direct naar inhoud van Regels
Plan: De Ronde Hoep
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0437.BVRondehoep-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

beheersverordening 'De Ronde Hoep' van de gemeente Ouder-Amstel;

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0437.BVRondehoep-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen;

1.6 aanlegplaats

een ruimte die door een vaartuig voor niet meer dan 48 uur, uitsluitend t.b.v. het aanmeren, in beslag wordt genomen;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;
  • b. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
  • c. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
  • d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond; onder fruittteelt wordt mede verstaan het planten van hagen rondom fruitteeltpercelen;
  • e. sierteelt: de teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen al dan niet met behulp van tijdelijke kweektunnels, recirculatiebassins en planttafels doch zonder gebruikmaking van kassen en zonder groot- of detailhandel in sierteeltgewassen;
  • f. bollenteelt: de teelt van bollen;
  • g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
1.8 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf gericht op het verlenen van diensten en/of leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;

1.9 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of- apparatuur;

1.10 archeologische waarde

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodemarchief alsmede uit bovengrondse archeologische en cultuurhistorische waarde met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bed & breakfast

een kleinschalige accommodatie gericht op het bieden van kortdurend toeristisch nachtverblijf met de verzorging van ontbijt zonder dat het een zelfstandige woning/wooneenheid betreft;

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bed and breakfasts daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijf aan huis

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.18 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.19 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.20 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat door de beperkte omvang in een ondergeschikt gedeelte van een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de normale woonfunctie, wordt uitgeoefend;

1.21 bestaand

bebouwing of gebruik dat op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, danwel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd en/of gebruikt krachtens een omgevingsvergunning, waarbij in het kader van bouwen de omgevingsvergunningsaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, waaronder tevens begrepen een uitbouw;

1.23 bodemverstorende activiteiten

het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 breedtesloten

sloten die evenwijdig aan de dijk zijn gelegen;

1.31 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/ dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.32 dagrecreatie

recreatieve activiteiten die plaatsvinden buiten de woning zonder dat daar een overnachting elders /buiten de woning mee gepaard gaat;

1.33 dagrecreatief medegebruik, (extensief)

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel, internetcafé en economische en maatschappelijke diensten;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

hieronder worden verstaan: woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstig artikel 1 van de Wet geluidhinder

1.38 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, niet zijnde discotheek of bar/dancing.

horeca categorie 1:
Restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice, Bistro, Crêperie, Lunchroom, Koffie-/ theehuis, Koffiebar, Ijssalon, Broodjeszaak en Croissanterie.

horeca categorie 2:
Restaurant met bezorg- en/of afhaalservice, Cafetaria, Snackbar, Grillroom, Shoarma, Fastfood restaurant, Automatiek, Snelbuffet en Traiteur.

horeca categorie 3:
Café, Bar, Bierhuis, Biljartcentrum, Proeflokaal en Zaalverhuur.

horeca categorie 4:
Discotheek, Bardancing, Partycentrum en Nachtclub.

ondergeschikte horeca
Niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.39 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.40 huishouden

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning;

1.41 infiltratievoorziening

een ondergrondse constructie met een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking;

1.42 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.43 kampeerplaats

een in of op het kampeerterrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.44 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een zodanig aantal kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.45 kamperen
  • a. het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een zomerhuis;
  • b. het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.46 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.47 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, in- en uitstapplaatsen, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.48 kleinschalige natuurontwikkeling

natuurontwikkeling in de vorm van rietlandjes, schraallanden, moerasjes of open water, voor zover hier geen werken of werkzaamheden uitgevoerd behoeven te worden waarvoor een omgevingsvergunning is vereist;

1.49 kweektunnels

halfronde of min of meer halfronde, verplaatsbare constructies, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas of met gaas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal of voor bescherming van het plantmateriaal tegen weersinvloeden;

1.50 kwetsbare objecten

een object waarvoor ingevolge artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.51 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, waterhuishouding, terreinvormen en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en beïnvloeding;

1.52 lengtesloten

sloten die haaks op de dijk zijn gelegen;

