direct naar inhoud van Regels
Plan: Holendrechterweg 53a/54/54a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0437.HolendrwegWijz-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Holendrechterweg 53a/54/54a met NL.IMRO.0437.HolendrwegWijz-VA01 van de gemeente Ouder-Amstel.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Agrarische bedrijven

Bedrijven gericht op tuin- of akkerbouw, alsmede veehouderij- en weidebedrijven, mits de exploitatie van deze bedrijven geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden of daarmee gelijk te stellen voedingsbodems.

1.6 Agrarisch natuurbeheer

Het uitvoeren van natuurbeheer op agrarische gronden, in combinatie met een (kleinschalige) agrarische bedrijfsvoering in de vorm van veehouderij ten behoeve van dit gebruik. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het houden van vee, het begrazen en onderhouden van agrarische gronden met vee en het behoud van de lanschappelijke en natuurwaarden van agrarische gronden.

1.7 Audioproductiebedrijf

Een bedrijf gericht op het opnemen, mixen en masteren van audio.

1.8 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 Bed & breakfast

Een kleinschalige accommodatie gericht op het bieden van kortdurend toeristisch nachtverblijf met de verzorging van ontbijt zonder dat het een zelfstandige woning/wooneenheid betreft.

1.11 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten; beroepen aan huis en bed and breakfasts daaronder niet begrepen.

1.12 Bedrijf aan huis

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.13 Bedrijfsgebouw

Een gebouw ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf.

1.14 Bedrijfswoning

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.15 Beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestaand

Bebouwing of gebruik dat op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd en/of gebruikt krachtens een omgevingsvergunning, waarbij in het kader van bouwen de omgevingsvergunningsaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.

1.18 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond waarop, ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder maatschappelijke diensten.

1.30 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 Glastuinbouwbedrijf

Een agrarisch bedrijf waarbij de teelt van gewassen (bloemen, groente of fruit) in een kas plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden.

1.32 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.33 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, niet zijnde discotheek of bar/dancing.

1.34 Huishouden

Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning;

1.35 Intensieve veehouderij

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak ( nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis en het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.36 Kamperen
  • a. Het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een zomerhuis.
  • b. Het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.37 Kampeerplaats

Een in of op het kampeerterrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.

1.38 Kampeerterrein

Een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een zodanig aantal kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.39 Kas

Een gebouw waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken of trekken van vruchten, bloemen, groenten of planten.

1.40 Kunstwerken

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.41 Landschappelijke waarden

De waarden en kenmerken die een gebied ontleent aan zijn uiterlijke verschijningsvorm.

1.42 Landschapsdeskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap.

1.43 Maatschappelijk

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.44 Mantelzorg

Langdurende zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis.

1.45 Mestverwerkingsinstallatie

Een installatie op een agrarisch bedrijf met als oogmerk het op een duurzame wijze opwekken van energie ten behoeve van het vergisten van mest en het bewerken van vergistte mest.

1.46 Natuurlijke waarden

De waarden en kenmerken die een gebied ontleent aan zijn bodemvorm, bodemsamenstelling en flora en fauna.

1.47 Nevenactiviteiten

Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.

1.48 Ondergeschikte horeca

Niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.49 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk dat is gelegen beneden peil.

1.50 Opslag

Het voor langere tijd uitsluitend bewaren van goederen ter plaatse, waarbij het aantal verkeersbewegingen verband houdende met deze opslag beperkt blijft.

1.51 Oudheidkundige waarden

De waarden van een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden, die behouden dienen te worden ten behoeve van toekomstig maatschappelijk onderzoek.

1.52 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.53 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan tenminste een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport.

1.54 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.55 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.56 Permanente bewoning

Het gebruik van een recreatieverblijf / recreatievaartuig als feitelijk hoofdverblijf.

1.57 Plattelandswoning

Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rusterende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van het agrarisch bedrijf. Er is geen sprake van een functionele binding tussen de woning en het bedrijf

1.58 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.59 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.60 Recreatief nachtverblijf

Nachtverblijf voor recreatie door bij voorkeur wisselende gezinnen of daarmee gelijk te stellen personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.61 Rotor

Een schoepenwiel van een windenergie-installatie.

1.62 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.63 Verbrede landbouw

Een landbouwfunctie, aangevuld met niet-agrarische nevenfunctie(s).

