direct naar inhoud van Regels
Plan: Hobrederweg 19, Middenbeemster 2022
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.2022Hobrederweg19-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Hobrederweg 19, Middenbeemster 2022 met identificatienummer NL.IMRO.0439.2022Hobrederweg19-va01 van de gemeente Purmerend;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw met een primaire woonfunctie dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf dat in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend door een (mede)bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat is gericht op het verlenen van diensten; de bedrijfsuitoefening dient een ruimtelijke uitwerking en uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een beroep dat in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend door een (mede)bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat is gericht op het verlenen van diensten; de beroepsuitoefening dient een ruimtelijke uitwerking en uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

het in de regels of op de kaart aangegeven percentage van een bouwvlak, of indien geen bebouwingsgrenzen zijn aangegeven het percentage van het bestemmingsvlak, dat ten hoogste bebouwd mag worden met gebouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.11 bed and breakfast

een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie zonder eigen kookvoorziening die zich met name richt op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken; de indeling en invulling van de kamers is sterk afhankelijk van de bestaande bebouwing;

1.12 bedrijfswoning

een woning liggend op een erf of terrein van een (agrarisch) bedrijf, uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één of meer personen wiens/wier huisvesting daar, gelet op de bestemming en bedrijfsvoering van het bedrijf, noodzakelijk is;

1.13 bestaand
  • bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.14 bestaande situatie (stikstofdepositie)
  • 1. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van:
    • a. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 van de Wet Natuurbescherming, of
    • b. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of
  • 2. indien een vergunning als bedoeld onder 1a ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.18 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.27 erker

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, en ondergeschikt is aan de woning;

1.28 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gevellijn

aanduiding van de achtergevel en de verlengde lijn van de (bedrijfs)woning;

1.31 groepsaccommodatie

een (deel van) een (agrarisch bedrijfs)gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is, inclusief sanitaire voorzieningen en gezamenlijke keukenfaciliteiten;

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is, zoals de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning of woning;

1.33 huishouden

de bewoning van een woning door:

  • a. één persoon;
  • b. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
1.34 kamperen
  • het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van een recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een recreatiewoning;
  • het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.35 kampeermiddelen

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, alsmede trekkershutten en demontabele verblijfsaccommodaties; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.36 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;

1.38 omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo);

1.39 onderkomen

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken – voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken, alsook tenten;

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste een wand;

1.41 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.42 prostitué/prostituee

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 recreatie-eenheid

een zelfstandige verblijfsruimte in een gebouw die bestemd is voor recreatief verblijf door een persoon, een (deel van een) gezin of een daarmee gelijk te stellen groep mensen en die niet fungeert als permanent of hoofd-woonverblijf;

1.45 recreatiewoning

een zelfstandig gebouw, dat geen woonkeet, geen caravan en geen bouwsel op wielen is, bestemd voor recreatief verblijf door een persoon, een (deel van een) gezin of een daarmee gelijk te stellen groep mensen en dat niet fungeert als permanent of hoofd-woonverblijf;

1.46 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke gebouw dan wel onderkomen waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 statische opslag

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.48 stolpwoning

van oorsprong voor agrarisch doel (inclusief wonen) opgericht gebouw op een vierkante plattegrond, bestaande uit één bouwlaag met pyramidaal dak, dat rust op een constructie van poeren en dwarsbalken;

1.49 trekkershut

een houten blokhut met een maximale grootte van 30 m², die dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten;

1.50 uitbouw

een gebouw met een primaire woonfunctie dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.51 vrij beroep

een beroep in verband met iemands individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek, academisch of HBO-niveau liggen;

1.52 webwinkel

het bedrijfsmatig via internet te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit of Het vanuit een bedrijf verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor publiek toegankelijke (winkel)ruimte of showroom;

1.53 wonen

het huisvesten van één (afzonderlijke) huishouden in een (bedrijfs-)woning, waarbij deze woning uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning;

1.54 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dient voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.55 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde achtergevel of voorgevel;

1.56 zolder

een ruimte onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 0,8 m boven de vloer is gelegen.

Wettelijke regelingen
Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het vastgesteld van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

  • a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
    de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
  • b. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • f. de breedte en diepte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren;
  • g. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • h. het peil:
    de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw of, indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door het bevoegd gezag vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • i. de hoogte van een windturbine:
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. ondergeschikte neventak in de vorm van een intensieve veehouderij, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 750m²;
  • c. caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • d. hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • e. kampeerterrein met 30 standplaatsen, waarbij voor het overige wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'; (Volgerweg 86);
  • f. agrarisch kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf'; (Jisperweg 14);
  • g. erfpad met bijbehorende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • h. fruitboomverkoop, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – fruitboomverkoop'; (Noorddijk 25);
  • i. agrarisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – hulpbedrijf';
  • j. transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – transportbedrijf';
  • k. delfstofwingebied, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf – delfstofwingebied';
  • l. oorlogsmonument, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – oorlogsmonument';
  • m. wonen ten behoeve van het bedrijf, tenzij staat aangegeven dat een woning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • n. huisvesting van ten hoogste 30 arbeidsmigranten ten behoeve van de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – huisvesting arbeidsmigranten'.