1.53 Lijst van bedrijfsactiviteiten

de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 bij deze regels is opgenomen;

1.54 maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen;

1.55 mantelzorg

langdurende zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis;

1.56 mestverwerkingsinstallatie

een installatie op een agrarisch bedrijf met als oogmerk het op een duurzame wijze opwekken van energie ten behoeve van het vergisten van mest en het bewerken van vergistte mest;

1.57 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezig flora en/of fauna in relatie met de daarbij behorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.58 nevenactiviteiten

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie;

1.59 niet-agrarische neventak

onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.61 uitbouw

een uit de gevel uitstekend ondergeschikt deel van een woning, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens, en woon- of slaapgedeelten alsmede uitstekende delen van inpandige garages en bergingen;

1.62 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking handel, en/of activiteiten van administratieve aard;

1.63 paardenhouderij

de hoofdactiviteit van het bedrijf is stalling van en pension voor paarden, met als nevenactiviteiten manegefaciliteiten ten behoeve van degenen die hun paarden bij de paardenhouderij stallen en het fokken van paarden.

1.64 paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen paardrijscholen en maneges verstaan;

1.65 peil
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.66 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.67 recreatief onderkomen

een onderkomen dat:

  • dient voor recreatief verblijf, maar niet wordt gebruikt als nachtverblijf;
  • aangemerkt dient te worden als een bouwwerk;
1.68 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;

1.69 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.70 stacaravan / chalet

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen die volgens de bepalingen van het wegenverkeersreglement niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen of een gebouw van lichte constructie zonder vaste fundering dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en die zijn gebouwd, ingericht en bestemd als recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.71 trekkershut

een blokhut met een maximale grootte van 30m², waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist en dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;

1.72 twee- aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.73 verblijfsrecreatie

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats buiten het hoofdverblijf van de gebruikers, anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachting(en) bij familie en kennissen, waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat;

1.74 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meerdere naar de weg gekeerde gevels, de naar de weg gekeerde gevel, welke door de gevelindeling en/of situering van de oprit en/of de voortuin als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.75 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.76 vrijstaande woning

een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is;

1.77 waterhuishoudkundige voorzieningen

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.78 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;

1.79 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder onder andere worden begrepen zorgwoningen, studentenwoningen en expatwoningen;

1.80 zorgboerderij

de dagopvang van volwassenen of gehandicapten waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk


Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwe zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling


Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk


Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk


Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk


Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk


Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 hartlijn


Vanuit het hart van de lijn wordt gemeten.


 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Omschrijving


De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf dan wel intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor de bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' voor grondgebonden veehouderij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstalling' een stalling voor paarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', voor een paardenhouderij tot maximaal 120 paarden. Per jaar zijn er maximaal 6 springwedstrijden toegestaan en alleen ten behoeve van degenen die hun paarden bij de paardenhouderij stallen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulp- en nevenbedrijf' voor een agrarisch - agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • h. wonen in een bedrijfswoning;
  • i. de nevenactiviteiten zoals genoemd in sub 1 en 2, op bouwvlakken waar tevens een bedrijfswoning aanwezig is. De onderstaande nevenactiviteiten met de daarbij behorende specifiek voorwaarden zijn toegestaan. De maximale (gecumuleerde) oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m² aan bedrijfsgebouwen voor de nevenfunctie(s):
    • 1. verkoop eigen producten;
    • 2. bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. voorzieningen van algemeen nut;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij is toegestaan;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • e. bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn niet toegestaan.

3.2.2 bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning binnen een bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ inclusief uitbouwen.