1.64 Veredelingsbedrijven

Pelsdierhouderijen, varkensfokkerijen en varkensmesterijen, kalverfokkerijen en kalvermesterijen, pluimveehouderijen, champignonkwekerijen en soortgelijke bedrijven, voorzover al deze bedrijven grotendeels niet afhankelijk zijn van de opbrengst van de bij het bedrijf behorende gronden.

1.65 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.66 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.67 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.68 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.69 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.70 Windturbine

Een door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt/ turbine waarin winddruk omgezet wordt in mechanische energie.

1.71 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder onder andere worden begrepen zorgwoningen, studentenwoningen en expatwoningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Lengte, breedte en diepte van gebouwen

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidsmuren.

2.10 Hartlijn

Vanuit het hart van de lijn wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – natuurbeheer', voor agrarisch natuurbeheer van de in de omgeving gelegen agrarische gronden, met inachtneming van het voor het overige bepaalde in sub a tot en met f;
  • c. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf dan wel een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding uitsluitend 'specifieke vorm van agrarisch – natuurbeheer' uitsluitend bedrijfsmatig dieren mogen worden gehouden ten behoeve van het gebruik als genoemd in sub b, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2.1 sub f;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – natuurbeheer' maximaal het aantal dieren dat is aangegeven in de aanvraag d.d. 19 mei 2015 met nummer 8438140 bedrijfsmatig mag worden gehouden, danwel een aantal en soort(en) dieren waarvan de gezamenlijke geuremissie de geuremissie die verband houdt met de dieren in de genoemde aanvraag niet overschrijdt;
  • d. veredelingsactiviteiten zijn als ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  • e. wonen in een bedrijfswoning;
  • f. nevenactiviteiten, op bouwvlakken waar tevens een bedrijfswoning aanwezig is. De onderstaande nevenactiviteiten met de daarbij behorende specifieke voorwaarden zijn toegestaan. Bij cumulatie van nevenactiviteiten is een gecombineerde maximale oppervlakte van 200 m² toegestaan.

Nevenactiviteiten   Specifieke voorwaarden  
Kleinschalige horeca aan huis, zoals een theeschenkerij, lunchroom of restaurant.   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Boot- en fietsverhuur   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Openluchtactiviteiten, zoals boerengolf, survivalactivteiten, overige excursies, koe/varken/geit knuffelen   De maximale oppervlakte ten behoeve van de ondersteunende functies, zoals een ontvangst gebouw waar koffie/thee/fris wordt geschonken, mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Culturele functies, zoals een (streek)museum, galerie, atelier, kunst- en designverkoop   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Ambachtelijke verwerking en verkoop van agrarische producten   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Bed & Breakfast   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 150 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Vergaderfaciliteiten   De maximale oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 200 m² binnen de bestaande bebouwing.  

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan.
  • b. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • d. De bedrijfsgebouwen dienen van een kap te worden voorzien waarvan de dakhelling niet minder dan 15º mag bedragen.
  • e. Bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn niet toegestaan.
  • f. Nieuwbouw en herbouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – natuurbeheer', is op deze gronden uitsluitend toegestaan voor zover de bedrijfsgebouwen niet dichterbij geurgevoelige objecten worden gerealiseerd dan in de bestaande situatie.

