van de met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid op te richten bijgebouwen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • g. lid 4.2.3 sub g voor het toestaan van een grotere gezamenlijke oppervlakte dan is genoemd in dat lid, ter vervanging of vernieuwing van bestaande legale bijgebouwen, die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan "Bestemmingsplan buitengebied 2012 - partiële herziening 2021" de in lid 4.2.3 onder b tot en met g genoemde maten overschrijdt, mits de afwijking niet wordt vergroot.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt aangemerkt:

  • a. het aanleggen of aanwezig hebben van een paardenbak, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'rijbak';
  • b. het aanleggen of aanwezig hebben van een paddock, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - paddock'.
4.4.2 Beroep- en bedrijfsuitoefening aan huis/Ondergeschikte nevenactiviteiten

Een woning en de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen op gronden als bedoeld lid 4.2.3 onder a mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • b. het beroeps- en/of bedrijfsuitoefening aan huis betreft van milieucategorie 1 of 2, opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie / rondleidingen;
    • 10. musea / tentoonstellingsruimte / atelier;
  • c. het geen detailhandel of horeca betreft;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal buiten de bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • g. het gebruik niet leidt tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • h. de activiteit uitsluitend wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Paardenbak

In afwijking van lid 2.4.1 mag een paardenbak worden aangelegd onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend eigendomspercelen groter dan 3.500 m2 komen voor deze afwijking in aanmerking;
  • b. per perceel mag slechts één paardenbak worden aangelegd op gronden binnen het bestemmingsvlak en buiten het bouwvlak;
  • c. de paardenbak en/of paddock dient op het achtererf achter het hoofdgebouw te worden gerealiseerd;
  • d. voor de aanleg gelden dezelfde voorwaarden als gesteld in artikel 3.5.7.
4.5.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van een kampeerterrein bij woningen die op de verbeelding als 'Karakteristieke bouwwerken' zijn aangeduid, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing waarmee de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in de bijlagen 2 en 3 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • b. het kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • c. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt niet meer dan 20;
  • d. per kampeerterrein worden niet meer dan zes standplaatsen ingenomen door demontabele verblijfsaccommodaties en niet meer dan één standplaats door een trekkershut;
  • e. de oppervlakte van het kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.500 m2;
  • f. het kampeerterrein is gelegen binnen het bouwvlak en, indien daar onvoldoende ruimte beschikbaar is, ten hoogste 1.500 m2 op gronden buiten het bouwvlak, waarbij het aanvullende kampeerterrein zijdelings direct aansluit op de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • g. sanitaire en andere voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein worden uitsluitend gerealiseerd binnen bestaande gebouwen binnen het bestemmingsvlak;
  • h. het inrichten of hebben van een kampeerterrein gaat niet gepaard met of wordt gevolgd door uitbreiding van het bouwvlak vanwege de oorspronkelijke bestemming;
  • i. het kampeerterrein en de daarbij behorende parkeervoorzieningen beginnen achter de achtergevelrooilijn van de agrarische bedrijfswoning;
  • j. de trekkershut wordt zo dicht mogelijk tegen de bestaande op het perceel aanwezige bebouwing gesitueerd;
  • k. de inrichting van het kampeerterrein dient plaats te vinden conform een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • l. gedurende de periode van 1 november tot 1 maart mogen geen kampeermiddelen of demontabele verblijfsaccommodaties worden geplaatst en/of geplaatst worden gehouden.
4.5.3 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van een bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed and breakfast mag uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande woning en/of de bestaande aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen;
  • b. de bed and breakfast verschaft aan niet meer dan 8 personen gelijktijdig nachtverblijf ;
  • c. parkeren ten behoeve van de bed and breakfast vindt plaats op eigen terrein;
  • d. een bed and breakfast in de woning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie.
  • e. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bed and breakfast mag niet meer dan 70 m2 bedragen mits wordt voldaan aan lid 4.2.3.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde':

  • a. (swr-1), alsmede de ringdijk ter plaatse van de bestemming "Waterstaat - Waterkering" voor zover dit alle grondroerende werkzaamheden betreft;
  • b. (swr-2) voor zover dit bouwwerkzaamheden betreft die dieper zijn dan 0,40 m zijn en een oppervlakte hebben van >50 m2;
  • c. (swr-3) voor zover dit bouwwerkzaamheden betreft die dieper zijn dan 0,40 m en een oppervlakte hebben van >500 m2.

In afwijking van het bepaalde in sub b geldt voor molenplaatsen dat voor werkzaamheden < 50 m2 de aanvrager een deskundigenrapport overlegt waaruit blijkt of een doorsnede van opbouw en structuur van kaden en waterlopen kan worden opgemeten.