3.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d voor het vergroten van de bedrijfswoning met een volume van maximaal 150 m3 ten behoeve van een tweede arbeidskracht, met dien verstande dat:

  • a. de omgevingsvergunning niet wordt verleend indien binnen het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is;
  • b. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, de uitbreiding van de woning plaatsvindt door gebruik te maken van ruimten binnen dat grotere gebouw indien dit mogelijk is.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 strijdig gebruik
  • a. een kampeerterrein en overige nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, behoudens nevenactiviteiten al bedoeld in 3.1 sub i;
  • b. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf en een intensieve veehouderij;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak;
  • d. mestverwerkingsinstallaties;
  • e. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • f. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. het bewonen van de bedrijfswoning door derden;

3.4.2 paardenbakken
  • a. Per agrarische bedrijfswoning is één paardenbak toegestaan binnen het bouwvlak, waarvan de oppervlakte maximaal 800 m² mag bedragen. Een overdekte rijbaan of een manege zijn niet toegestaan.
  • b. In afwijking van sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' 3 onoverdekte paardenbakken en 1 binnen-paardenbak toegestaan

3.4.3 beroep aan huis

Aan huis gebonden beroepen zijn uitsluitend toelaatbaar onder de volgende voorwaarden:

  • a. indien het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de woning, mag ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning worden gebruikt met een maximum van 45 m²;
  • b. indien het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in een bijbehorend bouwwerk, mag ten hoogste 15 m² van de vloeroppervlakte van dit bijbehorend bouwwerk hiervoor worden gebruikt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en 3.4.1 sub a ten behoeve van het realiseren van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de mate van kwetsbaarheid van het betrokken deelgebied en de ligging van het betrokken perceel, mede ten opzichte van zowel natuurgebied (binnen en buiten het plangebied) als bebouwde kom. Wat betreft natuurwaarden dient daarbij in het bijzonder te worden afgewogen of de Habitatrichtlijngebieden in voldoende mate wordt ontzien;
  • b. de gevolgen voor de omliggende agrarische en niet-agrarische bedrijven, waarbij geen omgevingsvergunning wordt verleend ten behoeve van een gevoelige nevenfunctie, indien te verwachten is dat hierdoor een bestaand agrarisch of niet-agrarisch bedrijf in een nadeliger milieusituatie komt te verkeren;
  • c. de invloed van de nevenfunctie op de afwikkeling van het verkeer, waarbij geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien:
    • 1. de ontsluiting ter plaatse onvoldoende moet worden geacht. Daarbij wordt in de afweging in ieder geval betrokken:
      • de mate van verkeersaantrekkende werking;
      • welke vormen van verkeer door de specifieke nevenfunctie worden aangetrokken;
      • het tijdstip waarop dit plaatsvindt;
    • 2. voorts wordt bij de afweging de gesteldheid van de weg en de verkeers- en uitritsituatie op de locatie van de voorgenomen nevenfunctie beoordeeld;
    • 3. er niet met zekerheid voorzien kan worden in het realiseren van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. de aard en omvang van de nevenfunctie;
  • e. afwijking is uitsluitend toegestaan voor de volgende nevenactiviteiten met de daarbij behorende specifieke voorwaarden:

Nevenactiviteiten   Specifieke voorwaarden
 
aan landbouw verwante functies    
Veearts, hoefsmederij, ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten    
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten    
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in bestaande bebouwing    
recreatie    
paardenstalling buiten het bouwvlak   de paardenbak dient gerealiseerd te worden aansluitend op het bestaande bouwvlak.  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur    
overige dienstverlening    
kleinschalige horecagelegenheid   de oppervlakte van een kleinschalige horecagelegenheid mag niet meer bedragen dan 100 m2.  
zorgboerderij, kinderopvang    
tentoonstellingsruimte, museum    
ambachtelijke nijverheidactiviteiten en kapper-aan-huis   Indien dit wordt uitgeoefend in de woning, mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 45 m2 worden benut.
Indien dit wordt uitgeoefend in een bijgebouw, max maximaal 15 m2 van de vloeroppervlakte van dit bijgebouw hiervoor worden benut.  
Lesinstituten
 
Indien dit wordt uitgeoefend in de woning, mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 45 m2 worden benut.
Indien dit wordt uitgeoefend in een bijgebouw, max maximaal 15 m2 van de vloeroppervlakte van dit bijgebouw hiervoor worden benut.  