alsmede voor:

  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' het behoud en bescherming van rijksmonumenten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristieke bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • b. indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6m bedragen;
  • d. de zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2m bedragen.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van één agrarisch bedrijf;
  • f. bestaande (historisch ontstane) bebouwingssituaties worden gerespecteerd, ook bij verdere aanpassing van deze bedrijfsgebouwen voor haar agrarische doeleinden;
  • g. bestaande (historisch ontstane) bebouwing in een niet bij het 'Beemster erf' passende situatie, mogen geen belemmering zijn bij bedrijfsontwikkelingen, waarbij zo nodig bestaande lijnen van bebouwing mogen worden voortgezet;
  • h. bestaande (historisch ontstane) slootpatronen mogen geen beletselvormen bij het zoeken naar compenserend water ten gevolge van bedrijfsontwikkeling en dito verharding.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

De volgende gebouwen mogen worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. indien de afstand van bedrijfsgebouwen tot de gevellijn niet meer dan 18m bedraagt, gelden de volgende regels:
      • de goothoogte mag niet meer dan 3m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 10m bedragen;
      • de bouwhoogte is niet hoger dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
      • de gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 3. indien de afstand van bedrijfsgebouwen tot de gevellijn meer dan 18m bedraagt, gelden de volgende regels;
      • de goothoogte mag niet meer dan 5,5m bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer dan 12m bedragen;
      • gebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 30° mag bedragen;
    • 4. indien een bouwwerk zowel binnen als buiten de afstand van 18m van de aangegeven gevellijn, als bedoeld onder 2 en 3 is gelegen, gelden de regels als genoemd onder 2.
    • 5. teeltondersteunende kassen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
      • teeltondersteunende kassen zijn alleen toegelaten bij vollegrondstuinbouwbedrijven;
      • op een agrarisch bouwvlak is maximaal 2.000m² aan teeltondersteunende kassen toegestaan;
      • de goothoogte en bouwhoogte van teeltondersteunende kassen mag niet meer dan respectievelijk 4 en 6m bedragen;
  • b. per bouwvlak één bedrijfswoning, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfswoning mag uitsluitend vooraan binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12m;
    • 4. de bedrijfswoning moet zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen;
    • 5. de inhoud van een bedrijfswoning, niet zijnde een stolp, inclusief aan- en uitbouwen mag niet groter zijn dan 750m³;
    • 6. de bedrijfswoning mag in afwijking van het gestelde onder b2, b4 en b5 als een stolpwoning worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
      • de oppervlakte mag niet minder dan 225m² (15 x 15 m) en niet meer dan 400m² (20 x 20 m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer dan 3,5m bedragen;
      • de dakhelling van de piramidekap mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52º bedragen;
    • 7. de afstand van een vrijstaande of aan één zijde aangebouwde bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 9m;
    • 8. als de bestaande afstand minder dan 9m bedraagt, dan geldt deze mindere afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 9. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd, dan nadat of tegelijkertijd de bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke inhoud van niet minder dan 1.500m³ zijn of worden gerealiseerd;
    • 10. in afwijking van het gestelde onder b1 tot en met b9 geldt voor het adres Oosthuizerweg 78 in Noordbeemster dat de tweede bedrijfswoning uitsluitend binnen de bestaande gebouwen mag worden gerealiseerd.

3.2.3 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldende de volgende regels:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van landhekken als bedoeld onder f;
  • b. de bouwhoogte van een voedersilo mag niet meer dan 15m bedragen en de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer dan 6m inclusief afdekking bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen in het achtererfgebied mag maximaal 2m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten mag niet meer dan 6m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, waaronder overkappingen, mag niet meer dan 5m bedragen;
  • f. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend landhekken met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5m worden gebouwd;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een toegangspoort toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de toegangspoort mag alleen in het voorerfgebied gebouwd worden;
    • 2. de bouwhoogte van de poort mag niet meer dan 4m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 3.2.1 sub b, indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het in dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. sublid 3.2.2 sub a onder 1, voor het bouwen buiten het bouwvlak mits:
    • 1. de oppervlakte van de denkbeeldige rechthoek waarvan het bestaande bouwvlak deel uitmaakt, niet meer dan 2ha bedraagt;
    • 2. er geen m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk worden gemaakt;