3.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Per agrarisch bedrijf is maximaal één bedrijfswoning binnen een bouwvlak toegestaan.
  • b. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
  • c. De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 meter.
  • d. De bedrijfswoning dient van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 30º en niet meer dan 45º mag bedragen.
  • e. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  • f. De voorgevel van een bedrijfswoning dient geplaatst te worden in de naar de wegzijde toegekeerde bouwgrens.
  • g. In afwijking van sub a mogen aan bedrijfswoningen ondergeschikte uitbreidingen, zoals erkers en toegangen aan de voorgevel buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de resterende afstand tot aan de openbare weg minimaal 5 meter bedraagt. De diepte van de ondergeschikte uitbreiding mag niet meer dan 1,5 meter zijn en de breedte mag maximaal 3/5 van de voorgevel beslaan.
  • h. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 40 m² bedragen.
  • i. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • j. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
  • k. De afstand tot de naar de weg toegekende bouwgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van silo's en een hooiberging mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • d. Per agrarisch bouwvlak mag maximaal één windenergie-installatie met één rotor worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub d ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen waarvan de dakhelling minder dan 15° bedraagt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • b. aan de overige in 3.2.1 geformuleerde maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen dient te worden voldaan.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een kampeerterrein en overige nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf en een intensieve veehouderij;
  • c. veredelingsactiviteiten in een grotere omvang dan in 3.1 is bepaald;
  • d. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak;
  • e. mestverwerkingsinstallaties;
  • f. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • g. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • h. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het bewonen van de bedrijfswoning door derden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Kampeerterrein als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub a ten behoeve van het realiseren van een kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal standplaatsen niet meer dan 5 bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' het aantal standplaatsen niet meer dan 15 mag bedragen;
  • b. het kampeerterrein wordt gerealiseerd aansluitend aan het bouwvlak;
  • c. de oppervlaktemaat per standplaats inclusief 15 m² parkeerruimte minimaal 300 m² bedraagt;
  • d. de sanitaire voorzieningen en voorzieningen in de vorm van een kampwinkel en receptie in bestaande gebouwen worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat hiervoor geen mogelijkheden zijn. In dat geval kan tevens een afwijking worden verleend voor de bouw van een gebouw voor sanitaire voorzieningen, met een oppervlakte van maximaal 75 m²;
  • e. het kampeerterrein landschappelijk zorgvuldig wordt ingepast, aansluitend aan de bestaande bebouwing en bij de inrichting en aanplanting van het kampeerterrein rekening wordt gehouden met de oorspronkelijke habitat van flora en fauna van de locatie. Hieromtrent dient een landschappelijk inrichtingsplan te worden overlegd, waarin in ieder geval een vloeiende overgang tussen de standplaatsen en de natuur en/of het landschap wordt gerealiseerd;
  • f. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • g. uitsluitend tenten, toercaravans en campers zijn toegelaten;
  • h. de kampeerplaats niet buiten de periode van 15 maart tot 16 oktober mag worden gebruikt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' is afwijking niet toegestaan:
    • 1. in de zone tussen de Holendrechterweg en de Hogendijk ten zuiden van de A9;
    • 2. voor gronden gelegen ten zuiden en ten zuidwesten van de Hogendijk.

3.6.2 Opslag van niet-agrarische activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub h ten behoeve van de opslag van niet-agrarische activiteiten bij een agrarisch bedrijf als nevenactiviteit, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te worden aangetoond dat geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat sprake is van een acceptabele verkeerssituatie. Er dient sprake te zijn van een lage frequentie van aan- en afvoer;
  • b. de opslag dient plaats te vinden in bestaande bebouwing;
  • c. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

3.6.3 Verbrede landbouw (overige nevenactiviteiten)

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub a ten behoeve van het realiseren van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. parkeren dient op het eigen bouwperceel plaats te vinden;
  • b. buitenopslag ten behoeve van niet-agrarisch gebruik is niet toegestaan;
  • c. er dient te worden aangetoond dat geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat sprake is van een acceptabele verkeerssituatie;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • f. de afwijking dient te worden getoetst aan belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie;
  • g. afwijking is toegestaan voor onder meer de volgende nevenactiviteiten met de daarbij behorende specifieke voorwaarden:

Nevenactiviteiten (niet limitatieve opsomming)   Specifieke voorwaarden  
Melkverwerkingsinstallatie voor streekmelk   Tot een maximale oppervlakte van 600 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Kleinschalige horecagelegenheid aan huis, zoals een theeschenkerij, lunchroom of restaurant.   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van de kleinschalige horecagelegenheid meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 300 m². Hiervan dient 200 m² binnen bestaande bebouwing te zijn gesitueerd.  
Boot- en fietsverhuur   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van boot- en fietsverhuur meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Culturele functies, zoals een (streek)museum, galerie, atelier, kunst- en designverkoop   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van culturele functies meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Ambachtelijke verwerking en verkoop van agrarische producten   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van ambachtelijke verwerking en verkoop van agrarische producten meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Maatschappelijke functies, zoals kinderopvang, naschoolse opvang   Tot een maximale oppervlakte van 600 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Maatschappelijke / sociale functies gericht op landschapsbeheer / agrarisch beheer, zoals zorgboerderij, resocialisatie, therapie   Tot een maximum van 1.500 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Restaurant   Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  
Vergaderfaciliteiten   Voor zover de maximale oppervlakte ten behoeve van vergaderfaciliteiten meer bedraagt dan 200 m². Tot een maximale oppervlakte van 400 m² binnen de bestaande bebouwing.  