  • f. maximaal 200 m2 aan bedrijfsgebouwen mag ten behoeve van de nevenfuncties aanwezig zijn;
  • g. maximaal 400 m2 aan bedrijfsgebouwen mag ten behoeve van de nevenfuncties aanwezig zijn indien een groter oppervlak dan 200 m2 noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.

3.5.2 Oppervlakte nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 sub i teneinde het toelaatbare oppervlak voor bedrijfsgebouwen te verhogen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een groter oppervlak is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1 sub a t/m d;
  • c. het oppervlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de nevenactiviteiten mag in geen geval meer dan 400 m2 bedragen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden

4.1 Omschrijving


De voor 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grasland;
  • b. de uitoefening van een volledig en volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf; met dien verstande dat de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf dan wel intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • c. grondgebonden veehouderij;
  • d. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden in de vorm van openheid, graslandkarakter, slotenpatroon, verkavelingsstructuur en kleine landschapselementen;
  • e. kleinschalige natuurontwikkeling;


met de daarbij behorende

  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. ruwvoederteelt;
  • b. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en aanlegsteigers;
  • c. verblijfsrecreatie;
  • d. akker- en vollegrondstuinbouw
  • e. fruit-, sier- en bollenteelt;
  • f. bosbouw;
  • g. glastuinbouw en intensieve kwekerij;
  • h. ecologische verbindingszones;
  • i. grootschalige natuurontwikkeling;
  • j. de aanleg van verharde fietspaden;
  • k. de aanleg van overige verhardingen;
  • l. het dempen, graven, afdammen, vergoten of herprofileren van lengtesloten;
  • m. het ophogen van gronden met gebiedsvreemd materiaal en/of met meer dan 0,2 m ten opzichte van het maaiveld vóór ophoging.

4.4 Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van lengtesloten;
  • b. het ophogen van gronden met gebiedsvreemd materiaal en/of met meer dan 0,2 m ten opzichte van het maaiveld vóór ophoging;
  • c. de aanleg van verharde fietspaden;
  • d. de aanleg van verhardingen, anders dan bedoeld in lid 4.4.2 sub f en g.

4.4.2 toelaatbaar met omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen voor eigen gebruik;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren of afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • c. het ophogen van gronden anders dan bedoeld in lid 4.4.1 sub b;
  • d. het aanbrengen van opgaande beplanting;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • f. de aanleg van verharde wandelpaden;
  • g. de aanleg van kavelpaden/ontsluitingspaden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, alsmede ingrijpende werkzaamheden hieraan.

4.4.3 toelaatbaar

De volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zijn op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden' zonder meer toelaatbaar:

  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van breedtesloten.

4.4.4 uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.4.1 en 4.4.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. het verwijderen, kappen of rooien van bomen voorzover het bomen betreft die jonger zijn dan 15 jaar;
  • c. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van lengte- en breedtesloten, het ophogen van gronden of het aanleggen van ontsluitingen, voor zover dit noodzakelijk is voor het realiseren van de natuurdoelstelling, zoals die blijkt uit het herinrichtingsplan Amstelland, vastgelegd door Gedeputeerde Staten op 18 januari 1994.

4.4.5 voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.4.2 zijn slechts toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. middels een door aanvrager op te stellen (inrichtings)plan kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
    • 1. het belang dat met de ingreep is gediend;
    • 2. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals bedoeld in lid 4.1 en waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de externe werking van de Habitatrichtlijn;
  • b. waarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van onevenredige schade indien tenminste aan het volgende wordt voldaan:
    • 1. de werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.4.2 sub a (scheuren ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen):
      • vinden niet plaats tijdens het broedseizoen (van 1 maart tot 15 juni);
      • ten opzichte van sloten worden teeltvrije zones aangehouden met een breedte van ten minste 1 m vanaf de slootkant;
    • 2. de werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.4.2 sub b en h (uitvoeren van grondwerkzaamheden; het aanbrengen van ingrijpende werkzamheden aan leidingen):
      • vinden niet plaats tijdens het broedseizoen (van 1 maart tot 15 juni).