en tevens is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • 1. voor de concrete situatie moet zijn aangetoond dat er binnen het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is;
    • 2. er moet sprake zijn van een grondgebonden agrarisch bedrijf óf van een niet-grondgebonden (intensief) veehouderijbedrijf dat moet uitbreiden in verband met wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of dierenwelzijn en/of -gezondheid;
    • 3. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 4. bij de inpassing van nieuwe bouwwerken moet rekening worden gehouden met de belangen van de omgevingsaspecten en moeten de volgende kernkwaliteiten worden behouden of versterkt:
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in bijlage 2 zijn aangegeven;
      • de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 3 zijn aangegeven;
    • 5. er moet worden voldaan aan de regels van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eventuele verhardingstoename die leidt tot versnelde afvoer van hemelwater, moet worden gecompenseerd in overeenstemming met de regels van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
    • 6. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg;
  • c. sublid 3.2.2 sub a onder 2, voor het bouwen in overeenstemming met het gestelde in sublid 3.2.2 sub a onder 3;
  • d. sublid 3.2.2 sub a onder 3, voor het bouwen tot een goothoogte van maximaal 7 m, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 3 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • e. sublid 3.2.2 sub a onder 4, voor het bouwen van een bouwwerk dat zowel binnen als buiten de afstand van 18m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in sublid 3.2.2 sub a onder 2 voor het deel van het gebouw dat binnen de afstand van 18 m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd en in overeenstemming met de bouwmaten die zijn gesteld in sublid 3.2.2 sub a onder 3 voor die delen van het bouwwerk die buiten de afstand van 18m van de aangegeven gevellijn is geprojecteerd, mits:
    • 1. met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 3 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
    • 2. er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing;
    • 3. de omgevingsvergunning is voorbereid door middel van een keukentafeloverleg.
  • f. sublid 3.2.2 sub a onder 5, ten behoeve van de bouw van teeltondersteunende kassen bij niet vollegrondstuinbouwbedrijven met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. per agrarisch bedrijf mag maximaal één kas worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van de kas mag niet meer dan 100m² bedragen;
    • 3. de kas dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
    • 4. de goothoogte en bouwhoogte van een kas mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4m en 6m;
  • g. sublid 3.2.2 sub b onder 7 en 8, wat betreft het bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
  • h. sublid 3.2.2 sub a onder 3 en 4 of b onder 4 voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in de bijlage 2 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • i. sublid 3.2.4 sub d en toestaan dat vlaggenmasten worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 1 m onder de nokhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 12m.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het opslaan of opgeslagen hebben, in enigerlei vorm, van stoffen en materialen voor statische opslag, voor zover deze opslag meer ruimte inneemt dan 1.000m², alsmede het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • c. het gebruik voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van het kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding kampeerterrein';
  • d. gebruik als manege;
  • e. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • f. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf tot een oppervlakte van maximaal 50m²;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van bosbouw;
  • h. het aanleggen of aanwezig hebben van een paardenbak;
  • i. het aanleggen of aanwezig hebben van een paddock buiten het bouwvlak;
  • j. het houden van vee op een verdieping.

3.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ondergeschikte nevenactiviteiten mogen alleen plaatsvinden in de bestaande gebouwen;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de bestaande gebouwen;
  • c. ondergeschikte nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan als ze zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functie (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie/ rondleidingen;
    • 10. musea/ tentoonstellingen/ atelier.
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de verkoop van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf en daaraan ondergeschikt gerelateerde producten uit de streek tot een oppervlakte van maximaal 50m²
  • e. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige horeca in de vorm van een theeschenkerij, een proeverij, een boerderijcafé, of vergelijkbare functie met een maximale oppervlakte van 100m²;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaats buiten de bedrijfsgebouwen;
  • h. parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van verkeer;
  • j. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Intensieve veehouderijactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder b voor het vergroten van de bedrijfsvloeroppervlakte voor intensieve veehouderijactiviteiten meer dan 750m², mits de activiteiten:

  • a. als neventak worden uitgevoerd bij een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. uitsluitend plaatsvinden in bestaande agrarische bebouwing;
  • c. niet m.e.r.-plichtig zijn.

3.5.2 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, sub i, voor:

  • a. het gebruik van een agrarische bedrijfswoning door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf, mits
    • 1. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (plattelandswoning);
    • 2. er geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiks- en bouwmogelijkheden van omliggende gronden en bedrijven;
  • b. het bouwen en gebruiken van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij deze plattelandswoning, waarbij de regels die zijn opgenomen in sublid 6.2.3 van overeenkomstige toepassing zijn.

