Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kom, Wijzigingsplan Kerkstraat 38
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0431.WP8561110000-0401
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan “Kom, Wijzigingsplan Kerkstraat 38” van de gemeente Oostzaan.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0431.WP8561110000-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw doordat het in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdmassa.
 
1.4 aan huis verbonden beroep of bedrijf
administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, vastgesteld-technische of hiermee gelijk te stellen beroepen of bedrijven, alsmede het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van de woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de hoofdfunctie wonen als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.
 
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.6 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
 
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
 
1.8 bed and breakfast
een faciliteit waarbij in een huiselijke sfeer tegen betaling overnachting en ontbijt kan worden verkregen, in een omvang die overeenkomt met aan huis verbonden beroepen en waarbij geen zelfstandige keukenfaciliteiten ter beschikking staan aan de tijdelijke bewoners.
 
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.10 bijgebouw
een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
 
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.12 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
 
1.13 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.14 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
 
1.15 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.16 eigen terrein als bedoeld in de regeling voor parkeren
het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen.
 
1.17 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.18 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.19 kampeermiddel
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik.
 
1.20 meergezinshuis
een gebouw, dat twee of meer boven (of nagenoeg boven) elkaar gelegen zelfstandige woningen omvat.
 
1.21 opslag
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.
 
1.22 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
 
1.23 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.24 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een vertrek is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw doordat het in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdmassa.
 
1.25 voldoende parkeergelegenheid
Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de gemiddelde parkeernormering zoals opgenomen in de rij ‘weinig stedelijk’, aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in CROW publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren’. Op het moment dat de CROW een opvolger van de hiervoor genoemde publicatie publiceert, wordt deze ‘opvolger’ gehanteerd voor het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
 
1.26 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen. Woningen kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
  1. aaneengesloten, minimaal drie woningen aaneengebouwd;
  2. twee-aaneen, twee woningen aaneengebouwd;
  3. vrijstaand, één losstaande woning;
  4. gestapeld, een woning die onderdeel uitmaakt van een meergezinshuis.
 
1.27 woonwagen
een ongemotoriseerd voertuig dat voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning wordt gebezigd of daartoe is bestemd, met dien verstande dat een woonwagen niet ophoudt dit te zijn, indien aan of bij de woonwagen voorzieningen worden getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden voortbewogen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 lengte, breedte en diepte van gebouwen
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren.
 
2.2 lengte, breedte en diepte van andere bouwwerken
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten.
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de horizontale snijlijn van het dakvlak met de daaronder gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren .
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.5 de hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het horizontale vlak.
 
2.7 oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde
de verticale projectie van alle delen van die werken binnen de omtrekslijn.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Tuin
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor parkeren en een ontsluitingsweg ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
 
3.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in 3.1 genoemde doeleinden mogen geen gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen - Twee aaneengesloten” aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep (waaronder begrepen bed and breakfast), tuinen en erven, alsmede voor parkeren.
 
4.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in 4.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in artikel 4.2.1 t/m 4.2.3 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd, één en ander met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - onderhoudsstrook” waar geen gebouwen, andere bouwwerken en andere werken mogen worden gerealiseerd.
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een aaneengesloten woning binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  3. de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9,00 meter.
 
4.2.2 Aan-, uit- en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de goothoogte en hoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van de woning, met een maximum van 4,00 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van aan- en uitbouwen ten hoogste 4,50 meter bedragen, met dien verstande dat:
    1. de afdekking plaatsvindt door middel van een hellend dak;
    2. de dakhelling en -richting gelijk is aan die van het hoofdgebouw;
    3. de goothoogte niet hoger is dan 3,00 meter;
  3. de diepte van aan- en uitbouwen mag, gemeten uit de gevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  4. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  5. de hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
  6. het gezamenlijk grondoppervlak van aan- uit en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 30% van het erf van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 40 m2.
 
4.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat de hoogte maximaal 3,00 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen die tot een hoogte van maximaal 2,00 meter mogen worden opgericht en vlaggenmasten die tot een hoogte van maximaal 6,00 meter mogen worden opgericht.
 
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een goede woonsituatie;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de bebouwing, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
 
Artikel 5 Wonen - Vrijstaand
 
Voor de gronden die zijn bestemd als “Wonen - Vrijstaand” gelden de regels van het “Bestemmingsplan Kom”, dat wordt gevormd door de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.04310000Kom-0501 met de bijbehorende regels en bijlagen.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
Tenzij op de verbeelding of elders in de regels anders wordt bepaald, mogen de op de verbeelding of in de regels aangegeven bouwgrenzen worden overschreden door:
  1. plinten, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;
  2. erkers, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;
  3. luifels en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
 
7.2 Nadere eisen
Ten behoeve van de in artikel 7.1, onder b genoemde erkers kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen aan de vormgeving van de erkers ten behoeve van de privacy van aanwonenden.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Verboden gebruik
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken, in gebruik te nemen of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze, die strijdig is met het in dit plan bepaalde, nadat de bij het plan aangegeven bestemming is verwezenlijkt.
 
8.1.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte voer-, vaar- of vliegtuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen, één en ander met uitzondering van opslag, die als normaal bestanddeel van gebruik ingevolge de bestemming van de betrokken gronden is aan te merken;
  2. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, één en ander met uitzondering van plaatsing, die als normaal bestanddeel van gebruik ingevolge de bestemming van de betrokken gronden is aan te merken;
  3. het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken voor doeleinden van detailhandel;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  5. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
 
8.2 Parkeren
 
8.2.1 Parkeerregeling bouwen
  1. Een bouwwerk, uit het gebruik waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid voortvloeit, mag niet worden gebouwd of verbouwd, indien op het bijbehorende bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  2. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormering de van toepassing zijnde gebiedstypering volgens de volgende gehanteerde aanduidingen ('overig centrum', 'overig schil centrum', 'rest bebouwde kom', 'buitengebied') op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het voorgenomen gebruik van het betreffende bouwwerk.
 
8.2.2 Minder dan voldoende parkeergelegenheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 sub a en sub b en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
  1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
  2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Meetverschillen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, voor zover dit, ten gevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 5,00 meter mogen bedragen.
 
9.2 10%-regeling
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen uit het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.
 
9.3 Woningvergroting
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen uit het plan ten behoeve van de uitbreiding van, of een bijgebouw bij, een woning, mits:
  1. het aantal woningen gelijk blijft;
  2. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitende terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte, die op grond van bepalingen elders in de regels van dit bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt, met meer dan 50% wordt overschreden.
 
9.4 Nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen uit het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte, oppervlakte en inhoud van respectievelijk 5 meter, 25 m2 en 75 m3.
  
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Kom, Wijzigingsplan Kerkstraat 38”.