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Omschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' een groothandel in overige producten behorende tot categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nutsvoorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een opslagbedrijf behorende tot categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf/loonbedrijf' een aannemersbedrijf in combinatie met een agrarisch loonbedrijf behorende tot categorie 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats' een timmerwerkplaats behorende tot de categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;


met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' geldt het aangeduide oppervlak (m²) als maximaal te bebouwen oppervlakte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouw- en goothoogte' geldt de aangeduide hoogte als maximale bouw- en goothoogte;
  • d. per bedrijf is één bedrijfswoning binnen een bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal bedrijfswoningen ten behoeve van de bedrijfsvoering is toegestaan;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ inclusief uitbouwen.

5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 5.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 5.1 genoemd, met dien verstande dat geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;


 

Artikel 6 Groen

6.1 Omschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting;
  • b. bermen en bermsloten ten dienste van de bestemming;
  • c. overige groenvoorzieningen;

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.


Artikel 7 Horeca

7.1 Omschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een café-restaurant;


met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. in het bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan waarvan de inhoud maximaal 750 m3 mag bedragen inclusief uitbouwen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' geldt het aangeduide oppervlak (m²) als maximaal te bebouwen oppervlak.

7.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Omschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verenigingsgebouw;


met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen.


8.2 Bouwregels
8.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 6 meter, indien de bestaande goot- en bouwhoogte hoger zijn geldt de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;

8.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 9 Natuur

9.1 Omschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de gronden;
  • b. dijklichamen met grasbegroeiing en waardevolle houtopstanden;
  • c. oevers met natuurwaarden;


met daaraan ondergeschikt:

  • d. recreatief en educatief medegebruik;
  • e. onverharde wegen en paden;
  • f. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen steigers zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 bijbehorend bouwwerk bij woonschip

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 voor het toestaan van een bijbehorend bouwwerk bij een woonschip, met dien verstande dat:

  • a. de aanwezige natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk maximaal 10 m² en de bouwhoogte 3 m mag bedragen;
  • c. de afstand van het bijbehorende bouwwerk tot de kant van de weg minimaal 3 m bedraagt;
  • d. de afstand van het bijbehorende bouwwerk tot het woonschip maximaal 5 m mag bedragen;
  • e. niet reeds buiten deze bestemming een bijbehorend bouwwerk voor het woonschip aanwezig is;

9.3.2 steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 voor het toestaan van steigers, met dien verstande dat:

  • a. de aanwezige natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. steigers uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van woningen die aan de overzijde van de weg zijn gelegen;
  • c. per woning maximaal 1 steiger is toegestaan;
  • d. de steiger evenwijdig aan de oever wordt gebouwd;
  • e. de lengte en breedte van de steiger maximaal 6 x 1,2 m bedragen;
  • f. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan het peil;
  • g. de steiger de oeverlijn maximaal 0,5 m overschrijdt.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het dempen, graven, afdammen, vergoten of herprofileren van lengtesloten;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergoten of herprofileren van breedtesloten;
  • c. het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen voor eigen gebruik;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren of afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • e. het ophogen van gronden met gebiedsvreemd materiaal en/of met meer dan 0,2 m ten opzichte van het maaiveld vóór ophoging;
  • f. de aanleg van verharde wegen en fietspaden;
  • g. de aanleg van kavelpaden/ ontsluitingspaden;
  • h. de aanleg van overige verhardingen.

9.5 Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden', de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van lengtesloten;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van breedtesloten;
  • c. het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen voor eigen gebruik;
  • d. het ophogen van gronden met gebiedsvreemd materiaal en/of met meer dan 0,2 m ten opzichte van het maaiveld vóór ophoging;
  • e. het ophogen van gronden anders dan bedoeld in sub d;
  • f. de aanleg van verharde wandelpaden;
  • g. de aanleg van verharde fietspaden;
  • h. de aanleg van kavelpaden/ontsluitingspaden;
  • i. de aanleg van verhardingen, anders dan bedoeld in sub f t/m h.