  • h. nevenactiviteiten die alleen middels een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt (melkverwerkingsinstallatie, maatschappelijke functies, maatschappelijke/sociale functies, restaurant) kunnen niet worden gecumuleerd, tenzij er sprake is van ondergeschiktheid van de nevenactiviteit ten opzichte van de hoofdfunctie;
  • i. bij cumulatie van de overige nevenactiviteiten is een gecombineerde maximale oppervlakte van 400 m² toegestaan;
  • j. indien wordt aangetoond dat er geen mogelijkheid is om noodzakelijke voorzieningen binnen de bestaande bebouwing te situeren, kan middels een afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning worden verleend voor de bouw van een gebouw voor deze functie(s) met een maximale afmeting van 75 m2.

3.6.4 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 sub j ten behoeve van het gebruik van een (voormalige) bewonen van de bedrijfswoning door derden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient op eigen terrein van de plattelandswoning te worden voorzien in de benodigde parkeerruimte;
  • b. de maatvoering zoals opgenomen in lid 3.2.2 ten aanzien van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken zijn van overeenkomstige toepassing op de plattelandswoning;
  • c. toevoeging van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarde', zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Noord en vastgesteld door de gemeenteraad op 6 maart 2014 (met de IMRO-code (NL.IMRO.0437.BPBuitengebnoord-OH01), ten behoeve van vormverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarde, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Noord en vastgesteld door de gemeenteraad op 6 maart 2014, te worden toegepast;
  • b. vormverandering is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' niet toegestaan;
  • c. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd. Hieromtrent wordt advies ingewonnen bij een landschapsdeskundige;
  • d. er is geen sprake van een toename van de veestapel, of van het wijzigen van de veestapel door middel van wijziging van diersoort overeenkomstig de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu;
  • e. zuinig ruimtegebruik geldt als uitgangspunt;
  • f. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • g. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

3.7.2 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  • b. de agrarische bedrijfsvoering dient ten tijde van de wijziging volledig te zijn beëindigd;
  • c. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • d. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • e. in ruil voor afbraak van bestaande bebouwing mogen nieuwe gebouwen worden opgericht, waarbij de maximale oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bestaande bebouwing tot een maximum van 200 m²;
  • f. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • g. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • h. op de gronden welke door toepassing van onderhavige wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Wonen' al dan niet met een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' hebben gekregen, is het bepaalde in artikel 6 van overeenkomstige toepassing;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h geldt dat indien ten tijde van de wijziging de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer is dan op grond van artikel 6 is toegestaan, burgemeester en wethouders bij de wijziging van de bestemming deze oppervlakte vaststellen als het maximum van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken;

3.7.3 Overige vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in een bestemming die vervolgfuncties als hobbyboeren, hoveniersbedrijven, moes- en siertuinen, kinderboerderij en stille opslag binnen bestaande bebouwing mogelijk maakt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  • b. de agrarische bedrijfsvoering dient ten tijde van de wijziging volledig te zijn beëindigd;
  • c. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • d. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • e. in ruil voor afbraak van bestaande bebouwing mogen nieuwe gebouwen worden opgericht, waarbij de maximale oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bestaande bebouwing tot een maximum van 200 m²;
  • f. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • g. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • h. op de gronden welke door toepassing van onderhavige wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Wonen' al dan niet met een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' hebben gekregen, is het bepaalde in artikel 6 van overeenkomstige toepassing;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h geldt dat indien ten tijde van de wijziging de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer is dan op grond van artikel 6 is toegestaan, burgemeester en wethouders bij de wijziging van de bestemming deze oppervlakte vaststellen als het maximum van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - audioproductiebedrijf' alleen een audioproductiebedrijf is toegelaten;

en tevens voor:

  • b. stille opslag;
  • c. hobbymatige activiteiten;