3.5.3 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 3.4.1, sub c, ten behoeve van een kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in de bijlage 2 en 3 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • b. het kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • c. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 20;
  • d. per kampeerterrein mogen niet meer dan zes standplaatsen worden ingenomen door demontabele verblijfsaccommodaties;
  • e. per kampeerterrein mag niet meer dan één standplaats worden ingenomen door één trekkershut;
  • f. de oppervlakte van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 5.500m²;
  • g. het kampeerterrein dient binnen het bouwvlak gesitueerd te zijn. Indien daar onvoldoende ruimte beschikbaar is, mag ten hoogste 1.500m² buiten het bouwvlak worden gesitueerd, waarbij het aanvullende kampeerterrein zijdelings direct aansluit op de grens van het agrarische bouwvlak;
  • h. sanitaire en andere voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de bestaande bedrijfsgebouwen in het agrarische bouwvlak;
  • i. het inrichten of hebben van een kleinschalig kampeerterrein mag niet gepaard gaan of gevolgd worden door uitbreiding van het bouwvlak vanwege de oorspronkelijke bestemming;
  • j. het kleinschalig kampeerterrein en de daarbij behorende parkeervoorzieningen dienen gesitueerd te zijn achter de achtergevelrooilijn van de agrarische bedrijfswoning;
  • k. de afstand van een trekkershut vanaf de gevellijn mag niet meer dan 18m bedragen;
  • l. de inrichting van het kampeerterrein dient plaats te vinden conform een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • m. gedurende de periode van 1 november tot 1 maart mogen geen kampeermiddelen of demontabele verblijfsaccommodaties worden geplaatst en/of geplaatst worden gehouden.

3.5.4 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van bepaalde in sublid 3.4.1 sub c, ten behoeve van een bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed and breakfast mag uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bedrijfsgebouwen;
  • b. de bed and breakfast verschaft aan niet meer dan 8 personen gelijktijdig nachtverblijf;
  • c. parkeren ten behoeve van de bed and breakfast vindt plaats op eigen terrein;
  • d. een bed and breakfast in de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie.

3.5.5 Recreatie-eenheden en groepsaccommodatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 3.4.1 sub c, ten behoeve van het realiseren van recreatie-eenheden of een groepsaccommodatie in bestaande bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vloeroppervlakte van een recreatie-eenheid mag ten hoogste 75m² bedragen of de inhoud van een recreatie-eenheid mag ten hoogste 200m³ bedragen;
  • b. parkeren ten behoeve van de recreatie-eenheden dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • c. per agrarisch bedrijf mag één groepsaccommodatie worden gerealiseerd;
  • d. de realisering van een groepsaccommodatie/recreatie-eenheden in een bedrijfsgebouw mag niet leiden tot noodzakelijke uitbreiding van de agrarische bedrijfsbebouwing;
  • e. de recreatieve activiteiten dienen voor wat betreft inkomsten, oppervlakte en tijdsbesteding ondergeschikt te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf;
  • f. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen.

3.5.6 Huisvesting tijdelijke seizoenarbeiders/arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1 sub n voor de huisvesting van seizoenarbeiders/arbeidsmigranten in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. het betreft uitsluitend huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn bij het agrarisch bedrijf gevestigd op het perceel waar de huisvesting mogelijk wordt gemaakt;
  • c. het aantal seizoenarbeiders/arbeidsmigranten mag ten hoogste 16 per bedrijf bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huisvesting van arbeidsmigranten' het aantal genoemd in lid 3.1 sub n genoemde aantal met ten hoogste 10 mag worden vergroot tot maximaal 40;
  • d. de maximale gebruiksoppervlakte mag niet meer dan 200m² exclusief recreatieruimten bedragen (i.c. 12,50m² p.p.);
  • e. de kwaliteit van de huisvesting moet voldoende hoog zijn voor een acceptabel woon- en leefklimaat;
  • f. het parkeren vindt plaats op eigen erf;
  • g. met het gebruik de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 3 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt.

3.5.7 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sublid 3.4.1 sub h, voor het aanleggen van een paardenbak binnen het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per bouwvlak is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 1,5m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 5m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. ontsluiting aanliggende percelen;
  • c. erfpad met bijbehorende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • d. water.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend erkers aan aanliggende woningen, en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met uitzondering van karakteristieke bouwwerken.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een toegangspoort, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de toegangspoort mag alleen in het voorerfgebied gebouwd worden;
    • 2. de bouwhoogte van de poort en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 4m bedragen.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken (erkers)

Voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels:

  • a. erkers zijn niet toegestaan bij karakteristieke bouwwerken;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5m;
  • c. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend op het achtererf mag worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 15m².

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen;
  • d. bruggen en dammen, uitsluitend voor zover aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van dit bestemmingsplan;
  • e. steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

met de voor de hiervoor en voor het verkeer in en over het water noodzakelijke bouwwerken, geen gebouw zijnde en met inachtneming van de aangegeven dwarsprofielen ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel' dan wel in de bijlagen opgenomen dwarsprofielen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel mag maximaal één brug of dam worden gebouwd;
  • b. bestaande bruggen en dammen mogen op dezelfde locatie worden vervangen;
  • c. de breedte van bruggen en dammen mag niet meer bedragen dan de breedte ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • d. een dam dient te worden voorzien van een duiker, waarvan de doorsnede tenminste 1 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten ten opzichte van de hoogte van de aangrenzende oever;

er moet worden voldaan aan de regels van de keur en de geldende beleidsregels van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 5.2.2 voor het vervangen van een brug of een dam op een andere locatie, voor het verbreden van een bestaande brug of dam of voor het bouwen van een tweede brug of dam ten behoeve van de ontsluiting van een agrarisch perceel, mits:

  • a. bij het vervangen van een brug of dam op een andere locatie de bestaande brug of dam wordt gesloopt;
  • b. er in geval van het bouwen van een tweede brug of dam sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak;
  • c. de rijbreedte van de brug of dam bij een woonperceel niet meer bedraagt dan 3 m, waarbij de bruto-breedte van de brug of dam in technische verhouding moet staan tot de rijbreedte;
  • d. de rijbreedte van de brug of dam bij een (agrarisch) bedrijfsperceel niet meer bedraagt dan 6 m, waarbij de bruto-breedte van de brug of dam in technische verhouding moet staan tot de rijbreedte;
  • e. een bredere inrit alleen wordt overwogen wanneer dat schriftelijk wordt aangetoond met een draaicirkeldiagram. Dit geldt voor alle gebruikers in het buitengebied. Gelet op de smalste wegbreedtes aanwezig in Beemster i.c.m. de langste voertuigcombinaties, is over het algemeen max. 10 m rijbreedte voor alle gebruikers voldoende. Indien nodig kan hier in maatwerk gevallen van worden afgeweken mits onderbouwd;
  • f. met de verbrede of nieuwe brug of dam of de verplaatste brug of dam de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in bijlage 2 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • g. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheidssituatie;
  • h. er kan worden voldaan aan de regels uit de keur en de geldende beleidsregels van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een verboden gebruik van deze gronden wordt in ieder geval gerekend het gebruik als ligplaats voor woonschepen of recreatie- of pleziervaartuigen.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, sloten en andere watergangen te vergraven en/of te dempen.

5.5.2 Uitzonderingen

Het onder sublid 5.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bouwwerkzaamheden zoals de aanleg van een dam met duiker overeenkomstig sublid 5.2.2.

5.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden wordt geweigerd indien door de uitvoering van de onder sublid 5.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden en cultuurhistorische waarden in onevenredige mate kunnen worden aangetast.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis;
  • b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. erfpad met bijbehorende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • d. recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatiewoning';
  • e. drie recreatie-eenheden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – recreatie-eenheid'

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' het behoud en bescherming van rijksmonumenten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' het behoud en bescherming van karakteristieke bouwwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • b. Indien een bouwwerk nader is aangeduid als karakteristiek bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te worden;
  • c. De zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de aanwezige sloten mag niet minder dan 3,6m bedragen;
  • d. De zijdelingse afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten mag niet minder dan 7,2m bedragen.

6.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij per bouwvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4m, tenzij anders is aangegeven;
  • c. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap haaks op de weg waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  • d. de inhoud van het woning inclusief aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 750m³;
  • e. de afstand van vrijstaande en aan één zijde aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, mag niet minder dan 2,5m bedragen.

6.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken, waarbij aanbouwen, uitbouwen en overkappingen niet zijn toegestaan bij karakteristieke bouwwerken;
  • b. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, met een maximum van 4m, onverminderd het bepaalde wat betreft de maximum inhoud van 750m³;
  • c. de diepte van aan- of uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3m loodrecht gemeten vanuit de gevel waaraan wordt aangebouwd onverminderd het bepaalde wat betreft de maximum inhoud van 750m³;
  • d. aan de zijgevel van de woning gebouwde aan- of uitbouwen mogen tot maximaal 1m achter het verlengde van de achtergevel van de woning worden gebouwd, onverminderd het bepaalde wat betreft de maximum inhoud van 750m³;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3m en 6m;
  • f. bijgebouwen moeten zijn voorzien van een kap haaks op de weg, waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  • g. ten aanzien van de maximale oppervlakte aan-, uit-, en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied 100m² of kleiner is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied groter dan 100m² en kleiner dan 300m² is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 50m² plus 20% van de oppervlakte van het deel van het bebouwingsgebied groter dan 100m²;
    • 3. voor zover de oppervlakte van het bebouwingsgebied groter dan 300m² is bedraagt de oppervlakte ten hoogste 90m² plus 10% van de oppervlakte van het deel van het bebouwingsgebied groter dan 300m² met een maximum van 150m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatiewoning' is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan;
  • i. de karakteristiek van karakteristieke bouwwerken mag niet worden aangetast.