9.5.2 toelaatbaar met omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren of afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, alsmede ingrijpende werkzaamheden hieraan.

9.5.3 toelaatbaar

De volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zijn op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden' zonder meer toelaatbaar:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

9.5.4 uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.5.1 en 9.5.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van lengte- en breedtesloten, het ophogen van gronden of het aanleggen van ontsluitingen, voor zover dit noodzakelijk is voor het realiseren van de natuurdoelstelling, zoals die blijkt uit het herinrichtingsplan Amstelland, vastgelegd door Gedeputeerde Staten op 18 januari 1994.

9.5.5 voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.5.2 zijn slechts toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. middels een door aanvrager op te stellen (inrichtings)plan kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
    • 1. het belang dat met de ingreep is gediend;
    • 2. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals bedoeld in lid 9.1 en waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de externe werking van de Habitatrichtlijn;
  • b. waarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van onevenredige schade indien tenminste aan het volgende wordt voldaan:
    • 1. de werken en werkzaamheden als bedoeld in 9.5.2 sub a en c (uitvoeren van grondwerkzaamheden; het aanbrengen van ingrijpende werkzamheden aan leidingen):
      • vinden niet plaats tijdens het broedseizoen (van 1 maart tot 15 juni).

Artikel 10 Natuur - Dagrecreatie

10.1 Omschrijving

De voor 'Natuur - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de gronden;
  • b. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. recreatieve onderkomens;
  • d. volkstuinen;

Met daaraan ondergeschikt:

  • e. onverharde wegen en paden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van recreatieve onderkomens;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' geldt het aangeduide oppervlak (m²) als maximaal te bebouwen oppervlak;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

10.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het dempen, graven, afdammen, vergoten of herprofileren van lengtesloten;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergoten of herprofileren van breedtesloten;
  • c. het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen voor eigen gebruik;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren of afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • e. het ophogen van gronden met gebiedsvreemd materiaal en/of met meer dan 0,2 m ten opzichte van het maaiveld vóór ophoging;
  • f. de aanleg van verharde wegen en fietspaden;
  • g. de aanleg van overige verhardingen;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning van voorzieningen als bedoeld in 10.1.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 algemeen

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur - Dagrecreatie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. de aanleg van verharde wandelpaden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, alsmede ingrijpende werkzaamheden hieraan.

10.4.2 uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

10.4.3 voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. middels een door aanvrager op te stellen (inrichtings)plan kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, waarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van onevenredige schade indien tenminste aan het volgende wordt voldaan:
    • 1. de werken en werkzaamheden als bedoeld in 10.4.1 vinden niet plaats tijdens het broedseizoen (van 1 maart tot 15 juni);
    • 2. ten opzichte van sloten worden teeltvrije zones aangehouden met een breedte van ten minste 1 m vanaf de slootkant.


 

Artikel 11 Tuin

11.1 Omschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;


met daaraan ondergeschikt:

  • b. water, behorende bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

Artikel 12 Verkeer

12.1 Omschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. kunstwerken;'
  • g. voorzieningen voor vaarwegverkeer;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. waterlopen;
  • j. oeververbindingen (bruggen).

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen en steigers is niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag maximaal 18 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10 m bedragen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 onder a voor het bouwen van een steiger, met dien verstande dat:

  • a. steigers uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van woningen die aan de overzijde van de weg zijn gelegen;
  • b. per woning maximaal 1 steiger is toegestaan;
  • c. de steiger evenwijdig aan de oever wordt gebouwd;
  • d. per bouwvlak slechts 1 steiger is toegestaan;
  • e. de lengte en breedte van de steiger maximaal 6 x 1,2 m mag bedragen;
  • f. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan het peil;
  • g. de steiger de oeverlijn maximaal 0,5 m mag overschrijden.


Artikel 13 Water

13.1 Omschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' een gemaal;
  • i. voorzieningen voor scheepvaartgeleiding.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' mag de bouwhoogte maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde als bedoeld in 13.1 onder c en i, mag maximaal 2,5 m bedragen.