In afwijking van het bepaalde in sub c geldt voor molengangen dat voor werkzaamheden < 500 m2 de aanvrager een deskundigenrapport overlegt waaruit blijkt of een doorsnede van opbouw en structuur van kaden en waterlopen kan worden opgemeten;

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, die niet voldoen aan de in lid 5.2 genoemde bouwregels, op voorwaarde dat:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies inwint bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het graven van sloten evenals het aanleggen van een drainage, voor zover het niet betreft het aanleggen van drainage met het oog op het vervangen van een al bestaand drainagesysteem ;
  • e. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur, het planten, vellen, rooien of beschadigen van bomen anders dan bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  • g. het maken van dammen, kaden en oeververzwaringen;
  • h. het graven, uitdiepen, verbreden en dempen van watergangen;

voor zover deze de werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, worden verricht in gebieden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde':

  • 1. (swr-1) voor zover zij betreffen alle grondroerende werkzaamheden;
  • 2. (swr-2) voor zover zij betreffen werkzaamheden dieper dan 0,40 m en een oppervlakte hebben van >50 m2;
  • 3. (swr-3) voor zover zij betreffen werkzaamheden dieper dan 0,40 m en een oppervlakte hebben van >500 m2.
5.4.2 Uitzonderingen

De in lid 5.4.1 vervatte vereisten zijn niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. op werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. voor het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • d. indien het door de gemeente verlangde archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en voor zover de gemeente de gronden voorwerken en werkzaamheden heeft vrijgegeven.
  • e. als er op de plek zelf in het verleden reeds verstoring heeft plaatsgevonden op basis van een afgegeven omgevingsvergunning.
5.4.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport overlegt waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag advies hebben ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de onderliggende bestemming worden gebouwd met inachtneming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan voor de bouw van bouwwerken bij afwijking van de bouwregels ten dienste van de onderliggende bestemming eisen dat:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegt waaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld en met deze waarden actief rekening wordt gehouden;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • c. de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in Bijlage 2 en Bijlage 3 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - DME SPY

De voor 'vrijwaringszone - DME SPY' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het voorkomen van verstoring van het DME systeem van de Luchthaven Schiphol.

8.1.1 Bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - DME SPY' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedaanduiding 'vrijwaringszone - DME SPY' aangegeven 'maximum hoogte (m)', ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

8.1.2 Afwijkingsbevoegdheid

Van het bepaalde in artikel 8.1.1 kan door het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning worden afgeweken nadat de minister hierover is geraadpleegd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de in het plan gestelde regels ten aanzien van de navolgende afwijkingsmogelijkheden, met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Natuur':

  • a. voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen en bebouwing binnen 18 m van de gevellijn in de agrarische bestemming;
  • b. voor het afwijken voor de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregel- en meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m bedragen;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. het afwijken voor het overschrijden van de voorgeschreven bouwregels voor (bedrijfs)woningen ten behoeve van een vervangende (bedrijfs)woning, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afwijking van de goothoogte en voorgevelbreedte voor woningen mag niet meer dan 60 cm bedragen;
    • 2. de inhoud van de (bedrijfs) woning mag niet meer dan de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning of maximaal 750 m3 bedragen;
    • 3. een (bedrijfs)woning mag vervangen worden door een stolp, met inachtneming van de volgende regels:
      • het bouwperceel heeft een oppervlakte van niet minder dan 1 ha;
      • de oppervlakte van de stolp mag niet minder dan 225 m2 (15 x 15 m) en niet meer dan 400 m2 (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
      • de dakhelling mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52 º bedragen;
      • de afstand van de stolp tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
      • het met niet meer dan 5 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
  • d. voor het afwijken van in de bouwregels aangegeven minimale afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige sloten;
  • e. voor het afwijken van in de bouwregels aangegeven minimale afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten;
  • f. voor het afwijken van de in de bouwregels opgenomen verplichting om binnen een bouwvlak te bouwen, waarbij tot maximaal 5 m buiten de grens van een bouwvlak mag worden gebouwd.

De bovengenoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 4 en 5 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt én mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bovengenoemde afwijkingen genoemd onder d. tot en met f. kunnen uitsluitend worden verleend, wanneer er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden en mits de omgevingsvergunning door middel van een keukentafeloverleg wordt voorbereid.

Artikel 10 Algemene regels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

10.1 Vergunningplicht

Het is verboden, met uitzondering van de gronden met de dubbelbestemmingen van artikel 22 (Leiding - Gas ) tot en met artikel 26 (Waarde - Archeologie) van het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Partiële herziening 2021 op of in de in dit plan bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en niet zijnde werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, zijnde:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd kavelpaden voor transport van vee en materiaal;
  • d. het graven, vergraven of dichten van waterlopen;
  • e. het beplanten, aanbrengen van houtgewas op en bebossen van gronden, die ten tijde de inwerkingtreding van dit plan als niet zijnde beplant met houtgewas of niet als bosgronden konden worden aangemerkt;
  • f. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
10.2 Toetsingscriterium

Het bevoegd gezag verleent een vergunning zoals bedoeld in lid 10.1 als voldoende is gebleken dat de werkzaamheden de kernkwaliteiten van UNESCO- werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in Bijlage 2 en Bijlage 3 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt. zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt:

  • a. alvorens te beslissen over de vergunning wordt door het bevoegd gezag zo nodig advies gevraagd van een daartoe aangewezen beoordelingscommissie van deskundigen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels behorende bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Beemster 2012 - Reparatie partiële herziening 2021'.