6.2.4 Pronkgevels

Uitsluitend bij een stolpwoning en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een verbijzondering van de voorgevel in de vorm van een pronkgevel toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan tweemaal de bestaande goothoogte van de stolpwoning bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 1/3 van de voorgevel van de stolpwoning bedragen;
  • c. de bouwdiepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan 0,5m bedragen;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 bedragen;
  • e. het midden van de pronkgevel mag uitsluitend op het midden van de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;
  • f. de dakhelling van de kap van de pronkgevel mag niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1m achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2m en daarvoor niet meer dan 1m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, mag niet meer bedragen dan 5m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. sublid 6.2.1 sub b indien de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' door een calamiteit teniet is gegaan en/of handhaving van het in dat lid bepaalde, niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van de woning;
  • b. sublid 6.2.2 sub a voor het splitsen van een bestaande woning met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de uitwendige hoofdvorm van het betrokken gebouw, bepaald door de goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte blijft zoveel mogelijk gehandhaafd bij karakteristieke gebouwen;
    • 2. het aantal te splitsen eenheden van een gewoon hoofdgebouw, een woning zijnde, mag niet meer dan 4 bedragen en het aantal te splitsen eenheden van een karakteristiek hoofdgebouw, een woning zijnde, mag niet meer dan 2 bedragen;
    • 3. de inhoud van enige wooneenheid mag niet minder bedragen dan 120m³;
    • 4. sublid 6.2.3 sub g is van overeenkomstige toepassing.
  • c. lid 6.2.2 sub a ten behoeve van het deels bouwen buiten het bouwvlak en/of het vergroten van de woning met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de afwijking mag uitsluitend worden toegepast op gronden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
  • d. lid 6.2.2 sub c voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg mits de openheid van het landschap niet wordt aangetast;
  • e. lid 6.2.3 sub f voor het plat afdekken of voor een kap niet haaks op de weg, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster, zoals die in bijlage 2 zijn aangegeven worden behouden en/of versterkt;
  • f. sublid 6.2.3 sub g voor een grotere gezamenlijke oppervlakte dan 48m² voor percelen die groter zijn dan 5.000m², met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. afwijking kan worden verleend tot 5m² per 0,1 hectare berekend over de eerste hectare, vermeerderd met 10m² per hectare berekend over de volgende hectares;
    • 2. voor de berekening worden delen van 0,1 hectare of delen van een hectare naar boven toe op een geheel afgerond;
    • 3. de afwijking mag uitsluitend worden toegepast ten behoeve van bijgebouwen voor hobbyboeren;
    • 4. voor de berekening van de oppervlakte worden gronden met de agrarische bestemming samengeteld met gronden met de bestemming 'Wonen' voor zover deze gronden direct aan elkaar grenzen en de agrarische gronden in eigendom zijn bij de aanvrager;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van de met toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid op te richten bijgebouwen mag niet meer dan 100m² bedragen;
  • g. sublid 6.2.3 sub g voor een grotere gezamenlijke oppervlakte dan 48m² ter vervanging of vernieuwing van bestaande legale bijgebouwen, die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan de in sublid 6.2.3 onder b tot en met g genoemde maten overschrijdt, mits de afwijking niet wordt vergroot.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt aangemerkt:

  • a. het aanleggen of aanwezig hebben van een paardenbak, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'rijbak';
  • b. het aanleggen of aanwezig hebben van een paddock, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch – paddock'.

6.4.2 Beroep- en bedrijfsuitoefening aan huis

Een woning en de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen op gronden als bedoeld sublid 6.2.2 onder a mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • b. het beroeps- en/of bedrijfsuitoefening aan huis betreft van milieucategorie 1 of 2, opgenomen in bijlage 1 bij deze regels of daarmee wat betreft de milieuhinder vergelijkbare activiteiten. Daarbij zijn in ieder geval de volgende functies (ook) toelaatbaar:
    • 1. veeartsenpraktijk;
    • 2. hoefsmederij;
    • 3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, etc.);
    • 4. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 5. hoveniersactiviteiten;
    • 6. kinderboerderij;
    • 7. kano-, roeiboot- en fietsenverhuur;
    • 8. sociale functie, zoals een kinderopvang of een zorgboerderij;
    • 9. milieueducatie/ rondleidingen;
    • 10. musea/ tentoonstellingsruimte/ atelier;
  • c. het geen detailhandel of horeca betreft;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal buiten de bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • g. het gebruik niet leidt tot een onevenredige toename van het verkeer;
  • h. de activiteit uitsluitend wordt uitgeoefend door de bewoner.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Paardenbak

In afwijking van sublid 6.4.1 mag een paardenbak worden aangelegd onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend eigendomspercelen groter dan 3.500m² komen voor deze afwijking in aanmerking;
  • b. per perceel mag slechts één paardenbak worden aangelegd op gronden binnen het bestemmingsvlak en buiten het bouwvlak;
  • c. de paardenbak en/of paddock dient op het achtererf achter het hoofdgebouw te worden gerealiseerd;
  • d. voor de aanleg gelden dezelfde voorwaarden als gesteld in sublid 3.5.7.