Artikel 14 Wonen

14.1 Omschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor de bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'museum' een museum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend voor gebouwen voor opslag;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vergaderaccommodatie' een conferentie- en vergaderaccommodatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' één woonschip;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kleinschalige horeca', tevens voor kleinschalige horeca waarbij de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het oppervlak voor woonruimte;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', tevens voor stille opslag;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. wegen en paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels.

  • a. per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • b. het bebouwde oppervlakte per bouwperceel mag maximaal 50% bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouw- en goothoogte' geldt de aangeduide hoogte als maximale bouw- en goothoogte;
  • d. de inhoud van een woning inclusief uitbouwen mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • e. de voorgevel van een woning is georiënteerd op de dijk;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' gelden een maximale goot- en bouwhoogte van 5 m respectievelijk 9 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is één woonschip toegestaan met een maximale oppervlakte van 100 m² en een maximale bouwhoogte van 3,5 m vanaf de waterlijn;
  • h. de inhoud van bestaande woningen mag maximaal met 30% worden vergroot, waarbij het bepaalde onder d van toepassing is.

14.2.2 bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal
    40 m² bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 685 m2 bedragen;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m respectievelijk 6 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' is per woonschip één bijbehorend bouwwerk toegestaan, tenzij reeds buiten deze aanduiding een bijbehorend bouwwerk voor het woonschip aanwezig is;
  • e. de afstand van bijbehorende bouwwerken bij woonschepen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 3 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding' vergaderaccommodatie' geldt in afwijking van het bepaalde in 14.2 onder a, dat het bebouwde oppervlak aan bijbehorende bouwwerken maximaal 750 m² mag bedragen.

14.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 14.2.1 onder h voor het vergroten van de inhoud van een woning met meer dan 30%, met dien verstande dat:
    • 1. het bepaalde in 14.2.1 onder d van toepassing is;
    • 2. het karakter van de woning niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. 14.2.2 onder a voor het vergroten van het oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een woning tot maximaal 60 m², met dien verstande dat dit bijbehorend bouwwerk wordt opgericht ten behoeve van landschapsbeheer.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 beroep aan huis

Aan huis gebonden beroepen zijn uitsluitend toelaatbaar onder de volgende voorwaarden:

  • a. indien het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de woning, mag ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning worden gebruikt met een maximum van 45 m²;
  • b. indien het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in een bijbehorend bouwwerk, mag ten hoogste 15 m² van de vloeroppervlakte van dit bijbehorend bouwwerk hiervoor worden gebruikt.

14.4.2 strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. recreatief nachtverblijf.

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Omschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde
    ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

15.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de onder 15.1 genoemde omschrijving.
  • b. De inhoud van gebouwen mag maximaal 50 m3 bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toestaan ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 algemeen

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

15.4.2 uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

15.4.3 voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 16 Leiding - Water

16.1 Omschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

16.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de onder 16.1 genoemde omschrijving.
  • b. De inhoud van gebouwen mag maximaal 50m3 bedragen.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen toestaan ten dienste van de andere voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 algemeen

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

16.4.2 uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

16.4.3 voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.


 

Artikel 17 Waarde - Archeologie

17.1 Omschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

17.2 Bouwregels
17.2.1 omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

17.2.2 voorwaarden

Indien uit het in 17.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 algemeen

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m bij wijze van woelen, mengen,
    diepploegen, egaliseren of afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het in de grond brengen van constructies, installaties of apparatuur ten behoeve van bovengrondse leidingen;
  • e. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

17.3.2 uitzonderingen

Het in 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

17.3.3 voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien is gebleken dat de in 17.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 17.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten
      in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de uit te voeren werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer dan 30 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden
    aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.