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • c. De gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan dan 15° en niet meer dan 45° mag bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bevi-inrichtingen;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. vuurwerkopslag;
  • d. wonen;
  • e. detailhandel;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief LPG;
  • g. een seksinrichting;
  • h. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • i. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Tuin - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen aan het hoofdgebouw in de vorm van entrees en erkers, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van een entree en erker maximaal 1,5 meter mag bedragen, mits de afstand tot de openbare weg minimaal 5 meter bedraagt;
  • b. de breedte van een entree en een erker maximaal 3/5 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw mag bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
  • c. de goothoogte van een entree en erker maximaal de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een entree en erker maximaal 30 cm boven de eerste verdiepingsvloer mag bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • c. De voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal tot 3 meter achter de voorgevellijn.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
  • f. De dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
  • g. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen tot een maximum van 40 m².
  • b. Voor aan de woning gebouwde bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende regels:
    • 1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
    • 3. De breedte van aan de achtergevel van de woning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2/5 van de breedte van de achtergevel van de woning.
  • c. Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende regels:
    • 1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
    • 3. In afwijking onder 1 en 2 geldt dat bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Beroep aan huis

Ten behoeve van het uitoefenen van een beroep aan huis mag ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en/of bijbehorende bouwwerken worden gebruikt tot een maximum van 45 m2 mits:

  • a. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en het geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • c. geen detailhandel of horeca wordt uitgeoefend;
  • d. het geen bedrijven betreft die zijn genoemd in Hoofdstuk 2 van het Besluit omgevingsrecht.

6.4.2 Bed & Breakfast

Een gebouw mag worden gebruikt voor bed and breakfast mits:

  • a. sprake is van een maximale oppervlakte van 65 m2;
  • b. in de omgeving van het gebouw geen onevenredige. vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van het perceel en de omgeving.

6.4.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. recreatief nachtverblijf, met uitzondering van een bed & breakfast, zoals opgenomen in 6.4.2;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning zal worden verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, dan wel aantoonbaar geen overlast wordt veroorzaakt op de openbare weg;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de begane grond van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige werken, waaronder inbegrepen waterkeringen met bijbehorende beschermingszones;
  • b. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Dit betekent dat het gebruiken van gronden overeenkomstig het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en) uitsluitend is toegestaan, voor zover het functioneren, de instandhouding en het onderhoud van de onder a. bedoelde waterstaatkundige werken niet wordt belemmerd
7.2 Bouwregels

Het bouwen van bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), is uitsluitend toegestaan, voor zover het functioneren, de instandhouding en het onderhoud van de in lid 7.1 bedoelde waterstaatkundige werken niet wordt belemmerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
9.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

9.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
  • c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  • d. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

9.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.

9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

9.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
9.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.3.1 en 9.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. escortbedrijf;
  • c. prostitutie;
  • d. sekswinkel.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Overige zone - aardkundig waardevol gebied

De voor 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de aardkundige waarden van het landschap, zoals duinen en strandwallen. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

11.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van overbeschoeiingen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • f. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • g. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen.
b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 11.1.1 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die zijn gericht op het behoud en / of herstel ten behoeve van de voor het aardkundig waardevol gebied van belang zijnde waarden;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.1.1 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect de aardkundige waarden niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

11.2 Overige zone - ecologische hoofdstructuur
11.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de ecologische hoofdstructuur.

11.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • f. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • g. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen.
b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 11.2.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die zijn gericht op het behoud en / of herstel ten behoeve van de voor de ecologische hoofdstructuur van belang zijnde waarden;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.2.2 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect de ecologische hoofdstructuur niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

11.3 Overige zone - weidevogelgebied
11.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'overige zone - weidevogelgebied' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van een weidevogelgebied.

11.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'weidevogelgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van overbeschoeiingen;
  • e. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • f. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen.
b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 11.3.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die zijn gericht op het behoud en / of herstel ten behoeve van de voor de ecologische hoofdstructuur van belang zijnde waarden;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.3.2 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect het weidevogelgebied niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels, kunnen burgemeester en wethouders door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • e. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor het wegverkeer en het openbaar vervoer, mits per bouwwerk:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
  • f. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en telefooncellen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen en transformatorhuisjes, mits per bouwwerk:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
  • g. het bouwen van transformatorhuisjes, mits:
    • 1. de hoogte niet meer dan 5 meter en;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • h. het plaatsen van kunstwerken in artistieke zin, mits de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • i. het plaatsen van lichtmasten, mits de hoogte niet meer dan 8 meter bedraagt.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Holendrechterweg 53a/54/54a'.