6.5.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.1 sub a ten behoeve van een kampeerterrein bij woningen die op de verbeelding als 'Karakteristieke bouwwerken' zijn aangeduid, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing waarmee de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in de bijlage 2 en 3 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • b. het kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • c. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt niet meer dan 20;
  • d. per kampeerterrein worden niet meer dan zes standplaatsen ingenomen door demontabele verblijfsaccommodaties en niet meer dan één standplaats door een trekkershut;
  • e. de oppervlakte van het kampeerterrein bedraagt niet meer dan 5.500m²;
  • f. het kampeerterrein is gelegen binnen het bouwvlak en, indien daar onvoldoende ruimte beschikbaar is, ten hoogste 1.500m² op gronden buiten het bouwvlak, waarbij het aanvullende kampeerterrein zijdelings direct aansluit op de grens van het agrarisch bouwvlak;
  • g. sanitaire en andere voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein worden uitsluitend gerealiseerd binnen bestaande gebouwen binnen het bestemmingsvlak;
  • h. het inrichten of hebben van een kampeerterrein gaat niet gepaard met of wordt gevolgd door uitbreiding van het bouwvlak vanwege de oorspronkelijke bestemming;
  • i. het kampeerterrein en de daarbij behorende parkeervoorzieningen beginnen achter de achtergevelrooilijn van de agrarische bedrijfswoning;
  • j. de trekkershut wordt zo dicht mogelijk tegen de bestaande op het perceel aanwezige bebouwing gesitueerd;
  • k. de inrichting van het kampeerterrein dient plaats te vinden conform een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • l. gedurende de periode van 1 november tot 1 maart mogen geen kampeermiddelen of demontabele verblijfsaccommodaties worden geplaatst en/of geplaatst worden gehouden.

6.5.3 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.1 sub a ten behoeve van een bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed and breakfast mag uitsluitend worden gerealiseerd in de bestaande woning en/of de bestaande aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen;
  • b. de bed and breakfast verschaft aan niet meer dan 8 personen gelijktijdig nachtverblijf;
  • c. parkeren ten behoeve van de bed and breakfast vindt plaats op eigen terrein;
  • d. een bed and breakfast in de woning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie.
  • e. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bed and breakfast mag niet meer dan 70m² bedragen mits wordt voldaan aan sublid 6.2.3.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de onderliggende bestemming worden gebouwd met in acht name van aanwezige cultuurhistorische waarden.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan voor de bouw van bouwwerken bij afwijking van de bouwregels ten dienste van de onderliggende bestemming eisen dat:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegt waaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het terrein dat wordt verstoord in voldoende mate is vastgesteld en met deze waarden actief rekening wordt gehouden;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • c. de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 3 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bouwregels bestaande situatie

        • a. Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, een grotere bouwhoogte, een grotere goothoogte, een grotere oppervlakte en/of een grotere dan wel kleinere dakhelling heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
    • 1. de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling bedragen;
    • 2. de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.

9.2 Bouwregels bij in acht te nemen onderlinge afstand
  • a. Het is verboden op een terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die ter plaatse niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voor zover al daar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen op en onder de onder a genoemde gronden geldt dat een op grond van de hoofdbestemming toelaatbaar geluids- en gevaargevoelig gebouw of een uitbreiding van een geluids- en gevaargevoelig gebouw niet mag worden gebouwd.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder b ten behoeve van het bouwen van nieuwe dan wel het uitbreiden van bestaande geluids- en gevaargevoelige gebouwen, mits:
    • 1. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
    • 2. het externe veiligheidsrisico voor gevaargevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de toegestane waarden voor individueel een groepsrisico in de Wet milieubeheer.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruik bestaande situatie
  • a. Wanneer het bestaand gebruik van gronden of een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, een grotere oppervlakte beslaat dan in de gebruiksregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag de oppervlakte voor dit gebruik ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.

10.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing binnen het plan, indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar ten opzichte van de bestaande situatie (stikstofdepositie) - als bedoeld in 1.14 - op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  • b. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, sekswinkel, thuiswerk, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • c. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woning.

10.3 Parkeervoorzieningen
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde (afronding naar boven) bepaalde in de actuele ASVV.
  • b. In afwijking van sub a hoeft niet voldaan te worden aan de ASVV-norm in het geval Burgemeester en wethouders besloten hebben af te wijken van deze norm op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
  • c. In het geval de gemeenteraad gedurende de planperiode beleidsregels heeft vastgesteld die parkeernormen bevatten, dient hieraan voldaan te worden. Hetzelfde geldt voor eventuele wijzigingen of vervanging van deze beleidsregels.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.2, voor het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing binnen het plan wanneer dat leidt tot een stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar, mits:
    • 1. deze stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar geheel wordt gecompenseerd door vermindering van stikstofdepositie elders én
    • 2. hiervoor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is verleend óf
    • 3. hiervoor een door GS afgegeven Verklaring van geen bedenkingen is verleend die in het kader van een omgevingsvergunning is verstrekt, waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt.
  • b. De onder a.2 bedoelde vergunning of de onder a.3 bedoelde verklaring is niet vereist wanneer het bouwactiviteiten, sloopwerkzaamheden of aanlegactiviteiten betreft die op grond van de in werking getreden Wet stikstofreductie en natuurverbetering hiervoor zijn vrijgesteld.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de in het plan gestelde regels ten aanzien van de navolgende afwijkingsmogelijkheden, met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Natuur':