 

Artikel 18 Waarde - Natuur

18.1 Omschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de gronden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

18.2 Bouwregels

Op de in 18.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. intensieve veehouderij;
  • b. ruwvoederteelt;
  • c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en aanlegsteigers;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. fruit-, sier- en bollenteelt;
  • f. bosbouw;
  • g. wandel- en fietspaden;

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien deze wijziging noodzakelijk is op basis van het definitieve Plan van Toedeling in het Landinrichtingsplan.


 

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Omschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

19.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mag worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de waterkering.
  • b. Voor het bouwen ten behoeve de overige bestemmingen geldt dat dit;
    • 1. geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
    • 2. niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterkering;
    • 3. geen negatieve invloed heeft op de bestaande waterkering;
    • 4. alleen is toegestaan na overleg met de beheerder van de waterkering.

 


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


 

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.1.1 verbod

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

21.1.2 uitzondering

Het in lid 21.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
  • b. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  • c. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend;
  • d. ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

21.1.3 voorwaarden

De vergunning kan worden verleend indien:

  • a. met de sloopactiviteiten de beeldbepalende c.q. kenmerkende elementen van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord;
  • b. omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend voor:
    • 1. een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk of;
    • 2. voor het verbouwen van het bouwwerk.

21.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

21.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
21.3.1 maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

21.3.2 minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

21.3.3 heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 21.3.1 en 21.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

21.4 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geen gebouwen zijnde op te richten in de vorm van reclameborden, neonreclame of lichtbakken.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van bagger, grond en grondspecie;
  • b. opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer en verblijfsmiddelen;
  • d. het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
  • e. het (laten) landen of opstijgen van ultralightvliegtuigen;
  • f. kampeerterreinen;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. speelautomatenhallen;
  • i. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de
    Opiumwet;
  • j. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.


Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 Aardkundig waardevol gebied

De voor 'aardkundig waardevol gebied' aangeduide gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de aardkundige waarden van het landschap, zoals duinen en strandwallen. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied ' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het
    aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 2. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en scheuren van grasland;
  • 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • 4. het aanbrengen of aanleggen van overbeschoeiingen;
  • 5. het vellen of rooien van houtgewas, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaande bodemgebruik. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het houtgewas als bedoeld in de Boswet;
  • 6. het beplanten van gronden met bomen, die ten tijde van het van kracht worden van dit plan niet met bomen beplant zijn;
  • 7. het graven van sloten of vijvers, alsmede het graven of vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen.

  • b. uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 25.1.1 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • 1. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • 2. die zijn gericht op het behoud en / of herstel ten behoeve van de voor het aardkundig waardevol gebied van belang zijnde waarden;
  • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


c. voorwaarden

Een omgevingsvergunning ten behoeve van werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.1.1 is slechts toelaatbaar, indien de gevolgen daarvan, het zij direct, hetzij indirect de aardkundige waarden niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind.

23.2 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn geen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijden toegestaan, die hoger zijn dan 45 m ten opzichte van de referentiehoogte -4.00 meter N.A.P.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

24.1 Afwijken maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10% en met dien verstande dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

24.2 Toestaan extra woning in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 3.2 onder b, 5.2 onder b en 14.2 onder a, voor het toestaan van één extra woning in rijksmonumenten of op de verbeelding als zodanig aangegeven karakteristieke gebouwen die hoofdgebouwen of voormalige bedrijfsruimten zijn, met dien verstande dat:

  • a. woningen in voormalige bedrijfsruimten slechts toelaatbaar zijn voor zover deze in ruimtelijk opzicht onderdeel van hoofdgebouwen uitmaken en niet uitsluitend door uitbouwen aan het hoofdgebouw verbonden zijn;
  • b. wordt bijgedragen aan het behoud en/of herstel van deze gebouwen;
  • c. bij de woning één bijbehorend bouwwerk is toegestaan, waarbij het bepaalde in 14.2 onder f van toepassing is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken
25.1.1 algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.1.2 afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 25.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 25.1.1 met maximaal 10%.

25.1.3 uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 28.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik
25.2.1 algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.2.2 wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.2.3 verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 25.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.2.4 uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 25.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Ronde Hoep'.