  • a. voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van toepassing op woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen en bebouwing binnen 18m van de gevellijn in de agrarische bestemming;
  • b. voor het afwijken voor de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregel- en meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer dan 25m bedragen;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3,5m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6m bedragen;
  • c. het afwijken voor het overschrijden van de voorgeschreven bouwregels voor (bedrijfs)woningen ten behoeve van een vervangende (bedrijfs)woning, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afwijking van de goothoogte en voorgevelbreedte voor woningen mag niet meer dan 60 cm bedragen;
    • 2. de inhoud van de (bedrijfs) woning mag niet meer dan de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning of maximaal 750m³ bedragen;
    • 3. een (bedrijfs)woning mag vervangen worden door een stolp, met inachtneming van de volgende regels:
      • het bouwperceel heeft een oppervlakte van niet minder dan 1 ha;
      • de oppervlakte van de stolp mag niet minder dan 225m² (15 x 15m) en niet meer dan 400m² (20 x 20m) bedragen;
      • de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5m;
      • de dakhelling mag niet minder dan 45º en niet meer dan 52 º bedragen;
      • de afstand van de stolp tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5m;
      • het met niet meer dan 5m afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
  • d. voor het afwijken van in de bouwregels aangegeven minimale afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige sloten;
  • e. voor het afwijken van in de bouwregels aangegeven minimale afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de aanwezige kopergravuresloten;
  • f. voor het afwijken van de in de bouwregels opgenomen verplichting om binnen een bouwvlak te bouwen, waarbij tot maximaal 5m buiten de grens van een bouwvlak mag worden gebouwd.

De bovengenoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend, mits met deze afwijking de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed Droogmakerij de Beemster en/of de kernkwaliteiten van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 3 bij deze regels zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt én mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De bovengenoemde afwijkingen genoemd onder d. tot en met f. kunnen uitsluitend worden verleend, wanneer er sprake is van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

De omgevingsvergunning moet door middel van een keukentafeloverleg zijn voorbereid.

11.2 Ondergeschikt wonen
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 1.33, 1.53 en 1.54 voor het huisvesten van één extra huishouden in het hoofdgebouw, dan wel in een bestaand, al dan niet vrijstaand, bedrijfsgebouw of bijgebouw, mits:
    • 1. er binnen het bouwperceel al een (bedrijfs)woning aanwezig is die huisvesting biedt en blijft bieden aan het huishouden van de hoofdbewoner;
    • 2. de hoofdfunctie van het perceel behouden blijft;
    • 3. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor de huisvesting van één huishouden van eerste/tweede/derdegraads familieleden van de hoofdbewoner dan wel van één huishouden van de bedrijfsopvolger;

en tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de ondergeschikte woning moet voldoen aan het Bouwbesluit;
  • er blijft sprake van één hoofdtoegang;
  • de bestaande bebouwing mag niet worden uitgebreid, tenzij sprake is van huisvesting in verband met mantelzorg en er wordt voldaan aan de hiervoor geldende wettelijke eisen;
  • de splitsing in meerdere woningen van woningen als bedoeld in lid 1.54, is uitgesloten;
  • er is slechts één aansluiting voor de verschillende nutsvoorzieningen (één meterkast) aanwezig;
  • er wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit en het erf wordt niet opgedeeld;
  • er is geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 1.33, 1.53 en 1.54 voor het huisvesten van één extra huishouden in een nieuw te bouwen gebouw, met inachtneming van de in sub a genoemde criteria en waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarde:
    • 1. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing die uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 2. de omgevingsvergunning moet door middel van een keukentafeloverleg zijn voorbereid.

Artikel 12 Algemene regels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

12.1 Vergunningplicht

Het is verboden, met uitzondering van de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', op of in de in dit plan bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en niet zijnde werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, zijnde:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd kavelpaden voor transport van vee en materiaal;
  • d. het graven, vergraven of dichten van waterlopen;
  • e. het beplanten, aanbrengen van houtgewas op en bebossen van gronden, die ten tijde de inwerkingtreding van dit plan als niet zijnde beplant met houtgewas of niet als bosgronden konden worden aangemerkt;
  • f. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.

12.2 Toetsingscriterium
  • a. Het bevoegd gezag verleent een vergunning zoals bedoeld in lid 12.1 als voldoende is gebleken dat de werkzaamheden de kernkwaliteiten van UNESCO- werelderfgoed Droogmakerij de Beemster of van UNESCO-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zoals die in bijlage 2 en 3 zijn aangegeven, worden behouden en/of versterkt;
  • b. Alvorens te beslissen over de vergunning wordt door het bevoegd gezag zo nodig advies gevraagd van een daartoe aangewezen beoordelingscommissie van deskundigen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Hobrederweg 19, Middenbeemster 2022'.